Zeedijk
-
Zeedijk 5
- Naam: Klein Zwitserland
- Datering: 1942
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Wederopbouwarchitectuur
- Architect: van Walraven
- Postcode: 3329LC
Algemene beschrijving
Vrijstaande woning 'Klein Zwitserland' met waterput gebouwd in 1942 onderaan de dijk ter vervanging van de hoeve die tegen de dijk aan was gebouwd. De latere aanbouw tegen de oostgevel en de vrijstaande schuur vallen niet onder de bescherming. De perceelvorm (18e eeuw) met sloot aan de achterzijde valt wel onder de bescherming.
Historie gebied
De Zeedijk vormt de begrenzing van een van de oudere polders van het Eiland van Dordrecht: de Alloijzen- of Bovenpolder. De bedijking kwam in 1652 gereed, zeven jaar eerder dan de Wieldrechtse Zeedijk. De waterkering aan de westzijde vormde de Schenkeldijk. Op oude kaarten is goed te zien dat vóór de indijking van de Alloijzenpolder aan de oostzijde al kleinere polders aanwezig waren. De polder kreeg veel overstromingen te verduren, nog zichtbaar in het landschap door enkele dijkdoorbraken. Nabij Zeedijk 8 en 10 maakt de dijk twee slingers om de wielen die ontstonden na de doorbraak in 1682. Meer richting oosten zijn (restanten van) twee wielen zichtbaar ter hoogte van de Heerenweg (1715) en nabij Zeedijk 14 (1717). Na deze laatste overstroming besloten de polders zich te verenigen onder het waterschap de Vierpolders waarin Het Oudeland van Dubbeldam, de Zuidpolder, de Noord-of Merwedepolder en de Alloijzenpolder vertegenwoordigd waren. Deze polders vielen samen onder het ambacht van Dubbeldam, dat in de 19e eeuw een zelfstandige gemeente zou worden. Vanaf 1970 werd het hele gebied dat tot Dubbeldam behoorde onderdeel van de gemeente Dordrecht.
Het buitendijkse, moerasachtige gebied was een belangrijke bron van inkomsten door de teelt van biezen, riet en griendhout, de visserij en de eendenkooikerij. Door het 'opcomen van de gronden' verplaatsten deze activiteiten zich telkens steeds meer zuidwaarts. Zo werden ten zuiden van de Zeedijk de Hanias Polder in 1758 en de Zuidbuitenpolder in 1777 ingedijkt.
De bebouwing langs de huidige Zeedijk is schaars en varieert van dijkhoeves tot arbeiderswoningen. Het meest oostelijke deel staat bekend als de Kop van 't Land, dat met de omringende bebouwing een buurtschap vormt. In 1931 werd hier het veer naar Werkendam gerealiseerd inclusief twee kapiteinswoningen tussen de 19e-eeuwse arbeiderswoningen aan de dijk. Voor een betere ontsluiting naar Dordrecht werd in 1931-1938 de Provincialeweg dwars door de polder heen aangelegd. Van de oude Heerenweg, al aanwezig na de inpoldering in 1652, is daardoor alleen een restant over tussen de Provincialeweg en de Zeedijk.
Ligging
De woning ligt iets ten westen van de Elzelingenweg aan de zuidzijde van de Zeedijk op een perceel dat door een sloot gescheiden wordt van de Zuidbuitenpolder. De woning staat onderaan de dijk, op het niveau van de Zuidbuitenpolder en wordt door een afrit, evenwijdig aan de dijk, ontsloten.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder zadeldak. De nok van het dak is evenwijdig aan de dijk.
Bouwgeschiedenis
Op het perceel stond oorspronkelijk een hoeve, tegen de dijk aan gebouwd. Op de oudste kaarten, waarop Zeedijk 3 en Zeedijk 11 aan de buitenzijde van de dijk al aangegeven staan, is hier nog geen bebouwing te zien. Vermoedelijk was vóór de inpoldering van de Zuidbuitenpolder (1777) hier al bebouwing gerealiseerd, gezien de opmerkelijke vorm van het perceel waarop voorheen op verhoogd terrein de oude hoeve was gebouwd. Op de kadastrale kaart van 1832 zijn de contouren van een grote hoeve met bijgebouwen zichtbaar.
In 1923 werd een deel van de hoeve verbouwd tot uitspanning met speeltuin. Het geheel kreeg de naam 'Klein Zwitserland'. Tijdens de inpoldering van de Biesbosch werd ook de schuur bestemd tot 'logement voor Biesboschwerkers'. Op 10 mei 1940 is de gehele hoeve afgebrand. Op deze eerste dag van de Tweede Wereldoorlog landden honderden Duitse parachutisten rond de Zeedijk, Schenkeldijk en Zuidendijk.
In opdracht van Bouwbureau Dordrecht (als gemachtigde van de wederopbouw) werd een nieuwe woning gebouwd naar ontwerp van A. van Walraven, gemeente-architect van Dubbeldam. Hij was betrokken bij meer wederopbouwprojecten in de directe omgeving, waaronder de schuur van de hoeve Luctor et Emergo, Noorderelsweg 3 in de Polder de Biesbosch (1942) en Zeedijk 13 (1952). Op het Eiland van Dordrecht heeft hij een groot aantal wederopbouw boerderijen ontworpen, waarvan enkele nog bestaan. De woning werd gebouwd in de Delftse Schoolstijl, een traditionele en sobere baksteenarchitectuur die kenmerkend is voor de wederopbouw.
Beschrijving exterieur
De gevels zijn gemetseld in halfsteens verband, om de drie lagen afgewisseld met een laag in strek en kop. De kopgevels zijn uitgevoerd als tuitgevels met schouderstukken ondersteund door getand metselwerk. De vensters bestaan uit houten kozijnen, op de begane grond voorzien van ramen door roeden verdeeld. De kozijnen zijn deels origineel, maar alle originele ramen zijn vervangen door ramen voorzien van dubbel glas. Aan de bovenzijde van de vensteropeningen is een rollaag aangebracht. De onderdorpels zijn uitgevoerd met keramische raamdorpels. De grote vensters aan voor- en achterzijde en de westgevel zijn voorzien van luiken die in twee panelen verdeeld zijn volgens bouwtekening. De luiken zijn ooit vernieuwd. Op de nok van het dak staan twee gemetselde schoorstenen. Het dak heeft een dakbedekking in recent aangebrachte rode, Hollandse pannen en is voorzien van een omtimmerde goot, rustend op houten klossen. Aan de achterzijde bevindt zich een dakkapel die een kleinere dakkapel heeft vervangen.
De voorgevel (noord) heeft links een klein getoogd venster met een roede in het midden. Aan deze zijde was voorheen de 'boenloods'. Rechts bevindt zich de entree met aan weerszijden een venster. Boven de voordeur bevindt zich een origineel bovenraam, voorzien van twee schuine roedes. Het venster aan de rechterzijde is later vergroot dat zichtbaar is door de nog aanwezige smalle rollaag van het oude venster. Bij de ramen in de oost- en westgevel op de verdieping zijn recent raamluiken aangebracht.
De linkerzijgevel (oost) is deels aan het zicht onttrokken door een kleine aanbouw. Deze aanbouw betreft een klompenhok, dat vermoedelijk een ouder exemplaar heeft vervangen. De aanbouw heeft geen monumentale waarde. Achter het klompenhok geeft een tweede, gemoderniseerde buitendeur toegang tot de woning. In de top van de gevel bevindt zich een venster met gemoderniseerd raam. Aan weerszijden en op het niveau van de verdiepingsvloer bevinden zich zwart geschilderde muurankers. De rechterzijgevel (west) is voorzien van een identiek venster met modern raam en muurankers. Op begane grond niveau bevindt zich een venster met luiken.
De achtergevel (zuid) bestaat uit twee grote vensters voorzien van schuiframen en luiken. Rechts bevinden zich twee kleine vensters, waarvan het meest rechtse later is aangebracht.
Beschrijving interieur
De indeling van de woning is vrijwel ongewijzigd. De entree aan de voorzijde ontsluit een hal met de originele houten trap naar de zolder. Aan beide zijden van de hal bevindt zich een kamer. In beide kamers is een eenvoudige, rechthoekige, betegelde schoorsteenmantel aanwezig. De tegels zijn geel geglazuurd (linkerkamer) en beige gevlekt (rechterkamer). De kachels zijn van elders afkomstig en functioneren niet. De voormalige boenloods naast de linkerkamer is later ingericht tot keuken. De zolderverdieping bestaat uit een grote overloop met aan weerszijden een kamer. De zolder is later geïsoleerd en afgetimmerd. Originele deurposten en houten paneeldeuren zijn door het hele huis nog aanwezig.
Beschrijving perceel
De woning staat op een perceel dat van oudsher is afgebakend door een sloot die het terrein aan drie zijden omsluit. Deze perceelgrens heeft monumentale waarde en is, net als de oude dijkdoorbraken, een uitzondering in het lineaire karakter van de dijksloot. Ten oosten van de woning staat een gemetselde put uit de bouwtijd (1942). De schuur op het terrein is later gebouwd ter vervanging van twee kleinere schuren. De inrichting van het terrein en de schuur hebben geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De woning en de oude perceelgrens hebben cultuurhistorische waarde als herinnering aan de hoeve en latere uitspanning 'Klein Zwitserland'. De woning heeft cultuurhistorische waarde als herinnering aan de landingen van de Duitsers en de gevechten rond de Zeedijk tijdens de eerste meidagen van de Tweede wereldoorlog, waarbij de hoeve geheel afbrandde. Als wederopbouwobject is de woning van belang als representant van de georganiseerde opbouw van de door oorlogsschade verwoeste panden. Overheid en gemeente speelden hierin een sturende rol.
Architectonische waarde
De woning en de gemetselde put zijn van architectuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van tijdens de wederopbouw gerealiseerde objecten. De sobere en traditionele baksteenarchitectuur, bekend als de Delftse Schoolstijl, is kenmerkend voor deze periode. Onder andere het metselwerk, de tuitgevels met schouderstukken en de vensters met luiken zijn karakteristiek en herkenbaar. Van het interieur zijn onder andere de onderdelen die uit de bouwtijd dateren van belang, waaronder de originele indeling, de houten paneeldeuren, de betegelde schoorsteenmantels en de trap. De woning is tevens van belang in het oeuvre van de gemeente-architect van Dubbeldam, A. van Walraven.
Situering
Het perceel van Zeedijk 5 ligt ten zuiden van de Zeedijk, ten westen van de Van Elzelingenweg. De woning, ontsloten door een afrit evenwijdig aan de dijk, is gebouwd op het niveau van de aangrenzende Zuidbuitenpolder. Het perceel heeft landschappelijke waarde door de oude perceelgrens, die in de vorm van een sloot het terrein vanaf de dijk aan drie zijden omsluit. Op de lange Zeedijk is deze afbakening, evenals de nog herkenbare dijkdoorbraken, een uitzondering op het lineaire karakter van de dijksloot. De put op het perceel dateert uit de bouwtijd en maakt deel uit van de bescherming. De woning heeft landschappelijke waarde als vrijstaand object op de hoek van de Zeedijk en de Van Elzelingenweg. De woning heeft ensemblewaarde in relatie tot de in dezelfde periode gerealiseerde bebouwing aan de overzijde, de arbeiderswoningen Zeedijk 6 en 8, en vanwege de relatie met het polderlandschap.
Gaafheid
De woning is van belang door de redelijk oorspronkelijke staat van de gevels, de bouwmassa en de indeling van het interieur. Moderniseringen, waaronder de vernieuwde dakbedekking, de gemoderniseerde ramen, het vergrote venster aan de voorzijde, de aanbouw en de dakkapel, hebben de beeldkwaliteit enigszins aangetast.
Publicaties
- R. Haan. De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk. Dordrecht 2006.
- A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.
Bijlage
-
9123505.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Zeedijk 10
- Naam: Alloysehoeve
- Datering: XVIII
- Oorspronkelijke functie: Boerderij
- Postcode: 3329LC
Objectomschrijving
Boerderij van het type T-boerderij (hallehuis met dwars geplaatst woonhuis) Gebouwd vermoedelijk in de achttiende eeuw. Gesitueerd naar de richting van de verkaveling, met het woonhuis in het dijklichaam en het bedrijfsgedeelte aan de voet van de dijk.
Algemene omschrijving
Exterieur
De gevels zijn opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband.
De voorgevel is symmetrisch van opzet met in de as de entree. Binnen een omlijsting van vlakke pilasters en een kroonlijst bevindt zich een kozijn met tweelicht-bovenraam en een paneeldeur. Aan weerszijden hiervan bevinden zich twee vensteropeningen, die met luiken afsluitbaar zijn. De vensteropeningen bevatten twaalfruits schuifvensters. Een secundaire bakgoot vormt de overgang naar het tussen de hoger opgetrokken zij(tuit-)gevels ingeklemde zadeldak, dat gedekt is met golfplaten.
De linker zijgevel van het woonhuis is geheel nieuw opgetrokken en bezit twee vensteropeningen met vijftienruits ramen, waarvan de opening met luiken afsluitbaar is en in de top een klein raam. De rechter zijgevel bezit op meerdere niveaus in totaal vier kleine vensteropeningen, die afsluitbaar zijn met een luik.
Het bedrijfsgedeelte, dat haaks op het woongedeelte is gesitueerd, ligt met de nok iets rechts van het midden van het woongedeelte.
De linker zijgevel ligt in een lijn met die van het woongedeelte. Direct aansluitend aan het woongedeelte is de gevel voorzien van een houten bekleding. Het resterende deel bezit een regelmatige verdeling van negenruits stalen stalramen en enige strokendeuren.
De rechter zijgevel is uitgebouwd met een afhang, waarvan de gevel vrijwel gelijk is aan de linker zijgevel. Direct aansluitend aan het woonhuis zijn het dak en de voorgevel verhoogd om aan te sluiten op een hoge inrijdeur.
De achtergevel is voor wat betreft de afhang in baksteen opgetrokken. Voor het overige is de gevel bekleed met geteerde gepotdekselde delen. Direct naast de afhang zijn de dubbele houten inrijdeuren gesitueerd.
Het zadeldak met wolfseind aan de achterzijde is gedekt met golfplaten.
Interieur
Op verzoek van de bewoner is het interieur niet bezocht.
Waardering
De boerderij is van monumentaal belang vanwege de relatief gaaf bewaard gebleven oorspronkelijke opzet en de zeer markante ligging, mede in relatie tot de naastgelegen wiel.
Publicaties
- Cees Esseboom, De typhoon van luitenant H.Y. Lao getraceerd, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2009.
- A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.
- Klaas van der Knijff, De Alloysehoeve en zijn bewoners, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2015.
- Deborah Paalman, Boerenbestaan op de Alloysehoeve: Polderproducten met smaak, DiEP Magazine nr.4 2006.
Bijlage
-
9121667.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Zeedijk 10 (wiel)
- Oorspronkelijke functie: Wiel
Objectomschrijving
Wiel, restanten van een dijkdoorbraak.
Algemene omschrijving
Landschappelijk element ontstaan door een dijkdoorbraak. Afleesbaar in het landschap door een bochtig verloop van de dijk in de richting van het buitendijks gebied en een waterplas aan de binnendijkse zijde.
De waterplas manifesteert zich als een onregelmatig verlopende ellips, die vrij diep de polder inloopt. De waterpartij is enigszins verland en vormt onderdeel van het slotenstelsel.
De boombeplanting langs de dijk is doorgezet in de bocht van de weg tot net voorbij de wiel.
Waardering
De wiel is van monumentale waarde als landschappelijk element verwijzend naar de wordingsgeschiedenis van het poldergebied.
Bijlage
-
9121666.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Zeedijk 13 (GSP 1)
- Naam: Groepsschuilplaats
- Datering: 1940
- Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
- Bouwstijl: Functionalisme
Algemene beschrijving
Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.
Historie landsverdediging Nederland
Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.
Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.
Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.
Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.
Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht
Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.
Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.
Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.
Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.
De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.
Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.
Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken
Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.
Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.
De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.
In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).
Typen versterkingen
In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.
Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.
Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.
Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)
Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.
Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.
Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.
De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.
Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)
Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.
Groepsschuilplaatsen (1939-1940)
Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.
Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.
De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.
Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)
De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.
Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.
Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.
- Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
- Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
- Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur
De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.
Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.
De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.
De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.
In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940
De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.
De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.
De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.
Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.
De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).
De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.
De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.
De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.
Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.
De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.
Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.
De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).
Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.
De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.
Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.
Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.
De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.
Architectonische waarde
De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.
Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.
Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.
Situering
Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:
- langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
- bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
- bij sluizen/duikers en langs killen
- bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
- en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.
De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.
Gaafheid
De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.
Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.
De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.
Unieke waarde
De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.
In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.
De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123033.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Zeedijk 30
- Datering: 1933
- Oorspronkelijke functie: Kapiteinswoning
- Bouwstijl: Dudok-invloeden
- Architect: Argelo
- Postcode: 3329LC
Algemene beschrijving
Voormalige kapiteinswoning, onderdeel van dubbele woning met werkplaats. Begane grond in gebruik als huiskamercafé.
Historie gebied
De Zeedijk vormt de begrenzing van een van de oudere polders van het Eiland van Dordrecht: de Alloijzen- of Bovenpolder. De bedijking kwam in 1652 gereed, zeven jaar eerder dan de Wieldrechtse Zeedijk. De waterkering aan de westzijde vormde de Schenkeldijk. Op oude kaarten is goed te zien dat vóór de indijking van de Alloijzenpolder aan de oostzijde al kleinere polders aanwezig waren. De polder kreeg veel overstromingen te verduren, nog zichtbaar in het landschap door enkele dijkdoorbraken. Nabij Zeedijk 8 en 10 maakt de dijk twee slingers om de wielen die ontstonden na de doorbraak in 1682. Meer richting oosten zijn (restanten van) twee wielen zichtbaar ter hoogte van de Heerenweg (1715) en nabij Zeedijk 14 (1717). Na deze laatste overstroming besloten de polders zich te verenigen onder het waterschap de Vierpolders waarin Het Oudeland van Dubbeldam, de Zuidpolder, de Noord-of Merwedepolder en de Alloijzenpolder vertegenwoordigd waren. Deze polders vielen samen onder het ambacht van Dubbeldam, dat in de 19e eeuw een zelfstandige gemeente zou worden. Vanaf 1970 werd het hele gebied dat tot Dubbeldam behoorde onderdeel van de gemeente Dordrecht.
Het buitendijkse, moerasachtige gebied was een belangrijke bron van inkomsten door de teelt van biezen, riet en griendhout, de visserij en de eendenkooikerij. Door het 'opcomenvan de gronden' verplaatsten deze activiteiten zich telkens steeds meer zuidwaarts. Zo werden ten zuiden van de Zeedijk de Hanias Polder in 1758 en de Zuidbuitenpolder in 1777 ingedijkt.
De bebouwing langs de huidige Zeedijk is schaars en varieert van dijkhoeves tot arbeiderswoningen. Het meest oostelijke deel staat bekend als de Kop van 't Land, dat met de omringende bebouwing een buurtschap vormt. In 1931 werd hier het veer naar Werkendam gerealiseerd inclusief twee kapiteinswoningen tussen de 19e-eeuwse arbeiderswoningen aan de dijk. Voor een betere ontsluiting naar Dordrecht werd de Provincialeweg (aanleg 1931-1938) dwars door de polder heen aangelegd. Van de oude Heerenweg, al aanwezig na de inpoldering in 1652, is daardoor alleen een restant over tussen de Provincialeweg en de Zeedijk.
Ligging
Zeedijk 30-32 staat aan de noordzijde van de Zeedijk en is gebouwd op het binnentalud waarbij het terrein destijds is aangevuld tot de kruin van de dijk. Het bouwvolume staat in dezelfde rooilijn en los van de naastgelegen westelijke bebouwing, Zeedijk 24-26-28. Beide gebouwen maken deel uit van 't buurtschap Kop van 't Land. Het bouwvolume van de twee voormalige woningen is met de nok evenwijdig aan de dijk gebouwd.
Hoofdvorm
De woningen zijn gebouwd in één bouwvolume van drie bouwlagen met een zolder en de verdieping onder zadeldak. Aan de voorzijde bevindt de onderste bouwlaag zich in het talud van de dijk. Aan de achterzijde wordt het onderhuis ontsloten met het achtererf dat op het niveau van de polder ligt. Tevens zijn aan de achtergevel balkons aangebracht, ontsloten door een trap. Het balkon aan de oostzijde loopt door langs de oostgevel.
Bouwgeschiedenis
Aan de Zeedijk bevond zich lange tijd ter hoogte van de Kop van 't Land geen bebouwing, behalve de op oude kaarten zichtbare 'Stee van Repelaer'. Op deze locatie werden in de 19e eeuw de arbeiderswoningen Zeedijk 34-36 (sloop 2016) gebouwd die later samen met Zeedijk 24-26-28 en Zeedijk 30-32 een bescheiden ensemble van lintbebouwing zouden vormen. Zeedijk 30-32 werd in 1933 gebouwd als dubbele kapiteinswoning ten behoeve van het veer aan de Kop van 't Land. Dit veer naar Werkendam werd in 1931 officieel geopend. De aanleg van het veer werd uitgevoerd door Gemeentewerken Dordrecht. A.J. Argelo, architect en opzichter bij deze gemeentelijke dienst, ontwierp zowel de infrastructuur voor het veer als de woningen. Andere bekende ontwerpen van Argelo in Dordrecht zijn onder andere de oude aula op begraafplaats de Essenhof (rijksmonument) en het Wantijbad.
In de oorspronkelijke situatie was de plattegrond van de woningen gespiegeld met uitzondering van de entrees van beide woningen. Tegen de oostelijke woning aan verspringt het bouwvolume en bevindt zich een dubbele entree aan de zijkant voor ontsluiting van de woning én het kantoor dat zich aan de voorzijde bevond. Om de verspringing te accentueren was een hoge gemetselde schoorsteen gebouwd als overgang. Deze schoorsteen is niet meer aanwezig. Het ontwerp kenmerkt zich door het forse dak, de ritmische gevelindeling, en de met zorg ontworpen overgangen, zoals de schoorsteen en de ingang aan de voorzijde, waarin enige invloed van de stijl van Dudok te herkennen is.
In het onderhuis bevond zich een grote werkplaats onder de twee woningen met daarin twee loodsen. Behalve het wijzigen van de dakkapel aan de voorzijde in 1956, veranderde er weinig aan het complex totdat de gemeente het gebouw afstootte. In 1993 werd het aangepast voor een hotel/restaurant/theehuis. De oostelijke woning (nummer 32) is wat betreft interieur bijna geheel gewijzigd. Op de verdieping bevinden zich nu hotelkamers, waarvoor ook de ruimte van de westelijke woning in gebruik is genomen. De westelijke woning (nummer 30) is in gebruik als huiskamercafé 't Fluitekruid. Op de begane grond is de originele situatie van de woning vrijwel geheel intact gebleven.
Beschrijving exterieur Zeedijk 30
De gevels zijn gemetseld in een geelbruine baksteen in kettingverband. De houten kozijnen zijn aan de onderzijde voorzien van zwarte, keramische raamdorpelstenen. Ramen zijn voor een deel gemoderniseerd. Originele ramen die nog aanwezig zijn, zijn veelal uitgevoerd in simpel glas-in-lood voorzien van blank antiek glas. Kozijnen van deuren zijn alle uitgevoerd met hardstenen onderdorpels en neuten. Op de nok van het dak van 30 en 32 bevinden zich twee gemetselde schoorstenen. Het gehele dak is gedekt met rode Opnieuw Verbeterde Holle pannen, vermoedelijk origineel. De omtimmerde bakgoten zijn voorzien van een zinken kraal en steken door in de kopgevels. De voor- en achtergevel staan iets terug van de gootlijn waardoor de goten een licht overstek vormen.
De voorgevel (zuid) heeft links een verdiepte entree naar de voormalige woning, overdekt door een later aangebrachte luifel. Naast de originele voordeur, voorzien van een smal en hoog glas-in-lood raam, bevindt zich een zijraam, eveneens voorzien van glas-in-lood. Rechts bevindt zich een breed venster met gemoderniseerd kozijn dat de oorspronkelijke indeling in drie ramen met bovenraam heeft gehandhaafd. Boven dit venster bevindt zich een dakkapel die in 1956 doorgetrokken is tot de goot. De dakkapel is gekoppeld met die van nummer 32.
De linkerzijgevel (west) heeft in het midden op het niveau van de zolder en de verdieping een smal, hoog venster voorzien van een gemoderniseerd kozijn. Op begane grond niveau bevindt zich in het midden een vierkant venster. Rechts is ter hoogte van het portaal bij de voordeur een sparing aangebracht in het metselwerk.
De achtergevel (noord) heeft op het niveau van het onderhuis links een originele deur die de loods in de werkplaats ontsloot. Rechts van de deur bevinden zich twee vierkante vensters. Geheel rechts is een nieuwe pui in de gevel gemaakt. Op het dijkniveau bevindt zich rechts het balkon tot de helft van de gevel. Het balkon bestaat uit een betonvloer, steunend op uitkragend metselwerk. De ijzeren trap van het balkon loopt langs de gevel en komt uit bij de deur van de loods. Het hekwerk van het balkon is gewijzigd. Grenzend aan het balkon bevindt zich in de gevel een balkondeur met links aaneengesloten een venster door een kalf en stijl verdeeld in onder- en bovenramen voorzien van glas-in-lood. Links hiervan is een groter venster eveneens met onder- en bovenraam. Op het niveau van de verdieping bevindt zich een originele dakkapel onder plat dak. De raampartij wordt door stijlen in vieren gedeeld.
Beschrijving interieur Zeedijk 30
De entree links aan de voorzijde geeft toegang tot de gang die de keuken aan de achterzijde en de voorkamer rechts ontsluit. Naast de keuken bevindt zich de achterkamer. Links in de gang ontsluit een houten trap met twee kwarten de verdieping, waarna een zelfde trap de zolder ontsluit. De dichte trap is aan de gangzijde voorzien van een hekwerk in eenvoudige stijlen met blank gelakte bovenregel in iepenhout. De ronde leuningen langs de muren zijn eveneens uitgevoerd in blank gelakt iepenhout. Lambriseringen langs de trap en in de gang zijn onder een houten lijst uitgevoerd in beton-emaille, een sterke pleister met structuur. De binnendeuren met origineel beslag zijn uitgevoerd als paneeldeuren met drie horizontale panelen en een bovenraam in kathedraalglas door twee horizontale roeden verdeeld.
De grote kamer aan de voorzijde heeft een vloer van brede houten delen en een stucplafond met eenvoudig lijstwerk. Tegen de muur die grenst aan de gang bevindt zich een schoorsteen met een rondom betegelde schoorsteenmantel in geel en rode gevlekte tegels en een plint van twee rijen zwarte tegels. De schoorsteenmantel wordt afgedekt door een gepolijste hardstenen plaat. De zwarte kachel die met de schoorsteen verbonden wordt, is origineel. De kamer wordt door en-suite-deuren gescheiden van de kleine achterkamer. De deuren bestaan uit één paneel met groot raam in glas-in-lood, voorzien van antiek glas. Aan de zijde van de voorkamer bevinden zich aan weerszijden inbouwkasten. De achterkamer heeft eveneens houten vloerdelen en een stucplafond met eenvoudig lijstwerk. De lambriseringen in beide kamers zijn gemoderniseerd met een aftimmering.
De keuken bevindt zich op de oorspronkelijke locatie, maar is wat betreft inrichting gemoderniseerd. Vanuit de keuken is het balkon aan de achterzijde toegankelijk.
De verdieping bestond oorspronkelijk uit een overloop met één kamer aan de voorzijde en twee kamers aan de achterzijde. Ten behoeve van het café zijn twee wc's gebouwd in de linker achterkamer. De overige ruimten maken deel uit van het naastgelegen hotel. De zolder is een geheel open ruimte.
Het onderhuis is te bereiken via Zeedijk 32 of vanaf buiten. Een deel is ingericht als appartement.
Beschrijving perceel
Aan de voorzijde is het terrein ingericht als terras. Langs de westzijde leidt een betonnen trap naar het achtererf. De trap maakt deel uit van de bescherming. De inrichting van het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De voormalige kapiteinswoning heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van het in 1931 geopende veer naar Werkendam en daarmee als onderdeel van de rijke historie van het gemeentelijk Havenbedrijf Dordrecht. De in 1933 gebouwde woning heeft typologische waarde als onderdeel van een dubbele kapiteinswoning met kantoor en werkplaats en als karakteristieke dijkbebouwing met onderhuis.
Architectonische waarde
De voormalige woning heeft architectonische waarde door de kwaliteit van het ontwerp van architect A.J. Argelo, in dienst van gemeentewerken Dordrecht. De ritmiek van de gevels, het forse dak en de met zorg ontworpen overgangen, waaronder de (verdwenen) schoorsteen en de ingang aan de voorzijde, zijn kenmerkend voor het gehele complex. Het ontwerp is van belang voor het oeuvre van A.J. Argelo die als gemeente-architect vele projecten ontwierp, waaronder het Wantijbad en de aula op begraafplaats Essenhof. De woningen zijn kenmerkend voor de bouwstijl in de jaren dertig en laten enige invloed van Dudok zien. Het interieur heeft bijzondere waarde door de originele staat van de begane grond en de ontsluiting naar verdieping en zolder. Van belang zijn onder andere de binnendeuren, de voorkamer met betegelde schoorsteenmantel en kachel, de deuren-en-suite, de trappen en de lambriseringen uitgevoerd in beton-emaille.
Situering
Zeedijk 30-32 heeft ensemblewaarde in relatie tot de naastgelegen bebouwing als onderdeel van een bescheiden lintbebouwing op deze locatie van de Zeedijk. De voormalige kapiteinswoningen hebben eveneens ensemblewaarde in relatie tot het nabijgelegen veer en de overige bebouwing rondom de 'Kop' waarmee het buurtschap de 'Kop van 't Land' wordt gevormd. De ontsluiting van het achtererf middels een betonnen trap langs de woning is van belang als karakteristiek onderdeel van de inrichting van het perceel rondom een dijkwoning.
Gaafheid
De woning is van belang door de gaafheid van de bouwmassa, de gevels en de vensters, die deels in originele staat zijn. Het interieur van de begane grond is van belang door de gaafheid in indeling en afwerking. Trappen en zolder zijn eveneens ongewijzigd.
Unieke waarde
Zeedijk 30 heeft als onderdeel van twee kapiteinswoningen onder één kap een unieke waarde in typologisch opzicht. Op het Eiland van Dordrecht zijn geen andere kapiteinswoningen (meer) aanwezig.
Publicaties
- W. van Wijk. Over de Kop. Dordrecht 2014.
Bijlage
-
9123506.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Zeedijk 32
- Datering: 1933
- Oorspronkelijke functie: Kapiteinswoning
- Bouwstijl: Dudok-invloeden
- Architect: Argelo
- Postcode: 3329LC
Algemene beschrijving
Voormalige kapiteinswoning, onderdeel van dubbele woning met werkplaats. In huidige situatie is de begane grond in gebruik als restaurant, op de verdieping zijn hotelkamers gerealiseerd.
Historie gebied
De Zeedijk vormt de begrenzing van een van de oudere polders van het Eiland van Dordrecht: de Alloijzen- of Bovenpolder. De bedijking kwam in 1652 gereed, zeven jaar eerder dan de Wieldrechtse Zeedijk. De waterkering aan de westzijde vormde de Schenkeldijk. Op oude kaarten is goed te zien dat vóór de indijking van de Alloijzenpolder aan de oostzijde al kleinere polders aanwezig waren. De polder kreeg veel overstromingen te verduren, nog zichtbaar in het landschap door enkele dijkdoorbraken. Nabij Zeedijk 8 en 10 maakt de dijk twee slingers om de wielen die ontstonden na de doorbraak in 1682. Meer richting oosten zijn (restanten van) twee wielen zichtbaar ter hoogte van de Heerenweg (1715) en nabij Zeedijk 14 (1717). Na deze laatste overstroming besloten de polders zich te verenigen onder het waterschap de Vierpolders waarin Het Oudeland van Dubbeldam, de Zuidpolder, de Noord-of Merwedepolder en de Alloijzenpolder vertegenwoordigd waren. Deze polders vielen samen onder het ambacht van Dubbeldam, dat in de 19e eeuw een zelfstandige gemeente zou worden. Vanaf 1970 werd het hele gebied dat tot Dubbeldam behoorde onderdeel van de gemeente Dordrecht.
Het buitendijkse, moerasachtige gebied was een belangrijke bron van inkomsten door de teelt van biezen, riet en griendhout, de visserij en de eendenkooikerij. Door het 'opcomen van de gronden' verplaatsten deze activiteiten zich telkens steeds meer zuidwaarts. Zo werden ten zuiden van de Zeedijk de Hanias Polder in 1758 en de Zuidbuitenpolder in 1777 ingedijkt.
De bebouwing langs de huidige Zeedijk is schaars en varieert van dijkhoeves tot arbeiderswoningen. Het meest oostelijke deel staat bekend als de Kop van 't Land, dat met de omringende bebouwing een buurtschap vormt. In 1931 werd hier het veer naar Werkendam gerealiseerd inclusief twee kapiteinswoningen tussen de 19e-eeuwse arbeiderswoningen aan de dijk. Voor een betere ontsluiting naar Dordrecht werd de Provincialeweg (aanleg 1931-1938) dwars door de polder heen aangelegd. Van de oude Heerenweg, al aanwezig na de inpoldering in 1652, is daardoor alleen een restant over tussen de Provincialeweg en de Zeedijk.
Ligging
Zeedijk 30-32 staat aan de noordzijde van de Zeedijk en is gebouwd op het binnentalud waarbij het terrein destijds is aangevuld tot de kruin van de dijk. Het bouwvolume staat in dezelfde rooilijn en los van de naastgelegen westelijke bebouwing, Zeedijk 24-26-28. Beide gebouwen maken deel uit van 't buurtschap Kop van 't Land. Het bouwvolume van de twee voormalige woningen is met de nok evenwijdig aan de dijk gebouwd.
Hoofdvorm
De woningen zijn gebouwd in één bouwvolume van drie bouwlagen met een zolder en de verdieping onder zadeldak. Aan de voorzijde bevindt de onderste bouwlaag zich in het talud van de dijk. Aan de achterzijde wordt het onderhuis ontsloten met het achtererf dat op het niveau van de polder ligt. Tevens zijn aan de achtergevel balkons aangebracht, ontsloten door een trap. Het balkon aan de oostzijde loopt door langs de oostgevel.
Bouwgeschiedenis
Aan de Zeedijk bevond zich lange tijd ter hoogte van de Kop van 't Land geen bebouwing, behalve de op oude kaarten zichtbare 'Stee van Repelaer'. Op deze locatie werden in de 19e eeuw de arbeiderswoningen Zeedijk 34-36 (sloop 2016) gebouwd die later samen met Zeedijk 24-26-28 en Zeedijk 30-32 een bescheiden ensemble van lintbebouwing zouden vormen. Zeedijk 30-32 werd in 1933 gebouwd als dubbele kapiteinswoning ten behoeve van het veer aan de Kop van 't Land. Dit veer naar Werkendam werd in 1931 officieel geopend. De aanleg van het veer werd uitgevoerd door Gemeentewerken Dordrecht. A.J. Argelo, architect en opzichter bij deze gemeentelijke dienst, ontwierp zowel de infrastructuur voor het veer als de woningen. Andere bekende ontwerpen van Argelo in Dordrecht zijn onder andere de aula op begraafplaats de Essenhof (rijksmonument) en het Wantijbad.
In de oorspronkelijke situatie was de plattegrond van de woningen gespiegeld met uitzondering van de entrees van beide woningen. Tegen de oostelijke woning aan verspringt het bouwvolume en bevindt zich een dubbele entree aan de zijkant voor ontsluiting van de woning én het kantoor dat zich aan de voorzijde bevond. Om de verspringing te accentueren was een hoge gemetselde schoorsteen gebouwd als overgang. Deze schoorsteen is niet meer aanwezig. Het ontwerp kenmerkt zich door het forse dak, de ritmische gevelindeling, en de met zorg ontworpen overgangen, zoals de schoorsteen en de ingang aan de voorzijde, waarin enige invloed van de stijl van Dudok te herkennen is.
In het onderhuis bevond zich een grote werkplaats onder de twee woningen met daarin twee loodsen. Behalve het wijzigen van de dakkapel aan de voorzijde in 1956, veranderde er weinig aan het complex totdat de gemeente het gebouw afstootte. In 1993 werd het aangepast voor een hotel/restaurant/theehuis. De oostelijke woning (nummer 32) is wat betreft interieur bijna geheel gewijzigd. Op de verdieping bevinden zich nu hotelkamers, waarvoor ook de ruimte van de westelijke woning in gebruik is genomen. De westelijke woning (nummer 30) is in gebruik als huiskamercafé 't Fluitekruid. Op de begane grond is de originele situatie van de woning vrijwel geheel intact gebleven.
Beschrijving exterieur Zeedijk 32
De gevels zijn gemetseld in een geelbruine baksteen in kettingverband. De houten kozijnen zijn aan de onderzijde voorzien van zwarte, keramische raamdorpelstenen. Ramen zijn voor een deel gemoderniseerd. Originele ramen die nog aanwezig zijn, zijn veelal uitgevoerd in simpel glas-in-lood voorzien van blank antiek glas. Kozijnen van deuren zijn alle uitgevoerd met hardstenen onderdorpels en neuten. Op de nok van het dak van 30 en 32 bevinden zich twee gemetselde schoorstenen. Het gehele dak is gedekt met rode Opnieuw Verbeterde Holle pannen, vermoedelijk origineel. De omtimmerde bakgoten zijn voorzien van een zinken kraal en steken door in de kopgevels. De voor- en achtergevel staan iets terug van de gootlijn waardoor de goten een licht overstek vormen.
De voorgevel (zuid) heeft links een venster met gemoderniseerd kozijn verdeeld in twee ramen met bovenraam, zoals in originele situatie. Het derde raam is later gewijzigd in een deur voor de entree van het restaurant. Het rechterdeel van de gevel steekt naar voren met doorlopend dakvlak. Hier was voorheen het kantoor gevestigd. De ramen van de twee smalle, hoge vensters zijn gemoderniseerd. Links op het dak bevindt zich een dakkapel die in 1956 doorgetrokken is tot de goot. De dakkapel is gekoppeld met die van nummer 32. Rechts bevindt zich een kleine dakkapel in oorspronkelijke afmetingen. Tussen beide dakkapellen bevond zich de hoge gemetselde schoorsteen. Hoog op het dakvlak zijn twee zonnepanelen gemonteerd.
De rechterzijgevel (oost) heeft in het midden op het niveau van de zolder een smal hoog venster, gevuld met originele, glazen bouwstenen. Op het niveau van de verdieping bevinden zich vijf vierkante vensters met originele kozijnen, voorzien van glas-in-lood. Op begane grond niveau zijn de twee hoge vensters links gemoderniseerd. In het midden bevonden zich twee deuren; de rechterdeur is gehandhaafd en origineel, voorzien van zijraam met glas-in-lood. De linker deur is gewijzigd in twee hoge vensters. Geheel rechts bevinden zich twee vierkante vensters, waarvan de linker voorzien van glas-in-lood en de rechter aangepast ten behoeve van afzuiginstallatie. Langs de hele gevel loopt een balkon met een betonnen vloer, steunend op uitkragend metselwerk. Het hekwerk is gewijzigd.
Onder het balkon bevindt zich het onderhuis met twee originele deuren naar de voormalige werkplaats. Geheel rechts zijn twee kleine vensters aanwezig.
De achtergevel (noord) heeft op het niveau van het onderhuis links een breed venster door stijlen in drieën gedeeld. Rechts hiervan zijn twee kleine vierkante vensters en een originele deur die de loods in de werkplaats ontsloot. Op dijkniveau bevindt zich links het balkon tot de helft van de gevel. De ijzeren trap van het balkon loopt langs de gevel en komt uit bij de deur van de loods. Grenzend aan het balkon bevindt zich in de gevel een balkondeur met rechts aaneengesloten een venster door een kalf en stijl verdeeld in onder- en bovenramen voorzien van glas-in-lood. Rechts hiervan is een groter venster eveneens met onder- en bovenraam. Op het niveau van de verdieping bevindt zich een originele dakkapel onder plat dak. De raampartij wordt door stijlen in vieren gedeeld.
Beschrijving interieur Zeedijk 32
Het interieur van Zeedijk 32 is grotendeels gewijzigd door de inrichting als restaurant met hotelkamers. Bewaard zijn gebleven enkele binnendeuren, uitgevoerd als paneeldeuren met drie horizontale panelen en een bovenraam in kathedraalglas door twee horizontale roeden verdeeld. De trap naar de verdieping bestaat uit twee steektrappen en bordes. De lambrisering langs de trap is onder een houten lijst uitgevoerd in beton-emaille, een sterke pleister met structuur. De ronde leuning langs de muur bestaat uit blank gelakt iepenhout.
De zolder is een geheel open ruimte in gebruik als installatieruimte.
Beschrijving perceel
Aan de voorzijde is het terrein ingericht als terras. Langs de oostzijde leidt een betonnen trap naar het achtererf. De trap maakt deel uit van de bescherming. De inrichting van het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De voormalige kapiteinswoning heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van het in 1931 geopende veer naar Werkendam en daarmee als onderdeel van de rijke historie van het gemeentelijk Havenbedrijf Dordrecht. De in 1933 gebouwde woning heeft typologische waarde als onderdeel van een dubbele kapiteinswoning met kantoor en werkplaats en als karakteristieke dijkbebouwing met onderhuis.
Architectonische waarde
De voormalige woning heeft architectonische waarde door de kwaliteit van het ontwerp van architect A.J. Argelo, in dienst van gemeentewerken Dordrecht. De ritmiek van de gevels, het forse dak en de met zorg ontworpen overgangen, waaronder de (verdwenen) schoorsteen en de ingang aan de voorzijde, zijn kenmerkend voor het gehele complex. Het ontwerp is van belang voor het oeuvre van A.J. Argelo die als gemeente-architect vele projecten ontwierp, waaronder het Wantijbad en de aula op begraafplaats Essenhof. De woningen zijn kenmerkend voor de bouwstijl in de jaren dertig en laten enige invloed van Dudok zien.
Situering
Zeedijk 30-32 heeft ensemblewaarde in relatie tot de naastgelegen bebouwing als onderdeel van een bescheiden lintbebouwing op deze locatie van de Zeedijk. De voormalige kapiteinswoningen hebben eveneens ensemblewaarde in relatie tot het nabijgelegen veer en de overige bebouwing rondom de 'Kop' waarmee het buurtschap de 'Kop van 't Land' wordt gevormd. De ontsluiting van het achtererf middels een betonnen trap langs de woning is van belang als karakteristiek onderdeel van de inrichting van het perceel rondom een dijkwoning.
Gaafheid
De woning is van belang door de gaafheid van de bouwmassa, de gevels en de vensters, die deels in originele staat zijn. Het verdwijnen van de gemetselde schoorsteen aan de voorzijde doet enigszins afbreuk aan het ontwerp. Dat geldt ook voor het huidige kleurenschema van het buitenschilderwerk. In de oorspronkelijke situatie was alles wit geschilderd, met uitzondering van de deuren.
Unieke waarde
Zeedijk 32 heeft als onderdeel van twee kapiteinswoningen onder één kap een unieke waarde in typologisch opzicht. Op het Eiland van Dordrecht zijn geen andere kapiteinswoningen (meer) aanwezig.
Publicaties
- W. van Wijk. Over de Kop. Dordrecht 2014.
Bijlage
-
9123507.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Zeedijk 38 en 38a
- Naam: Gemaal H.W. Staring
- Datering: 1932
- Oorspronkelijke functie: Gemaal
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Architect: van Nooten
- Postcode: 3329LC
Algemene beschrijving
Complex bestaande uit een vrijstaand elektrisch poldergemaal (machinegebouw) met een vrijstaande machinistwoning achter de Zeedijk. Gebouwd ten behoeve van de ontwatering en de waterhuishouding van de Vierpolders.
Historie gebied
Op de locatie van het huidige gemaal lag al sinds circa 1657 een inlaatsluis. Het gemaal Staring verzorgt sinds 1931 de waterhuishouding in de Vierpolders, zoals het gemaal Wieldrecht dat sinds diezelfde tijd doet voor de gehele polder Wieldrecht (uit 1659). De Vierpolders zijn ontstaan uit de samenwerking tussen de volgende vier polders: de Oud Dubbeldamse Polder (1603), de Noordpolder (1616), de Zuidpolder (1617) en de Alloyzen-Bovenpolder (1657-59).
Historie gemalen
In Nederland zijn ca. 4500 gemalen in bedrijf (status 2008). In het gebied van het Waterschap Hollandse Delta zijn dat er 160.
Maaivelddaling van veengronden vindt plaats ten gevolge van voortdurende ontwatering, zoutwinning tot ca 1450 en veenontginning tot 1992. De daling is onlosmakelijk verbonden met het in cultuur brengen van klei- en veengronden. Dit in cultuur brengen gaat achtereenvolgens gepaard met:
- de aanleg van smalle, ondiepe greppeltjes die uitgroeien tot grote slootsystemen
- bemaling met kleine windmolentjes sinds de 14e eeuw
- bemaling door grotere poldermolens, vooral sinds de 16e en 17e eeuw
- bemaling door stoomgemalen sinds 1776/1825 tot 1900
- bemaling door diesel- en elektrische gemalen, sinds 1900
Het doel van een gemaal is het verplaatsen van water van een lager naar eenhoger gelegen gebied. De inrichting van de waterhuishouding in Nederlandmaakt dat er twee soorten gemalen kunnen worden onderscheiden: hetpolder- en het boezemgemaal.
Gemalen bestaan altijd uit een onderdeel dat het water verzet (het opvoerwerktuig)en een onderdeel dat daartoe de machine in beweging zet (het aandrijfwerktuig).
De theoretisch ideale ligging van een polder-of boezemgemaal is in het laagst gelegen deel van het te bemalen gebied. Verder moet het in het no tot zo deel van het gebied liggen zodat het water door de meest heersende wind (zw-nw) naar het gemaal wordt gestuwd. Dit beperkt het verval in de toevoerkanalen en de opvoerhoogte. Ook de ligging van het water waarop geloosd moet worden, is een belangrijke factor. Historisch gegroeide situaties, zoals de plaats van een oorspronkelijk uitwateringspunt of de mogelijkheid water in te laten (sluis of molen) spelen een grote rol. En het aansluiten op een bestaand waterlopenpatroon is te prefereren. Een gemaal is vaak ge- of verbonden aan een eeuwenoude waterhuishoudkundige situatie en de bouw markeert de overgang van een natuurlijke naar een kunstmatige waterhuishouding in een gebied.
In de tweede helft van de 19e eeuw werden op het Eiland van Dordrecht meerdere stoomgemalen gebouwd, meestal ter vervanging van de oudere in- en uitlaatsluizen:
- Stoomgemaal Loudon (polder Wieldrecht), 1868
- Stoomgemaal Jhr. Jantzon van Erffrenten (Noordpolder), 1870
- Stoomcentrifugaal pompgemaal De Mijl (polder De Mijl), 1875
- Stoomgemaal Het Vissertje (Stadspolder), 1881-1882
- Stoomgemaal Bildersteeg, 1883-1884
De stoomgemalen werden vanaf circa 1930 vervangen door motorgemalen en ook enkele van de toch nog in gebruik zijnde sluizen werden vervangen:
- gemaal Wieldrecht in 1926, ter vervanging van stoomgemaal Loudon
- gemaal Beerpolder in 1927, ter vervanging van een sluis
- gemaal H.W. Staring (Kop van 't Land) in 1930-31, ter vervanging van een sluis
- gemaal Jantzon van Erffrenten in 1932-33, voor Noordpolder, Merwedepolder en deel Stadspolders
Na de watersnoodramp van 1953 wordt een elektrisch gemaal toegevoegd: het Johannes Visgemaal (1955) in de polder De Biesbosch ter vervanging van de uit- en inwateringssluizen uit 1926.
In 1971 wordt de uitwateringssluis in de Louisapolder vervangen door het elektrische gemaal Prinsenheuvel.
Het Waterschap Hollandse Delta, het WSHD, beheert tegenwoordig de meeste gemalen en verzorgt de waterhuishouding op het Eiland van Dordrecht.
Historie waterschappen Vierpolders en Wieldrecht
In het verleden waren hier meerdere instellingen voor de waterhuishouding op het steeds groeiende Eiland van Dordrecht verantwoordelijk. In eerste instantie werd de waterhuishouding per nieuw aangelegde polder geregeld door het eigen polderbestuur. Op het Eiland werden in 1718 de oudste vier polders, te weten de Oud Dubbeldamse (1603), de Noordpolder (1616), de Zuidpolder (1617) en de Alloyzen-of Bovenpolder (1652) tot één polderbestuur samengebracht onder de naam 'de Vier Polders'. Directe aanleiding voor deze samenwerking was het feit dat de Alloyzenpolder in 1717 voor de achtste keer sinds de bedijking was ondergelopen en de steun van de andere polders hard nodig had. De polder Wieldrecht (1659) en haar polderbestuur sloten zich niet aan bij dit verband.
Vanwege de aanleg van de spoorlijn en de nodige wijzigingen in de waterhuishouding die daar uit voorvloeiden, besloten de polderbesturen van de Vier Polders en van Wieldrecht in 1866 om samen te gaan werken. De nog in gebruik zijnde poldermolens werden vervangen door een in de polder Wieldrecht gebouwd stoomgemaal: het gemaal Mr. J. Loudon, dat in 1868 gereed kwam. De kosten voor de bemaling kwamen voor gemeenschappelijke rekening maar waren wel gebaseerd op het aantal bunders bemalingsgebied.
De samenwerking tussen de twee polderbesturen werd rond 1925 weer ontbonden. Er waren nog enkele nieuwe polders ten zuiden van de Zeedijk bijgekomen en het stoomgemaal Loudon kon deze gebiedsgroei niet aan. Elk bestuur bouwde vervolgens een nieuw gemaal: de Vier Polders het gemaal Staring op de locatie van een sluis en Wieldrecht het gemaal Wieldrecht op de locatie van het stoomgemaal Loudon.
Ligging
Het complex ligt in het buurtschap Kop van 't Land, direct achter de Zeedijk van de Alloyzen-of Bovenpolder (binnendijks). Het gemaal laat het overtollige polderwater uit de polder vanuit de maalvliet, door het krooshek, via de pomp/zuiginstallatie in het machinegebouw en een persleiding door de dijk en via de suatiegeul op de Nieuwe Merwede.
Hoofdvorm
Het complex bestaat uit een vrijstaand machinegebouw met motor- en pompfundatie. Het pompgebouw bestaat uit één bouwlaag onder een zadeldak op een rechthoekige plattegrond. Ten noorden en haaks op het pompgebouw staat de vrijstaande machinistwoning die een hoofdvolume heeft in één bouwlaag op een rechthoekige plattegrond met een zolder onder zadeldak. Ten westen bevindt zich een smallere en lagere uitbouw onder zadeldak. Het noordelijk dakschild is doorgetrokken met het dakschild van het hoofdvolume.
Bouwgeschiedenis
Het complex van machinegebouw en woning is ontworpen in 1930 en gebouwd in 1931 in opdracht van het waterschap De Vier Polders en officieel in gebruik genomen op 9 mei 1931. Een bronzen plaquette in het machinegebouw herinnert aan deze ingebruikname. Het gemaal werd vernoemd naar de dijkgraaf W.H. Staring.
Ten zuiden van het machinegebouw is in 1932 een vrijstaande bergplaats voor materialen van het dijkleger gebouwd. Deze bergplaats is verdwenen. In 1982-1983 is de mechanische installatie van het gemaal vernieuwd vanwege de onvoldoende bemalingcapaciteit die was ontstaan door de uitbreiding van het bemalingsgebied. Het poldergemaal krijgt dan elektromotoren en een benzinemotor met een gezamenlijk vermogen van meer dan 1,5 kW. Het verzorgt daarmee dan de waterhuishouding van de Zuidpolder en de Alloyzen- of Bovenpolder. Een koperen plaat in het machinegebouw herinnert aan de renovatie en elektrificatie van het gemaal in opdracht van het Waterschap De Groote Waard.
In 1986 werd een betonnen bak met overkapping voor de mobiele tankwagen op het perceel bijgebouwd, ten zuiden van het in 1983 gebouwd trafohuis (nr. 38C). De bak met overkapping en het trafohuis vallen niet onder de bescherming.
Beschrijving exterieur
Machinegebouw
De gevels zijn gemetseld in halfsteensverband met een trasraam in iets donkerder kleur en gescheiden door een rollaag van bovenliggend metselwerk. Over alle gevels is vanaf de onderzijde van de goten een rollaag aangebracht van anderhalve steen tot de bovenkant van de kozijnen. De kopgevels zijn langs de randen van het dak voorzien van siermetselwerk. Vensteropeningen zijn voorzien van waterdorpels in baksteen. De houten kozijnen zijn uitgevoerd met boven- en onderramen en worden door stijlen in tweeën (kopgevels) of drieën gedeeld (zijgevels). Het steile zadeldak is gedekt met rode verbeterde holle pannen en heeft forse, omtimmerde goten. Op het dak staat een windvaan met het logo 4P van Vierpolders.
De voorgevel (zuid) heeft rechts de entree voorzien van gemoderniseerde deuren met bovenlicht en links een venster. Onder het venster is een later blauw geschilderde NAP-bout aangebracht met in een aparte steen een tekst (niet opgenomen). In de top bevindt zich een breed venster bestaande uit drie vierkante ramen.De entree voor de machinist in de noordgevel is dichtgemetseld. Centraal in deze gevel is een betonnen steen aangebracht met in hoog relief: W.H. Staring. De letters zijn, vermoedelijk later, geel geschilderd.
De zijgevels zijn identiek uitgevoerd en voorzien van twee vensters. Door de ligging loopt de westgevel langer door naar beneden. De persleidingen steken zichtbaar uit.
Machinistwoning
De gevels zijn gemetseld in halfsteensverband met een trasraam in iets donkerder kleur en gescheiden door een rollaag van bovenliggend metselwerk. Over alle gevels is vanaf de onderzijde van de goten een rollaag aangebracht van anderhalve steen tot de bovenkant van de kozijnen. De kopgevels zijn langs de randen van het dak voorzien van siermetselwerk. Vensteropeningen zijn voorzien van waterdorpels in baksteen, op begane grond niveau witgeschilderd. De houten kozijnen zijn uitgevoerd met boven- en onderramen en worden door stijlen in tweeën of drieën gedeeld. De bovenramen bestaan uit eenvoudig glas-in-lood, de onderramen zijn voorzien van dubbel glas. Het steile zadeldak is gedekt met rode verbeterde holle pannen en heeft forse, omtimmerde goten. Aan weerszijden is een dakkapel aangebracht, uitgevoerd in metselwerk met een rollaag onder de goot.
De voorgevel (zuid) heeft rechts de originele voordeur, uitgevoerd als paneeldeur met in het midden een smal, hoog raam. In de top bevindt zich centraal een rechthoekig venster met twee ramen. In de noordgevel is een nieuw kozijn geplaatst.
Beschrijving interieur
Machinegebouw
Het gebouw bestond oorspronkelijk uit één grote ruimte, waarin later twee kleinere werkruimtes aan de noordzijde zijn ingebouwd.
De vloer van het gebouw inclusief het plateau waarop de machine staat, is geheel betegeld met de originele grijs gevlamde vloertegels. De wanden zijn tot raamhoogte betegeld met witgrijs gevlamde wandtegels.
De originele pompinstallatie (Baudouin) met de zuig-en persleiding is nog aanwezig en in gebruik. De pomp is in 'Mali-blauw' geschilderd. De dakconstructie bestaat uit vier houten spantbenen. Dwars door het gebouw lopen twee geel geschilderde ijzeren I-balken. Tegen de oostwand aan bevinden zich de twee plaquettes ter herinnering aan de opening in 1931 en de elektrificatie in 1982-1983.
Machinistwoning
Van het interieur is geen opname gemaakt. Volgens de bewoner is de woning gemoderniseerd, maar zijn originele elementen zoals de trap nog aanwezig.
Beschrijving perceel
Op het perceel van het gemaalcomplex komen alle gemaalfunctionele elementen samen: de dijk, de maalvliet, het machinegebouw met pomp, de machinistwoning, de toegangsweg, het trafohuis en de zuig- en persleiding.
De oorspronkelijke open (en functionele) verbindingen tussen woning en gemaal zijn volledig geblokkeerd. De voormalige en laatste machinist, dhr. P. van Wijk, die al 35 jaar met zijn vrouw in de machinistwoning met tuin woont, heeft vanuit zijn tuin geen toegang meer tot het machinegebouw en ook het tuinpad vanaf de woning naar het krooshek is dichtgezet met een hek.
De oorspronkelijke (trap)toegang naar het gehele complex leidt nu alleen tot de machinistwoning. Voor het machinegebouw is een aparte afrit vanaf de dijk aangelegd en in gebruik. Deze toegangswijziging maakt duidelijk waarom de naam van het gemaal nu op een vreemde plek lijkt te staan.
Bij het complex hoort feitelijk ook de frontmuur van ruim 5 meter lang met een stortbed en een stenenglooiing aan de buitenzijde van de Zeedijk (ander perceel). Dit is onderdeel van de buitendijkse suatiegeul die in het verlengde van de maalvliet loopt en het overtollige polderwater afvoert op de Nieuwe Merwede.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het complex van machinegebouw en machinistwoning is (nog altijd) van groot belang voor de waterhuishouding op een groot deel van het Eiland van Dordrecht.
Het gemaal is als complex uit 1931 typisch voor de periode van het motorgemaal. Voor het dagelijks onderhoud van de machine/motor was nog altijd een machinist nodig die in een woning op het terrein zelf woonde.
Het gemaal heet op de ontwerptekening van 1930 Gemaal Kop van 't Land, maar is officieel vernoemd naar de toenmalige dijkgraaf W.H. Staring.
Architectonische waarde
Het complex is van belang door de kwaliteit van het ontwerp van de gevels. Het metselwerk is zorgvuldig gedetailleerd met bescheiden siermetselwerk. In combinatie met de steile daken en de forse goten is het complex typerend voor de bouwstijl in de jaren dertig. In ontwerp en uitvoering sluiten beide gebouwen perfect op elkaar aan.
Voor met name de functieherkenning van belang zijn details als de 4P-windvaan op het dak en de gevelsteen W.H. Staring, beide in het machinegebouw.
Ensemblewaarde/Situering
Op het perceel van het gemaalcomplex (en zelfs nog daarbuiten) komen alle gemaalfunctionele elementen samen: de Zeedijk, de maalvliet, het machinegebouw met pomp en zuig- en persleiding, de machinistwoning en de toegangsweg.
Het complex heeft ensemblewaarde als onderdeel van het buurtschap Kop van 't Land. Het complex valt vanwege de laaggelegen binnendijkse ligging niet direct op en is vanaf de Provinciale weg niet duidelijk zichtbaar. Vanaf de Zeedijk is dat zicht veel beter.
De functie van het complex is niet meteen duidelijk. In verband met de aankomende dijkversterking zal de ruimte en het landschap rond het gemaalcomplex aanzienlijk veranderen. Het gemaal zelf behoudt zijn functie en ook de woning blijft behouden.
Gaafheid
Zowel het machinegebouw als de woning zijn van belang vanwege de gaafheid van het exterieur. Er zijn enkele aanpassingen uitgevoerd, maar deze zijn niet ingrijpend.
Qua interieur zijn beide gebouwen aan de eisen van de moderne tijd en de noodzakelijke technische vernieuwingen aangepast. Dit doet echter weinig afbraak aan het geheel. Het oorspronkelijke tegelwerk is nog altijd aanwezig.
Unieke waarde
In Nederland zijn ca. 4500 gemalen in bedrijf (status 2008). In het gebied van het Waterschap Hollandse Delta zijn dat er 160.
Op het Eiland van Dordrecht zijn naast het gemaal Staring nog de volgende gemalen in functie:
- gemaal Wieldrecht, 1932, voor de polder Wieldrecht
- gemaal Johannes Vis, 1955, voor polder De Biesbosch
- gemaal Prinsenheuvel, 1971, voor de Louisapolder
In 1932 verzorgden de toen nieuwgebouwde gemalen Staring en Wieldrecht het grootste deel van de waterhuishouding op het Eiland van Dordrecht.
Bijlage
-
9122958.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Zeedijk (GSP 2)
- Naam: Groepsschuilplaats
- Datering: 1940
- Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
- Bouwstijl: Traditionalisme
Algemene beschrijving
Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.
Historie landsverdediging Nederland
Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.
Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.
Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.
Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.
Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht
Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.
Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.
Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.
Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.
De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.
Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.
Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken
Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.
Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.
De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.
In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).
Typen versterkingen
In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.
Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.
Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.
Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)
Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.
Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.
Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.
De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.
Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)
Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.
Groepsschuilplaatsen (1939-1940)
Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.
Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.
De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.
Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)
De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.
Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.
Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.
- Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
- Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
- Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur
De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.
Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.
De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.
De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.
In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940
De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.
De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.
De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.
Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.
De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).
De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.
De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.
De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.
Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.
De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.
Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.
De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).
Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.
De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.
Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.
Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.
De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.
Architectonische waarde
De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.
Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.
Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.
Situering
Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:
- langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
- bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
- bij sluizen/duikers en langs killen
- bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
- en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.
De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.
Gaafheid
De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.
Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.
De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.
Unieke waarde
De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.
In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.
De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123034.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Zeedijk (GSP 3)
- Naam: Groepsschuilplaats
- Datering: 1940
- Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
- Bouwstijl: Traditionalisme
Algemene beschrijving
Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.
Historie landsverdediging Nederland
Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.
Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.
Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.
Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht
Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.
Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.
Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.
Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.
De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.
Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.
Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken
Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.
Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.
De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.
In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).
Typen versterkingen
In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.
Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.
Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.
Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)
Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.
Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.
Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.
De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.
Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)
Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.
Groepsschuilplaatsen (1939-1940)
Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.
Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.
De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.
Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)
De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.
Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.
Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.
- Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
- Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
- Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur
De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.
Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.
De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.
De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.
In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940
De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.
De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.
De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.
Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.
De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).
De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.
De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.
De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.
Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.
De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.
Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.
De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).
Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.
De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.
Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.
Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.
De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.
Architectonische waarde
De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.
Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.
Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.
Situering
Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:
- langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
- bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
- bij sluizen/duikers en langs killen
- bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
- en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.
De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.
Gaafheid
De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.
Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.
De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.
Unieke waarde
De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.
In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.
De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123035.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Zeedijk (GSP 5)
- Naam: Groepsschuilplaats
- Datering: 1940
- Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
- Bouwstijl: Traditionalisme
Algemene beschrijving
Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.
Historie landsverdediging Nederland
Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.
Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.
Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.
Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht
Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.
Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.
Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.
Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.
De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.
Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.
Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken
Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.
Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.
De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.
In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).
Typen versterkingen
In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.
Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.
Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.
Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)
Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.
Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.
Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.
De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.
Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)
Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.
Groepsschuilplaatsen (1939-1940)
Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.
Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.
De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.
Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)
De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.
Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.
Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.
- Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
- Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
- Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur
De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.
Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.
De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.
De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.
In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940
De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.
De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.
De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.
Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.
De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).
De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.
De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.
De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.
Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.
De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.
Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.
De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).
Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.
De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.
Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.
Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.
De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.
Architectonische waarde
De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.
Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.
Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.
Situering
Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:
- langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
- bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
- bij sluizen/duikers en langs killen
- bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
- en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.
De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.
Gaafheid
De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.
Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.
De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.
Unieke waarde
De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.
In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.
De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123037.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Zeedijk (GSP 53)
- Naam: Groepsschuilplaats
- Datering: 1940
- Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
- Bouwstijl: Functionalisme
Algemene beschrijving
Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.
Historie landsverdediging Nederland
Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.
Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.
Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.
Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht
Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.
Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.
Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.
Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.
De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.
Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.
Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken
Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.
Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.
De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.
In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).
Typen versterkingen
In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.
Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.
Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.
Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)
Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.
Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.
Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.
De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.
Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)
Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.
Groepsschuilplaatsen (1939-1940)
Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.
Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.
De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.
Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)
De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.
Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.
Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.
- Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
- Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
- Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur
De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.
Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.
De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.
De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.
In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940
De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.
De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.
De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.
Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.
De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).
De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.
De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.
De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.
Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.
De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.
Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.
De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).
Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.
De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.
Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.
Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.
De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.
Architectonische waarde
De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.
Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.
Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.
Situering
Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:
- langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
- bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
- bij sluizen/duikers en langs killen
- bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
- en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.
De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.
Gaafheid
De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.
Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.
De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.
Unieke waarde
De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.
In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.
De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123094.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Zeedijk (sluis)
- Datering: 1925-1935
- Oorspronkelijke functie: Sluis
- Bouwstijl: Traditionalisme
Algemene beschrijving
Bakstenen gesloten boogsluis in de Zeedijk van de Alloyzen- of Bovenpolder.
De redengevende omschrijving betreft de sluis.
Historie sluizen
Een sluis is een waterbouwkundig kunstwerk ter regulering van de waterstand en voorzien van afsluitmiddelen als wegneembare kering.
Op het Eiland van Dordrecht hebben de meeste sluizen de functie van een in- en uitwateringssluis. De is het oudste sluistype. Een dergelijke sluis zorgt voor de afvoer van overtollig binnenwater - regenwater uit lucht of kwelwater via een dijk - uit een polder of boezem, meestal op een waterweg zoals een benedenrivier, een zeearm of op zee. Het kan ook overtollig buitenwater keren: bij eb staan sluisdeuren open, bij vloed zijn ze gesloten. De meeste sluizen hebben de mogelijkheid met schotbalken dichtgezet te worden voor het geval de sluis drooggelegd moet worden voor onderhoudswerkzaamheden. De schotbalken worden meestal opgeslagen in speciale schuren.
Elke polder of waard heeft minstens één sluis, aangelegd in de omringende polderdijk of waardkade: deze elementen zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. De functie of het type sluis kan om verschillende waterhuishoudkundige redenen wijzigen, soms zelfs geheel verloren gaan.
Op het Eiland van Dordrecht, dat gekenmerkt wordt door elkaar opvolgende inpolderingen, hebben bijvoorbeeld vrijwel alle sluizen in de oudste polders - en binnen de zeewerende dijken - hun oorspronkelijke eb- en vloeddeuren verloren: veel sluizen zijn duikers of bruggen geworden. Hierdoor vallen ze in hun omgeving vaak minder op.
Historie gebied
In 1421 tijdens de Sint Elisabethsvloed, ging de hele Grote Waard ten onder. Het Eiland van Dordrecht werd pas vanaf begin 17e eeuw weer ingepolderd. Achtereenvolgens herrezen het Oude Land van Dubbeldam in 1603, de Noordpolder in 1616, de Zuidpolder in 1617 en de Alloyzen- of Bovenpolder in 1652. Deze oudste zogenoemde Vierpolders hadden een eigen polderbestuur.
De Schenkeldijk is de westelijke dijk van de Alloyzen- of Bovenpolder uit 1652 en de oostelijke dijk van de iets latere polder Wieldrecht uit 1659. De Zeedijk is de zuidelijke dijk van dezelfde polder.
Ter hoogte van de samenkomst van Schenkeldijk en Zeedijk bevond zich een tijdlang het veer op Brabant. De Oude Veerweg (feitelijk een dijk) verwijst nog direct naar dit veer. De Haniaspolder werd gerealiseerd in 1757 en de Oude Veerweg is de westelijke dijk van deze polder. Met de aanleg van de polder De Biesbosch in 1926, direct ten zuiden van én aansluitend op de Haniaspolder werd uitwateren via de Haniasluis onmogelijk.
Uitwatering van de Haniaspolder vindt sindsdien plaats via de uitwateringssluizen van die polder en sinds 1955 door het Johannes Visgemaal.
Ligging
De sluis ligt in de Zeedijk en regelt de aan- en afvoer van water vanuit de noordelijke dijksloot van de Zeedijk in de Alloyzen- of Bovenpolder op de oostelijke dijksloot van de Oude Veerweg in de Haniaspolder.
Op de kruising van Wieldrechtse Zeedijk, Zeedijk, Schenkeldijk en Oude Veerweg komen vier polders met oorspronkelijk elk hun eigen ontwateringsysteem bij elkaar. Inmiddels komen op deze kruising meerdere bemalingsgebieden bij elkaar.
Op het Eiland van Dordrecht is deze locatie dus nog steeds van groot belang in de waterhuishouding.
Hoofdvorm
Witgepleisterde bakstenen, gesloten in- en uitwateringssluis met metalen windwerk met heugelstang.
Bouwgeschiedenis
Op een kaart uit 1935 wordt voor het eerst op deze locatie expliciet een sluis vermeld. Mogelijk heeft de bouw van deze sluis te maken met de aanleg van de polder De Biesbosch in 1926, waardoor de waterhuishouding in veel van de oudere polders aangepast moest worden. Deze aanleg leidde onder andere ook tot de bouw van twee nieuwe elektrische gemalen en nieuwe bemalingsgebieden.
De sluis is recent, in elk geval vóór 2008, gerenoveerd/gerestaureerd. De oorspronkelijk bakstenen sluis heeft een pleisterlaag gekregen en is wit geschilderd. Mogelijk zijn ook het windwerk en de bijbehorende schuif vervangen.
Beschrijving exterieur
De frontmuren van de gesloten boogsluis zijn gemetseld in staand verband, van een pleisterlaag voorzien en wit geschilderd. De noordelijke frontmuur maakt een knik in de richting van én stuit aan tegen de frontmuur van een bakstenen duiker in de Schenkeldijk.
Op de zuidelijke frontmuur staat een zwart geschilderd metalen windwerk voor de schuif.
De beide frontmuren zijn tot ruim boven het talud van de dijk opgemetseld.
Beschrijving perceel
De sluis in de vier meter hoge Zeedijk is vooral vanaf de Oude Veerweg goed te zien. De oostelijke dijksloot van die weg is weliswaar behoorlijk verland, maar er stroomt nog steeds water naar/van de sluis de sloot in.
Vanaf de Schenkeldijk is het zicht op de sluis moeilijk, maar vanaf de Zeedijk is hij redelijk te zien. De functie van de sluis binnen de waterhuishouding wordt hier beter zichtbaar ook vanwege de nabijheid van een bakstenen duiker in de Schenkeldijk en een houten/ijzeren stuw in de noordelijke dijksloot van de Zeedijk.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Onderdeel van het waterhuishoudingsysteem dat na de aanleg van de polder De Biesbosch in 1926 aangepast moest worden.
Architectonische waarde
Onduidelijk omdat zeer waarschijnlijk het oorspronkelijke uiterlijk van de sluis gewijzigd is door de recente renovatie/restauratie.
Ensemblewaarde / Situering
De sluis ligt in het kruispunt van vier dijken (Zeedijk, Wieldrechtse Zeedijk, Schenkeldijk en Oude Veerweg), vier polders (Alloyzen- of Boven 1652, Wieldrecht 1657, Hanias 1757 en Cannemans 1803) en vier bemalingsgebieden (gemalen Prinsenheuvel, Staring, Johannes Vis en Wieldrecht).
De sluis zelf heeft een onlosmakelijke relatie met de Zeedijk. Vanaf de Oude Veerweg is de sluis een opvallend kunstwerk vanwege de locatie in de hoge Zeedijk.
Direct naast de noordelijke frontmuur van de sluis ligt een duiker uit 1897 en in het oostelijke verlengde van de dijksloot van de Zeedijk ligt een nog jongere stuw van hout en metaal. Gezamenlijk geven ze een mooi beeld van de technische mogelijkheden en ontwikkelingen in het waterhuishoudingsysteem van het Eiland.
Gaafheid
Het oorspronkelijk bakstenen metselwerk van de sluis is afgedekt door pleisterwerk dat wit is geschilderd. Mogelijk is het windwerk met schuif vervangen.
De sluis functioneert en verkeert in goede staat.
Unieke waarde
De sluis is een in het landschap opvallende en op een cruciaal en attractief punt gelegen onderdeel van het waterhuishoudkundige systeem op het Eiland van Dordrecht.
Bijlage
-
9122999.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Zeedijk (wachthuisje)
- Datering: 1931
- Oorspronkelijke functie: Wachthuisje veer
- Bouwstijl: Functionalisme
- Architect: Argelo
Algemene beschrijving
Wachthuisje nabij het veer naar Werkendam op de Kop van 't Land.
Historie gebied
De Zeedijk vormt de begrenzing van een van de oudere polders van het Eiland van Dordrecht: de Alloijzen- of Bovenpolder. De bedijking kwam in 1652 gereed, zeven jaar eerder dan de Wieldrechtse Zeedijk. De waterkering aan de westzijde vormde de Schenkeldijk. Op oude kaarten is goed te zien dat vóór de indijking van de Alloijzenpolder aan de oostzijde al kleinere polders aanwezig waren. De polder kreeg veel overstromingen te verduren, nog zichtbaar in het landschap door enkele dijkdoorbraken. Nabij Zeedijk 8 en 10 maakt de dijk twee slingers om de wielen die ontstonden na de doorbraak in 1682. Meer richting oosten zijn (restanten van) twee wielen zichtbaar ter hoogte van de Heerenweg (1715) en nabij Zeedijk 14 (1717). Na deze laatste overstroming besloten de polders zich te verenigen onder het waterschap de Vierpolders waarin Het Oudeland van Dubbeldam, de Zuidpolder, de Noord-of Merwedepolder en de Alloijzenpolder vertegenwoordigd waren. Deze polders vielen samen onder het ambacht van Dubbeldam, dat in de 19e eeuw een zelfstandige gemeente zou worden. Vanaf 1970 werd het hele gebied dat tot Dubbeldam behoorde onderdeel van de gemeente Dordrecht.
Het buitendijkse, moerasachtige gebied was een belangrijke bron van inkomsten door de teelt van biezen, riet en griendhout, de visserij en de eendenkooikerij. Door het 'opcomen van de gronden' verplaatsten deze activiteiten zich telkens steeds meer zuidwaarts. Zo werden ten zuiden van de Zeedijk de Hanias Polder in 1758 en de Zuidbuitenpolder in 1777 ingedijkt.
De bebouwing langs de huidige Zeedijk is schaars en varieert van dijkhoeves tot arbeiderswoningen. Het meest oostelijke deel staat bekend als de Kop van 't Land, dat met de omringende bebouwing een buurtschap vormt. In 1931 werd hier het veer naar Werkendam gerealiseerd inclusief twee kapiteinswoningen tussen de 19e-eeuwse arbeiderswoningen aan de dijk. Voor een betere ontsluiting naar Dordrecht werd de Provincialeweg (aanleg 1931-1938) dwars door de polder heen aangelegd. Van de oude Heerenweg, al aanwezig na de inpoldering in 1652, is daardoor alleen een restant over tussen de Provincialeweg en de Zeedijk.
Ligging
Het wachthuisje staat buitendijks ten westen van de afrit naar de veerstoep. Het halfopen huisje is evenwijdig aan de weg gesitueerd met de opening naar de weg gericht. De havenkom en veerstoep liggen op de Kop van 't Land in het verlengde van de Provincialeweg, net voorbij het punt waar de Provincialeweg aansluit op de Zeedijk.
Hoofdvorm
Het huisje bestaat uit een bouwmassa van één bouwlaag op een rechthoekige plattegrond, voorzien van een lessenaarsdak.
Bouwgeschiedenis
Het veer vanaf de Kop van 't Land naar Werkendam werd in 1931 officieel geopend. Voor het Eiland van Dordrecht was dit het vijfde gemeentelijke veer. Voorafgaand was op particulier initiatief al een veerdienst gestart met behulp van een eenvoudige roeiboot, later aangevuld met een aak, die de oversteek maakte vanaf het haventje achter de Kopse Stee. De pont over de Nieuwe Merwede had onder andere als doel om Dordrecht beter met 's-Hertogenbosch te verbinden. Voor een goede ontsluiting met de binnenstad werd vanaf 1931 de Provincialeweg aangelegd. Deze weg was ook aan de Brabantse zijde gepland, maar werd uiteindelijk nooit gerealiseerd. Met de opening van de Merwedebrug (Gorinchem-Werkendam) in 1961 werd de veerdienst overbodig voor zakelijk autoverkeer. Tegenwoordig is het veer weer in handen van een particulier bedrijf en onderhoudt veerdienst 'De Biesbosch' de oversteek.
De aanleg van het veer werd uitgevoerd door Gemeentewerken Dordrecht. A.J. Argelo, architect en opzichter bij deze gemeentelijke dienst, was betrokken bij de planvorming. Hij ontwierp tegelijkertijd de bijbehorende dubbele kapiteinswoning even verderop aan de Zeedijk. Het veer was voornamelijk een infrastructureel project dat bestond uit de aanleg van de havenkom, de veerstoep en de aanlegsteiger. Direct naast de veerstoep werd een houten wachthuisje gebouwd.
In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog werd de meest oostelijke bebouwing op de Kop van 't Land door de Duitse bezetters in beslag genomen. Zeedijk 13 en de Kopse Stee werden in brand gestoken voor een vrij schootsveld. De aanlegsteiger en de veerstoep werden vernield om zo eventueel de geallieerden van de overzijde tegen te houden. Vermoedelijk is toen ook het houten wachthuisje gesloopt. Het huidige wachthuisje is waarschijnlijk gebouwd tijdens de wederopbouw van het veer, dat in 1946 gereed was.
Beschrijving
De gevels zijn gemetseld in een lichtgele baksteen in kruisverband en rusten op een betonnen plateau. Het lessenaars dak bestaat uit een gewapend betonnen plaat met enig overstek aan alle zijden. Aan de voorzijde, tegen de weg aan, bevindt zich in het midden een licht getoogde opening die toegang geeft tot de overdekte wachtruimte. Aan weerszijden van deze opening zijn hoekvensters aangebracht, voorzien van gemoderniseerde houten kozijnen. De vensters en de opening worden aan de bovenzijde beëindigd door een rollaag. De waterdorpels van de kozijnen zijn uitgevoerd in baksteen.
In het huisje bevinden zich in de hoek aan de linkerzijde twee houten lattenbanken, rustend op consoles. Rechts is een wand gemaakt voorzien van een houten deur. De ruimte hierachter is afgesloten. Een modern hekwerk kan de wachtruimte eventueel geheel afsluiten.
Tijdens de recente dijkverzwaring zijn de veerstoep en de toegang vanaf de dijk verhoogd/opnieuw geasfalteerd. Het betonnen plateau waar het huisje op rust, is hierdoor nog maar deels zichtbaar.
Beschrijving perceel
Het veerhuisje maakt deel uit van de inrichting rond het veer, zoals de veerstoep, de steigers en de havenkom. Deze zijn alle in de loop der tijd gemoderniseerd en hebben geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het wachthuisje bij het veer op de Kop van 't Land heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van het veer dat in 1931 werd aangelegd ten behoeve van een betere verbinding over de Nieuwe Merwede. Het huisje werd vermoedelijk kort na de Tweede Wereldoorlog gebouwd ter vervanging van het houten wachthuis dat samen met de veerstoep en de steigers geheel vernield was.
Architectonische waarde
Het wachthuisje heeft architectonische waarde door de kwaliteit van het doelmatige ontwerp dat karakteristiek is door de gevelopeningen op de hoeken en het betonnen lessenaars dak.
Situering
Het wachthuisje heeft ensemblewaarde in relatie tot de inrichting van de openbare ruimte rond het veer, waaronder de veerstoep en de steigers en in relatie tot de Provincialeweg die tegelijkertijd in 1931-1938 werd aangelegd. Het wachthuisje heeft landschappelijke waarde als vrijstaand object in een onbebouwde omgeving.
Gaafheid
De gevels en het dak van het wachthuisje zijn in originele staat. Aan de achterzijde bevindt zich graffiti op het metselwerk. De hoekvensters zijn gemoderniseerd.
Publicaties
- R. Haan. De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk. Dordrecht 2006.
- W. van Wijk. Over de Kop. Dordrecht 2014
Bijlage
-
9123508.pdf (opent in een nieuw venster)