Tag

Spirea

  • Spirea 1
    • Naam: De Dordrechtse Manege
    • Datering: 1912
    • Oorspronkelijke functie: Boerderij
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Architect: Groeneveld
    • Postcode: 3317JP

     

    Algemene beschrijving

    Stallencomplex met vrijstaand woonhuis, gebouwd in 1912 als modelboerderij, nu in gebruik als manege met woonhuis.

    Ligging

    Het complex ligt op een terrein in de naoorlogse wijk Zuidhoven en wordt aan de noordelijke zijde begrensd door de Spirea, aan de zuidwest zijde door de S.M. Hugo van Gijnweg, en aan de oostzijde door het naastgelegen perceel.

    De panden zijn bijna loodrecht op de windrichtingen geplaatst. Het woonhuis bevindt zich ten noorden van het stallencomplex. Het stallencomplex bevindt zich meer naar het oosten toe; de westgevel hiervan ligt in dezelfde lijn als de oostgevel van het woonhuis.

    Hoofdvorm

    De woning bestaat uit twee bouwlagen onder een eenzijdig schilddak op een rechthoekige plattegrond. De hoofdentree bevindt zich in de langsgevel aan de noordzijde, richting Spirea. De westzijde van het pand wordt beëindigd door een tuitgevel.

    Het stallencomplex op U-vormige plattegrond bestaat uit een hoofdvolume van één bouwlaag onder hoog zadeldak met wolfseinden. De lagere zijbeuken sluiten aan op het dak van het hoofdvolume en eindigen in een eenzijdig schilddak.

    Bouw- en cultuurgeschiedenis

    Het gebied rond de manege kenmerkt zich door de stedelijke vernieuwing die begin jaren zestig heeft plaatsgevonden. Het oorspronkelijke karakter van het landelijke buitengebied is hiermee verloren gegaan, maar de boerderij en het nabijgelegen Crabbehof zijn deels gespaard gebleven.

    De polders en Crabbehof

    Na de Elisabethsvloed in 1421 veranderde het stromingspatroon van het water en begon de grond rond Dordrecht aan te slibben. De eerste kleine polders werden na het aanleggen van dijken, waaronder de Oudendijk, samengevoegd tot het Oude land van Dubbeldam. In 1617 werd de Zuidendijk voltooid waardoor de Zuidpolder ontstond. Op het hoogste punt werd als eerste bebouwing landgoed Crabbehof aangelegd.

    Na diverse eigenaren en een brand in 1808, waren de hofstede en de landerijen in eigendom van M.L.C. Staring. Hij liet in 1912 ten oosten van de Crabbehof een modelboerderij bouwen, de huidige manege. 'Het laantje van Crabbehof' ontsloot de boerderij aan de toenmalige Oudendijk met de hofstede. Tegelijkertijd liet hij dit pand deels herbouwen. Op de kaart uit 1717 is de loop van de twee dijken aangegeven met het perceel van Crabbehof en het perceel van de manege. Op de kaart van 1935 is goed te zien hoe de oude structuur met dijken en poldersloten nog grotendeels aanwezig was in het landschap.

    De modelboerderij

    Een eeuw geleden was het slecht gesteld met de hygiëne rond de winning en distributie van melk. Sporen van mest en verdunning met water uit de sloten konden ziekte-uitbraken van tyfus, cholera en tuberculose veroorzaken. In 1908 richtten enkele medici en directeuren van keuringsdiensten het Genootschap voor Melkkunde op om particulieren en overheid beter te kunnen voorlichten. Niet lang daarna begonnen particuliere ondernemers zogenaamde modelboerderijen te bouwen, waar melk onder verbeterde hygiënische omstandigheden werd gewonnen en verwerkt. De heer Staring is in dat opzicht een pionier geweest; twee jaar na de oprichting van het genootschap laat hij een 'woonhuis (met annex) en boerderij' bouwen, waar door toepassing van moderne voorzieningen speciale 'gezondheidsmelk' kon worden verkocht.

    De aanvraag omhelst een plan voor het woonhuis, dat bestaat uit drie beuken. Aan weerszijden van de gang bevinden zich twee kamers met aan de westzijde (tegenover Crabbehof) de woonkamer en een kamer, beide voorzien van haard en aan de andere zijde de keuken en een slaapkamer. Geheel oost, en alleen vanaf buiten bereikbaar, een spoelplaats en melkkamer, met de 'annex', een overdekte buitenruimte. Het pand wordt deels onderkelderd, met een kelder onder het woon- en onder het werkgedeelte. Op de verdieping bevinden zich onder de hoge kap vier kamers met inbouwkasten, een berging en een vrije ruimte.

    De aanvraag voor het stallencomplex bestaat uit een hoofdvolume met twee openslaande deuren in de noordgevel. Hier bevinden zich de dorsvloer, de hooivakken, een bietenkelder, en twee voederkamers met daarboven een graanzolder. In de zijvleugels bevinden zich westelijk de koeienstallen en oostelijk de paardenstallen. Het hoofdvolume was destijds voorzien van een met riet gedekt schilddak met wolfseinden. De zijvleugels hadden een met pannen gedekt afgeknot schilddak. Het stallencomplex is in 1940 herbouwd.

    De boerderij werd door de familie Staring aan verschillende boeren in pacht uitgegeven. In 1934 kwamen de hofstede, landerijen en boerderij in bezit van de industrieel Charles H.J. Redelé. Hij verpachtte de boerderij aan Pieter Schenk, die het complex met grond in de jaren veertig kocht. Boer Schenk had hier tot de onteigening een gemengd bedrijf met boomgaard.

    De wederopbouwboerderij

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in Nederland meer dan 8000 boerderijen totaal verwoest. Van het stallencomplex Crabbehof was na brand in mei 1940 vrijwel niets meer over, het woonhuis werd gespaard. Ook de nabijgelegen hoeve Zuydhove werd in brand gestoken. Door de rijksoverheid werd met het oog op voedselvoorziening het Bureau Wederopbouw Boerderijen opgericht. Boerderij Crabbehof werd met behulp van het Bureau herbouwd op dezelfde plaats. Men probeerde zoveel mogelijk boerderijen in de regionale vormentaal, maar met een moderne bedrijfsvoering te bouwen. Het bureau schakelde vaak lokale architecten in en stelde zelf de richtlijnen op. Tekeningen en bestekken werden door het bureau goedgekeurd voordat de bouw kon beginnen. Veel wederopbouwboerderijen dragen een gevelsteen met een uit het vuur springende leeuw. De tekeningen van deze boerderij, vervaardigd door het bureau Bakker en Herwijnen, bevinden zich in het archief van het Bureau Wederopbouw Boerderijen, sinds 2007 in het bezit van de rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

    Op het Meertens Instituut wordt momenteel onderzoek verricht naar de boerderijen onder de titel Erfenis van het verlies? Wederopbouwboerderijen en de culturele omgang met traditie, modernisering en de Tweede Wereldoorlog (2009-2012).

    Het huidige stallencomplex heeft dezelfde opzet als in 1912, alleen de dakvorm van de twee zijvleugels is gewijzigd.

    Crabbehof en Zuidhoven

    Na de aanleg van Wielwijk worden vanaf 1957 plannen gemaakt voor de nieuwe wijken Crabbehof en Zuidhoven. In 1959 worden alle gronden aangekocht door de gemeente Dordrecht. In de eerste plannen worden ook Crabbehof en bijbehorende opstallen niet ontzien, maar uiteindelijk is besloten deze historische gronden op te nemen in de nieuwbouwplannen. Door de aanleg van de S.M. Hugo van Gijnweg is de relatie tussen de hofstede Crabbehof en de boerderij verstoord. Waar de boerderij historisch en geografisch gezien tot de Zuidpolder, nu de wijk Crabbehof, zou moeten behoren, is door de komst van de Hugo van Gijnweg, de boerderij aan de wijk Zuidhoven komen te liggen. De Spirea, de weg ten noorden van de boerderij, is de oorspronkelijke Oudendijk. Destijds is bewust gekozen een deel van deze oude structuur te handhaven, net als de opstallen van het herbouwde Zuidhoven.

    De Dordrechtse Manege

    Vanaf 1966 wordt de Dordrechtse Manege gevestigd in de voormalige boerderij onder leiding van de heer J.W. Klein. De manege was eerst gehuisvest aan de Vest en wordt ook wel de oudste manege van Nederland genoemd. In de loop der jaren vinden diverse aanpassingen plaats om de boerderij en het terrein geschikt te maken als manege. In 1976 brandt het dak van de westelijke stal geheel af. De dakconstructie en het dak worden vernieuwd.

    Op het terrein worden extra stallen en bijgebouwen geplaatst en wordt een grote buitenbaan aangelegd, deze vallen buiten de waardering.

    Het woonhuis wordt al deze jaren bewoond en is momenteel verdeeld in drie huisnummers: 1a, 1b en 1c.

    Op foto's is te zien dat na 1972 veel wijzigingen zijn aangebracht aan zowel woonhuis als stallencomplex. Het woonhuis is in 1972 nog vrijwel in originele staat met luiken en annex. Later zijn deze luiken verwijderd, de kozijnen vervangen en is de overdekte buitenruimte vervangen door een aanbouw.

    Typologie boerderij

    Het in 1912 gebouwde boerderijcomplex is niet eenduidig onder een bepaald type boerderij onder te brengen. De boerderijen op de Zuid-Hollandse eilanden, die sterk verschillen van de boerderijen ten noorden van de Maas kennen vanaf de 18e eeuw de meeste verwantschap met de ontwikkelingen van het Vlaamse Schuurtype. Met de moderniseringen aan het begin van de 20e eeuw, ontstaan er echter nieuwe boerderijvormen. In dit geval is het woonhuis sterk gescheiden van de schuur en heeft het zelfs een wat stedelijk karakter gekregen door de bakstenen tuitgevels. De indeling is traditioneel, maar het werkgedeelte is strikt gescheiden van het woongedeelte. Het hoofdvolume van de oorspronkelijke schuur doet sterk denken aan de Vlaamse schuur met het rieten dak, maar heeft door de scheiding van de stallen en de hooi- en voederkamers extra stenen volumes gekregen in de vorm van twee zijvleugels.

    In de architectuur van het woonhuis is ook enige relatie te ontdekken met de hofstede Crabbehof, dat tegelijkertijd grondig herbouwd werd door de heer Staring. In beide panden is gebruik gemaakt van sierankers, tweekleurige luiken en kruiskozijnen in rondboognissen.

    Beschrijving exterieur woonhuis (1912)

    Alle gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kruisverband. Alle rechthoekige gevelopeningen bevinden zich in een ondiepe segmentboognis met dichtgemetselde boogvelden. De segmentboog bestaat uit een steens rollaag met een stenen geboorte- en sluitsteen. De overgang van gevel naar nis is uitgevoerd in een hol profiel. De gevelopeningen zijn voorzien van aanzetstenen en stenen onderdorpels. De meeste kozijnen zijn uitgevoerd als kruiskozijnen met bovenramen die oorspronkelijke door roeden verdeeld waren. De onderramen, uitgevoerd als schuiframen, waren voorzien van houten luiken. De achtergevel was voorzien van luiken voor de onder- en bovenramen. Op alle gevels bevindt zich op plinthoogte een rollaag in het metselwerk.

    Voorgevel noord

    Deze gevel bestaat uit de voorgevel van het woonhuis en links de blinde gevel van de moderne aanbouw. Het woonhuis heeft in het midden een licht risalerende tuitgevel over twee bouwlagen met schouderstukken en vlechtwerk. In het midden van de top is een smeedijzeren sieranker aangebracht. Op het niveau van de verdieping bevindt zich een kozijn met onder- en bovenraam. Aan weerszijden is een gevelsteen aangebracht met in cartouche links de tekst anno en rechts 1912. Op begane grond niveau is rechts de voordeur met bovenraam. Onder het kalf met aan weerszijden een hol profieldeel bevindt zich de originele paneeldeur, uitgevoerd met een forse weldorpel en drie hardstenen treden. Links van de deur is een kruiskozijn met recht daaronder op maaiveldniveau een laag kelderraam. Deze gevel sluit onder zadeldak aan op het hoger gelegen eenzijdige schilddak. Aan weerszijden van de tuitgevel is een geveldeel van één bouwlaag dat wordt beëindigd door een met hout omtimmerde bakgoot op geprofileerde klossen. In beide gevels bevindt zich een identiek kruiskozijn.

    Zijgevel west

    Deze gevel is uitgevoerd als tuitgevel tot aan de nok van het eenzijdige schilddak en voorzien van schouderstukken en vlechtwerk. In het midden van de top is licht risalerend een rechthoekig vlak uitgemetseld dat is voorzien van een sieranker en steunt op een gebeeldhouwd vrouwenkopje. De gevel is symmetrisch ingedeeld met op de verdieping twee kozijnen voorzien van onder- en bovenraam en op de begane grond twee kruiskozijnen. Ter hoogte van de verdiepingsvloer zijn smeedijzeren sierankers aanwezig; het anker links is echter verdwenen, het anker in het midden en rechts zijn beiden ten dele bewaard gebleven.

    Achtergevel zuid

    De gemetselde gevel over één bouwlaag wordt beëindigd door een omtimmerde bakgoot op geprofileerde klossen. Geheel links bevindt zich een kruiskozijn in een segmentboognis. Rechts van dit kozijn bevond zich oorspronkelijk een klein raam (van het toilet) met daarnaast twee maal twee rondboognissen, waarin een deur en een raam voorzien waren. Dit waren de entrees en daglichtvoorzieningen voor de keuken en de spoelplaats. Dit gevelgedeelte is echter gewijzigd in een nieuwe entree ter plaatse van het kleine raam, een groot halfboogvormig raam ter breedte van twee nissen, een nieuw kozijn en een geheel dichtgemetselde nis. Ter plaatse van de voormalige dakkapel zijn nu twee dakramen aangebracht.

    Zijgevel oost

    Deze gevel is bijna geheel gewijzigd. De oostzijde was het 'werkgedeelte' van het woonhuis en werd bepaald door de overdekte buitenruimte die uitkwam op twee entrees naar de spoelplaats en de melkkamer. De overkapping is verdwenen. De twee gevelopeningen links met deur en raam zijn origineel. Rechts bevindt zich een moderne aanbouw over één bouwlaag met dakterras. De grote, moderne dakkapel geeft toegang tot dit terras.

    Dak woonhuis

    De dakbedekking van het hoge eenzijdige schilddak bestaat uit rode, gesmoorde, verbeterde Hollandse pannen, voorzien van nok- en schubvorsten. De gemetselde schoorstenen zijn niet meer aanwezig.

    Interieur woonhuis

    De woning is momenteel verdeeld in drie woningen, waardoor de oorspronkelijke indeling sterk is aangetast.

    Exterieur stallencomplex, nu manege (1940)

    De boerderij is in mei 1940 grotendeels door brand verwoest. De oost- en zuidgevel van het hoofdvolume, als ook de muren van de stallen zijn ten dele blijven staan. Conform bestaand is het metselwerk van alle gevels in 1940 uitgevoerd in een bruine baksteen in kruisverband. Bestaande gevelopeningen werden zoveel mogelijk gehandhaafd of opnieuw uitgevoerd met een rollaags hanenkam en een onderdorpel van keramische dorpelstenen. Boven de stallen is een betonvloer gemaakt op kolommen met aansluitend op de vloer betonnen goten. Alle kozijnen werden in 1940 uitgevoerd in grenen en voorzien van ramen met een roedeverdeling. Staldeuren zijn uitgevoerd als opgeklampte deuren en voorzien van smeedijzeren gehengen en zware smeedijzeren klinkstellen. Tijdens de wederopbouw werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van nog aanwezig materiaal. Dit geldt ook voor de voeder- en drinkbakken. De volumes zijn identiek gebleven aan de situatie voor 1940, de dakvorm van de zijvleugels werd gewijzigd.

    Voorgevel noord

    De langsgevel van het stallencomplex, de voormalige voorgevel, is grotendeels aan het zicht onttrokken door aangebouwde stallen. Achter die stallen bevinden zich kleine gevelopeningen voorzien van kozijnen met een roedeverdeling.

    Zijgevel west (nu voorgevel)

    Deze gevel bestaat uit de dwarsgevel van het hoofdvolume met rechts de gevel van de zijvleugel. De gevel is nog vrijwel in de originele staat van de wederopbouw in 1940. De kopgevel van het hoofdvolume is nu voorgevel. De hoge gevel onder het dak van het wolfseind heeft op zolderniveau drie vensteropeningen. Op de begane grond bevinden zich links onder een segmentboogvormige opening twee openslaande houten mendeuren. In het midden zijn drie segmentboogvormige gevelopeningen tot aan het maaiveld aangebracht, waarin kozijnen met roeden verdeeld. Boven het middelste raam is een gevelsteen aangebracht met een uit het vuur springende leeuw en het jaartal 1940. Rechts is een klein raam met geheel rechts een staldeur met onder- en bovendeur en voorzien van bovenraam.De lage gevel van de westelijke vleugel onder het hoge schilddak is in 1940 herbouwd conform situatie voor 1940 met tweemaal een staldeur met bovenraam met rechts twee ramen. De meest rechtse deur is dichtgemetseld.

    Zuidgevel zijvleugel west

    Deze gevel bestaat uit links, iets uit het midden en rechts een staldeur in twee delen met bovenraam. Aan weerszijden van de middelste staldeur is een vensteropening.

    Binnenhof, zijgevels zijvleugels en zuidgevel hoofdvolume

    De linker zijgevel is geheel aan het zicht onttrokken door de aanbouw van nieuwe stallen. Aan de zuidgevel van het hoofdvolume is te zien dat deze deels herbouwd is op bestaand metselwerk. De resterende gevels van voor 1940 hebben alle een plint in de vorm van een rollaag, zoals ook in het woonhuis is toegepast. In het midden bevindt zich een segmentboogvormige opening met daarin twee houten mendeuren. Aan weerszijden is een vensteropening. De rechter zijgevel bestaat uit diverse staldeuren conform de situatie voor 1940. In de twee gevelopeningen rechts zijn later wijzigingen toegepast, te zien aan de niet strokende rollagen boven de openingen.

    Zuidgevel zijvleugel oost

    Deze gevel heeft in het midden een staldeur met bovenraam en rechts een dichtgemaakte deuropening.

    Oostgevel

    De oostgevel bestaat links uit de lagere gevel van de zijvleugel en rechts uit de hoge kopgevel van het hoofdvolume. De gevel links heeft twee dichtgezette deuropeningen en vier nu geblindeerde stalramen. De openingen zijn conform de situatie van voor 1940. De hoge kopgevel heeft op zolderniveau drie vensteropeningen. Op begane grond niveau bevindt zich links een staldeur met bovenraam. Naast vier vensteropeningen zijn twee grote houten mendeuren in een segmentboogvormige opening aangebracht. De gevelopening wordt momenteel gestut. De gevel wordt deels aan het zicht onttrokken door een nieuwe loods die schuin ten oosten van het stallencomplex is gebouwd.

    Dak stallencomplex

    Het dak van het U-vormige complex wordt gevormd door het zadeldak met wolfseinden van het hoofdvolume en de lager op dit dak aansluitende schilddaken van de zijvleugels. De dakbedekking bestaat voornamelijk uit rode, opnieuw verbeterde Hollandse pannen, met kleine delen uitgevoerd in een grijze pan. Op de daken van de zijvleugels is aan weerszijden van het binnenterrein een dakkapel onder schilddak aangebracht met een luik naar de hooizolder.

    Interieur stallencomplex

    Van de oorspronkelijke indeling van het hoofdvolume is vrijwel niets over. Ten behoeve van het gebruik als manege is hier een binnenbaan gemaakt. De constructie is in 1940 vervangen door houten, gelamineerde spanten, waardoor een hoge, geheel vrije ruimte is ontstaan. De zijvleugels zijn nog steeds ingericht als stalruimte.

    Beschrijving terrein

    De oorspronkelijke inrichting van het terrein als boerenerf is verloren gegaan door het gebruik als manege. Een buitenbaan, nieuwe loodsen en stallen zijn later toegevoegd. Langs de Spirea, de voormalige Oudendijk en de van Gijnweg zijn grote, volwassen bomen aanwezig die destijds als afscherming van het erf dienden. Deze staan echter buiten de perceelsgrenzen.

    Waardering

    De bescherming betreft de woning uit 1912 en het stallencomplex uit 1912/1940.

    Cultuurhistorische waarde

    Het boerderijcomplex is van cultuurhistorisch belang als voormalig onderdeel van de hofstede Crabbehof en omringende landerijen. Samen representeren zij een herinnering aan de landelijke omgeving ten zuiden van Dordrecht dat vanaf de 17e eeuw door polderwinning tot stand kwam.

    Het complex is van cultuurhistorisch belang als in 1912 gebouwde modelboerderij waar op hygiënische wijze melk gewonnen en gedistribueerd werd. De vooruitstrevende opdrachtgever M.L.C. Staring liet dit complex bouwen naast de door hem bewoonde hofstede Crabbehof. De typologie van boerderijen veranderde in deze tijd sterk door de modernisering en de strikte scheiding tussen wonen en werken.

    Het stallencomplex is van cultuurhistorisch belang als 'wederopbouwboerderij'. De door oorlogsschade verwoeste boerderijen werden in opdracht van het nationale Bureau Wederopbouw Boerderijen herbouwd. Deze boerderijen zijn de laatste jaren in de belangstelling gekomen door het recent ontsloten archief van dit bureau.

    Architectonische waarde

    Het woonhuis is van architectuurhistorisch belang als voormalig onderdeel van de modelboerderij uit 1912. De bijna stedelijke, traditionele baksteenarchitectuur toont enige verwantschap met de kasteelboerderij Crabbehof aan de Talmaweg, die in hetzelfde jaar verbouwd werd. De voorgevel en de westgevel in de vorm van tuitgevels zijn het meest intact gebleven. Opvallende kenmerken zijn de kruiskozijnen in segmentboogvormige nissen, het gebruik van sierankers en nog aanwezige ornamenten in de vorm van gevelstenen en een gebeeldhouwd kopje.

    Het stallencomplex is van architectuurhistorisch belang vanwege de herbouw in 1940 als wederopbouwboerderij in een sobere, traditionele architectuur. Opvallend element is de gevelsteen in de westgevel met een uit het vuur springende leeuw.

    Gaafheid

    Het woonhuis is ten dele gaaf bewaard gebleven. Van belang zijn de noord- en westgevel die grotendeels origineel zijn. Alle luiken, karakteristieke elementen van het woonhuis, zijn verdwenen. Het interieur is geheel gewijzigd.

    Het stallencomplex is door de wederopbouw en de latere functie als manege ingrijpend gewijzigd. Het exterieur is echter grotendeels in de originele staat van 1940-1941, evenals de spantconstructie van gelamineerde spanten.

    Het complex is van belang door de gaafheid van de bouwvolumes, het exterieur van het stallencomplex en ten dele van het woonhuis en de spantconstructie in het stallencomplex.

    Situering

    Het complex heeft hoge stedenbouwkundige waarde als uniek en vrij liggend complex op eigen terrein te midden van de wijken Crabbehof en Zuidhoven, die begin jaren zestig gebouwd zijn. Dit kavel en dat van Crabbehof en Zuydhove zijn doelbewust gespaard gebleven van de stedenbouwkundige verkaveling van de polders. Het terrein heeft stedenbouwkundige waarde als hoekperceel aan de S.M. Hugo van Gijnweg en Spirea (vroeger onderdeel Oudendijk). Het perceel heeft stedenbouwkundige waarde door de restanten van de voormalige perceelsgrenzen die nog aanwezig zijn ter hoogte van de Spirea en ten dele langs de Hugo van Gijnweg.

    Unieke waarde

    Het pand heeft een hoge zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch en stedenbouwkundig opzicht. Het complex vertegenwoordigt een rijke geschiedenis met onder andere de ontwikkeling van het polderlandschap, de bouw van een voor die tijd zeer moderne modelboerderij (1912) en de wederopbouw van het stallencomplex in 1940-1941. Het stallencomplex is zeldzaam als één van de weinige (behoorlijk gaaf bewaarde) wederopbouwboerderijen in Dordrecht. Stedenbouwkundig is het complex met de restanten van oude perceelsgrenzen uniek in zijn naoorlogse omgeving.  

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).