Tag

Staart

Objecten met monumentenstatus in de wijk De Staart.

  • Huis te Merwede
    • Datering: XIV
    • Oorspronkelijke functie: Kasteel

     

    Omschrijving

    RUÏNE van het Huis te Merwede. Overblijfsel van het kasteel der Heren van de Merwede ten noordoosten van de stad. Verwoest waarschijnlijk bij de St. Elisabethsvloed in 1421.

    De ruïne bestaat uit een gedeelte van een zware donjon (XIV), aan de buitenzijde versierd met vlechtwerkplatronen van verglaasde steen. Uitgekraagd spietorentje en resten van een gemetselde trap.

    Objecten van algemeen belang wegens bijzondere oudheidkundige en kunsthistorische waarde.

    Publicaties

    • Walter van Beers, Ruïne opnieuw een baken: Opknapbeurt Huis te Merwede en omgeving, DiEP Magazine nr.12 2009.
    • Ad Bosch en Jan Willem Boezeman, Huis te Merwede, Canon van Dordrecht 2020.
    • Herman A. van Duinen, Huis te Merwede in verval, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2008.
    • Herman A. van Duinen, Veertiende-eeuwse metseltekens in Dordrecht, tijdschrift Dordrecht Monumenteel nr.67 2018.
    • Cees van der Esch, De verdwenen tiendschuur van het Huis te Merwede, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2008.
    • Cees Esseboom, Riddersporen rond het Merwedehuis, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2011.
    • Johan Hendriks, Dordrecht in historisch perspectief aflevering 6: De heren Van der Merwede / Waar woonden de heren Van der Merwede? / Het Huis te Merwede, januari 2000.
    • Jacqueline Hoevenberg, Huis Te Merwede: moedig standhouden, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2009.
    • Jacqueline Hoevenberg, Het Sint Elisabethsaltaar en het Huis te Merwede, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2009.
    • Jacqueline Hoevenberg, Huis te Merwede leeft! Een update, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2010.
    • Th. E. Jensma, Het Huis Te Merwede, Kwartaal & Teken van Dordrecht nr.6/7 1976.
    • Henk 't Jong, Het wapen van de Van der Merwedes, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2010.
    • F. Jorissen, De Daniëls, Jaarverslag Vereniging Oud-Dordrecht 1961.
    • Nieky Klaus, Verhalen van Dordrecht 23: Riddersporen - De heren en huizen van de Merwede, 2011.
    • A.F. Osseweijer, Huis te Merwede: vondsten van de opgraving 1941-1943, Uitgave AWN Lek- en Merwestreek 2003.
    • Deborah Paalman, De Blokfluit van Huis te Merwede, DiEP Magazine nr.13 2009.
    • Deborah Paalman, In Holland staat een Huis, DiEP Magazine nr.16 2010.
    • Sander Paarlberg, Een schilderachtige ruïne: Het Huis te Merwede in de kunst, DiEP Magazine nr.14 2010.
    • Vereniging Oud-Dordrecht, Opgravingen van het Huis te Merwede, Jaarverslag 1985.
    • Christine Weijs, Bouwsporen, DiEP Magazine nr.16 2010.

    Externe links


  • Maasstraat 11
    • Naam: Biesboschhal
    • Datering: 1949-1951
    • Oorspronkelijke functie: Fabriekspand
    • Bouwstijl: Functionalisme
    • Postcode: 3313CR

     

    Algemene beschrijving

    Fabrieksgebouw, bestaande uit een hoge, dubbele fabriekshal en twee lagere hallen.

    Historie gebied

    De Staart, het gebied ten oosten van het centrum van Dordrecht stond vanaf de 17e eeuw bekend als de Merwegronden, waar door het aanslibben nieuw land ontstond op de locatie van de vroegere Grote Waard. Ten noorden begrensd door de Merwede en ten zuiden door de vaarweg naar Geertruidenberg (het Wantij), werd het gebied langzaam ingedijkt. Met het oog op uitbreiding van de stad en haar industriële activiteiten besloot de gemeente begin 20e eeuw de vrijwel onbebouwde Staart, de polders tot aan de spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen, te ontwikkelen. De in 1910 feestelijk geopende Prins Hendrikbrug over het Wantij zorgde voor de ontsluiting van het gebied vanuit de stad. Na het aanleggen van de Eerste Merwedehaven kwam de vestiging van de bedrijven goed op gang. In het zuidelijk gedeelte werden volkswoningbouwcomplexen gerealiseerd: het Noorderkwartier (1914-1921) en de Rivierenbuurt (1933-1935).

    Geheel west bevond zich het gors 'de Staart', oftewel de Kop van de Staart. Een groot deel van het terrein werd lange tijd verhuurd aan het Corps Pontonniers en de Dordrechtse Bond voor lichamelijke opvoeding. Van 1913 tot 1943 was er een 'gemeentelijke zweminrichting' die in open verbinding stond met de Merwede en het Wantij. Aan weerszijden van de nieuwe Maasstraat vestigden zich vanaf 1910 in de loop van de tijd diverse bedrijven, waaronder een betonfabriek, een hoefijzerfabriek en Scheepswerf en Machinefabriek de Biesbosch. Tussen de grote industriële complexen werden kantoren en enkele woningen gebouwd. In de huidige situatie is vrijwel alle bebouwing op de Kop van de Staart gesloopt om ruimte te maken voor de nieuwe woonwijk 'Stadswerven'.

    Als restanten van het industrieel verleden zijn de kraanbaan aan de oever van de Merwede, de scheepshellingen en de in 1951 gebouwde fabriekshal van de Scheepswerf de Biesbosch blijven staan evenals de bebouwing op de zuidelijke hoek van de Maasstraat en Merwedestraat.

    Ligging

    De voormalige fabriek staat aan de zuidzijde van de Maasstraat met de nokken van de hallen evenwijdig aan de insteekhaven ten westen van het complex. De achterzijde (zuid) grenst aan het water van het Wantij.

    Hoofdvorm

    De machinefabriek bestaat uit vier gekoppelde hallen, opgebouwd uit twee hoge hallen voorzien van zadeldaken met aan weerszijden een secundaire hal van lagere hoogte. De hal geheel west is voorzien van een lessenaarsdak, de oostelijke hal heeft een zadeldak. De twee oostelijke fabriekshallen zijn minder diep en liggen op enige afstand van de Maasstraat, omdat destijds om een bestaande loods heen gebouwd werd. Het grondoppervlak van de hallen beslaat 44 x 75 meter. Aan de noordzijde zijn in de hoge hallen betonnen verdiepingsvloeren aangebracht ten behoeve van magazijnruimte en was- en kleedlokalen. Halverwege de lage, meest westelijke hal is eveneens een verdiepingsvloer aangebracht.

    Bouwgeschiedenis

    De oorsprong van de Scheepswerf en Machinefabriek De Biesbosch ligt aan de andere zijde van de Maasstraat waar in 1901 de Scheepswerf Dordrecht geopend werd. Meer naar het oosten vestigde zich in 1917 machinefabriek De Biesbosch. In 1924 kwam De Biesbosch in handen van een Franse rederij die gespecialiseerd was in Rijnvaart. Deze maatschappij had overal langs de Rijn reparatiepunten en Dordrecht, waar zee- en riviervaart samenkwamen, werd een van de belangrijkste. In 1929 fuseerden beide bedrijven tot de NV Scheepswerf en Machinefabriek De Biesbosch. Vanaf dat moment richtte men zich naast scheepsreparatie en machinebouw ook op scheepsbouw. Het terrein aan de andere zijde van de Maasstraat werd overgenomen voor uitbreiding van het complex. Evenwijdig aan de Maasstraat stond een dubbele hal die door de werf in gebruik werd genomen. Naast en achter deze hal werd de huidige machinefabriek gebouwd. In de jaren vijftig ging De Biesbosch naast duwvaart en binnenvaartschepen ook zeeschepen bouwen. In de hoogtijdagen waren er meer dan 750 mensen in dienst en nam het fabrieks- en werfcomplex een groot deel van de Kop van de Staart in beslag. In 2000 moest De Biesbosch echter door gebrek aan opdrachten de poorten sluiten. Alle bebouwing van het complex is gesloopt op de machinefabriek uit 1949-1951 na.

    Voor de machinefabriek, nu bekend als de Biesboschhal, werden in 1949-1950 drie vergunningen aangevraagd. De laatste twee betroffen aanpassingen op het plan waaronder het bijbouwen van een portiersloge met toiletgroep en het aanbrengen van een transformatorruimte. De eerste steen, teruggeplaatst in 2016, werd in 1950 gelegd door M.L. Veldhuijzen.

    Na een periode van leegstand werd het exterieur van de Biesboschhal in 2011-2012 gerenoveerd door de gemeente Dordrecht. Dit betrof onder andere het schilderwerk van alle stalen kozijnen en het stalen skelet, vervanging van alle beglazing en het aanbrengen van nieuwe dakbedekking. Het interieur werd aangepast door Dordtyart, die de Biesboschhal tot 2020 huurt om ruimte te bieden aan moderne en hedendaagse beeldende kunst. Dit project werd uitgevoerd in samenwerking met 2012 architecten (nu Superuse Studios), een innovatief ontwerpbureau dat duurzaamheid en recycling koppelt aan design.

    Beschrijving exterieur

    De hallen bestaan uit een staalconstructie opgebouwd uit vakwerk kolommen en driehoekspanten waarop houten gordingen en dakbeschot met asfaltdakbedekking zijn aangebracht. Op de meest oostelijke hal en op een van de centrale fabriekshallen bevindt zich een verhoogde lichtstraat. Het staalskelet in de gevels is opgevuld met halfsteens metselwerk of met horizontale stroken van stalen kozijnen voorzien van helder glas of draadglas.

    Voorgevel (noord)

    De voorgevel bestaat links uit de terugliggende kopgevels van de oostelijke hal en van een van de twee hoge fabriekshallen. De lage hal is verdeeld in drie traveeën en voorzien van een horizontale strook met glas. De hoge hal is verdeeld in vier traveeën en heeft twee lichtstroken met geheel rechts, in de oksel van het gebouw, een stalen trap die leidt naar een dubbele deur op het niveau van de tweede verdieping. Onder de trap is een gemetselde gevel waarin dubbele toegangsdeuren in getoogde gevelopening. In beide kopgevels is het metselwerk tot de onderste stalen regel in 2012 aangebracht na sloop van het bouwdeel waarin zich onder andere de portiersloge en toiletgroepen bevonden.

    De gevel direct aan de Maasstraat bestaat links uit de kopgevel van de tweede hoge hal met rechts de gevel van de lagere hal onder lessenaarsdak. De hoge hal bestaat uit vier traveeën waarin twee lichtstroken zijn aangebracht. De gevel is per travee voorzien van eenvoudig siermetselwerk in ruitvorm. Geheel links en geheel rechts bevindt zich een stalen toegangsdeur. Naast de rechterdeur is in 2016 de hardstenen gevelsteen teruggeplaatst met daarop de tekst: 'Eerste steen gelegd door M.L. Veldhuijzen 10 nov. 1950'. De heer Veldhuijzen was destijds directeur van scheepswerf De Biesbosch. Op de gevel is in losse, witte hoofdletters de naam 'De Biesbosch' aangebracht. De gevel van de lage hal bestaat uit twee traveeën met daarin een stalen pui die voor de helft beglaasd is en voor de helft voorzien van dichte ijzeren panelen.

    Zijgevel (west)

    De westgevel is de lange gevel van de lage hal langs de insteekhaven. De gevel bestaat links uit metselwerk onder en boven, gescheiden door een lichtstrook en onderbroken door twee hoge schuifdeuren. Rechts hiervan bevindt zich een hoge schuifdeur tot aan de gootlijn waarna de gevel bestaat uit een lichtstrook aan de bovenzijde en een kleinere lichtstrook op begane grond niveau. De westgevel van de achterliggende hoge hal bestaat uit een lichtstrook boven metselwerk en, vanaf de lichtstraat op het dak, een volledig beglaasde gevel, opgebouwd uit stalen stijlen en kozijnen.

    Achtergevel (zuid)

    De achtergevel ligt direct aan het Wantij en bestaat links uit de gevel van de lage hal waarin later stalen schuifdeuren zijn geplaatst. De gevels van de hoge hallen daar direct naast zijn ook gewijzigd; de schuifdeuren in de linker hal waren oorspronkelijk hoger. Over de hele lengte van de achtergevel is vanaf de bovenkant van deze loods deuren golfplaten gevelbekleding aangebracht. Hieronder bevindt zich een lichtstrook en metselwerk. Tegen de gevel aan bevindt zich een kraaninstallatie. De achtergevel van de oostelijke hal is aangepast en loopt schuin in de lijn van de oever.

    Zijgevel (oost)

    Deze gevel betreft de gevel van de lage hal die bestaat uit metselwerk met daarboven een hoge lichtstrook, onderbroken door schuifdeuren. De oostgevel van de achterliggende hoge hal bestaat uit een lichtstrook boven metselwerk en uit een volledig beglaasde gevel, opgebouwd uit stalen stijlen en kozijnen.

    Beschrijving interieur

    Tijdens de jaren van leegstand (2000-2011), is veel van het interieur gesloopt of verdwenen. Tijdens de renovatie in 2012 zijn enkele aanpassingen gedaan voor het gebruik van het complex als expositie- en ontvangstruimte. De hallen zijn zoveel mogelijk intact gelaten met als grootste ingreep de verbouwing van het voorste gedeelte waarin zich de verdiepingsvloeren bevinden van de magazijnruimte en waslokalen. Dit deel wordt door een pui, die oorspronkelijk aanwezig was, maar nu voorzien is van dubbel glas, gescheiden van de hallen. De ruimten worden verwarmd door vloerverwarming. De herinrichting betreft een keuken, ontvangstruimte, balie, kantoor- en vergaderruimte met op de tweede verdieping een tentoonstellingsruimte. Deze ruimte naar ontwerp van kunstenaar Krijn de Koning wordt gebruikt voor het tentoonstellen van video's. De complete inrichting is gemaakt van hergebruikt materiaal, onder andere afkomstig van het Erasmus ziekenhuis en de DAF-fabrieken.

    De fabriekshallen zijn vrijwel ongewijzigd. De enorme afmetingen en de stalen constructie, nog voorzien van kraanbanen bepalen de ruimte. De kwaliteit van dit interieur wordt onder andere bepaald door de ruimtelijke beleving van het vrije vloeroppervlak van 44 x 50 meter. De vloerafwerking bestaat uit betonnen klinkers die vlak voor de renovatie al waren aangebracht. De wanden van de gevels, voor zover deze aan de buitenzijde bestaan uit metselwerk, zijn wit gesausd. De verdiepingsvloer in de westelijke hal wordt door een wand gescheiden van de hallen. Deze wand is door kunstenaar Jason van der Woude voor een deel voorzien van een raampartij, gemaakt van hergebruikte kozijnen en ramen. De verdieping wordt ontsloten door stalen trappen.

    Beschrijving perceel

    Aan de westzijde ligt het complex naast de insteekhaven waar zich nog restanten bevinden die herinneren aan de scheepswerf, waaronder twee steigers en houten meerpalen. Deze vallen niet onder de bescherming. De kraaninstallatie tegen de achtergevel, bestaande uit bovenloopkraan met kraankat, dateert van na 1970, maar valt wel onder de bescherming als herinnering aan de functie van de fabriekshal.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De Biesboschhal heeft cultuurhistorische waarde als herinnering aan het industrieel verleden op de Kop van de Staart en als herinnering aan de Scheepswerf en Machinefabriek de Biesbosch, een groot scheepsbouw- en reparatiebedrijf dat een belangrijk onderdeel vormt van de historie van de scheepvaartindustrie, een bedrijfstak die eeuwenlang verbonden was met de ontwikkeling van de stad Dordrecht.

    Architectonische waarde

    De Biesboschhal heeft architectuurhistorische waarde door het materiaalgebruik, de constructie en vormgeving van de hallen, karakteristiek voor de utilitaire bouw in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Van belang zijn de staalconstructie, de invulling van de gevels met de stalen kozijnen en raampartijen en de kenmerkende hoge loods deuren.

    Situering

    De Biesboschhal heeft stedenbouwkundige waarde door de markante verschijningsvorm aan de Maasstraat en het Wantij. Vanuit de stad, aan de overzijde van het Wantij, is het hallencomplex van belang door de grote herkenbaarheid. Door de sloop van alle omringende, industriële bebouwing op de Kop van de Straat, zal in de toekomst de Biesboschhal een uitzondering vormen op de geplande nieuwbouw en daarmee stedenbouwkundig een grote rol spelen door de afwijkende schaal en verschijningsvorm. De Biesboschhal heeft ensemblewaarde in relatie tot het water van het Wantij en de insteekhaven ten westen van het complex.

    Gaafheid

    De Biesboschhal is van belang door de gaafheid van de constructie en de gevels. De renovatie van 2012 heeft toegevoegde waarde door het uitgevoerde herstel aan alle beglazing en staalwerk aan de buitenzijde. De minimale ingrepen in het interieur zijn doordacht uitgevoerd op een wijze passend bij de herbestemming van een dergelijk complex.

    Unieke waarde

    De Biesboschhal heeft een unieke waarde als enig overgebleven industrieel gebouw op de Kop van de Staart. Voor de stad Dordrecht zijn fabriekshallen uit deze bouwperiode inmiddels zeldzame objecten.

    Publicaties

    • Sjoerd de Meer, Verhalen van Dordrecht 31: Van zeil naar stoom en diesel - Dordrecht en de binnenvaart, 2015.
    • Vereniging Oud-Dordrecht, Scheepswerf en Machinefabriek "De Biesbosch-Dordrecht" 75 jaar 1917-1992, tijdschrift nr.1 1992.
    • Jan van 't Verlaat, In 100 jaar van scheepswerven naar Stadswerven: historie scheepswerf "De Biesbosch", 2017.
    • J. Zondervan-van Heck en C.J.P. Grol, Buyten de Sluyspoort op Merwedegrond buytendyks: Een onderzoek naar het gebied Noordendijk/Lijnbaan, Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2001.
    • Gerard Zwinkels, Arie de Heer: pijpfitter op Scheepswerf De Biesbosch, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2023.

    Bijlage


  • Merwedestraat 1
    • Datering: 1910
    • Oorspronkelijke functie: Brugwachterswoning
    • Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
    • Architect: Gemeentewerken
    • Postcode: 3313GN

    Algemene beschrijving

    Woonhuis, helft van een gespiegelde, dubbele brugwachterswoning aan de voet van de Prins Hendrikbrug.

    Historie gebied

    De Staart, het gebied ten oosten van het centrum van Dordrecht stond vanaf de 17e eeuw bekend als de Merwegronden, waar door het aanslibben nieuw land ontstond op de locatie van de vroegere Grote Waard. Ten noorden begrensd door de Merwede en ten zuiden door de vaarweg naar Geertruidenberg (het Wantij), werd het gebied langzaam ingedijkt. Met het oog op uitbreiding van de stad en haar industriële activiteiten besloot de gemeente begin 20e eeuw de vrijwel onbebouwde Staart, de polders tot aan de spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen, te ontwikkelen. De Oranjelaan werd in 1908-1909 aangelegd als hoofdweg naar de Staart. Als belangrijke ontsluiting naar de Staart kwam in 1910 de Prins Hendrikbrug over het Wantij met de bijbehorende dubbele brugwachterswoning gereed. De brug werd door prins Hendrik zelf geopend.

    Na het aanleggen van de Eerste Merwedehaven kwam de vestiging van de bedrijven in het noordelijk deel goed op gang. In 1919 opende de nieuwe fabrieken van Lips zijn deuren. Langs de Merwedestraat kwam vanaf 1922 op verzoek van Lips een spoorlijn over de brug richting Oranjelaan, later doorgetrokken naar de Merwedehaven.

    Het goederentreintje met locomotief, dat bekend stond als ‘de schrik van de Krommedijk' of de 'trein van Lips’ reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk naar de Staart, tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.

    In het zuidelijk gedeelte van de Staart werden volkswoningbouwcomplexen gerealiseerd: het Noorderkwartier (1914-1921) en de Rivierenbuurt (1933-1935).

    De Staart is een buitendijks woon- en werkgebied, waarbij de Merwedestraat een groot deel van het gebied ontsluit. Aan de noordzijde van de Merwedestraat en de Baanhoekweg zijn bedrijven gevestigd met uitzondering van de Kop van de Staart: dit gebied tegenover de brugwachterswoningen is in herontwikkeling als woongebied.

    Ligging

    De brugwachterswoningen staan aan de noordoostzijde van de Prins Hendrikbrug. Het perceel grenst aan de zuidzijde aan de oever van het Wantij. De voorzijde van de woonhuizen (west) is gericht op de Merwedestraat met de nokken haaks op deze straat.

    Aan de noordzijde scheidt de Maasstraat het complex van het cultuurhistorisch waardevolle woningbouwcomplex Noorderkwartier.

    Hoofdvorm

    De brugwachterswoning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van twee bouwlagen met een souterrain onder dijkniveau. De zolderverdieping heeft een aan het buurpand gekoppeld zadeldak. Aan de achterzijde bevindt zich een rechthoekige aanbouw van twee bouwlagen onder een plat dak.

    Bouwgeschiedenis

    De bouw van de brugwachterswoningen hing samen met de ontwikkelingen op de Staart en de noodzakelijke ontsluiting van het gebied. De oorspronkelijke brug en de Vlijbrug werden gemaakt van een spoorbrug over het Noordzeekanaal. De onderdelen van deze Hembrug werden in 1907 aangekocht door de gemeente Dordrecht. Op 12 februari 1910 opende Prins Hendrik de brug, gecombineerd met een officieel bezoek aan de stad Dordrecht. De Vlijbrug werd in 1941 ingeruild voor een dam, omdat met de teloorgang van de houthandel een ontsluiting van de balkengaten niet langer noodzakelijk was. De Prins Hendrikbrug werd in 1952 vervangen door een nieuwe brug met bijbehorend brugwachtershuisje aan de zijde van de Oranjelaan. Tot in de jaren negentig vond de brugbediening hier plaats totdat overgegaan werd naar een centraal bedieningssysteem.

    De eerste bewoners van het gebied waren de brugwachters G.B. den Oever en C. Bothof die met elkaar de dienst afwisselden. In het souterrain was een berging, volgens tekening in open verbinding met de werkplaats in het souterrain van nummer 3. Na het verdwijnen van de functies van het complex, is het souterrain bij de woning getrokken.

    Tussen 2009 en 2019 hebben diverse renovatiewerkzaamheden plaatsgevonden en is de woning aan de achterzijde en aan de Wantijzijde uitgebreid met een aanbouw onder plat dak. Deze valt niet onder de bescherming.

    Beschrijving exterieur

    De gevels zijn gemetseld in een donkerbruine baksteen in kruisverband tot de wisseldorpel van de kozijnen op het niveau van de bel-etage. Sierbanden van rode en witte verblendsteen lopen door over alle gevels ter hoogte van de lateien en de onderdorpels. Vanaf de sierband bij de wisseldorpel zijn de gevels gecementeerd, waarbij siermetselwerk en strekken in het zicht zijn gehouden. Op alle gevels zijn sporen van herstelwerk zichtbaar (2018). De houten kozijnen zijn voorzien van onder- en bovenramen, waarbij van beide woningen de ramen aan de voorzijde op straatniveau gemoderniseerd zijn. Boven deze vensters is een moderne markies gemonteerd. Voor de vensters zijn hardsteen onderdorpels toegepast en hardsteen aanzetstukken ter beëindiging van de strekken. Tussen de daken van beide woningen bevindt zich een hoge gemetselde schoorsteen. Het dak is gedekt met rode Tuile du Nordpannen en eindigt met een licht overstek. Aan de voor- en achterzijde eindigen de houten windveren in een bewerkte krul. De gespiegelde asymmetrische topgevels aan de voorzijde worden in het midden verbonden door een zakgoot met een originele vergaarbaak.

    De voorgevel heeft rechts een naar achter gelegen, overdekte entree. Hardstenen treden leiden naar een betegeld bordes. De houten paneeldeur heeft een zesruits bovenpaneel met kathedraalglas en is voorzien van een bovenraam. Links van de deur bevindt zich een groot, gemoderniseerd venster, waarbij de driedeling en de horizontale verdeling gehandhaafd zijn. Op souterrainniveau is een koekoek aangebracht waarin een gemoderniseerd venster. Tussen het venster van de bel-etage en de verdieping staat doorlopend over beide gevels in een tegeltableau van rode belettering op witte steen: “anno-Brugwachters.-1910”. Op verdiepingsniveau bevinden zich drie vensters, waarvan de middelste een schuifraam is met een bovenraam, door drie stijlen verdeeld. Rechts, boven de entree, is in het cementwerk siermetselwerk vrijgehouden in de vorm van een ster. In de top van de gevel is een houten vakwerk aangebracht.

    De zijgevel wordt deels aan het zicht onttrokken door de moderne, houten aanbouw. Op het niveau van de bel-etage is rechts een venstergroep met schuiframen zichtbaar, door twee muurdammen verdeeld. In het midden van het dakvlak staat een dakkapel met plat dak en voorzien van een houten kozijn met twee ramen. Op het dak zijn zonnepanelen aangebracht.

    De achtergevel bestaat rechts deels uit de gevel van de gemetselde originele aanbouw over twee bouwlagen. In het midden van het gezamenlijke dak staat een hoge gemetselde schoorsteen. In de gevel bevindt zich een venster met schuifraam met daaronder een kleiner venster. Boven de aanbouw, op verdiepingsniveau, bevinden zich drie vensters met originele schuiframen. In de top is in het cementwerk siermetselwerk in de vorm van een ruit met witte en rode steen.

    Beschrijving interieur

    De brugwachterswoning bestond oorspronkelijk uit een berging/werkplaats op souterrainniveau met daarboven de woning. Deze heeft een voor- en achterkamer, gescheiden door de trap naar de verdieping. In de aanbouw bevindt zich de keuken en de ontsluiting naar het souterrain. Op de verdieping is een overloop met een voor- en achterkamer. Naar de vliering is een vlizotrap aangebracht.

    De originele structuur van de plattegrond is grotendeels ongewijzigd, en in functionaliteit uitgebreid door de extra woonkeuken in het souterrain. Bij de moderne aanbouw zijn de oude gevels intact gelaten, waardoor de oude openslaande deuren naar een voormalig terras gehandhaafd zijn. Op de begane grond zijn de paneeldeuren, de betegeling in de gang naar de keuken en de grenen vloerafwerking origineel. Op de overloop is later een badkamer gemaakt.

    Beschrijving tuin, erf, perceel

    Het woonhuis beschikt over een bescheiden voortuin en een achtertuin. Het perceel heeft geen monumentale waarde.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De brugwachterswoning heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding van Dordrecht aan het begin van de 20e eeuw. Na het gereedkomen van de Prins Hendrikbrug in 1910 kon het gebied zich ontwikkelen tot vestigingsplaats voor industriële activiteiten. De woning is tevens een herinnering aan de uit het straatbeeld verdwenen beroep van brugwachter door de centralisatie van de brugbedieningssystemen.

    Architectonische waarde

    De brugwachterswoning heeft architectonische waarde door de kwaliteit van het ontwerp en de diversiteit van het materiaalgebruik in overgangsarchitectuur. Schoon metselwerk wordt afgewisseld met gecementeerde gevels waarin sierbanden van verblendsteen zijn opgenomen. Van bijzondere waarde zijn onder andere de hardsteen accenten, het siermetselwerk, de resterende originele vensters en het tegeltableau op de voorgevel.

    De woning heeft architectuurhistorische waarde door de bijzondere typologie van een dubbele brugwachterswoning waarbij het souterrain aan de voorzijde tegen het talud is aangebouwd. Het interieur is van belang door de nog aanwezige originele indeling met onder andere een voor- en achterkamer, gescheiden door de trap.

    Situering

    De brugwachterswoning heeft samen met het buurpand ensemblewaarde in relatie tot de Prins Hendrikbrug en het water van het Wantij die functioneel onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. De woning heeft eveneens ensemble waarde in relatie tot de bebouwing van het woningbouwcomplex Noorderkwartier, dat vanaf 1915 gebouwd werd aan de overzijde van de Maasstraat.

    De brugwachterswoningen hebben stedenbouwkundige waarde als vrijstaand, karakteristiek bouwblok aan het kruispunt van de Merwedestraat en de Maasstraat.

    Gaafheid

    De brugwachterswoning is van belang door de gaafheid van het exterieur. Vensters aan de voorzijde op begane grond niveau zijn gewijzigd, maar voor het overige deel zijn de gevels vrijwel in originele staat. Het interieur is van belang door de gaafheid van de structuur met trappenhuis, originele paneeldeuren en resterende vloerafwerking.

    Unieke waarde

    De brugwachterswoningen vertegenwoordigen een unieke waarde in typologisch opzicht. In Dordrecht zijn wel enkele brugwachtershuisjes nog aanwezig in het straatbeeld, maar dubbele woningen voor afwisseling van de dienst zijn alleen bekend bij sluiscomplexen en de voormalige veerdienst aan de Kop van ’t Land.

    Bijlage


  • Merwedestraat 3
    • Datering: 1910
    • Oorspronkelijke functie: Brugwachterswoning
    • Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
    • Architect: Gemeentewerken
    • Postcode: 3313GN

    Algemene beschrijving

    Woonhuis, helft van een gespiegelde, dubbele brugwachterswoning aan de voet van de Prins Hendrikbrug.

    Historie gebied

    De Staart, het gebied ten oosten van het centrum van Dordrecht stond vanaf de 17e eeuw bekend als de Merwegronden, waar door het aanslibben nieuw land ontstond op de locatie van de vroegere Grote Waard. Ten noorden begrensd door de Merwede en ten zuiden door de vaarweg naar Geertruidenberg (het Wantij), werd het gebied langzaam ingedijkt. Met het oog op uitbreiding van de stad en haar industriële activiteiten besloot de gemeente begin 20e eeuw de vrijwel onbebouwde Staart, de polders tot aan de spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen, te ontwikkelen. De Oranjelaan werd in 1908-1909 aangelegd als hoofdweg naar de Staart. Als belangrijke ontsluiting naar de Staart kwam in 1910 de Prins Hendrikbrug over het Wantij met de bijbehorende dubbele brugwachterswoning gereed. De brug werd door prins Hendrik zelf geopend.

    Na het aanleggen van de Eerste Merwedehaven kwam de vestiging van de bedrijven in het noordelijk deel goed op gang. In 1919 opende de nieuwe fabrieken van Lips zijn deuren. Langs de Merwedestraat kwam vanaf 1922 op verzoek van Lips een spoorlijn over de brug richting Oranjelaan, later doorgetrokken naar de Merwedehaven.

    Het goederentreintje met locomotief, dat bekend stond als ‘de schrik van de Krommedijk' of de 'trein van Lips’ reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk naar de Staart, tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.

    In het zuidelijk gedeelte van de Staart werden volkswoningbouwcomplexen gerealiseerd: het Noorderkwartier (1914-1921) en de Rivierenbuurt (1933-1935).

    De Staart is een buitendijks woon- en werkgebied, waarbij de Merwedestraat een groot deel van het gebied ontsluit. Aan de noordzijde van de Merwedestraat en de Baanhoekweg zijn bedrijven gevestigd met uitzondering van de Kop van de Staart: dit gebied tegenover de brugwachterswoningen is in herontwikkeling als woongebied.

    Ligging

    De brugwachterswoningen staan aan de noordoostzijde van de Prins Hendrikbrug. Het perceel grenst aan de zuidzijde aan de oever van het Wantij. De voorzijde van de woonhuizen (west) is gericht op de Merwedestraat met de nokken haaks op deze straat.

    Aan de noordzijde scheidt de Maasstraat het complex van het cultuurhistorisch waardevolle woningbouwcomplex Noorderkwartier.

    Hoofdvorm

    De brugwachterswoning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van twee bouwlagen met een souterrain onder dijkniveau. De zolderverdieping heeft een aan het buurpand gekoppeld zadeldak. Aan de achterzijde bevindt zich een rechthoekige aanbouw van twee bouwlagen onder een plat dak.

    Bouwgeschiedenis

    De bouw van de brugwachterswoningen hing samen met de ontwikkelingen op de Staart en de noodzakelijke ontsluiting van het gebied. De oorspronkelijke brug en de Vlijbrug werden gemaakt van een spoorbrug over het Noordzeekanaal. De onderdelen van deze Hembrug werden in 1907 aangekocht door de gemeente Dordrecht. Op 12 februari 1910 opende Prins Hendrik de brug, gecombineerd met een officieel bezoek aan de stad Dordrecht. De Vlijbrug werd in 1941 ingeruild voor een dam, omdat met de teloorgang van de houthandel een ontsluiting van de balkengaten niet langer noodzakelijk was. De Prins Hendrikbrug werd in 1952 vervangen door een nieuwe brug met bijbehorend brugwachtershuisje aan de zijde van de Oranjelaan. Tot in de jaren negentig vond de brugbediening hier plaats totdat overgegaan werd naar een centraal bedieningssysteem.

    De eerste bewoners van het gebied waren de brugwachters G.B. den Oever en C. Bothof die met elkaar de dienst afwisselden. In het souterrain was een werkplaats, volgens tekening in open verbinding met de berging in het souterrain van nummer 1. Na het verdwijnen van de functies van het complex, is het souterrain bij de woning getrokken.

    Sinds 2014 vinden renovatiewerkzaamheden plaats en is aan de achterzijde de woning uitgebreid met een bescheiden aanbouw onder plat dak. Deze valt niet onder de bescherming. Alle ramen op de begane grond zijn voorzien van dubbel glas.

    Beschrijving exterieur

    De gevels zijn gemetseld in een donkerbruine baksteen in kruisverband tot de wisseldorpel van de kozijnen op het niveau van de bel-etage. Sierbanden van rode en witte verblendsteen lopen door over alle gevels ter hoogte van de lateien en de onderdorpels. Vanaf de sierband bij de wisseldorpel zijn de gevels gecementeerd, waarbij siermetselwerk en strekken in het zicht zijn gehouden. Op alle gevels zijn sporen van herstelwerk zichtbaar (2018). De houten kozijnen zijn voorzien van onder- en bovenramen, waarbij van beide woningen de ramen aan de voorzijde op straatniveau gemoderniseerd zijn. Boven deze vensters is een moderne markies gemonteerd. Voor de vensters zijn hardsteen onderdorpels toegepast en hardsteen aanzetstukken ter beëindiging van de strekken. Tussen de daken van beide woningen bevindt zich een hoge gemetselde schoorsteen. Het dak is gedekt met rode Tuile du Nordpannen en eindigt met een licht overstek. Aan de voor- en achterzijde eindigen de houten windveren in een bewerkte krul. De gespiegelde asymmetrische topgevels aan de voorzijde worden in het midden verbonden door een zakgoot met een originele vergaarbaak.

    De voorgevel heeft links een naar achter gelegen, overdekte entree. Hardstenen treden leiden naar een betegeld bordes. De houten paneeldeur heeft een zesruits bovenpaneel met kathedraalglas en is voorzien van een bovenraam. Rechts van de deur bevindt zich een groot, gemoderniseerd venster, waarbij de driedeling en de horizontale verdeling gehandhaafd zijn. Op souterrainniveau is een koekoek aangebracht waarin een gemoderniseerd venster. Tussen het venster van de bel-etage en de verdieping staat doorlopend over beide gevels in een tegeltableau van rode belettering op witte steen: “anno-Brugwachters.-1910”. Op verdiepingsniveau bevinden zich drie vensters, waarvan de middelste een schuifraam is met een bovenraam, door drie stijlen verdeeld. Links, boven de entree, is in het cementwerk siermetselwerk vrijgehouden in de vorm van een ster. In de top van de gevel is een houten vakwerk aangebracht.

    De zijgevel bestaat links uit een venstergroep met schuiframen, door twee muurdammen verdeeld. In de bovenramen zijn ventilatieroosters aangebracht. Rechts hiervan bevindt zich een smal venster. Geheel rechts is een gevelopening grenzend aan het portiek van de voordeur. In het midden van het dakvlak staat een dakkapel met plat dak, voorzien van een houten kozijn met gemoderniseerd raam.

    De achtergevel bestaat links uit de gevel van de gemetselde originele aanbouw over twee bouwlagen. In het midden van het gezamenlijke dak staat een hoge gemetselde schoorsteen. In de gevel bevindt zich een venster met schuifraam met daaronder een kleiner venster. Boven de aanbouw, op verdiepingsniveau, bevinden zich drie vensters met originele schuiframen. In de top is in het cementwerk siermetselwerk in de vorm van een ruit met witte en rode steen.

    Beschrijving interieur

    De brugwachterswoning bestond oorspronkelijk uit een berging/werkplaats op souterrainniveau met daarboven de woning. Deze heeft een voor- en achterkamer, gescheiden door de trap naar de verdieping. In de aanbouw bevindt zich de keuken en de ontsluiting naar het souterrain. Op de verdieping is een overloop met een voor- en achterkamer. Naar de vliering is een vlizotrap aangebracht.

    De originele structuur van de plattegrond is grotendeels ongewijzigd, en in functionaliteit verbeterd door de extra leefruimte in het souterrain. Op de begane grond zijn de stucplafonds en de schouw gemoderniseerd. Op de overloop van de verdieping is later een badkamer gemaakt. In de woning zijn nog enkele originele paneeldeuren.

    Beschrijving tuin, erf, perceel

    Het woonhuis beschikt over een bescheiden voortuin en een achtertuin. De zijgevel wordt door heesters en een moderne schutting gescheiden van de openbare weg. Het perceel heeft geen monumentale waarde.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De brugwachterswoning heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding van Dordrecht aan het begin van de 20e eeuw. Na het gereedkomen van de Prins Hendrikbrug in 1910 kon het gebied zich ontwikkelen tot vestigingsplaats voor industriële activiteiten. De woning is tevens een herinnering aan de uit het straatbeeld verdwenen beroep van brugwachter door de centralisatie van de brugbedieningssystemen.

    Architectonische waarde

    De brugwachterswoning heeft architectonische waarde door de kwaliteit van het ontwerp en de diversiteit van het materiaalgebruik in overgangsarchitectuur. Schoon metselwerk wordt afgewisseld met gecementeerde gevels waarin sierbanden van verblendsteen zijn opgenomen. Van bijzondere waarde zijn onder andere de hardsteen accenten, het siermetselwerk, de resterende originele vensters en het tegeltableau op de voorgevel.

    De woning heeft architectuurhistorische waarde door de bijzondere typologie van een dubbele brugwachterswoning waarbij het souterrain aan de voorzijde tegen het talud is aangebouwd. Het interieur is van belang door de nog aanwezige originele indeling met onder andere een voor- en achterkamer, gescheiden door de trap.

    Situering

    De brugwachterswoning heeft samen met het buurpand ensemblewaarde in relatie tot de Prins Hendrikbrug en het water van het Wantij die functioneel onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. De woning heeft eveneens ensemble waarde in relatie tot de bebouwing van het woningbouwcomplex Noorderkwartier, dat vanaf 1915 gebouwd werd aan de overzijde van de Maasstraat.

    De brugwachterswoningen hebben stedenbouwkundige waarde als vrijstaand, karakteristiek bouwblok aan het kruispunt van de Merwedestraat en de Maasstraat.

    Gaafheid

    De brugwachterswoning is van belang door de gaafheid van het exterieur. Vensters aan de voorzijde op begane grond niveau zijn gewijzigd, maar voor het overige deel zijn de gevels grotendeels in originele staat. Het interieur is van belang door de gaafheid van de structuur met trappenhuis en originele paneeldeuren.

    Unieke waarde

    De brugwachterswoningen vertegenwoordigen een unieke waarde in typologisch opzicht. In Dordrecht zijn wel enkele brugwachtershuisjes nog aanwezig in het straatbeeld, maar dubbele woningen voor afwisseling van de dienst zijn alleen bekend bij sluiscomplexen en de voormalige veerdienst aan de Kop van ’t Land.

    Bijlage


  • Werf van Goedhart (kraanbaan)
    • Datering: 1933-1934
    • Oorspronkelijke functie: Kraanbaan
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Kraanbaan, onderdeel van voormalige transport- en laadinrichting voor kolen.

    Historie gebied

    De Staart, het gebied ten oosten van het centrum van Dordrecht stond vanaf de 17e eeuw bekend als de Merwegronden, waar door het aanslibben nieuw land ontstond op de locatie van de vroegere Grote Waard. Ten noorden begrensd door de Merwede en ten zuiden door de vaarweg naar Geertruidenberg (het Wantij), werd het gebied langzaam ingedijkt. Met het oog op uitbreiding van de stad en haar industriële activiteiten besloot de gemeente begin 20e eeuw de vrijwel onbebouwde Staart, de polders tot aan de spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen, te ontwikkelen. De in 1910 feestelijk geopende Prins Hendrikbrug over het Wantij zorgde voor de ontsluiting van het gebied vanuit de stad. Na het aanleggen van de Eerste Merwedehaven kwam de vestiging van de bedrijven goed op gang. In het zuidelijk gedeelte werden volkswoningbouwcomplexen gerealiseerd: het Noorderkwartier (1914-1921) en de Rivierenbuurt (1933-1935).

    Geheel west bevond zich het gors 'de Staart', oftewel de Kop van de Staart. Een groot deel van het terrein werd lange tijd verhuurd aan het Corps Pontonniers en de Dordrechtse Bond voor lichamelijke opvoeding. Van 1913 tot 1943 was er een 'gemeentelijke zweminrichting' die in open verbinding stond met de Merwede en het Wantij. Aan weerszijden van de nieuwe Maasstraat vestigden zich vanaf 1910 in de loop van de tijd diverse bedrijven, waaronder een betonfabriek, een hoefijzerfabriek Hippos en Scheepswerf en Machinefabriek de Biesbosch. Tussen de grote industriële complexen werden kantoren en enkele woningen gebouwd.

    In de huidige situatie is vrijwel alle bebouwing op de Kop van de Staart gesloopt om ruimte te maken voor de nieuwe woonwijk 'Stadswerven'. Als restanten van het industrieel verleden zijn de kraanbaan aan de oever van de Merwede, de scheepshellingen en de in 1951 gebouwde fabriekshal van de Scheepswerf de Biesbosch blijven staan evenals de bebouwing op de zuidelijke hoek van de Maasstraat en Merwedestraat.

    Ligging

    De vrijstaande kraanbaan staat aan de noordzijde van de Kop van de Staart, aan de oever van de Beneden Merwede. Het bouwwerk was loodrecht op de Maasstraat gebouwd, die in de huidige situatie op deze locatie verdwenen is door het bouwrijp maken van de grond. De kraanbaan loopt door tot over de beschoeiing van het schiereiland en staat enigszins schuin ten opzichte van de oever.

    Hoofdvorm

    De kraanbaan bestaat uit een transportbrug, een rechthoekige, langwerpige constructie, ondersteund door betonnen jukken.

    Bouwgeschiedenis

    In 1933 werd een vergunning aangevraagd door Staatsmijnen Limburg voor 'een transport- en laadinrichting voor kolen, bestaande uit een onderbouw in gewapend beton, waarop een ijzeren verlaadkraan en uithouder ten behoeve van de verlading.' De inrichting werd door de N.V. Nederlandsche Betonmaatschappij Bato gebouwd. De kraanbaan stond tussen het opslagterrein van de B.I.M. (Bataafsche Import Maatschappij) en het gemeentelijk zwembad. De kolenbunkers naast het zwembad gaven bij het overladen de nodige overlast door het vrijkomende kolenstof, toch bleef het zwembad tot 1943 open voor de 'on- en minvermogenden'. Tegenover de kraanbaan werd een klein noodkantoor gebouwd, direct aan het Wantij. Dit werd in 1936 vervangen door een woonhuis met kantoor.

    In 1947 werd het terrein overgenomen door A. Goedhart en Zonen. De kraan bleef in gebruik, ditmaal voor het laden en lossen van zand. Hoewel door gebrek aan opvolging, het bedrijf in 1974 werd overgenomen door Boskalis, staat het object nog steeds bekend als de kraanbaan van Goedhart. De kraan van Piet (de machinist) is in 1992 van de kraanbaan getild richting sloperij.

    In 2014 is besloten de kraanbaan te laten staan en op te nemen in het stedenbouwkundig plan van de woonwijk Stadswerven. Een jaar later is de kraanbaan gerestaureerd. Op diverse plekken was het beton aangetast door corrosie van de wapening. De beschadigde plekken zijn uitgehakt en gevuld met een betonreparatiemortel in een lichtere tint dan het bestaande beton. De geschilderde tekst NV A. Goedhart en Zonen op de transportbrug is hierdoor nauwelijks meer zichtbaar. Ook de tekstbordjes aan beide zijden die naar het bedrijf verwezen zijn verdwenen.

    Toekomst

    Sinds 2015 wordt gezocht naar een functie voor de kraanbaan, bijvoorbeeld door de kraanbaan toegankelijk te maken en er iets op te bouwen.

    Beschrijving

    De kraanbaan bestaat uit een kraanbrug: twee balken van gewapend beton met een lengte van ca. 50 meter, destijds ca. 11 meter boven het maaiveld aangebracht. Op de balken is een ijzeren kraanrail gemonteerd. De brug wordt ondersteund door gewapende betonnen jukken die aan de onderzijde aan elkaar gekoppeld zijn. Van de in totaal acht jukken zijn de voorste vier met elkaar verbonden door betonnen schoren.

    De verlaadkraan met uithouder en de bijbehorende elektrische aandrijvingen zijn verdwenen, evenals de in hout uitgevoerde werken, waaronder een steiger en meerpalen voor het vastmeren van schepen. Tijdens de restauratie in 2015 zijn de stalen trappen aan de oostzijde verwijderd, waardoor alleen het hekwerk langs het looppad op de transportbrug nog resteert.

    Beschrijving perceel

    De kraanbaan staat in de huidige situatie in een geheel open landschap waarvan de oorspronkelijke inrichting gesloopt is ten behoeve van de te bouwen woonwijk. De prominente ligging aan het water herinnert aan de voormalige functie van de kraanbaan.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De kraanbaan heeft cultuurhistorische waarde als voormalige kolen transport- en verlaadinrichting van één van de laatste staatsbedrijven van Nederland en als herinnering aan de economische binding van het Eiland van Dordrecht met het water.

    Architectonische waarde

    De kraanbaan heeft architectuurhistorische waarde door de bijzondere constructie van gewapend beton, uitgevoerd door de Nederlandse Betonmaatschappij Bato.

    Situering

    De kraanbaan heeft stedenbouwkundige waarde door de prominente ligging aan en in de rivier waardoor een verbinding gelegd wordt tussen land en water.

    De kraanbaan heeft stedenbouwkundige waarde als enig relict van het industrieel verleden op de westpunt van de Staart waardoor het een markante aanvulling gaat vormen op de overige toekomstige bebouwing.

    Gaafheid

    De kraanbaan is van belang door de gaafheid van de constructie.

    Publicaties

    • Hans Goedhart, Zandzuigbedrijf A. Goedhart & Zonen (1903-1974): Een bedrijfs- en familiegeschiedenis, 2023.
    • Sjoerd de Meer, Verhalen van Dordrecht 31: Van zeil naar stoom en diesel - Dordrecht en de binnenvaart, 2015.
    • Zandzuigbedrijf A. Goedhart & Zonen (1903-1974), tijdschrift Dordrecht Monumenteel nr.90 2024.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).