Tag

Wieldrechtse Zeedijk

  • Wieldrechtse Zeedijk 13
    • Naam: Berkenhof
    • Datering: ca. 1660
    • Oorspronkelijke functie: Hoeve
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3328LC

     

    Algemene beschrijving

    Complex van voormalige hoeve, bekend als de 'Berkenhof', bestaande uit een woonhuis met daaraan verbonden een grote schuur, een vrijstaand bakhuis, een vrijstaand koetshuis en een brug. De hoeve is vanaf de 17e eeuw verbonden aan deze locatie.

    Historie gebied

    Wieldrecht was in de middeleeuwen een ambacht, gelegen aan de toenmalige Maas, ongeveer ter hoogte van het huidige Willemsdorp. In 1421 ging tijdens de St Elisabethsvloed de hele Groote Waard ten onder. Het Eiland van Dordrecht werd vanaf begin 17e eeuw weer ingepolderd. Achtereenvolgens herrezen het Oude Land van Dubbeldam, de Noordpolder, de Zuidpolder en de Alloijzenpolder en in 1659 als laatste grote inpoldering Wieldrecht onder de jurisdictie van de Grafelijkheid van Holland. In 1724 werd het ambacht verkocht aan mr. Matthijs Beelaerts. Latere ambachtsheren en ambachtsvrouwen waren leden van de familie Pauw van Wieldrecht.

    Bewoning ontstond rond het veer met 's Gravendeel en in boerderijen en buitenplaatsen aan de Dordtse Kil. In de loop van de tijd concentreerde de bebouwing aan de dijk zich rondom kruispunten van wegen. Ten zuiden van de dijk was al snel sprake van 'opkomende gronden'. Ter hoogte van de oostelijk gelegen Schenkeldijk bevond zich het veer naar Breda. Na de Franse Tijd, waarin de heerlijkheden werden opgeheven,werd Wieldrecht een zelfstandige gemeente, totdat het in 1856 verenigd werd met Dubbeldam en een deel van de Mijl. De watersnoodramp van 1953 heeft forse schade aangericht aan de buitendijkse bebouwing van de zeedijk; alle polders ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk hebben onder water gestaan.

    Aan de Dordtse Kil is vrijwel alle bebouwing verdwenen. Door de aanleg van de industrieterreinen is in het westelijk deel de polderstructuur met de buitenplaatsen verloren gegaan. De huidige bebouwing langs de dijk kenmerkt zich nog steeds door een clustering van arbeiderswoningen en voormalige hoeves rondom kruispunten. Van oost naar west staan nabij de Oude Veerweg en de Schenkeldijk drie complexen die een relatie gehad hebben met het oude veer naar Breda. Nabij de Smitsweg staan aan de zuidelijke, buitendijkse kant enkele woningen, ook wel bekend als 'de huisjes'. Even verderop staat aan de overzijde de grote boerderij Berkenhof. Vanaf de Zanddijk is de bebouwing voornamelijk eind 19e-eeuws. De woningen maakten deel uit van het buurtschap Tweede Tol dat rondom het kruispunt Rijksstraatweg en Wieldrechtse Zeedijk ontstaan is. Het voormalige tolhuis was op de zuidwestelijke hoek gevestigd. Vanaf het punt waar de dijk naar het noorden gaat is alle bebouwing verloren gegaan.

    Ligging

    De voormalige hoeve staat binnendijks ten noorden van de Wieldrechtse Zeedijk, nabij de oostelijk gelegen Smitsweg en schuin tegenover de Zanddijk. De woning staat onderaan de dijk op het niveau van de polder. De woning en een deel van de L-vormige schuur staan evenwijdig aan de dijk. Het bakhuis staat oostelijk van de woning met de nok haaks op de dijk. Aan de achterzijde van het terrein is het koetshuis gebouwd, schuin georiënteerd ten opzichte van de andere bouwvolumes, maar evenwijdig aan de perceelsgrens die bestaat uit een sloot. Aan de voorzijde wordt het bijna driehoekige perceel door een bermsloot gescheiden van de dijk. Achter het perceel is de woonwijk 'Nieuw Groenhove' in ontwikkeling.

    Het terrein wordt ontsloten door een betonnen brug over de sloot die eveneens toegang geeft tot Wieldrechtse Zeedijk 9. De woning wordt aan de voorzijde ontsloten door een voetgangersbrug. Deze brug valt onder de bescherming.

    Hoofdvorm

    De hoeve bestaat uit een woonhuis, gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder flauw hellend asymmetrisch mansardedak. De nok van de woning is iets hoger dan die van de schuur. In het verlengde van de gevels van de woning is de schuur gebouwd. De schuur op L-vormige plattegrond, met de grootste vleugel aan de westzijde heeft een fors zadeldak, aan de noordzijde voorzien van een wolfseind.

    Het koetshuis en het bakhuis zijn gebouwd op een rechthoekige plattegrond onder een zadeldak.

    Bouwgeschiedenis

    Op de eerste kaarten van de polder van Wieldrecht (inpoldering 1659) is bescheiden bebouwing te zien op deze locatie aan de dijk. Op een kaart uit 1764 waarop gedetailleerd de buitenplaats Groenhove is weergegeven, staan een grote rechthoekige en twee kleine bouwmassa's getekend. Het maakte deel uit van een breed, driehoekig perceel langs de dijk, zoals dat nog steeds bestaat.

    Het brede perceel was enige tijd in eigendom van de familie Van Half Wassenaar, die later ook de tegenover gelegen Nieuwe Beerpolder (1802) in haar bezit had. De pachters van de hoeve bewerkten vanaf toen de landerijen aan de overzijde van de dijk. Op de kadastrale kaart van 1832 is de grote L-vormige schuur al goed zichtbaar. In de archieven zijn weinig documenten of bouwdossiers gevonden over de bebouwing. De naam Berkenhof komt vanaf ca. 1850 voor op kaarten. In 1906 is het woonhuis afgebrand en opnieuw gebouwd. Vermoedelijk dateren het koetshuis en de uitbreiding van het bakhuis ook uit deze periode. De kern van het bakhuis is ouder en is wellicht een restant van het volume zoals zichtbaar op de kaart van 1832. Dit bijgebouw werd gebruikt voor het bakken van brood, maar kon ook meer functies hebben, zoals opslag en werkruimte. In Nederland zijn het zeldzame objecten geworden door sloop of onherkenbare verbouwing tot schuur.

    In mei 1940 had de Berkenhof een belangrijke strategische positie voor het Duitse leger. Na de landing van de parachutisten bezetten de 'Sanitäter' de hoeve die in gebruik genomen werd als noodhospitaal.

    In 1970 werd de woning gemoderniseerd en de plattegrond van de woning grotendeels gewijzigd. De kasten en suite werden weggebroken, de trap verplaatst, en de ruimte in de schuur, waarvan het voorste gedeelte al in gebruik was als keuken werd uitgebreid. In 1973 heeft de schuur ernstig te lijden gehad van een zware storm. Dak en constructie zijn daarna vrijwel geheel vernieuwd. Vanaf 2002 heeft het de agrarische bestemming verloren en is het complex gerestaureerd met nieuwe aanpassingen in de woning, waaronder een nieuwe entree aan de oostzijde en een verhoging van het plafond. In het koetshuis en het bakhuis zijn appartementen gerealiseerd voor een 'bed and breakfast'.

    De L-vormige hoeve is uitzonderlijk op het Eiland van Dordrecht en volgens Van den Hoek is dit de enige die nog resteert. De meeste boerderijen op het Eiland bestaan uit een woonhuis dat gekoppeld is met een rechthoekige schuur, waarbij de schuur breder en hoger is dan het woonhuis. De L-vorm is echter een ontwikkeling van de langgevelboerderij, waarbij voorhuis, stal en schuur onder één volume samengebracht waren. Door schaalvergroting van het agrarisch bedrijf ontwikkelde dit type zich tot de L- of U-vormige boerderijen.

    Beschrijving exterieur woonhuis

    De gevels zijn gemetseld in kruisverband. Vensteropeningen zijn getoogd uitgevoerd met aan de bovenzijde een getoogde rollaag. De muurvelden boven de kozijnen zijn gevuld met keramische tegels. De houten kozijnen zijn grotendeels origineel, voorzien van gemoderniseerde ramen met dubbel glas. Het dak is gedekt met originele kruispannen. Op het dak staan enkele hoge, gemetselde schoorstenen, waarvan twee aan de voorzijde en één op de nok aan de oostzijde.

    De voorgevel (zuid) bestaat uit twee vensters met links de voormalige voordeur met bovenlicht in getoogde gevelopening. De levensboom in het bovenlicht is van elders afkomstig. Op het dak bevindt zich een moderne dakkapel met een bredere maatvoering dan het origineel.

    De kopgevel (oost) is deels gewijzigd door het aanbrengen van een nieuw kozijn met deur en raampartij. Rechts en op zolderniveau bevindt zich een venster, rechtsonder is een kelderraam.

    De achtergevel (noord) is gemoderniseerd met een houten gevelbekleding. Op het dak bevindt zich een moderne dakkapel met een bredere maatvoering dan het origineel.

    Beschrijving exterieur schuur

    De schuur heeft gemetselde muren in kruisverband in verschillende soorten baksteen en uit diverse bouwperiodes. Bij een stormschade in 1973 is het dak ernstig beschadigd geraakt en geheel nieuw opgebouwd. De dakspanten zijn alle vernieuwd, waarbij aan de voorzijde nieuwe rieten dakbedekking is aangebracht. Het grootste deel van de westvleugel heeft een dakbedekking van moderne, grijze pannen. Van alle gevels lijkt de kopgevel het meest intact met stijlkenmerken uit het begin van de 20e eeuw.

    Zuidvleugel

    De voorgevel (zuid) is gemetseld in een gele IJsselsteen. In de gevel bevinden zich twee in stijl gemaakte, maar niet originele dubbellichten met luiken. Geheel links is een staldeur in getoogde gevelopening. Geheel rechts zijn de vensters naast de entree naar de schuur nieuw aangebracht.

    De achtergevel (noord) is geheel vernieuwd. Dit gedeelte van de schuur is bij de woning getrokken waarbij in de voormalige hoge doorgang naar de schuur een pui is gemaakt.

    Westvleugel

    De westgevel bestond oorspronkelijk uit vijf stalramen en deuren. Het rechtergedeelte met twee stalramen en een deur lijkt nog origineel, maar vanaf de naad in het metselwerk is de gevel opnieuw gemetseld met hergebruik van de stalramen. De indeling van dit gedeelte is gewijzigd.

    De kopgevel (noord) is gemetseld met vlechtwerk langs de dakrand. In de gevel zijn drie getoogde vensters aangebracht voorzien van rollaag, bakstenen onderdorpel en gietijzeren vensters door roeden verdeeld. Centraal bevindt zich een hooiluik met daarboven een rond venster met gietijzeren raam.

    De oostgevel is vernieuwd en heeft grote schuifdeuren.

    Beschrijving interieur woonhuis en schuur

    Door de verbouwingen heeft het interieur geen monumentale waarde. Van de in 1906 gebouwde woning is de kelder, die nu op andere wijze ontsloten wordt, het enige dat bewaard is gebleven. Van belang is het deel van de originele constructie van de schuur dat zichtbaar is opgenomen in het interieur. In de overige ruimte van de schuur is te zien dat deze geheel nieuw opgebouwd is met een combinatie van stalen en houten spanten. Eén origineel houten gebint is blijven staan.

    Beschrijving exterieur bakhuis

    Het bakhuis heeft gemetselde gevels uit verschillende periodes. Op alle gevels zijn muurankers aangebracht. Aan de achterzijde is een deel bijgebouwd, vermoedelijk in de periode van de bouw van het nieuwe woonhuis (1906). De dakbedekking is gemoderniseerd. Op de nok staat een bepleisterde schoorsteen.

    De voorgevel (zuid) is de oudste gevel en uitgevoerd als tuitgevel. Het metselwerk bestaat uit IJsselstenen in kruisverband met vlechtwerk. Twee grote rechthoekige vensteropeningen zijn voorzien van houten kozijnen met schuiframen, door roeden verdeeld. Op de kozijnen zijn de duimen ter bevestiging van de luiken nog aanwezig. In de top bevindt zich een kleiner venster voorzien van een raam met roeden.

    De zijgevels zijn voor een groot deel gemetseld in IJsselsteen, het achterste deel in rode baksteen. Het metselwerk is geheel hersteld/opnieuw gemetseld. In de gevels bevinden zich aan beide zijden betonnen kozijnen (jaren 40-50 20e eeuw)

    De achtergevel (noord) heeft in het midden een getoogde vensteropening met gemoderniseerd kozijn. Daaronder is een klein getoogd venster met gietijzeren raam.

    Beschrijving interieur bakhuis

    Het bakhuis is heringericht als appartement voor de verhuur. De balkenstructuur van de plafonds is in het zicht gebleven. Van bijzondere waarde is het volume van de bakoven die opgenomen is in het interieur van de voorste ruimte.

    Beschrijving exterieur koetshuis

    Het koetshuis is gemetseld in kruisverband en vertoont sporen van reparaties. Het dak is gedekt met grijze Hollandse pannen waartussen rode pannen zijn geplaatst met de naam 'Berkenhof'. Aan de voorzijde rust de goot op sierlijke ijzeren gootbeugels.

    De voorgevel (zuid) heeft drie hoge getoogde openingen. De buitenste twee zijn voorzien van nieuwe dubbele houten deuren, in de middelste is een pui geplaatst.

    De linkerzijgevel (west) heeft in de top een modern venster in een getoogde opening. De deur aan deze zijde is dichtgemetseld.

    De achtergevel (noord) heeft drie halfronde vensters met gietijzeren stalramen. De rechterzijgevel heeft een rond venster met gietijzeren raam, identiek aan die van de schuur.

    Beschrijving interieur koetshuis

    Het koetshuis is eveneens ingericht als appartement voor de verhuur. De middelste ruimte beneden heeft een vloer van klinkerbestrating. Het plafond bestaat uit de balkenstructuur van de zoldering. Van de overige ruimte is geen opname gemaakt.

    Beschrijving perceel

    De inrichting van het terrein is gewijzigd door bestrating en aanleg van tuinen. De oever van de bermsloot is voorzien van een nieuwe beschoeiing. Van belang zijn de leilinde aan de voorzijde van het woonhuis, waarschijnlijk zo'n 85 jaar oud en de voetgangersbrug. Deze is weliswaar in 1952 vernieuwd met betonnen bruggenhoofden en een eenvoudig stalen hekwerk, maar heeft beeldkwaliteit en markeert de plek waar van oudsher een brug aanwezig is.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex heeft cultuurhistorische waarde als herinnering aan de hoeve die vanaf de inpoldering van Wieldrecht in 1659 op het perceel aanwezig was. Het complex is van belang door het ensemble van hoeve met bijgebouwen waarin de ontwikkeling van het boerenbedrijf met bakhuis en koetshuis zichtbaar is.

    Architectonische waarde

    De hoeve heeft architectuurhistorische waarde als laatste L-vormige boerderij op het Eiland van Dordrecht, een type dat hier zelden gebouwd werd. Vermoedelijk is de L-vorm ontstaan door uitbreiding van de oudere hoeve. De hoeve is van belang door het in 1906 gebouwde woonhuis, als vervanging na brand. Hoewel grondig verbouwd, is aan de buitenzijde het woonhuis karakteristiek voor de bouwperiode. Van belang zijn onder andere de originele, getoogde gevelopeningen en de dakbedekking van kruispannen. Het bakhuis heeft architectuurhistorische waarde door de vermoedelijke aanwezigheid van een oudere kern die later is uitgebreid tot huidig volume. Van bijzondere waarde zijn de voorgevel en de nog aanwezige bakoven. Het koetshuis, vermoedelijk gebouwd aan het begin van de 20e eeuw, is van belang als functioneel onderdeel van de hoeve en door de herkenbaarheid van de grote, getoogde gevelopeningen en de gietijzeren ramen.

    Situering

    De onderdelen van het complex hebben ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de nog resterende historische lintbebouwing op de Wieldrechtse Zeedijk rondom de Smitsweg en de Zanddijk. Het complex heeft ensemblewaarde in relatie tot Wieldrechtse Zeedijk 9 door de gezamenlijke entree die van oudsher verbonden was met de Hoeve Overkerk aan de Kilweg. Tevens heeft het complex ensemblewaarde met de aan de andere zijde van de dijk gelegen landerijen.

    De bermsloot en de sloot aan de achterzijde zijn originele perceelsgrenzen. Van belang zijn de toegangsbrug naar het woonhuis, in 1952 vernieuwd en de oude leilinde voor het woonhuis, karakteristiek voor de inrichting van een boerenerf. De hoeve heeft landschappelijke waarde als groot en herkenbaar volume aan de dijk op een strategische locatie tussen de Smitsweg en de Zanddijk. Rondom deze wegen bestaat de bebouwing aan de dijk vooral uit arbeiderswoningen.

    Gaafheid

    De hoeve is door de vele verbouwingen niet meer in originele staat, maar heeft wel een oorspronkelijk volume behouden dat door de grote herkenbaarheid van waarde is. Van belang zijn die gevels, originele gevelopeningen en onderdelen van het casco van zowel schuur als woonhuis die dateren uit het begin van de 20e eeuw of ouder.

    Van het bakhuis is het bouwjaar onbekend. De gevels bestaan uit een mix van uitbreidingen en aanpassingen door de jaren heen. De voorgevel heeft het meest oorspronkelijke karakter. Van belang zijn het casco, de gevels met oorspronkelijke gevelopeningen, maar ook de latere met betonnen kozijnen, en de bakoven.

    Het exterieur van het koetshuis is vrijwel gaaf bewaard gebleven met uitzondering van gemoderniseerde deuren en een enkel kozijn. Van belang is het volume, de gevels, het casco, de gietijzeren ramen en de klinkerbestrating.

    Unieke waarde

    De hoeve heeft op het Eiland van Dordrecht een unieke waarde als enige L-vormige boerderij. Het complex heeft een unieke waarde door het ensemble van hoeve, bakhuis en koetshuis. Redelijk gaaf bewaard gebleven bijgebouwen worden zelden meer aangetroffen op voormalige boerenbedrijven.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Wieldrechtse Zeedijk 24
    • Datering: 18e eeuw
    • Oorspronkelijke functie: Hoeve
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3329KT

     

    Algemene beschrijving

    Voormalige buitendijkse hoeve op een terp aan de Wieldrechtse Zeedijk met knot-els en sloot. De bebouwing bestaat uit een schuur (vanaf midden 18e eeuw, aangepast begin 20e eeuw) en een vrijstaand woonhuis, gebouwd in 1935. Het woonhuis valt niet onder de bescherming.

    Historie gebied

    Wieldrecht was in de middeleeuwen een ambacht, gelegen aan de toenmalige Maas, ongeveer ter hoogte van het huidige Willemsdorp. In 1421 ging tijdens de St Elisabethsvloed de hele Groote Waard ten onder. Het Eiland van Dordrecht werd vanaf begin 17e eeuw weer ingepolderd. Achtereenvolgens herrezen het Oude Land van Dubbeldam, de Noordpolder, de Zuidpolder en de Alloijzenpolder en in 1659 als laatste grote inpoldering Wieldrecht onder de jurisdictie van de Grafelijkheid van Holland. In 1724 werd het ambacht verkocht aan mr. Matthijs Beelaerts. Latere ambachtsheren en ambachtsvrouwen waren leden van de familie Pauw van Wieldrecht.

    Bewoning ontstond rond het veer met 's Gravendeel en in boerderijen en buitenplaatsen aan de Dordtse Kil. In de loop van de tijd concentreerde de bebouwing aan de dijk zich rondom kruispunten van wegen. Ten zuiden van de dijk was al snel sprake van 'opkomende gronden'. Ter hoogte van de oostelijk gelegen Schenkeldijk bevond zich het veer naar Breda. Na de Franse Tijd, waarin de heerlijkheden werden opgeheven,werd Wieldrecht een zelfstandige gemeente, totdat het in 1856 verenigd werd met Dubbeldam en een deel van de Mijl. De watersnoodramp van 1953 heeft forse schade aangericht aan de buitendijkse bebouwing van de zeedijk; alle polders ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk hebben onder water gestaan.

    Aan de Dordtse Kil is vrijwel alle bebouwing verdwenen. Door de aanleg van de industrieterreinen is in het westelijk deel de polderstructuur met de buitenplaatsen verloren gegaan. De huidige bebouwing langs de dijk kenmerkt zich nog steeds door een clustering van arbeiderswoningen en voormalige hoeves rondom kruispunten. Van oost naar west staan nabij de Oude Veerweg en de Schenkeldijk drie complexen die een relatie gehad hebben met het oude veer naar Breda. Nabij de Smitsweg staan aan de zuidelijke, buitendijkse kant enkele woningen, ook wel bekend als 'de huisjes'. Even verderop staat aan de overzijde de grote boerderij Berkenhof. Vanaf de Zanddijk is de bebouwing voornamelijk eind 19e-eeuws. De woningen maakten deel uit van het buurtschap Tweede Tol dat rondom het kruispunt Rijksstraatweg en Wieldrechtse Zeedijk ontstaan is. Het voormalige tolhuis was op de zuidwestelijke hoek gevestigd. Vanaf het punt waar de dijk naar het noorden gaat is alle bebouwing verloren gegaan.

    Ligging

    De schuur staat ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk tegenover de Smitsweg. De schuur is het laatste gebouw van de lintbebouwing aan de dijk die bekend stond als het buurtschap 'De Huisjes' (vanaf nummer 8 tot en met 24). Het perceel bestaat uit een terp tegen de dijk die door een sloot gescheiden wordt van de Louisapolder. De schuur is op de terp tot de kruin van de dijk gebouwd met de nok evenwijdig aan de dijk. Het perceel wordt ontsloten door een lange afrit op de hoek van de Wieldrechtse Zeedijk en de landbouwweg de Dordrechtseweg. Aan weerszijden van de schuur zijn betonnen trappen gemaakt.

    Hoofdvorm

    De schuur is gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag onder zadeldak met een wolfseind aan de westzijde. Het westelijk deel van het dak is asymmetrisch, in het oostelijk deel aan de achterzijde maakt het dakvlak een knik. De schuur is op de terp gebouwd en overbrugt het niveauverschil met een vloer op drie peilhoogtes. Tegen de achterzijde is een aanbouw geplaatst. Deze valt niet onder de bescherming.

    Bouwgeschiedenis

    De oudst bekende weergave van bebouwing op deze locatie is een kaart uit 1749, waarop drie huisjes te zien zijn ten oosten van de Smitsweg, voorheen Dwarsweg. Deze huizen/hoeves waren buitendijks gebouwd, de aangrenzende Louisapolder (1788) bestond nog niet. Op onderstaande kaart van 1789 is goed te zien dat voor deze bebouwing terpen tegen de dijk aan waren gebouwd. Bij de inpoldering werden de terpen gehandhaafd en door een sloot gescheiden van de nieuwe gronden. Dit betrof de percelen van Wieldrechtse Zeedijk 10 (rechts), 24 (links) en het buurpand dat verdwenen is.

    De bebouwing aan de overzijde, nummer 5 is vermoedelijk in oorsprong ook 18e-eeuws. De overige bebouwing tussen 24 en 10 werd in de tweede helft van de 19e eeuw gerealiseerd. De arbeiderswoningen zijn voor een groot deel gesloopt vanwege bouwvalligheid. Deze kleine kern stond bekend als het buurtschap 'De Huisjes' en ook, volgens de eigenaar van Wieldrechtse Zeedijk 24, als 'Het donkere Zuiden'.

    Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw tot heden is de voormalige hoeve in eigendom van dezelfde familie. De hoeve bestond oorspronkelijk uit een houten schuur met aangebouwd, smaller woonhuis. In 1915 en in 1919 zijn bouwvergunningen verleend voor wijzigingen aan de schuur. De eerste verbouwing betrof het vervangen van de westgevel door een stenen muur met betonnen fundering. In 1919 werden ook de overige gevels vervangen door metselwerk, waarbij de iets bredere beuk aan de achterzijde doorgetrokken werd over de hele breedte van de gevel. In 1935 werd de woning afgebroken en vervangen door een vrijstaande woning ten oosten van de schuur.

    Tegen de achterzijde van de schuur is later een aanbouw geplaatst die niet onder de bescherming valt.

    Beschrijving exterieur schuur

    De schuur bestaat uit gemetselde gevels in kruisverband met voor het grootste deel een rieten dakbedekking voorzien van keramische rietvorsten. Het geknikte dakvlak aan de achterzijde is gedekt met oude Hollandse pannen.

    De gevel langs de dijk (noord) bestaat uit een lage, blinde gevel, gemetseld in kruisverband. Op de gevel bevinden zich vier smeedijzeren muurankers op verschillende hoogten. De gevel eindigt in een rollaag met daarboven een houten rabatdeel. Oorspronkelijk liep op twee plaatsen de gevel door in het dak ten behoeve van hooiluiken. Deze zijn dichtgezet, waarbij het dakvlak geëgaliseerd is. Eén locatie is nog zichtbaar door de vulling van het dakvlak met hergebruikte Tuile du Nord pannen, die ook toegepast zijn op de onderste strook van het dakvlak ter vervanging van het riet.

    De rechterzijgevel (west) is de kopgevel met het wolfseind. De gevel is voor een deel gemetseld in IJsselsteen, tot de hoogte van het metselwerk aan de dijkzijde. Daarboven bestaat de gevel uit gepotdekselde houten delen met een nieuw venster.

    De linkerzijgevel (oost) bestaat uit de in 1935 gemetselde, blinde gevel, gerealiseerd na sloop van het woonhuis. Links daarvan bevindt zich de in 1919 gemetselde gevel van de achterste beuk met deur en venster. De gevels worden beëindigd door een moderne windveer.

    De achtergevel (zuid) is deels aan het zicht onttrokken door de aanbouw. In het rechterdeel bevinden zich twee getoogde vensteropeningen van verschillende afmetingen voorzien van gietijzeren stalramen. Het terrein loopt hier af van oost naar west.

    Beschrijving interieur schuur

    De schuur werd volgens de eigenaar voornamelijk gebruikt als varkensstal. De constructie bestaat in hoofdzaak uit vier gebinten, waarvan de middelste delen vermoedelijk van hoge ouderdom zijn. De gebinten zijn opgebouwd en versterkt met diverse soorten hout. Ook bestaat het vermoeden dat de schuur aan de westzijde op enig moment vergroot is. Op de dakspanten rust een sporenkap met onderdelen uit verschillende bouwperioden. Delen van de vloer zijn in beton, tegen de dijk aan bestaat de vloer uit oude klinkerbestrating. Aan de oostzijde is de oude brandmuur zichtbaar, waar in 1935 een nieuwe muur tegen de buitenzijde is gemetseld. Door aanwezigheid van materiaal was opname beperkt mogelijk.

    Beschrijving perceel

    De bijzondere vorm van het perceel tegen de dijk wordt begrensd door een sloot waar rond het midden van de 18e eeuw nog open water was. Na de inpoldering van de Louisapolder in 1788 bleef de vorm van het perceel gehandhaafd en is nog steeds als zodanig herkenbaar in het landschap. De inrichting van het perceel heeft geen monumentale waarde. Van belang zijn de betonnen trappen aan weerszijden van de schuur en de monumentale knot-els op de dijk bij de noordwesthoek van de schuur. De boom staat vermeld op de gemeentelijke bomenlijst 2010.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De schuur heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de voormalige hoeve die vanaf het midden van de 18e eeuw op deze locatie gevestigd was. De schuur is van belang als resterend onderdeel van het buurtschap 'De Huisjes', die bestond uit de lintbebouwing ten oosten van de Smitsweg. De perceelsgrens aan de achterzijde heeft cultuurhistorische waarde als markering van het 18e-eeuwse buitendijkse en verhoogde perceel. Na de inpoldering van de Louisapolder in 1788 bleef de grens als sloot zichtbaar in het landschap. Aan de Zeedijk en Wieldrechtse Zeedijk is in de 18e eeuw op een paar buitendijkse en verhoogde percelen gebouwd (Zeedijk 3, 7 en 11, Wieldrechtse Zeedijk 10 en 24).

    Architectonische waarde

    De schuur heeft architectonische waarde door de herkenbaarheid van het gebouw, dat begin 20e eeuw aangepast werd door verstening van de gevels. De constructie van de schuur heeft bouwhistorische waarde door de vermoedelijk oude gebinten die in de loop van de tijd aangepast en uitgebreid zijn. Van belang zijn de gevels, de dakvorm, de dakbedekking met keramische rietvorsten en de constructie van de schuur.

    Situering

    Het complex van schuur, knot-els en sloot heeft ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de resterende historische lintbebouwing die een buurtschap vormde aan de Wieldrechtse Zeedijk. De schuur en de knot-els hebben landschappelijke waarde als karakteristieke objecten tegenover de Smitsweg en als prominente beëindiging van de lintbebouwing. De schuur is van belang als langsgevelbebouwing op de dijk. De sloot heeft landschappelijke waarde door de vorm die een uitzondering vormt op de rechte bermsloot langs de dijk.

    Gaafheid

    De schuur is van belang door de gaafheid van het resterende volume van de hoeve, waarvan de woning in 1935 gesloopt werd. De houten gevels werden in 1915 en 1919 vervangen door metselwerk en zijn sindsdien nauwelijks gewijzigd, met uitzondering van het verdwijnen van de hooiluiken aan de voorzijde. De constructie van de schuur laat verschillende bouwperioden zien die alle van waarde zijn.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Wieldrechtse Zeedijk 59
    • Datering: 1890
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3316EN

     

    Algemene beschrijving

    Voormalig dubbele arbeiderswoning (Wieldrechtse Zeedijk 57-59), in 1979 tot één woning verbouwd. De woning staat onderaan de Wieldrechtse Zeedijk en maakt deel uit van het buurtschap 'Tweede Tol'.

    Historie gebied

    Wieldrecht was in de middeleeuwen een ambacht, gelegen aan de toenmalige Maas, ongeveer ter hoogte van het huidige Willemsdorp. In 1421 ging tijdens de St Elisabethsvloed de hele Groote Waard ten onder. Het Eiland van Dordrecht werd vanaf begin 17e eeuw weer ingepolderd. Achtereenvolgens herrezen het Oude Land van Dubbeldam, de Noordpolder, de Zuidpolder en de Alloijzenpolder en in 1659 als laatste grote inpoldering Wieldrecht onder de jurisdictie van de Grafelijkheid van Holland. In 1724 werd het ambacht verkocht aan mr. Matthijs Beelaerts. Latere ambachtsheren en ambachtsvrouwen waren leden van de familie Pauw van Wieldrecht.

    Bewoning ontstond rond het veer met 's Gravendeel en in boerderijen en buitenplaatsen aan de Dordtse Kil. In de loop van de tijd concentreerde de bebouwing aan de dijk zich rondom kruispunten van wegen. Ten zuiden van de dijk was al snel sprake van 'opkomende gronden'. Ter hoogte van de oostelijk gelegen Schenkeldijk bevond zich het veer naar Breda. Na de Franse Tijd, waarin de heerlijkheden werden opgeheven, werd Wieldrecht een zelfstandige gemeente, totdat het in 1856 verenigd werd met Dubbeldam en een deel van de Mijl. De watersnoodramp van 1953 heeft forse schade aangericht aan de buitendijkse bebouwing van de zeedijk; alle polders ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk hebben onder water gestaan.

    Aan de Dordtse Kil is vrijwel alle bebouwing verdwenen. Door de aanleg van de industrieterreinen is in het westelijk deel de polderstructuur met de buitenplaatsen verloren gegaan. De huidige bebouwing langs de dijk kenmerkt zich nog steeds door een clustering van arbeiderswoningen en voormalige hoeves rondom kruispunten. Van oost naar west staan nabij de Oude Veerweg en de Schenkeldijk drie complexen die een relatie gehad hebben met het oude veer naar Breda. Nabij de Smitsweg staan aan de zuidelijke, buitendijkse kant enkele woningen, ook wel bekend als 'de huisjes'. Even verderop staat aan de overzijde de grote boerderij Berkenhof. Vanaf de Zanddijk is de bebouwing voornamelijk eind 19e-eeuws. De woningen maakten deel uit van het buurtschap Tweede Tol dat rondom het kruispunt Rijksstraatweg en Wieldrechtse Zeedijk ontstaan is. Het voormalige tolhuis was op de zuidwestelijke hoek gevestigd. Vanaf het punt waar de dijk naar het noorden gaat is alle bebouwing verloren gegaan.

    Ligging

    De woning staat ten noorden van de Wieldrechtse Zeedijk en is onderdeel van de lintbebouwing ten westen van de Rijksstraatweg. De woning staat onderaan de dijk op korte afstand van het dijklichaam. Opvallend is dat vrijwel alle bebouwing vanaf de Rijksstraatweg onderaan de dijk is gebouwd. De panden zijn door begroeiing op de kruin soms nauwelijks zichtbaar.

    De nok van het dak loopt evenwijdig aan de dijk. Het terrein wordt ontsloten door een pad ten westen van de woning. Aan de achterzijde wordt het perceel door een sloot en achtereenvolgens een breed water gescheiden van het bedrijventerrein Dordtse Kil III.

    Hoofdvorm

    De dubbele arbeiderswoningen zijn gebouwd in één bouwvolume op een rechthoekige plattegrond met een zolder onder zadeldak. Aan de achterzijde bevindt zich een kleine uitbouw van één bouwlaag onder lessenaarsdak. Het is niet bekend wanneer deze gebouwd is. De gevels van de aanbouw vormen een geheel met het hoofdvolume: de aanbouw maakt deel uit van de bescherming.

    Bouwgeschiedenis

    Vanaf de Rijksstraatweg tot aan de Kil was de Wieldrechtse Zeedijk lange tijd nauwelijks bebouwd. Centraal aan de noordzijde stond de hoeve Beerwijk (gesloopt) en rond het kruispunt was enige bebouwing waaronder het tolhuis. Rond 1880-1890 werden diverse arbeiderswoningen gebouwd aan de noord- en zuidzijde van de dijk. Deze kleine woningen zijn in de loop van de tijd samengevoegd en vervolgens uitgebreid met verhogingen en aanbouwen aan de achterzijde. Wieldrechtse Zeedijk 59 is wat betreft exterieur een van de weinige bouwvolumes waarbij de dakconstructie en de achterzijde niet zijn aangetast door grootschalige uitbreidingen.

    In 1977 werd na verkoop het interieur enigszins gemoderniseerd. Dit betrof het wegbreken van bedstedes tegen de achtergevel en het aanbrengen van een nieuwe trap. In 1979 werd nummer 57 erbij gekocht, na jaren leegstand en zelfs een verklaring van onbewoonbaarheid. De woningscheidende muur werd deels doorgebroken voor het vergroten van de woonkamer en hier werd eveneens een nieuwe trap aangebracht. De kozijnen zijn in de loop van de tijd alle vervangen.

    Beschrijving exterieur

    De gemetselde gevels zijn gepleisterd en wit geschilderd met een donkere plint. Op alle gevels bevinden zich muurankers. Gevelopeningen aan de voorzijde zijn origineel, waarbij de stenen onderdorpels gehandhaafd zijn. Deuren zijn gemoderniseerd. Het dak is gedekt met oude, grijze Hollandse pannen, op de kopse kanten afgedekt met een windveer. Midden op de nok van het dak staat een gemetselde schoorsteen. De goten worden ondersteund door sierlijke, ijzeren gootbeugels.

    De voorgevel (zuid) heeft aan weerszijden twee deuren met in het midden twee grote vensters. Geheel links bevindt zich nog een kleiner venster.

    De linkerzijgevel (west) bestaat uit de kopgevel van het hoofdvolume en de zijgevel van de uitbouw aan de achterzijde. In de kopgevel bevinden zich twee, vermoedelijk later aangebrachte vensters.

    De achtergevel (noord) heeft links een groot venster en twee kleine vensters, en rechts een breed venster dat in 1977 is aangebracht. Geheel rechts bevindt zich de stenen aanbouw tegen de keuken aan.

    De rechterzijgevel (oost) heeft een venster in de top met daarboven in het pleisterwerk in reliëf aangebracht het bouwjaar: 'AM 1890'.

    Beschrijving interieur

    Het interieur van beide woningen is gemoderniseerd en heeft geen monumentale waarde. De door balken ondersteunde vloer van de zoldering is gehandhaafd evenals de eenvoudige dakspanten, uitgevoerd met trekbalk. Van belang is het casco van de woning met resterende binnenwanden die de structuur weergeven van de 19e-eeuwse situatie.

    Beschrijving perceel

    De inrichting van het perceel heeft geen monumentale waarde.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De voormalige dubbele woningen hebben cultuurhistorische waarde als voorbeeld van de laat 19e-eeuwse arbeiderswoningen die rond deze periode gebouwd werden in het buurtschap de Tweede Tol.

    Architectonische waarde

    De woning heeft architectuurhistorische waarde als voorbeeld van eenvoudige 19e-eeuwse woningbouw. Hoewel de arbeiderswoningen zijn samengevoegd, zijn het volume en voor een groot gedeelte het casco onaangetast gebleven. Van belang zijn de gevels, de gevelopeningen aan de voorzijde, het dak en de dakbedekking in Hollandse pannen. Bijzonder detail is de vermelding van het bouwjaar in het pleisterwerk.

    Situering

    De woning heeft ensemblewaarde in relatie tot de resterende, historische lintbebouwing aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk.

    Gaafheid

    De woning is van belang door de gaafheid van het volume, het dak en het casco. De gevelopeningen van de voorgevel zijn origineel, de overige gevels zijn op bescheiden wijze in verschillende perioden voorzien van extra vensters.  

    Bijlage


  • Wieldrechtse Zeedijk 104b
    • Datering: 1888
    • Oorspronkelijke functie: Schuur
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3316ER

     

    Algemene beschrijving

    Een in 1953 herbouwde schuur die deel uitmaakt van een voormalige hoeve, bestaande uit een woonhuis (nummer 104) verbonden met de schuur (nummer 104B). Het woonhuis valt niet onder de bescherming. De hoeve is buiten gebruik.

    Historie gebied

    Wieldrecht was in de middeleeuwen een ambacht, gelegen aan de toenmalige Maas, ongeveer ter hoogte van het huidige Willemsdorp. In 1421 ging tijdens de St Elisabethsvloed de hele Groote Waard ten onder. Het Eiland van Dordrecht werd vanaf begin 17e eeuw weer ingepolderd. Achtereenvolgens herrezen het Oude Land van Dubbeldam, de Noordpolder, de Zuidpolder en de Alloijzenpolder en in 1659 als laatste grote inpoldering Wieldrecht onder de jurisdictie van de Grafelijkheid van Holland. In 1724 werd het ambacht verkocht aan mr. Matthijs Beelaerts. Latere ambachtsheren en ambachtsvrouwen waren leden van de familie Pauw van Wieldrecht.

    Bewoning ontstond rond het veer met 's Gravendeel en in boerderijen en buitenplaatsen aan de Dordtse Kil. In de loop van de tijd concentreerde de bebouwing aan de dijk zich rondom kruispunten van wegen. Ten zuiden van de dijk was al snel sprake van 'opkomende gronden'. Ter hoogte van de oostelijk gelegen Schenkeldijk bevond zich het veer naar Breda. Na de Franse Tijd, waarin de heerlijkheden werden opgeheven, werd Wieldrecht een zelfstandige gemeente, totdat het in 1856 verenigd werd met Dubbeldam en een deel van de Mijl. De watersnoodramp van 1953 heeft forse schade aangericht aan de buitendijkse bebouwing van de zeedijk; alle polders ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk hebben onder water gestaan.

    Aan de Dordtse Kil is vrijwel alle bebouwing verdwenen. Door de aanleg van de industrieterreinen is in het westelijk deel de polderstructuur met de buitenplaatsen verloren gegaan. De huidige bebouwing langs de dijk kenmerkt zich nog steeds door een clustering van arbeiderswoningen en voormalige hoeves rondom kruispunten. Van oost naar west staan nabij de Oude Veerweg en de Schenkeldijk drie complexen die een relatie gehad hebben met het oude veer naar Breda. Nabij de Smitsweg staan aan de zuidelijke, buitendijkse kant enkele woningen, ook wel bekend als 'de huisjes'. Even verderop staat aan de overzijde de grote boerderij Berkenhof. Vanaf de Zanddijk is de bebouwing voornamelijk eind 19e-eeuws. De woningen maakten deel uit van het buurtschap Tweede Tol dat rondom het kruispunt Rijksstraatweg en Wieldrechtse Zeedijk ontstaan is. Het voormalige tolhuis was op de zuidwestelijke hoek gevestigd. Vanaf het punt waar de dijk naar het noorden gaat is alle bebouwing verloren gegaan.

    Ligging

    De voormalige hoeve staat ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk. De woning staat onderaan de dijk op het niveau van de polder, de voorgevel van de bredere schuur bevindt zich op de dijk. De nokken van de daken van de bouwmassa's zijn evenwijdig aan de dijk. De hoeve is in de huidige situatie de meest westelijke bebouwing van de Wieldrechtse Zeedijk, voordat deze langs de Kil naar het noorden afbuigt.

    Hoofdvorm

    De bebouwing bestaat in totaal uit drie aan elkaar geschakelde volumes. Meest westelijk bevindt zich de schuur, gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag onder asymmetrisch zadeldak. Aan de achterzijde is de gevellijn van de woning en de schuur gelijk.

    Bouwgeschiedenis

    In 1888 werd de hoeve gesticht door de familie Vervelde die tot 2006, na verkoop aan de gemeente Dordrecht, verbonden zou blijven aan deze locatie. De gronden bij de hoeve maakten deel uit van de Oude Beerpolder (1715). In 1911 werd een bouwvergunning aangevraagd voor de verbouw van het woonhuis. Hoewel uit de tekening niet geheel duidelijk wordt, waar de verbouwing uit bestond, werd vermoedelijk het grootste deel van het huis opnieuw gebouwd met een nieuwe kapconstructie en gemetselde gevels.

    In de nacht van 1 februari 1953 werd het Eiland van Dordrecht getroffen door de watersnoodramp. Vanaf het Hollandsch Diep stroomden de polders van de Zuidpunt onder nadat de Kildijk (Beerkade) het begeven had. Tot aan de bedijking van de Polder de Biesbosch stond al het land ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk onder water. De hoeve liep zware schade op. In 1953 werden direct twee vergunningen aangevraagd: één voor een verbouwing van de woning en één voor de herbouw van de schuur. De laatste werd gefinancierd door het Ministerie van Volkshuisvesting en Wederopbouw op grond van de wet op Watersnoodschade 1953. A. van Walraven, gemeente-architect van Dubbeldam en betrokken bij diverse wederopbouwprojecten in en na de Tweede Wereldoorlog, tekende de plannen. De oostgevel van de schuur bleef bestaan, maar de west-, noord- en zuidgevel werden geheel nieuw opgetrokken in metselwerk. De fundering werd opnieuw aangelegd en de gehele houtconstructie opnieuw opgebouwd, voor zover mogelijk met aanwezig materiaal. Binnen werd de schuur in de lengterichting verdeeld in een koeienstal en tasruimte.

    In 1976 werd de woning zo ingrijpend verbouwd, dat deze niet voor bescherming in aanmerking komt. De hoeve verloor de agrarische functie na aankoop door de gemeente Dordrecht. In de zomer van 2015 zijn alle bijgebouwen op het perceel gesloopt.

    Beschrijving exterieur schuur

    De gevels zijn gemetseld in halfsteensverband. De oostgevel van oudere datum is uitgevoerd in een gele IJsselsteen in kruisverband. De onderzijde van deze gevel, die tegen het dijklichaam aan is gebouwd, is vermoedelijk opnieuw gemetseld in 1953. Het dak is gedekt met rode Opnieuw Verbeterde Hollandse pannen. Aan de achterzijde is het grote dakvlak met een kleine knik geconstrueerd. Goten en boeiborden zijn gemoderniseerd.

    De voorgevel (noord) op de dijk is een vrijwel gesloten gevel op een betonnen plint. Langs de plint loopt een goot voor afvoer van overtollig water op de weg. Vanuit het dakvlak zijn twee dakkapellen onder zadeldak gemaakt die aan de voorzijde doorlopen tot ongeveer halverwege de gevel. Deze voorzijde wordt afgesloten door een hoog luik. Oorspronkelijk bestonden de luiken en zijwangen uit houten delen, maar deze zijn vervangen in een ander materiaal.

    De kopgevel (west) heeft in het midden een gevelopening voorzien van een hoge dubbele deur en geheel rechts een licht getoogde deur. De deuren zijn uitgevoerd als opgeklampte deuren voorzien van houten verticale delen en smeedijzeren gehengen. De houten bekleding aan de bovenzijde van de topgevel is vervangen door golfplaat. De gevel vertoont enige scheurvorming.

    De achtergevel (zuid) bestaat links uit zes betonnen zesruits stalramen met aan de onderzijde een ventilatiegleuf en bakstenen waterdorpels. Rechts bevindt zich de gemoderniseerde entree naar de stal, waarnaast drie grote vensters en een toegang naar de bijkeuken. Vermoedelijk is dit hele rechterdeel later aangepast. In het dakvlak bevinden zich vier kleine dakramen uit 1953.

    De oostgevel wordt deels aan het zicht onttrokken door het bouwvolume dat de woning met de schuur verbindt. De gevel is geheel blind uitgevoerd en vertoont enige scheurvorming.

    In het bestek wordt het plaatsen van een gedenksteen door opdrachtgever omschreven. Deze is niet op de gevels aangetroffen.

    Beschrijving interieur schuur

    De schuur wordt verdeeld door een kalkzandstenen muur. Aan de achterzijde bevond zich de koeienstal, aan de voorzijde de tasruimte. Een deel van de koeienstal is later verbouwd tot extra bijkeuken. De hoofdconstructie van de schuur bestaat uit drie houten spanten, aan de voorzijde verankerd in de gevel. In het midden van de schuur worden de standbenen ondersteund door betonnen poeren. Op de spanten zijn gordingen en sporen bevestigd ter ondersteuning van het dak. De west- en de noordmuur vanaf de dijk zijn aan de binnenzijde uitgevoerd in kalkzandsteen. De oostmuur is de oude bouwmuur die tijdens de herbouw is blijven bestaan. Metselwerk in het dijklichaam is vernieuwd tijdens de herbouw. Aan de westzijde bevindt zich een betonnen helling die wordt afgescheiden door een oud gemetseld muurtje. De vloer is in beton uitgevoerd. Aftimmeringen en houten constructies voor de aan- en afvoer van onder andere hooi zijn bewaard gebleven. Via een houten ladder wordt een opslagruimte boven de stallen ontsloten.

    Beschrijving perceel

    Op het perceel hebben diverse sloopwerkzaamheden plaatsgevonden in 2015. De inrichting van het terrein heeft geen monumentale waarde. Van belang zijn de in beton uitgevoerde trappen aan weerszijden van de hoeve, in 1953 aangelegd ter ontsluiting van de woning en de schuur.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De schuur heeft cultuurhistorische waarde als herinnering aan de watersnoodramp in 1953. De polders ten zuiden van de Wieldrechtse Zeedijk liepen alle onder water, waarbij grote schade werd aangericht aan de bebouwing en infrastructuur. De schuur van de hoeve werd herbouwd met financiële steun van het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting. De schuur is tevens van belang als herinnering aan de laat 19e-eeuwse hoeve in het buurtschap Tweede Tol dat in deze periode vanaf de Rijksstraatweg uitbreidde met diverse soorten bebouwing aan de Wieldrechtse Zeedijk.

    Architectonische waarde

    De schuur van de voormalige hoeve heeft architectonische waarde door het traditionele ontwerp met typische kenmerken van de wederopbouw, waaronder de betonnen stalramen aan de achterzijde. Het interieur van de schuur is van belang door de bewaard gebleven combinatie van de in 1953 opgebouwde constructie met de oudere bouwsporen, waaronder de oostmuur en enkele houten onderdelen. Van bijzondere waarde is de integratie van de bouwmassa in het dijklichaam en de bewaard gebleven onderdelen van de inrichting van de tasruimte.

    Situering

    De schuur heeft ensemblewaarde in relatie tot de overige laat 19e-eeuwse, vroeg 20e-eeuwse bebouwing aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk tot aan de Rijksstraatweg. De betonnen trappen aan weerszijden van de hoeve en de goot langs de schuur zijn van belang als typische elementen van de dijkbebouwing. De hoeve heeft landschappelijke waarde als markant object dat deels op de dijk is gebouwd en als laatste vorm van bebouwing het einde markeert van de lintbebouwing aan de Wieldrechtse Zeedijk. Het omliggende landschap is aan sterke veranderingen onderhevig door de dijkverzwaringen en geplande industrieterreinen ten noorden en ten zuiden van de locatie.

    Gaafheid

    De schuur is grotendeels in originele staat. Van belang zijn de gaaf gebleven tasruimte, de constructie van de schuur en de betonnen stalramen aan de achterzijde. Moderniseringen betreffen voormalige houten betimmeringen, luiken, boeiborden en goten. Aan de achterzijde is een deel van de schuur verbouwd tot bijkeuken.

    Unieke waarde

    De schuur heeft op het Eiland van Dordrecht een unieke waarde als object dat herinnert aan de watersnoodramp op 1 februari 1953 en in het kader van de Wet op Watersnoodschade 1953 herbouwd is.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'.Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Wieldrechtse Zeedijk 199a
    • Naam: Gemaal Wieldrecht
    • Datering: 1931
    • Oorspronkelijke functie: Gemaal
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3316EN

     

    Algemene beschrijving

    Pompgebouw van voormalig motorgemaal 'Wieldrecht' van de polder Wieldrecht.

    Historie gebied

    In 1659 werd ten westen van de Vierpolders de Wieldrechtse polder gerealiseerd: de grootste polder op het Eiland van Dordrecht.

    De polder Wieldrecht werd van zuidoost naar noordwest doorsneden door drie belangrijke getijkreken of killen. De Oostkil mondde uit in de Kleine sluis, die met behulp van een watermolen loosde op de Nieuwe Vaart/het Mallegat. Aan het eind van de Westkil lag de 'Grote Sluis' die oorspronkelijk op natuurlijke wijze - dus zonder behulp van een watermolen - loosde op de Dordtsche Kil. In 1735 bleek dat de afwatering onvoldoende werkte en werd de al langer geplande tweede watermolen - het Kraaijennest - in de Westkil gebouwd.

    Een gehele omwenteling in de bemaling van de beide polders werd veroorzaakt door de aanleg van de spoorweg Rotterdam-Lage Zwaluwe vanaf circa 1866. Door deze aanleg zouden beide polders worden doorsneden. Gezamenlijk bouwden zij een nieuw stoomgemaal direct achter de Grote Sluis aan de Dordtse Kil. Rond 1925 besloot men uit elkaar te gaan en werden in beide polders afzonderlijke gemalen opgericht.

    Door de verbreding van de Dordtsche Kil is veel dijkbebouwing aan de Wieldrechtse Zeedijk verdwenen. Het gebied veranderde helemaal ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. De Wieldrechtse Zeedijk vormt nu de westelijke grens van industrieterrein Dordtse Kil III, een gebied dat voorheen was ingericht met buitenplaatsen, hoeves en agrarische gronden.

    Historie gemalen

    In Nederland zijn ca. 4500 gemalen in bedrijf (status 2008). In het gebied van het Waterschap Hollandse Delta zijn dat er 160.

    Maaivelddaling van veengronden vindt plaats ten gevolge van voortdurende ontwatering, zoutwinning tot ca 1450 en veenontginning tot 1992. De daling is onlosmakelijk verbonden met het in cultuur brengen van klei- en veengronden.

    Dit in cultuur brengen gaat achtereenvolgens gepaard met:

    • de aanleg van smalle, ondiepe greppeltjes die uitgroeien tot grote slootsystemen
    • bemaling met kleine windmolentjes sinds de 14e eeuw
    • bemaling door grotere poldermolens, vooral sinds de 16e en 17e eeuw
    • bemaling door stoomgemalen sinds 1776/1825 tot 1900
    • bemaling door diesel- en elektrische gemalen, sinds 1900

    Het doel van een gemaal is het verplaatsen van water van een lager naar eenhoger gelegen gebied. De inrichting van de waterhuishouding in Nederlandmaakt dat er twee soorten gemalen kunnen worden onderscheiden: hetpolder- en het boezemgemaal.

    Gemalen bestaan altijd uit een onderdeel dat het water verzet (het opvoerwerktuig)en een onderdeel dat daartoe de machine in beweging zet (het aandrijfwerktuig).

    De theoretisch ideale ligging van een polder-of boezemgemaal is in het laagst gelegen deel van het te bemalen gebied. Verder moet het in het no tot zo deel van het gebied liggen zodat het water door de meest heersende wind (zw-nw) naar het gemaal wordt gestuwd. Dit beperkt het verval in de toevoerkanalen en de opvoerhoogte. Ook de ligging van het water waarop geloosd moet worden, is een belangrijke factor. Historisch gegroeide situaties, zoals de plaats van een oorspronkelijk uitwateringspunt of de mogelijkheid water in te laten (sluis of molen) spelen een grote rol. En het aansluiten op een bestaand waterlopenpatroon is te prefereren. Een gemaal is vaak ge- of verbonden aan een eeuwenoude waterhuishoudkundige situatie en de bouw markeert de overgang van een natuurlijke naar een kunstmatige waterhuishouding in een gebied.

    In de tweede helft van de 19e eeuw werden op het Eiland van Dordrecht meerdere stoomgemalen gebouwd, meestal ter vervanging van de oudere in- en uitlaatsluizen:

    • Stoomgemaal Loudon (polder Wieldrecht), 1868
    • Stoomgemaal Jhr. Jantzon van Erffrenten (Noordpolder), 1870
    • Stoomcentrifugaal pompgemaal De Mijl (polder De Mijl), 1875
    • Stoomgemaal Het Vissertje (Stadspolder), 1881-1882
    • Stoomgemaal Bildersteeg, 1883-1884

    De stoomgemalen werden vanaf circa 1930 vervangen door motorgemalen en ook enkele van de toch nog in gebruik zijnde sluizen werden vervangen:

    • gemaal Wieldrecht in 1926, ter vervanging van stoomgemaal Loudon
    • gemaal Beerpolder in 1927, ter vervanging van een sluis
    • gemaal H.W. Staring (Kop van 't Land) in 1930-31, ter vervanging van een sluis
    • gemaal Jantzon van Erffrenten in 1932-33, voor Noordpolder, Merwedepolder en deel Stadspolders.

    Na de watersnoodramp van 1953 wordt een elektrisch gemaal toegevoegd: het Johannes Visgemaal (1955) in de polder De Biesbosch ter vervanging van de uit- en inwateringssluizen uit 1926.

    In 1971 wordt de uitwateringssluis in de Louisapolder vervangen door het elektrische gemaal Prinsenheuvel.

    Het Waterschap Hollandse Delta, het WSHD, beheert tegenwoordig de meeste gemalen en verzorgt de waterhuishouding op het Eiland van Dordrecht.

    Historie waterschappen Vierpolders en Wieldrecht

    In het verleden waren hier meerdere instellingen voor de waterhuishouding op het steeds groeiende Eiland van Dordrecht verantwoordelijk. In eerste instantie werd de waterhuishouding per nieuw aangelegde polder geregeld door het eigen polderbestuur. Op het Eiland werden in 1718 de oudste vier polders, te weten de Oud Dubbeldamse (1603), de Noordpolder (1616), de Zuidpolder (1617) en de Alloyzen-of Bovenpolder (1652) tot één polderbestuur samengebracht onder de naam 'de Vier Polders'. Directe aanleiding voor deze samenwerking was het feit dat de Alloyzenpolder in 1717 voor de achtste keer sinds de bedijking was ondergelopen en de steun van de andere polders hard nodig had. De polder Wieldrecht (1659) en haar polderbestuur sloten zich niet aan bij dit verband.

    Vanwege de aanleg van de spoorlijn en de nodige wijzigingen in de waterhuishouding die daar uit voorvloeiden, besloten de polderbesturen van de Vier Polders en van Wieldrecht in 1866 om samen te gaan werken. De nog in gebruik zijnde poldermolens werden vervangen door een in de polder Wieldrecht gebouwd stoomgemaal: het gemaal Mr. J. Loudon, dat in 1868 gereed kwam. Dit gemaal was genoemd naar Mr. James Loudon, Commissaris des Konings in Zuid-Holland van 1 maart 1862 tot 1 november 1871. De kosten voor de bemaling kwamen voor gemeenschappelijke rekening maar waren wel gebaseerd op het aantal bunders bemalingsgebied.

    De samenwerking tussen de twee polderbesturen werd rond 1925 weer ontbonden. Er waren nog enkele nieuwe polders ten zuiden van de Zeedijk bijgekomen en het stoomgemaal Loudon kon deze gebiedsgroei niet aan. Elk bestuur bouwde vervolgens een nieuw gemaal: de Vier Polders het gemaal Staring op de locatie van een sluis en Wieldrecht het gemaal Wieldrecht op de locatie van het stoomgemaal Loudon.

    Ligging

    Het gemaalcomplex ligt in de polder Wieldrecht direct ten oosten van de Wieldrechtse Zeedijk, boven en in de uitmonding van de Westkil op de Dordtsche Kil.

    Hoofdvorm

    Het pompgebouw is gebouwd in één bouwlaag op rechthoekige plattegrond onder zadeldak. Ten noorden bevindt zich een lagere en smallere uitbouw eveneens onder zadeldak.

    Bouwgeschiedenis

    Op de locatie waar de Westkil uitmondt in de Dordtsche Kil lag sinds 1659, het inpolderingsjaar, de in baksteen gebouwde 'Grote Sluis' als één van de twee uitwateringsluizen voor de polder. De bakstenen sluis bleef in functie als uitwateringssluis toen in 1867 het stoomgemaal 'Loudon' op en ten oosten van de sluis werd gebouwd. Het stoomgemaal 'Loudon' bestond uit een stoomgemaal met een machinist- en stokerswoning en stookhok aan de noordzijde van de Westkil en een gebouw aan de zuidzijde van de Westkil.

    In 1931 maakten de 'Grote Sluis' en het stoomgemaal 'Loudon' plaats voor het motorgemaal 'Wieldrecht' dat op een iets zuidoostelijker gelegen locatie werd gebouwd. Vanaf 1929 werden plannen getekend door Visser en Smit, een aannemersbedrijf uit Papendrecht dat diverse watertorens en gemalen heeft gebouwd. De laatste werktekeningen uit 1931 zijn ondertekend door ir. Arie Visser.

    In 1940 werd een nieuwe vrijstaande machinistenwoning gebouwd. Tot dan toe was de woning behorend tot het stoomgemaal Loudon - en direct aan de dijk gelegen - in gebruik gebleven.

    Het pompgebouw is waarschijnlijk rond 1985 grotendeels ontdaan van zijn gemaalinrichting. Rond die tijd is het huidige gemaal in gebruik genomen. Het gemaalgebouw doet sindsdien dienst als officiële dijkpost en er wordt materiaal zoals vloedschotten opgeslagen.

    Beschrijving exterieur

    De gevels bestaan uit een hoge, zwartgeschilderde betonnen plint met daarboven metselwerk van geelgrijze baksteen in kruisverband. De goten zijn uitgevoerd in licht verspringende lagen siermetselwerk met op de hoeken betonnen gootstukken. Ook de dakranden van de kopgevels zijn uitgevoerd in drie lagen van verspringend metselwerk.

    Op de hoeken van het hoofdvolume zijn gemetselde steunberen aangebracht, voorzien van zwart geglazuurde tegels op de schuine koppen. Vensteropeningen zijn rechthoekig uitgevoerd en voorzien van een rollaag in anderhalve steen. De stalen kozijnen zijn verdwenen en vrijwel alle raampartijen zijn dichtgemetseld. De zadeldaken zijn gedekt met de originele blauwe Romaanse pannen. Op de top van de noordgevel is een sierpan aangebracht. Op de zuidelijke kopgevel staat op de nok een gemetselde schoorsteen.

    Voor- of westgevel

    De gevel heeft centraal een entree met gemoderniseerde, dubbele deuren voorzien van een forse betonnen latei. Boven de entree is een betonnen gevelsteen aangebracht met kapitale letters in hoog reliëf: Wieldrecht. De letters zijn later blauw geschilderd. Aan weerszijden bevonden zich twee vensters die nu alle zijn dichtgemetseld op het gemoderniseerde venster geheel links na.

    Achter- of oostgevel

    Van deze gevel is geen volledige opname gedaan, want is alleen goed waarneembaar vanaf de Westkil. De dubbele raampartijen zijn dichtgemetseld en voorzien van kleine ventilatieroosters. Op oude foto's is te zien dat in deze gevel de herinneringsplaat naar aanleiding van de bouw van het stoomgemaal Loudon in 1867 verwerkt is.

    Zijgevels

    De noordelijke en de zuidelijke zijgevels zijn ongewijzigd. Langs de blind uitgevoerde zuidgevel is de schoorsteen uitgemetseld tot ongeveer plinthoogte. In de noordgevel bevindt zich centraal de oorspronkelijke geperst stalen deur naar de transformatorruimte. De deuren en de twee kleine kappen op de noordgevel zijn geschilderd in een opvallende kleur blauw. Deze kleur wordt binnen het WSHD ook wel Mali-blauw genoemd naar dhr. T. Mali, werkvoorbereider bij het WSHD.

    Beschrijving interieur

    In het hoofdvolume bevond zich de machinekamer, de uitbouw deed dienst als transformatorruimte. De pompinstallatie is geheel ontmanteld.

    In de machinekamer is de oorspronkelijke tegelvloer nog aanwezig van lichtgele vloertegels met een zwarte rand. De locaties van de twee motoren, de pompinstallaties en de twee persleidingen zijn opgevuld met beton/cement.

    De muren zijn tot een hoogte van circa 1,5 meter voorzien van de oorspronkelijke oranjegele verglaasde tegels. Boven de wandtegels zijn de muren wit gepleisterd. Het geheel beschoten houten zadeldak rust op twee ijzeren zwart gemeniede kapspanten.

    Direct onder het zadeldak is de op rails verrijdbaar hijsinrichting met loopkat nog aanwezig, geschilderd in een gele kleur, waarschijnlijk de oorspronkelijke kleur. Dit systeem rust op enkele speciale steunberen in de oost- en westgevel en is ingekast in de zuidgevel. In de machinekamer is recent in de noordwesthoek één aparte kleinere ruimte met eigen plafond gerealiseerd. Deze ruimte heeft één nieuw raam, waarvoor in de dichtgemetselde voorgevel weer een deel van de raampartij geopend is.

    De betonnen kelderverdieping van het gemaalgebouw - met het krooshek - is dichtgezet en niet meer toegankelijk.

    Beschrijving perceel

    Het gemaalcomplex omvat eigenlijk meer dan alleen het perceel 1819. De aan de westzijde van de Wieldrechtse Zeedijk gelegen uitwateringskom (nu ook in gebruik als een soort haventje) waarin het overtollige water wordt uitgelaten, hoort ook bij het complex evenals de twee ondergrondse en dus onzichtbare persleidingen horen tot het complex.

    Binnen het perceel hebben sinds 1659 op meerdere locaties gebouwen of constructies gestaan die allemaal met de ontwatering van de polder Wieldrecht te maken hebben. Aangezien de uitwaterings- en bemalingsfunctie ten alle tijden gewaarborgd moet zijn, stonden de elkaar opvolgende gebouwen nooit op dezelfde plek maar verplaatsten zich binnen het perceel.

    Op het perceel staat direct ten noorden van het gemaalgebouw uit 1931 het nieuwste gemaal. De locatie van het gesloopte stoomgemaal Loudon lijkt nog in de verharding van het perceel zichtbaar te zijn, direct ten oosten van de machinistenwoning. De locatie van de oude stokerswoning is niet meer herkenbaar.

    Het gemaalcomplex heeft een eigen verharde entreeweg vanaf de Wieldrechtse Zeedijk. Gemaalgebouw en woning zijn beide vanaf deze weg te bereiken. Gemaalgebouw en huidig gemaal zijn omgeven door hekwerk en afgesloten voor publiek. Het terreindeel waar de machinistenwoning nog staat is publiek toegankelijk.

    De woning staat vanwege de ligging in de dijkvoet op de nominatie voor sloop in het kader van de toekomstige dijkversterking en valt niet onder de bescherming.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De locatie herinnert nog altijd aan de oorspronkelijke 17e-eeuwse poldergeschiedenis van het Eiland van Dordrecht en functioneert ook nog altijd in de waterhuishouding van die polder. Het pompgebouw ligt op een locatie die al sinds 1659 onlosmakelijk verbonden is met de ontwatering van de polder Wieldrecht.

    Het gebouw heeft zijn oorspronkelijke functie verloren omdat inmiddels een moderner (volautomatisch en computergestuurd) gemaal in gebruik is genomen. Het pompgebouw herinnert aan één van de ontwikkelingsfases in de bemalingsgeschiedenis, namelijk die van het motorgemaal (als opvolger van het stoomgemaal).

    Architectonische waarde

    Het pand heeft architectuurhistorische waarde door de kwaliteit van het in 1931 gerealiseerde ontwerp van de gevels. Karakteristiek zijn de steunberen, de in metselwerk uitgevoerde goten met betonnen gootstukken en de betonnen naamplaat boven de entree. Het pompgebouw is van belang als onderdeel van het waterbouwkundig oeuvre van het familiebedrijf Visser en Smit uit Papendrecht.

    Situering

    De ensemblewaarde is groot, want het gehele complex heeft een directe (functionele) verbinding en relatie met de polder Wieldrecht, de Wieldrechtse Zeedijk, de Westkil, de Dordtsche kil en de uitwateringskom. Het gemaalgebouw maakt daar onderdeel van uit.

    Vanaf de Wieldrechtse Zeedijk is de locatie slecht herkenbaar. Bovendien ook niet direct als zodanig te begrijpen omdat het zicht op de Westkil vrijwel weggenomen wordt door het volledig dichtgezette pompgebouw zelf. Ook de relatie met de uitwateringskom is niet direct duidelijk (en deze gaat bij de aankomende dijkversterking verdwijnen/opgevuld worden).

    Door de eeuwen heen is de opvallende locatie en de essentiële functie van het complex steeds onzichtbaarder geworden.

    Gaafheid

    Het pompgebouw is van belang door de gaafheid van het casco, het metselwerk op betonnen plint en de dakbedekking. Het dichtzetten van de vensteropeningen heeft afbreuk gedaan aan de kwaliteit van het gevelbeeld. Van het interieur is de tegelafwerking van belang, de aanwezigheid van de metalen loopkat en de kapspanten.

    Het gemaalgebouw is van zijn oorspronkelijke inhoud en functie ontdaan en tegenwoordig in gebruik als dijkpost. Het zal die functie in de toekomst behouden.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).