Tag

Zanddijk

  • Zanddijk 5
    • Naam: Veelust
    • Datering: 1913
    • Oorspronkelijke functie: Hoeve
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3329LB

     

    Algemene beschrijving

    Hoeve 'Veelust', gebouwd in 1913 aan de Zanddijk. De hoeve heeft geen agrarische functie meer en is in gebruik als woning met schuur. Hekwerk en brug over de bermsloot vallen ook onder de bescherming.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk ontstonden na de inpoldering van Wieldrecht (1659) in de westhoek kleine polders, later samengevoegd tot de Oude Beerpolder. De oostelijker gelegen gorzen van Wieldrecht werden in opdracht van Willem V, Prins van Oranje Nassau, in 1788 ingepolderd. De Louisapolder, genoemd naar zijn oudste dochter, werd door de Half Wassenaars Sloot gescheiden van 'den Beer'. In het zuiden van de Louisapolder werd bij 'Den Heuvel' ter vervanging van het veer aan de Wieldrechtse Zeedijk het Nieuwe Veer naar Lage Zwaluwe gevestigd. Dit veer was in gebruik tot de opening van het veer bij Willemsdorp in 1822. In 1802 werd vanaf de Prinsenheuvel een dijk aangelegd naar de Oude Beerpolder. Het tussenliggende gebied werd nu de Nieuwe Beerpolder genoemd.

    De Zanddijk vormde de westelijke begrenzing van de Louisapolder en was tevens de toegang tot het veer vanaf de Wieldrechtse Zeedijk. De bebouwing langs deze dijk is al twee eeuwen verbonden met het geslacht Schoonderwoerd. Op oude kaarten is sprake van een 'Wagthuis' bij de Prinsenheuvel met als bewoner polderwachter Marius Schoonderwoerd. Nazaten vestigden zich later op de hoeve op de Prinsenheuvel, Zanddijk 9-11 en aan de Zanddijk 1 (gesloopt), 3 (1948 en 1953), 5 (1913) en 7.

    Ligging

    De hoeve staat aan de westzijde van de Zanddijk in de Nieuwe Beerpolder met de nok haaks op de dijk. Vanaf de dijk zijn twee afritten gemaakt naar de toegang tot het perceel, via een brug over de bermsloot. Aan de westzijde wordt het terrein begrensd door een sloot, vanaf de 18e eeuw de kaarsrechte scheiding 'Half Wassenaars sloot' vanaf de Wieldrechtse Zeedijk tot aan de Prinsenheuvel. Op de bijbehorende percelen ten noorden en ten zuiden staan enkele opstallen en een later gebouwde bungalow, Zanddijk 3. Deze vallen niet onder de bescherming.

    Hoofdvorm

    De boerderij bestaat uit de geschakelde volumes van het woonhuis en de schuur. De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder mansardedak. De bredere en hogere schuur is gebouwd op een rechthoekige plattegrond met een asymmetrisch mansardedak. De noordzijde van de schuur is hoger dan de zuidzijde. De woning staat asymmetrisch op de schuur waarbij de kopgevel van de schuur rechts van de woning (noordzijde) breder is dan aan de linkerzijde.

    Bouwgeschiedenis

    De boerderij werd in 1913 gebouwd in opdracht van Hugo Schoonderwoerd, opzichter van de Louisapolder en landbouwer op de Prinsenheuvel, Zanddijk 9-11. De nieuwe boerderij was bestemd voor een van zijn zonen. Ongeveer tegelijkertijd liet hij een woning aan de Zanddijk 1 bouwen, waar hij zelf in zou trekken. De gronden van de hoeve lagen in de Louisapolder, aan de oostzijde van de Zanddijk. In de eerste jaren werd aan de achterzijde van de boerderij een kleine arbeiderswoning gebouwd en ten oosten een wagenloods. De woning werd in 1925 gesloopt ten behoeve van een uitbreiding van de schuur met twee gebinten en een gierkelder. De wagenloods is na een zware storm verdwenen. Tijdens de watersnoodramp in 1953 heeft de gehele hoeve onder water gestaan. Na het doorbreken van de Kildijk waren alle polders ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk ondergelopen.

    Het exterieur van de hoeve is de afgelopen honderd jaar af en toe licht gewijzigd, waaronder door het maken van enkele nieuw vensters, de nieuwe gevelbeplating aan de achterzijde en het vernieuwen van goten.

    De hoeve heeft de karakteristieken van het boerderijtype van de Vlaamse-schuurgroep, een boerderijvorm die zich vanuit Brabant heeft verbreid over het Eiland van Dordrecht en de Hoeksche Waard. De asymmetrische schuur van dit type ligt in het verlengde van het woonhuis en de drie of vier beuken hebben ieder een eigen functie, waaronder stal, tasruimte en deel in de lengterichting. Bij deze boerderij is echter sprake van twee beuken. Op de plattegrond van de uitbreiding in 1925 is te zien dat de grootste beuk ook in gebruik was genomen voor het stallen van vee. Hooi-opslag vond plaats onder het hoge mansardedak. Grote dubbele deuren, de mendeuren, bevinden zich in dit geval aan de lange zijde van de schuur. Dit mengtype van een langsdeel en dwarsdeel schuurtype is kenmerkend voor het Eiland van Dordrecht. Uitzonderlijk is de toepassing van een mansardedak, een relatief kostbare constructie voor een schuur.

    Beschrijving exterieur

    De gevels van de woning en de kopgevel van de schuur zijn gemetseld in kruisverband met gesneden voeg. Achter- en zijgevels van de schuur bestaan uit metselwerk met een platvolle voeg. Het metselwerk van de gevels van de woning eindigt aan de onderzijde met een hoge, betonnen plint. Op alle zijgevels zijn muurankers zichtbaar.

    Aan de voorzijde van de woning zijn de gevelopeningen getoogd uitgevoerd met een rollaag van rode strengperssteen voorzien van betonnen aanzet- en sluitstenen. Het muurveld boven het kozijn is gevuld met tegels voorzien van een geometrisch motief. De getoogde vensters in de rechterzijgevel van de woning en de kopgevel van de schuur zijn iets eenvoudiger uitgevoerd, met een rollaag van baksteen en een betonnen sluitsteen. Het muurveld is opgevuld met een cementlaag, gedecoreerd met een gebouchardeerd oppervlak (lichtruwe structuur) en een cirkel in het midden. De houten kozijnen van de woning zijn aan de bovenzijde afgewerkt met een rand van lood, getand uitgevoerd en mee geschilderd. De schuiframen zijn aangepast door het plaatsen van een voorzetraam voor het bovenraam. De vensters van de schuur bestaan uit originele getoogde gietijzeren stalramen voorzien van een rollaag en bakstenen onderdorpels.

    Beide daken zijn gedekt met gesmoorde kruispannen. Aan de noord- en zuidzijde van de schuur zijn enkele nieuwe Velux-ramen aangebracht. Op de nok van de woning, tegen de schuur aan en aan de zuidzijde van de woning vanaf de goot, bevinden zich twee hoge gemetselde schoorstenen.

    Gevels woning

    De voorgevel (oost) bestaat links uit twee vensters met rechts de entree naar de woning. De deur, vermoedelijk later aangepast, is voorzien van een bovenlicht met eenvoudig en hersteld glas-in-lood. In de top bevindt zich centraal een iets kleiner venster. De gevel wordt aan de bovenzijde beëindigd door eenvoudige (vermoedelijk vernieuwde) windveren en een makelaar.

    De linkerzijgevel (zuid) heeft geheel links een rechthoekig venster dat in 1953 is aangebracht. In het midden is een kleine gevelopening dichtgemetseld, zichtbaar door het verschil in de kleur van het metselwerk. Geheel rechts is een venster dat identiek is aan de vensters aan de voorzijde.

    De rechterzijgevel (noord) bestaat uit twee vensters geheel rechts, met daarboven een bescheiden dakkapel onder plat dak.

    Gevels schuur

    De voorgevel (oost) wordt voor een groot deel aan het zicht onttrokken door de woning. Links van de woning bevindt zich een deur met bovenlicht in een licht getoogde gevelopening. De deur is gemoderniseerd. Rechts van de woning zijn twee vensters, waarvan één kelderraam. In de top van de gevel is een rond gietijzeren raam aangebracht met roeden in straalvorm. Rondom is een rollaag, aan de onderzijde uitgemetseld als druipsteen. De kopgevel wordt beëindigd door een makelaar en een geprofileerde houten windveer, voorzien van schubvormige decoratie.

    De rechterzijgevel (noord) heeft twee originele, houten mendeuren tot aan de goot, in het midden van het oude geveloppervlak. In de opgeklampte deuren bevinden zich een klein raam en een loopdeur. Links van de deuren is later een nieuw getoogd venster aangebracht. Rechts, in de uitbreiding van 1925, is de gevel voorzien van een dubbele deur, twee enkele houten deuren en drie gietijzeren stalramen. Bovenin bevinden zich twee houten luiken.

    De achtergevel (west) is deels vernieuwd. Links bevinden zich twee betonnen stalramen, rechts twee originele staldeuren en een gietijzeren stalraam. De houten gevelbekleding van de bovenste helft van de gevel is vervangen door damwandprofiel plaat. Het grote hooiluik en twee kleine vensters zijn zichtbaar gebleven. De kopgevel wordt beëindigd door een gemoderniseerde windveer met makelaar.

    De linkerzijgevel (zuid) bestaat uit een aantal gietijzeren stalramen en twee originele staldeuren. Geheel rechts bevindt zich een groot rechthoekig venster met schuifraam en luiken.

    Beschrijving interieur

    Van het interieur is geen opname gemaakt. Uit bouwtekeningen is op te maken dat in het gedeelte van de schuur dat tegen de woning aanstaat, een halfverdiepte kelder met opkamer is gebouwd. Naast deze kelder bevond zich de 'werkloods'. Dit gedeelte maakt onderdeel uit van de woning en is met een deur verbonden met de voormalige koeienstal aan de zuidzijde.

    Beschrijving perceel

    De hoeve staat op een groot perceel dat door de bermsloot gescheiden wordt van de dijk. De betonnen brug over de sloot is voorzien van ijzeren hekpijlers met een smeedijzeren hekwerk. In beide hekken is in het midden een cirkel aangebracht met in ijzer uitgevoerde dieren: links een koe en rechts een paard. Het hekwerk is van latere datum dan de bouwperiode en valt ook onder de bescherming. Rondom de woning is het perceel ingericht als tuin. Op aangrenzende percelen staan bijgebouwen die voorheen deel uitmaakten van het agrarische bedrijf. De inrichting van de percelen en de bijgebouwen hebben geen monumentale waarde.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De hoeve en de brug hebben cultuurhistorische waarde als herinnering aan het agrarische bedrijf 'Veelust' dat in 1913 gebouwd werd tegenover de bijbehorende gronden in de Louisapolder en als laatste oorspronkelijke complex aan de Zanddijk waar voorheen meer hoeves gevestigd waren, alle verbonden aan dezelfde familie.

    Architectonische waarde

    De hoeve heeft architectonische waarde door de kwaliteit van het exterieur, karakteristiek voor de bouwperiode. Van bijzondere waarde zijn onder andere de getoogde gevelopeningen met sluit- en aanzetstenen, de gietijzeren stalramen en de mansardedaken gedekt met kruispannen. De hoeve heeft kenmerken die typerend zijn voor de ontwikkeling van de boerderijvorm op het eiland van Dordrecht.

    Situering

    De perceelsgrenzen van de hoeve worden onder andere bepaald door de sloot aan de achterzijde, vanaf de 18e eeuw de scheiding bekend als 'Half Wassenaars sloot' en de bermsloot onder aan de Zanddijk. Het complex van hoeve met brug heeft ensemblewaarde in relatie tot de Zanddijk en tot de oorspronkelijk bijbehorende gronden in de Louisapolder. De hoeve heeft landschappelijke waarde als origineel en vrijstaand object aan de Zanddijk.

    Gaafheid

    De hoeve is van belang door de gaafheid van het exterieur. Volume, metselwerk, gevelopeningen en vensters zijn veelal origineel. Aanpassingen zoals het plaatsen van extra vensters hebben geen afbreuk gedaan aan de kwaliteit van het gevelbeeld.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Zanddijk 10
    • Datering: 19e eeuw
    • Oorspronkelijke functie: Schuur
    • Bouwstijl: Functionalisme
    • Postcode: 3329LB

     

    Algemene beschrijving

    Hooischuur, gebouwd tweede helft 19e eeuw en vanaf 1992 in gebruik als vakantiewoning.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk ontstonden na de inpoldering van Wieldrecht (1659) in de westhoek kleine polders, later samengevoegd tot de Oude Beerpolder. De oostelijker gelegen gorzen van Wieldrecht werden in opdracht van Willem V, Prins van Oranje Nassau, in 1788 ingepolderd. De Louisapolder, genoemd naar zijn oudste dochter, werd door de Half Wassenaars Sloot gescheiden van 'den Beer'. In het zuiden van de Louisapolder werd bij 'Den Heuvel' ter vervanging van het veer aan de Wieldrechtse Zeedijk het Nieuwe Veer naar Lage Zwaluwe gevestigd. Dit veer was in gebruik tot de opening van het veer bij Willemsdorp in 1822. In 1802 werd vanaf de Prinsenheuvel een dijk aangelegd naar de Oude Beerpolder. Het tussenliggende gebied werd nu de Nieuwe Beerpolder genoemd.

    De Zanddijk vormde de westelijke begrenzing van de Louisapolder en was tevens de toegang tot het veer vanaf de Wieldrechtse Zeedijk. De bebouwing langs deze dijk is al twee eeuwen verbonden met het geslacht Schoonderwoerd. Op oude kaarten is sprake van een 'Wagthuis' bij de Prinsenheuvel met als bewoner polderwachter Marius Schoonderwoerd. Nazaten vestigden zich later op de hoeve op de Prinsenheuvel, Zanddijk 9-11, Zanddijk 1 (gesloopt) en 3-5 (gebouwd in 1913).

    Ligging

    De schuur staat op buitendijks terrein ten oosten van de Zanddijk en ten zuiden van de Louisapoldersekade. De schuur staat op enige afstand van de haven waar voorheen de sluis aanwezig was. Het terrein ten zuiden van de schuur grenst aan het water van het Maartensgat.

    Hoofdvorm

    De schuur is gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder zadeldak.

    Bouwgeschiedenis

    Op en rond de Prinsenheuvel is een ensemble van bebouwing en objecten aanwezig die zijn oorsprong kent in de eerste aanleg van een sluis, voor de afwatering van de Louisapolder en een 'Wagthuis'. De waterverbinding verliep via de Sluiskil, voorheen de Kornelis Beerekil, een restant van een kreek die nog steeds in het landschap aanwezig is.

    Op een kaart van 1816 is te zien dat het Wagthuis (veerhuis en vermoedelijk woning van de polderwachter) is uitgebreid tot complete hoeve met binnendijkse bebouwing aan de andere zijde van de sluis en buitendijkse bebouwing naast de sluis. Het huidige Zanddijk 11, de voormalige hoeve, betreft een herbouw uit 1943. Na een schoorsteenbrand was de hoeve onbewoonbaar en in slechts zes weken tijd werd achter de afgebrande hoeve een nieuwe woning gebouwd met hergebruik van aanwezige bouwmaterialen. Deze woning zal worden gesloopt en plaatsmaken voor nieuwbouw. Naast de hoeve werd rond 1880 een vrijstaande schuur bijgebouwd.

    De buitendijkse bebouwing langs de Louisapoldersekade is rond 1850 of later gewijzigd voor de bouw van twee hooischuren. De huidige eigenaar van Zanddijk 10 heeft veel onderzoek verricht naar de oorsprong van de bouw en is tot de conclusie gekomen dat de schuren opgebouwd moeten zijn van hout dat afkomstig is van gesloopte binnenvaartschepen. De houtconstructie van de schuur bestaat uit harsrijk grenenhout met veel zichtbare boutgaten, zodat duidelijk sprake is van hergebruik. Halverwege de 19e eeuw begon in de scheepsbouw de overgang van houtbouw naar ijzerbouw. Vermoedelijk is het hout afkomstig van schepen die in de omgeving van de Prinsenheuvel op de platen werden achtergelaten/gedemonteerd.

    Naast de schuren werd in april 1940 een kazemat gebouwd, als onderdeel van de verdedigingslinie op het Eiland van Dordrecht. In het vroege voorjaar van 1940 werd ongeveer zeventig man ingekwartierd op de Prinsenheuvel. In de meidagen van 1940 boden de kazemat en de hooischuur bescherming aan burgers uit de omgeving.

    Tot 1943 stonden op het buitendijkse terrein de twee schuren naast elkaar, gescheiden door een hooipers. Aan de kopse kant bevonden zich deuren voor het inladen van hooi, aan de zijkant de deuren voor de hooipers. De tweelingschuur werd gesloopt ten behoeve van de herbouw van Zanddijk 11. De overgebleven schuur werd in 1946 aangepast met een gemetseld gedeelte 'voor het bouwen van een schaftlokaal met slaapgelegenheid, daar 't oude door oorlogsgeweld vernield is'.

    In 1955 werd met de dijkverzwaring de oude sluis afgebroken en vervangen. In 1971 werd deze sluis vervangen door een elektrisch gemaal met een betonnen uitlaat naast de haven.

    In 1992 werd de schuur door de huidige eigenaar gekocht en bestemd tot recreatiewoning. De schuur werd hiervoor eerst rechtgezet en gefixeerd. De gevelbekleding is toen grotendeels vervangen en aan de binnenzijde dubbelwandig gemaakt, schoren zijn vernieuwd en het dak werd geïsoleerd met vervanging van dakbedekking.

    Beschrijving exterieur

    Het exterieur van de schuur kan beschouwd worden als een reconstructie met aanpassingen ten behoeve van de vakantiewoning.

    De gevels bestaan grotendeels uit zwart geschilderde houten, gepotdekselde delen. De bescheiden vensters in de houten gevels zijn later aangebracht, evenals de dakramen. De geveldelen die gemetseld zijn dateren van 1946. De vensters in het metselwerk worden beëindigd door een rollaag en een bakstenen onderdorpel. Op het dak bevindt zich aan de noordoostzijde een gemetselde schoorsteen (1946). Tegen de zuidwestgevel aan is in 1992 een kleine uitbouw geplaatst.

    De kopgevel aan de waterzijde (zuidoost) bestaat rechts voor een deel uit metselwerk met een venster van het in 1946 gebouwde schaftlokaal. Het metselwerk loopt tot iets minder dan de helft door in de zijgevel aan de noordoostzijde voorzien van de entree naar de woning met aan weerszijden een venster. In deze zijgevel bevindt zich boven het metselwerk een origineel rechthoekig venster voorzien van een door roeden verdeeld raam. Iets voorbij het midden zijn twee grote houten deuren aangebracht, op de locatie waar zich voorheen twee schuifdeuren tot goothoogte bevonden.

    Beschrijving interieur

    De schuur is op bescheiden wijze aangepast tot vakantiewoning. Onder het dak is een volwaardige verdieping gecreëerd. De constructie is op begane grond niveau niet meer zichtbaar. Volgens eigenaar zijn aan de zuidwestzijde veel balken vernieuwd. Op de zolder zijn de dakspanten in het zicht gehouden, waardoor goed het hergebruikte hout zichtbaar is. Het interieur van de woning heeft geen monumentale waarde. Van belang is de originele houtconstructie van de schuur.

    Beschrijving perceel

    De vrijstaande schuur staat op buitendijks terrein aan het water van het Maartensgat. Ten zuidwesten van de schuur bevindt zich de kazemat in dezelfde rooilijn als de kopgevel van de schuur. Niet zozeer de inrichting van het perceel, als wel de omgeving rond de schuur is van bijzondere waarde. De haven, de kazemat, het elektrisch gemaal waar voorheen de poldersluis was, de schuur Zanddijk 11A en de karakteristieke bomen op de heuvel nabij de veerstoep zijn alle herinneringen aan het veer, de hoeve, de Tweede Wereld Oorlog en de inpolderingen op het Eiland van Dordrecht.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De hooischuur heeft cultuurhistorische waarde als herinnering aan het agrarische leven rondom de hoeve die vanaf begin 19e eeuw op de Prinsenheuvel gevestigd was. Het ensemble van objecten en bebouwing op en bij de Prinsenheuvel, waar de hooischuur deel van uitmaakt, heeft cultuurhistorische waarde als zichtbare herinnering aan de inpoldering van de Louisapolder, het veer, de hoeve en de Tweede Wereldoorlog.

    Architectonische waarde

    De hooischuur heeft bouwhistorische waarde door de houtconstructie die opgebouwd is uit hergebruikt materiaal van grenenhout met boutgaten, vermoedelijk afkomstig van de scheepsbouw die halverwege de 19e eeuw een overgang doormaakte van houtbouw naar ijzerbouw.

    Situering

    De hooischuur heeft landschappelijke waarde door de buitendijkse ligging en als opvallende bebouwing langs het water in vrijwel onbebouwd gebied. De hooischuur heeft landschappelijke waarde door de, voorheen functionele, relatie met het achter de Zanddijk gelegen polderlandschap. De schuur heeft ensemblewaarde in relatie tot de kazemat op het perceel, de naastgelegen haven, de bebouwing op de Prinsenheuvel en het gemaal.

    Gaafheid

    De schuur is van belang door de gaafheid van de houtconstructie en het volume. Het exterieur betreft een reconstructie. De modernisering, waaronder de vervangen houten gevelbekleding, de nieuwe vensters en de dakbedekking, is op bescheiden wijze gedaan en doet geen afbreuk aan de kwaliteit van het gebouw.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.
    • Gemeente Dordrecht Monumentenzorg en Archeologie, C. Weijs. Bouwhistorische opname van de boerderij aan Zanddijk 9-11. Dordrecht 2013

    Bijlage


  • Zanddijk 11a
    • Naam: Prinsenheuvel
    • Datering: 1880
    • Oorspronkelijke functie: Schuur
    • Bouwstijl: Functionalisme
    • Postcode: 3329LB

     

    Algemene beschrijving

    Schuur gebouwd rond 1880 als onderdeel van de hoeve de 'Prinsenheuvel'.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk ontstonden na de inpoldering van Wieldrecht (1659) in de westhoek kleine polders, later samengevoegd tot de Oude Beerpolder. De oostelijker gelegen gorzen van Wieldrecht werden in opdracht van Willem V, Prins van Oranje Nassau, in 1788 ingepolderd. De Louisapolder, genoemd naar zijn oudste dochter, werd door de Half Wassenaars Sloot gescheiden van 'den Beer'. In het zuiden van de Louisapolder werd bij 'Den Heuvel' ter vervanging van het veer aan de Wieldrechtse Zeedijk het Nieuwe Veer naar Lage Zwaluwe gevestigd. Dit veer was in gebruik tot de opening van het veer bij Willemsdorp in 1822. In 1802 werd vanaf de Prinsenheuvel een dijk aangelegd naar de Oude Beerpolder. Het tussenliggende gebied werd nu de Nieuwe Beerpolder genoemd.

    De Zanddijk vormde de westelijke begrenzing van de Louisapolder en was tevens de toegang tot het veer vanaf de Wieldrechtse Zeedijk. De bebouwing langs deze dijk is al twee eeuwen verbonden met het geslacht Schoonderwoerd. Op oude kaarten is sprake van een 'Wagthuis' bij de Prinsenheuvel met als bewoner polderwachter Marius Schoonderwoerd. Nazaten vestigden zich later op de hoeve de Prinsenheuvel, Zanddijk 11-11A, Zanddijk 1 (gesloopt) en 3-5 (gebouwd in 1913).

    Ligging

    De schuur staat op de Prinsenheuvel, een buitendijks aangelegde heuvel in het zuiden van de Louisapolder. De schuur staat met de nok evenwijdig aan de Zanddijk, tegen de westzijde van de dijk aan.

    Hoofdvorm

    De schuur is gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag onder zadeldak. Tegen de noordelijke kopgevel aan bevindt zich een aanbouw onder schuin dak.

    Bouwgeschiedenis

    Op en rond de Prinsenheuvel is een ensemble van bebouwing en objecten aanwezig die zijn oorsprong kent in de eerste aanleg van een sluis, voor de afwatering van de Louisapolder en een 'Wagthuis'. De waterverbinding verliep via de Sluiskil, voorheen de Kornelis Beerekil, een restant van een kreek die nog steeds in het landschap aanwezig is.

    Op een kaart van 1816 is te zien dat het Wagthuis (veerhuis en vermoedelijk woning van de polderwachter) is uitgebreid tot complete hoeve met binnendijkse bebouwing aan de andere zijde van de sluis en buitendijkse bebouwing naast de sluis. Het huidige Zanddijk 11, de voormalige hoeve, betreft een herbouw uit 1943. Na een schoorsteenbrand was de hoeve onbewoonbaar en in slechts zes weken tijd werd achter de afgebrande hoeve een nieuwe woning gebouwd met hergebruik van aanwezige bouwmaterialen. Deze woning zal worden gesloopt en plaatsmaken voor nieuwbouw. Naast de hoeve werd rond 1880 een vrijstaande schuur bijgebouwd. Volgens de eigenaar ten tijde van de bouwhistorische opname in 2013 bevond zich een gevelsteen op de schuur met het jaartal 1880. Deze schuur is voor een groot deel in originele staat bewaard gebleven.

    Van de overige bebouwing resteert nog een rond 1850 gebouwde hooischuur op de dijk aan het Sint Maartensgat, Zanddijk 10. Naast de hooischuur bevindt zich een kazemat (gemeentelijk monument), gebouwd in april 1940 als onderdeel van de verdedigingslinie op het Eiland van Dordrecht.

    Beschrijving exterieur

    De gevels zijn gemetseld in een gele baksteen en geheel gepleisterd met een Portlandcement. In het pleisterwerk zijn nauwelijks zichtbaar sierblokken en randen aangebracht. De kopgevels zijn uitgevoerd met geschulpte sierranden langs de dakrand. Op alle gevels bevinden zich muurankers ter hoogte van de spanten met uitzondering van een gedeelte van de achtergevel. Het dak is gedekt met originele rode Holle Pannen.

    De voorgevel (oost) aan de dijk heeft vier halfronde gietijzeren stalramen met straalsgewijs roeden en stenen onderdorpels. De ramen zijn evenwichtig over de gevel verdeeld.

    In de kopgevels is centraal een luik van opgeklampte houten delen aangebracht, voorzien van smeedijzeren gehengen. Tegen de oostgevel aan is een uitbouw geplaatst onder schuin dak. Deze is van latere datum en valt niet onder de bescherming.

    De achtergevel (west) is later gewijzigd. Geheel links bevindt zich een lage deur naar de schuur, rechts zijn twee hogere deuren met daarnaast stalramen aanwezig. De deuren zijn uitgevoerd als houten opgeklampte deuren. De betonnen stalramen zijn getoogd en voorzien van een stijl en betonnen onderdorpel. Deze ramen zijn kenmerkend voor de naoorlogse periode.

    Beschrijving interieur

    De schuur wordt door een muur verdeeld in een grote en een kleine ruimte. De kleine, meest zuidelijke ruimte was de stal; in de betonnen vloer is de grup (mestgoot) te zien. De stal wordt door een houten schuifdeur ontsloten met de rest van de schuur. Alle wanden zijn gepleisterd. Met een zware houten ladder is de vliering bereikbaar, die niet beloopbaar is vanwege de slechte staat van de houten vloerdelen. De kap bestaat uit driehoek spanten met hanebalken.

    Beschrijving perceel

    De vrijstaande schuur staat op de heuvel die in 1788 was aangelegd voor de buitendijkse bebouwing en vermoedelijk iets vergroot is richting noorden voor de uitbreiding van de hoeve. Op het perceel en langs de Zanddijk staan enkele bomen.

    Niet zozeer de inrichting van het perceel, als wel de omgeving rond de Prinsenheuvel is van bijzondere waarde. De kleine haven naast de hooischuur, de kazemat, het elektrisch gemaal waar voorheen de poldersluis was en de karakteristieke bomen op de heuvel nabij de voormalige veerstoep zijn alle herinneringen aan het veer, de hoeve, de Tweede Wereld Oorlog en de inpolderingen op het Eiland van Dordrecht.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De schuur heeft cultuurhistorische waarde als herinnering aan de hoeve die vanaf begin 19e eeuw op de Prinsenheuvel gevestigd was. Het ensemble van objecten en bebouwing op en bij de Prinsenheuvel, waar de schuur deel van uitmaakt, heeft cultuurhistorische waarde als zichtbare herinnering aan het veer, de hoeve en de inpoldering van de Louisapolder.

    Architectonische waarde

    De schuur heeft architectuurhistorische waarde als laat 19e-eeuwse schuur die grotendeels in originele staat is. Van bijzondere waarde is het pleisterwerk met de geschulpte randen op de kopgevels, de gietijzeren stalramen en de originele dakbedekking van oude Holle Pannen.

    Situering

    De schuur heeft landschappelijke waarde door de buitendijkse ligging op een heuvel en is bij de toegang tot het gehele terrein het eerst zichtbare object langs de weg. De rooilijn langs de dijk komt overeen met die van de in 1943 afgebrande hoeve.

    De schuur heeft ensemblewaarde in relatie tot de objecten en bebouwing op en nabij de Prinsenheuvel, waaronder de hooischuur, het gemaal, de haven en de kazemat.

    Gaafheid

    De schuur is van belang door de gaafheid van volume, casco, gevels en dak. De achtergevel is enigszins gewijzigd: deuren en betonnen stalramen zijn van latere datum.

    Unieke waarde

    De schuur heeft een unieke waarde als laat 19e-eeuwse schuur/stal die op het Eiland van Dordrecht zelden meer aangetroffen wordt.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Zanddijk 12 (GSP 28)
    • Naam: Groepsschuilplaats
    • Datering: 1940
    • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

    Historie landsverdediging Nederland

    Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

    Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

    Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

    Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

    Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

    Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

    Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

    Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

    De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

    Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

    Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

    Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

    Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

    De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

    In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

    Typen versterkingen

    In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

    Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

    Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

    Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

    Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

    Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

    Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

    De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

    Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

    Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

    Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

    Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

    Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

    De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

    Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

    De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

    Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

    Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

    • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
    • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
    • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

    De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

    Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

    De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

    De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

    In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

    De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

    Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

    De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

    De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

    De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

    Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

    De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

    De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

    De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

    De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

    Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

    De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

    Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

    De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

    Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

    De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

    Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

    Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

    De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

    Architectonische waarde

    De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

    Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

    Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

    Situering

    Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

    • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
    • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
    • bij sluizen/duikers en langs killen
    • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
    • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

    De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

    Gaafheid

    De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

    Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

    De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

    Unieke waarde

    De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

    In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

    De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

    Publicaties

    • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
    • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

    Bijlage


    Externe links



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).