Rijksstraatweg
Objecten met monumentenstatus.
-
Rijksstraatweg 64
- Datering: 1923
- Oorspronkelijke functie: Veldwachterswoning
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Architect: Booij
- Postcode: 3316EH
Algemene beschrijving
Voormalige veldwachterswoning, nu in gebruik als woning. Het vrijstaande pand staat op een perceel aan een restant van de Westkil. Verbinding met de Rijksstraatweg middels brug. Achter het pand staan enkele bijgebouwen. Deze opstallen horen niet bij de bescherming.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Het gebied vanaf de Provinciale Randweg tot aan de Wieldrechtse Zeedijk maakt deel uit van de 17e-eeuwse Polder Wieldrecht (1659). De structuur van dit polderlandschap werd vanouds bepaald door de daar al aanwezige straatweg, de 'Cruyswegh', de grillige vorm van de Westkil en de rechtlijnige verkaveling van de gronden. Rond 1830 was aan weerszijden van de weg nog geen enkele bebouwing aanwezig, met uitzondering van de hoekpercelen aan de Wieldrechtse Zeedijk, waar ook het tolhuis was gevestigd. Aan de Westkil stond de watermolen van Wieldrecht, het Kraaijenest.
Langs de weg is het buurtschap 'Tweede Tol' ontstaan. De vroegste bebouwing bestond uit de openbare school (62), een pand nabij de dijk (92), een hoeve (68) en de kerk. De school en de kerk waren bestemd voor bewoners uit de wijde omgeving. Vanaf 1816 tot 1857 behoorde het gebied tot de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1857 tot 1970 maakte het buurtschap deel uit van de gemeente Dubbeldam. Aan het begin van de vorige eeuw breidde de Tweede Tol zich uit met de bouw van arbeiderswoningen ten westen van de weg en aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Het gebied veranderde echter ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. Het gebied ten westen van de Tweede Tol is nu geheel heringericht als industrieterrein Dordtse Kil III. De resterende 19e en vroeg 20e-eeuwse bebouwing herinnert aan het voormalige buitenleven rondom de Tweede Tol en de Rijksstraatweg.
Ligging
De vrijstaande woning ligt aan de oostzijde van de Rijksstraatweg. Het perceel is ten behoeve van de bouw van de woning afgesplitst van het terrein van de naastgelegen, voormalige openbare school. Ten zuiden van de woning wordt de erfgrens bepaald door de Westkil die door middel van een duiker onder de weg door gaat.
Hoofdvorm
Het pand is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag en een zolder onder afgewolfd zadeldak. De nok van het dak ligt loodrecht op de weg. Aan de achterzijde was oorspronkelijk de keuken iets uitgebouwd onder een plat dak. De woning is later uitgebreid met aanbouwen tegen de noord- en zuidgevel. Deze aanbouwen vallen niet onder de bescherming.
Bouwgeschiedenis
Aan de Rijksstraatweg stonden lange tijd slechts enkele, grotere gebouwen, zoals de openbare school, enkele hoeves, de kerk en vanaf 1923 de School met den Bijbel. In de jaren twintig van de vorige eeuw werden vrijwel alle percelen aan de westzijde van de Rijksstraatweg vanaf de kerk tot en met de huidige nummers 149-151 opgesplitst en bebouwd met enkele of dubbele woningen. Aan de oostzijde is de veldwachterswoning als enige in deze periode bijgebouwd op grond van de openbare school. De gemeente Dubbeldam die opdracht gaf voor de bouw, was eigenaar van deze gronden.
De woning is ontworpen door A. Booij Gzn. In de archieven is een A. Booij te vinden die gemeente architect was van Dubbeldam. Het is niet zeker of het dezelfde persoon betreft. De namen Booij en Booij Gzn. komen vaker voor in bouwaanvragen van panden in de Tweede Tol en Willemsdorp. De woning werd ontworpen in een traditionele stijl met kenmerken die typerend zijn voor de jaren twintig van de vorige eeuw.
De eerste veldwachter die het huis bewoonde, was Gerrit van Hunen. De locatie werd ook gebruikt als Rode Kruis post voor eerste hulp bij ongelukken tussen Dordrecht en Willemsdorp. In de jaren zestig werd het pand verkocht en verbouwd door de nieuwe eigenaar. Het arrestantenlokaaltje (met een 'vast ledikant van gewapend beton'), dat in de bouwaanvraag van 1923 op tekening te zien is, was toen al verbouwd tot badkamer. Bij de verbouwing in 1965 werd volgens tekening vooral het interieur gewijzigd. De gevelopening van de toegangsdeur naar het arrestantenlokaal werd ten dele dichtgemetseld en voorzien van een venster. In de jaren zeventig werd aan de noord- en de zuidzijde een dakkapel geplaatst en de keuken verbreed. Van recentere datum is de tuinkamer die tegen de zuidgevel is gebouwd.
Beschrijving exterieur
De gevels zijn gemetseld in halfsteens verband, met uitzondering van de voorgevel, deze is in Vlaams verband gemetseld. De grotere vensteropeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door strekken met aanzetstenen van cementsteen. De raamdorpelstenen zijn vernieuwd. De voorgevel is voorzien van een rollaag boven het trasraam. De zijgevels eindigen in een rollaag tot de gootlijn en zijn voorzien van witgeschilderde muurankers. De kozijnen en ramen zijn alle gemoderniseerd. Het afgewolfde zadeldak is gedekt met de originele Tuile du Nordpannen, inclusief vorstpannen op de nok en de hoekkepers. Op de uiteinden van de nok zijn pirons, versieringen van lood, geplaatst. De houten daklijsten en de omtimmerde goten rusten op houten geprofileerde klossen. Aan beide zijden van het dak bevinden zich later gebouwde dakkapellen.
Voorgevel
De voorgevel aan de Rijksstraatweg heeft links de entree met bovenlicht en een gemoderniseerde voordeur. Rechts bevindt zich een groot venster. In de top bevinden zich twee vensters van gelijke grootte. De ramen zijn vervangen. Van de achtergevel is geen opname gemaakt.
Zijgevels
De noordgevel heeft enkele kleinere vensters, voorzien van een rollaag of een hanekam. De gevelopening van de deur naar het arrestantenlokaal is gedeeltelijk dichtgemetseld. Links bevindt zich tot de erfgrens de blinde gevel van de keuken die in 1978 verbreed is.
De zuidgevel wordt grotendeels aan het zicht onttrokken door de later gebouwde tuinkamer. Geheel links is nog een originele vensteropening aanwezig.
Beschrijving interieur
Van het interieur is geen opname gemaakt.
Beschrijving perceel
De woning wordt ontsloten door een in 1923 gebouwde brug over de scheidingssloot van de Rijksstraatweg. De brug bestaat uit een betongewelf, stalen liggers en metselwerk. De hekpijlers zijn ook gemetseld en eindigen met een ezelsrug. De brug en de pijlers vallen onder de bescherming. Ten zuiden van deze brug is een nieuwe brug geplaatst voor de ontsluiting van de later gebouwde garage. Het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De woning is van cultuurhistorisch belang als voormalige veldwachterswoning die door de gemeente Dubbeldam in 1923 gebouwd werd. Het is de enige bebouwing uit deze periode aan de oostzijde van de Rijksstraatweg.
Architectonische waarde
Het pand en de brug hebben architectuurhistorische waarde door het ontwerp dat typerend is voor de jaren twintig van de vorige eeuw. Karakteristiek aan de woning zijn de gevelopeningen uitgevoerd met strekken en aanzetstenen en het afgewolfde zadeldak voorzien van pirons en gedekt met originele rode Tuile du Nordpannen.
Situering
Het pand heeft stedenbouwkundige waarde als vrijstaande woning aan de watergang van de Westkil. Het pand heeft ensemblewaarde in relatie tot de brug die in 1923 samen met de woning gebouwd werd. Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van de bebouwing aan de Rijksstraatweg die in de jaren twintig tot stand kwam.
Gaafheid
Het exterieur van het pand is ten dele gaaf bewaard gebleven. Met name het afgewolfde zadeldak met Tuile du Nordpannen en pirons en de overstekende goot op gootklossen, maar ook het gevelmetselwerk en de indeling op hoofdlijnen. De venstervullingen zijn doorgaans niet meer origineel en er zijn aanbouwen gemaakt.
Unieke waarde
Het pand heeft een unieke waarde als voormalige veldwachterswoning in het buurtschap Tweede Tol.
Publicaties
- J. Alleblas. 75 jaar Een school met den Bijbel in het gehucht Tweeden Tol, gemeente Dubbeldam, 1923-1998. Dordrecht 1998.
Bijlage
-
9122936.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 68
- Naam: Mariahoeve
- Datering: 1865-1880
- Oorspronkelijke functie: Hoeve
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Postcode: 3316EH
Algemene beschrijving
Voormalige hoeve, bekend als 'Mariahoeve', in gebruik als woonhuis met schuur voor opslag. Het oostelijke deel van het perceel wordt verhuurd als landbouwgrond. Ten noorden van het pand bevindt zich een woning, gebouwd in 1967. Ten zuiden van de schuur is een boomgaard. De bescherming betreft alleen de hoeve.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Het gebied vanaf de Provinciale Randweg tot aan de Wieldrechtse Zeedijk maakt deel uit van de 17e-eeuwse Polder Wieldrecht (1659). De structuur van dit polderlandschap werd vanouds bepaald door de daar al aanwezige straatweg, de 'Cruyswegh', de grillige vorm van de Westkil en de rechtlijnige verkaveling van de gronden. Rond 1830 was aan weerszijden van de weg nog geen enkele bebouwing aanwezig, met uitzondering van de hoekpercelen aan de Wieldrechtse Zeedijk, waar ook het tolhuis was gevestigd. Aan de Westkil stond de watermolen van Wieldrecht, het Kraaijenest.
Langs de weg is het buurtschap 'Tweede Tol' ontstaan. De vroegste bebouwing bestond uit de openbare school (62), een pand nabij de dijk (92), een hoeve (68) en de kerk. De school en de kerk waren bestemd voor bewoners uit de wijde omgeving. Vanaf 1816 tot 1857 behoorde het gebied tot de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1857 tot 1970 maakte het buurtschap deel uit van de gemeente Dubbeldam. Aan het begin van de vorige eeuw breidde de Tweede Tol zich uit met de bouw van arbeiderswoningen ten westen van de weg en aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Het gebied veranderde echter ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. Het gebied ten westen van de Tweede Tol is nu geheel heringericht als industrieterrein Dordtse Kil III. De resterende 19e en vroeg 20e-eeuwse bebouwing herinnert aan het voormalige buitenleven rondom de Tweede Tol en de Rijksstraatweg.
Ligging
De hoeve ligt aan de oostzijde van de Rijksstraatweg. De grenzen van het uitgestrekte perceel zijn sinds de inpoldering vrijwel ongewijzigd. Deze worden bepaald door de Westkil die hier door middel van een duiker onder de straat wordt geleid en door een uitloper van deze watergang tot aan de weg. Het pand ligt bijna geheel noordelijk van het perceel en staat dicht op de scheidingssloot naast de weg.
Hoofdvorm
Het woonhuis en de schuur bestaan uit twee geschakelde volumes op een rechthoekige plattegrond, beide onder zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Het lagere en iets smallere woonhuis is tegen de noordzijde van de schuur aangebouwd. Het woonhuis bestaat uit één bouwlaag met een hoge zolder verdieping. De langgerekte schuur heeft een bouwlaag onder een hoog zadeldak met een wolfseind aan de zuidzijde. Aan deze zijde bevindt zich een latere uitbreiding van de schuur uit 1969 verbonden met een romneyloods. De twee uitbreidingen vallen niet onder de bescherming.
Bouwgeschiedenis
Op de topografische kaart van 1850-1864 is nog geen bebouwing te zien op het perceel dat begin 19e eeuw in bezit was van Sijtje Molendijk, weduwe van Arie de Bruin. Als eerste gebruiker van de grond wordt de familie In 't Veld genoemd die tot 1901 hier een landbouwbedrijf had. Na verschillende eigenaren pachtte B.M. van den Heuvel vanaf 1932 de hoeve. Hij was geboren op Rijksstraatweg 92 en begon hier een gemengd agrarisch bedrijf. De gronden aan de overzijde van de weg en ten noorden van het perceel maakten ook deel uit van de hoeve en zijn in de jaren zestig verkocht aan de gemeente Dordrecht. Zijn zoon, de huidige eigenaar, heeft het agrarisch bedrijf niet voortgezet en gebruikt het pand als woonhuis en schuur.
In het Regionaal Archief Dordrecht is weinig teruggevonden over de hoeve, behalve enkele bouwvergunningen uit de jaren zestig en zeventig. Vermoedelijk was er eerst sprake van een kleiner bouwvolume (alleen schuur?) en heeft in de laatste helft van de 19e eeuw de hoeve zijn huidige volume gekregen. Kenmerkend voor die periode zijn de T-vensters, op oude foto's te zien, de geschulpte windveren en het sobere metselwerk in IJsselstenen. De hoeve heeft de karakteristieken van de typologie van de Vlaamse-schuurgroep, een boerderijvorm die zich vanuit Brabant heeft verbreid over het Eiland van Dordrecht en de Hoeksche Waard. De asymmetrische schuur van dit type ligt in het verlengde van het woonhuis en de drie of vier beuken hebben ieder een eigen functie, waaronder stal, tasruimte en deel in de lengterichting. Grote dubbele deuren, de mendeuren, bevinden zich echter aan de lange zijde van de schuur. Dit mengtype van een langsdeel en dwarsdeel schuurtype is kenmerkend voor het eiland van Dordrecht.
Eind jaren zestig is de open loods aan de zuidzijde van de schuur vervangen door een grotere loods. Het van oorsprong rieten dak van de schuur is voorzien van asbestcement golfplaten. In de jaren zeventig is een dakkapel geplaatst aan de voor- en achterzijde zijde van het woonhuis. Een deel van de schuur is later bij de woning getrokken. Hiervoor is aan de achterzijde een klein deel van de gevel van de schuur iets verlengd in de hoogte en voorzien van een plat dak. Alle vensters van het woonhuis zijn vervangen. Oorspronkelijk bevonden zich hier schuiframen, met bovenramen die door een stijl in tweeën werden gedeeld.
Beschrijving exterieur
Het woonhuis
De gevels zijn uitgevoerd in metselwerk van IJsselstenen in kruisverband. De originele vensteropeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door een strek van anderhalve steen. Het zadeldak is gedekt met pannen, aan de voorzijde grijs en aan de achterzijde rood. De pannen zijn van latere datum. Op het dak bevindt zich een oude gemetselde schoorsteen. Het dak heeft aan de kopgevel een fors overstek, afgewerkt met houten, geschulpte windveren en een makelaar. De gevels zijn alle drie voorzien van smeedijzeren muurankers. Aan de voor- en achterzijde bevinden zich drie grote ankers, in relatie met de hoge borstwering van de kapconstructie. Op de kopgevel bevindt zich in het midden een anker ter hoogte van de vloerconstructie.
De voorgevel aan de Rijksstraatweg heeft asymmetrisch geplaatst een deur met aan weerszijden een venster. De kopgevel is wel symmetrisch en heeft ter hoogte van beide verdiepingen twee vensters. Er lijken bouwsporen in het metselwerk zichtbaar, maar de onderzijde is aan het zicht onttrokken door begroeiing. De achtergevel heeft links twee nieuwe vensters. Eén originele vensteropening is vergroot, de ander is nieuw aangebracht. Geheel links is later de dakkapel geplaatst in het verlengde van de gevel.
De schuur
De schuur bestaat uit een houten, asymmetrische constructie met een gemetselde kopgevel tegen het huis aan. Het dakschild loopt aan de voorzijde langer door. De voor- en achtergevel zijn bekleed met zwarte, houten, gepotdekselde delen op een gemetselde plint. Een deel lijkt in originele/oude staat. De houten kozijnen en ramen in deze gevels zijn witgeschilderd. Dit is van oudsher gebruikelijk, om in het donker de openingen te kunnen waarnemen. De ramen, zowel vast als draaiend, worden door een stijl verdeeld.
De kopgevel aan de noordzijde is door de schakeling met het woonhuis ten dele zichtbaar. Het westelijke deel van de schuur is breder dan het woonhuis. Het metselwerk is uitgevoerd in kruisverband met vlechtwerk langs de dakrand. In de top bevindt zich een klein getoogd venster met een gietijzeren raam. In het vlechtwerk zijn acht muurankers aangebracht. Geheel links, naast de woning, bevindt zich nog een deur. De onderzijde is geheel begroeid. De kopgevel aan de achterzijde is bijna geheel aan het zicht onttrokken door de aanbouw.
De voorgevel is moeilijk waar te nemen door alle aanwezige begroeiing. In de houten gevel zijn diverse stalramen aanwezig. De achtergevel is voorzien van twee gevelhoge, dubbele mendeuren met rechts een horizontaal in tweeën gedeelde deur. De houten, opgeklampte deuren zijn voorzien van originele smeedijzeren gehengen en een klein houten venster. Geheel rechts is de gevel gewijzigd door de uitbreiding van het woonhuis. Geheel links is voor een klein deel de gevelbekleding vervangen door verticale delen en een stalen deur aangebracht.
Beschrijving interieur
Van het interieur is geen opname gemaakt. Nader bouwhistorisch onderzoek naar het casco van de woning en de houten constructie van de schuur is wenselijk.
Beschrijving perceel
Het perceel wordt ontsloten door een betonnen brug. In het verlengde van de brug staat een in 1967 gebouwde woning. Achter de hoeve bevinden zich nog enkele later gebouwde opstallen. Ten zuiden van de schuur is een boomgaard aanwezig die niet bedrijfsmatig in gebruik is. Het perceel wordt in het oosten afgescheiden door een lange haag. De grond hierachter is verhuurd als bouwland. Het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van belang als representatief voorbeeld van een hoeve die vanaf ca. het midden van de 19e eeuw in bedrijf is geweest en als onderdeel van de vroegste bebouwing van het buurtschap de Tweede Tol.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een 19e-eeuwse hoeve met herkenbare onderdelen waaronder het metselwerk, het vlechtwerk in de kopgevel van de schuur, de muurankers en de windveren met makelaar. De langsgevels van de schuur zijn bekleed met houten, gepotdekselde delen en aan de oostzijde voorzien van dubbele mendeuren.
De hoeve is van belang als voorbeeld van de ontwikkeling van de boerderijvorm op het eiland van Dordrecht, gebaseerd op het type van de Vlaamse schuurgroep.
Situering
De grenzen van het perceel worden van oudsher bepaald door de al in de 17e eeuw aanwezige watergang van de Westkil.
Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van de oudere bebouwing die vanaf de tweede helft van de 19e eeuw het buurtschap Tweede Tol vormde aan de Rijksstraatweg.
Het pand heeft stedenbouwkundige waarde door het grote, karakteristieke volume dat evenwijdig aan de weg ligt.
Gaafheid
De hoeve is van belang door de gaafheid van het bouwvolume en de nog aanwezige originele elementen, waaronder het metselwerk, de constructie van beide volumes en de houten gevels van de schuur.
Unieke waarde
De hoeve heeft een unieke waarde als redelijk gaaf bewaard gebleven 19e-eeuwse hoeve in het buurtschap Tweede Tol.
Publicaties
- A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.
- Klaas van der Knijff, Verteld verleden: De Tweede Tol, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2023.
Bijlage
-
9122937.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 81
- Datering: 1735
- Oorspronkelijke functie: Perceel met watermolen en molenaarswoning
- Postcode: 3316EE
Algemene beschrijving
Perceel met rondom watergang die uitkomt in de Westkil. Op het perceel heeft de watermolen van Wieldrecht gestaan, gebouwd in 1735 en gesloopt in 1869.
De bescherming betreft de sporen in het landschap van de 18e-eeuwse situatie, dat wil zeggen het perceel inclusief de omringende watergangen, met uitsluiting van de aanwezige bebouwing en de toegangsbrug.
Historie gebied
Het gebied vanaf de Provinciale Randweg tot aan de Wieldrechtse Zeedijk maakt deel uit van de 17e-eeuwse Polder Wieldrecht (1659). De structuur van dit polderlandschap werd vanouds bepaald door de daar al aanwezige straatweg, de 'Cruyswegh', de grillige vorm van de Westkil en de rechtlijnige verkaveling van de gronden. Rond 1830 was aan weerszijden van de weg nog geen enkele bebouwing aanwezig, met uitzondering van de hoekpercelen aan de Wieldrechtse Zeedijk, waar ook het tolhuis was gevestigd.
De polder van Wieldrecht werd doorsneden door drie kreken of killen. De Oostkil loosde met behulp van een watermolen op de Kleine Sluis bij het Mallegat. Aan het einde van de Westkil zorgde de Grote Sluis voor de afvoer van het overtollige water op de Dordtsche Kil. Omdat dit niet voldoende was, werd in 1735 een tweede molen geplaatst in de buurt van deze sluis, ook wel bekend als het 'Kraaijenest'. Door de aanleg van de spoorweg in 1866, moest de bemaling van de polder Wieldrecht en die van de Vierpolders gewijzigd worden. Hiervoor werd het stoomgemaal Loudon gebouwd in opdracht van beide polderbesturen, direct achter de Grote Sluis aan de Dordtse Kil. De twee Wieldrechtse watermolens verloren hun functie en werden gesloopt.
Het gebied veranderde ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. De Dordtsche Kil werd deels rechtgetrokken, waarbij een aantal 17e-eeuwse buitenplaatsen en bijbehorende hoeves grotendeels zijn verdwenen. Het gebied ten westen van de Tweede Tol is nu geheel heringericht als industrieterrein Dordtse Kil III. De killen zijn deels nog aanwezig in het landschap.
Ligging
Het perceel van de watermolen het 'Kraaijenest' - de vroegere molenwerf - ligt aan de westzijde van de Rijksstraatweg in het voormalige Vierde Pand van de polder Wieldrecht.
Ten noorden van het terrein loopt de Provinciale Randweg richting Kiltunnel. Vanaf de Rijksstraatweg wordt het naar achteren gelegen perceel ontsloten door een pad langs de natuurlijke loop van de Westkil. Restanten van het perceel van de molenwerf liggen aan de noordzijde van de Westkil.
Hoofdvorm
Het perceel waar nu een modern woonhuis staat, is druppelvormig, omgeven door een watergang en aan de zuidoostzijde ontsloten door een nieuwe brug over de Westkil. Het terrein dat de natuurlijke bocht van het water volgt, ligt ten noorden van de kil.
Bouwgeschiedenis
In de archieven zijn stukken terug te vinden met betrekking tot de aanbesteding en onderhoud van de molen. Helaas zijn er geen oude tekeningen bekend, wel is de molen afgebeeld op een kaart uit 1736. Omdat er sprake was van twee molens, is het soms lastig te achterhalen welke stukken de watermolen bij de Grote Sluis betreffen. In de oudste stukken wordt gerefereerd naar de 'nieuwe watermolen'. Van deze molen zijn akte van aanbestedingen aanwezig voor het maken van een 'achtkanten watermolen, een stenen fundament en een stenen molengoot'. Een jaar later, in 1736, wordt het 'maken en stellen van een nieuwe houten keet en schuurtje op de molenwerf' aanbesteed.
Op oude kaarten is te zien dat het perceel van de molenwerf deels in de Westkil zelf doorliep. Ten oosten kwam het water van de Westkil aan dat via de molen werd afgevoerd naar de westelijk gelegen 'uitwateringskille', later de boezemvliet of Boezem genoemd. Ten zuiden van de molen werd in 1735 in de polder ook een nieuwe boezem aangelegd. Deze bestond uit een omkaad gebied vanaf de huidige locatie van de kerk tot aan de Wieldrechtse Zeedijk. In 1810 werd deze kade verhoogd.
De watermolen werd in 1869 gesloopt, toen deze niet meer nodig was voor bemaling van de polder. De maalfunctie was namelijk overgenomen door het in 1867 nieuwgebouwd stoomgemaal Loudon. Na de sloop van de molen in 1869 is de Westkil of Boezem ter plaatse van de molenwerf weer op de oorspronkelijke/natuurlijke breedte teruggebracht waarbij een deel van de Boezemkade is afgegraven.
Op een kaart van 1893 is het restant van de molenwerf te zien, vermoedelijk de molenaarswoning of de schuur die was blijven staan. Het is niet duidelijk of dit pand verbouwd werd of geheel vernieuwd ten behoeve van twee arbeiderswoningen. Het huis de 'Molenwerf' was lange tijd een knechtenhuis van de landbouwer Huug Jas. In 1965 diende D.H. Jas een verzoek in bij de gemeente om deze leegstaande woningen te betrekken en te verbouwen tot woonhuis voor eigen gebruik. Volgens huidige eigenaar die de woning afgelopen jaar gekocht heeft van de heer Jas, stelde de gemeente de verplichting de contouren van de bestaande woning te handhaven. Dit gold ook voor het naastgelegen schuurtje. Beide bouwmassa's werden geheel nieuw opgetrokken en aan de westzijde werd een nieuwe vleugel uitgebouwd. Op het moment van opname lag het hele terrein braak voor een nieuwe tuininrichting.
Beschrijving perceel
De in 1966 gebouwde woning staat op een druppelvormig perceel, geheel omgeven door water. Het perceel wordt ontsloten door een betonnen brug over de Westkil. Rondom het hele perceel is recentelijk een houten beschoeiing aangebracht. Een ongeveer zestig jaar oude beuk staat in het verlengde van de vleugel die de contouren heeft van een oudere bouwmassa. Ongeveer op de locatie van de boom heeft de molen gestaan. Op oude kaarten is te zien dat de molen aan de noordelijke oever van de Westkil stond.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het perceel is van cultuurhistorisch belang als landschappelijk restant van de oorspronkelijke waterhuishouding in de 17e-eeuwse polder Wieldrecht. Op het perceel heeft de in 1735 gebouwde molen het 'Kraaijenest' gestaan die in 1869 gesloopt werd.
Watergangen en perceel zijn directe en zichtbare herinneringen in het landschap.
Archeologische waarde
In het perceel kunnen aan de zuidzijde nabij de 60-jarige boom nog funderingsresten van de 18e-eeuwse watermolen aanwezig zijn. Onbekend is tot welke diepte de molen destijds gesloopt is. Bij de recente aanleg van een nieuwe beschoeiing van het perceel zijn waarschijnlijk geen oude baksteenfunderingen aangetroffen (i.i.g. niet gemeld door eigenaar of uitvoerder).
Waarschijnlijk is de watermolengang (gelegen in de Westkil) al verloren gegaan bij de verbreding van de Westkil direct na sloop van de molen in 1869.
De huidige woning is deels gebouwd op de oude - mogelijk 18e-eeuwse - funderingen van de molenaarswoning.
Landschappelijke waarde / Situering
Het perceel naast de Rijksstraatweg heeft landschappelijke waarde als historisch bepaald kavel in de polder en als uitzondering op de overige rechtlijnige bebouwing en percelen.
Het perceel heeft ensemblewaarde in relatie tot de Westkil en het gemaal Loudon/Wieldrecht.
Unieke waarde
De watergang en de perceelsgrenzen vertegenwoordigen een unieke waarde als een van de laatste restanten van het oude 17e-eeuwse polderlandschap en als herinnering aan de 18e-eeuwse watermolen het Kraaijennest.
Publicaties
- M.C. Dorst, Dordrecht Ondergronds 122: Rijksstraatweg 81, Dordtse Kil III, kavels 1A-D - Een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend, inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, 2020.
- C.J.P. Grol en J. Zondervan-van Heck, Draaiende wieken stappende paarden: Molens op het Eiland van Dordrecht, Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2008.
- De Molenwerf. Tijdschrift Oud Dubbeldam deel 21.
Bijlage
-
9122965.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 101
- Naam: Lydiakerk
- Datering: 1886
- Oorspronkelijke functie: Kerkgebouw
- Bouwstijl: Neogotiek
- Postcode: 3316EE
Algemene beschrijving
Kerkgebouw van de Tweede Tol met vrijstaand, later gebouwd stookhuis. Achter de kerk staat een houten woning, Rijksstraatweg 99. De bescherming betreft de kerk en het stookhuis. Het kerkgebouw is in gebruik als garage en opslag.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Het gebied vanaf de Provinciale Randweg tot aan de Wieldrechtse Zeedijk maakt deel uit van de 17e-eeuwse Polder Wieldrecht (1659). De structuur van dit polderlandschap werd vanouds bepaald door de daar al aanwezige straatweg, de 'Cruyswegh', de grillige vorm van de Westkil en de rechtlijnige verkaveling van de gronden. Rond 1830 was aan weerszijden van de weg nog geen enkele bebouwing aanwezig, met uitzondering van de hoekpercelen aan de Wieldrechtse Zeedijk, waar ook het tolhuis was gevestigd. Aan de Westkil stond de watermolen van Wieldrecht, het Kraaijenest.
Langs de weg is het buurtschap 'Tweede Tol' ontstaan. De vroegste bebouwing bestond uit de openbare school (62), een pand nabij de dijk (92), een hoeve (68) en de kerk. De school en de kerk waren bestemd voor bewoners uit de wijde omgeving. Vanaf 1816 tot 1857 behoorde het gebied tot de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1857 tot 1970 maakte het buurtschap deel uit van de gemeente Dubbeldam. Aan het begin van de vorige eeuw breidde de Tweede Tol zich uit met de bouw van arbeiderswoningen ten westen van de weg en aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Het gebied veranderde echter ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. Het gebied ten westen van de Tweede Tol is nu geheel heringericht als industrieterrein Dordtse Kil III. De resterende 19e en vroeg 20e-eeuwse bebouwing herinnert aan het voormalige buitenleven rondom de Tweede Tol en de Rijksstraatweg.
Ligging
Het kerkgebouw ligt aan de westzijde van de Rijksstraatweg. De begrenzing van het perceel is aan drie zijden historisch bepaald: de boezemvliet van de Westkil loopt westelijk en noordelijk rond het perceel en mondt uit in de scheidingssloot van de Rijksstraatweg. Het kavel ten noorden van de kerk is vrij van bebouwing, zodat vanuit Dordrecht gezien het gebouw goed zichtbaar is. De kerk ligt dwars op de weg, met de entree tegenover de brug. Het stookhuis staat evenwijdig aan de achterzijde, dicht tegen de vliet aan. Tussen de kerk en het stookhuis loopt een pad richting woonhuis.
Hoofdvorm
De kerk is gebouwd op een rechthoekige plattegrond onder een zadeldak en bestaat uit één bouwlaag. Aan de voorzijde is een smaller en lager entreeportaal onder zadeldak uitgebouwd. Aan de achterzijde bevindt zich een lagere aanbouw van één bouwlaag met een zolderverdieping onder een zadeldak.
Bouwgeschiedenis
In de 19e en 20e eeuw viel het buurtschap Tweede Tol kerkelijk onder de Hervormde Gemeente van 's-Gravendeel. Door de bevolkingsgroei ontstond de behoefte aan een eigen kerkgebouw. Op particulier initiatief, onder leiding van een Dordtse predikant, werd de 'Vereeniging tot verbreiding van het Evangelie aan den Tweeden Tol' opgericht. Na aankoop van de grond aan de Rijksstraatweg, werd in 1886 de kerk gebouwd met een aangrenzende woning voor de koster.
De bescheiden en sobere zaalkerk met een houten kapconstructie bestond uit drie traveeën met daarin neogotische, ijzeren spitsboogvensters. Het gebouw werd niet alleen voor diensten gebruikt, maar ook als zondagsschool als aanvulling op de openbare school die in 1844 aan de Tweede Tol was opgericht. De meeste bewoners waren echter nog aangesloten bij de Hervormde Gemeente van 's-Gravendeel en werden geacht elke zondag over te varen. Daar kwam in de praktijk steeds minder van terecht. Op verzoek van de bewoners sloot de Hervormde Gemeente vanaf 1927 een huurovereenkomst met de Vereeniging totdat zij het gebouw kon kopen in 1949.
In 1950 onderging het kerkgebouw een ingrijpende verbouwing. De oude voorgevel met windveer werd gewijzigd in een blinde tuitgevel met klokkentoren en uitgebouwd met een portaal. In de huidige gevel zijn de sporen van de twee vensters nog zichtbaar. Aan de achterzijde werd een deel van de oude kosterswoning als vierde travee bij de kerk gevoegd. Het resterende deel van de woning werd aangepast als consistorie en eveneens voorzien van een tuitgevel. Het interieur van de kerk werd vrijwel geheel vervangen. De Christelijke vrouwenvereniging Lydia, tijdens de Tweede wereldoorlog opgericht, zamelde geld in voor goede doelen en zaken voor het kerkgebouw. Zo schonk zij de luidklok, een nieuw orgel en een gebrandschilderd raam van de Bijbelse persoon Lydia, de purperverkoopster. Sindsdien staat de kerk bekend als Lydiakerk. De elektrische klok in de voorgevel was afkomstig van de gemeente Dubbeldam en bestemd voor de openbare tijdsmeting. Het stookhuis werd in 1950 gebouwd in dezelfde traditionalistische stijl, die kenmerkend was voor de wederopbouwperiode. Hier bevond zich de ketel die nu verwijderd is.
In 1984 kwam een einde aan het kerkelijk leven in de Tweede Tol en werd het gebouw verkocht aan de huidige eigenaar die in 1964 zelf een woonhuis achter het kerkje had gebouwd. Hij vestigde in het gebouw zijn aannemersbedrijf. De ruimte werd leeggehaald en deed dienst als opslag en werkplaats. Delen van het interieur uit de jaren vijftig zijn elders ondergebracht. De houten deuren van het portaal werden geplaatst in Voorstraat 348, de banken en het orgel vonden een bestemming in de Grote Kerk van Dordrecht, het gebrandschilderde raam werd geplaatst in de Andreaskerk en het doopvont en avondmaalstel werden geschonken aan zorggroep Crabbehoff. Het kerkgebouw is nu in gebruik als garage en opslagruimte.
Beschrijving exterieur
Kerkgebouw
De gevels zijn gemetseld in een rode baksteen in kruisverband op een hoge stenen plint. Alle gevels bestaan uit metselwerk uit 1886, aangevuld met metselwerk uit 1950. Het zadeldak is gedekt met grijze, gesmoorde Hollandse pannen, vermoedelijk in 1950 aangebracht. De zijgevels worden beëindigd door een houten, geprofileerd boeibord met aan weerszijden een noodoverstort voor de hemelwaterafvoer. De regenpijpen komen uit in tegen de gevel aangebouwde putten.
De blinde voorgevel, uitgevoerd als tuitgevel, heeft bovenin de hals een vrije ruimte voor de kerkklok. Deze is niet meer aanwezig. Het metselwerk van de hals wordt beëindigd door een ezelsrug. In het midden van de gevel bevindt zich de elektrische klok met daaronder het in 1950 gebouwde portaal onder zadeldak. De dubbele houten deuren zijn vervangen door een garagedeur. Op de gevel bevindt zich een restant van een geëmailleerd plaatje met de oude kadastrale aanduiding: E296.
De achtergevel werd in 1950 gemetseld als een tuitgevel met centraal een uitgemetselde schoorsteen. Tegen de gevel aan, in het verlengde van de zijgevels, staat het restant van de gewijzigde kosterswoning. De oude gevel van de lagere aanbouw is in 1950 gewijzigd met twee vensters op begane grond niveau onder een getoogde rollaag en een boogvulling van metselwerk. In de top bevindt zich in het midden een venster. De kozijnen zijn later gemoderniseerd.
De zijgevels worden geleed door lisenen en verdeeld in vier traveeën. De achterste travee dateert van 1950. In elke travee is een gietijzeren spitsboogvenster aangebracht met een roeden verdeling in vorktracering. Vermoedelijk is de laatste travee van de noordgevel voorzien van het oude venster van de voorgevel. In de zuidgevel was hier waarschijnlijk het raam van Lydia geplaatst. Deze vensteropening is nu dichtgemetseld. De vensteropeningen worden beëindigd door een rollaag van anderhalve steen en geschilderde, stenen waterslagen. De zijgevels van de restanten van de aanbouw zijn in 1950 voorzien van nieuwe gevelopeningen. Aan de noordzijde bevindt zich de segmentboogvormige entree, aan de zuidzijde is de vensteropening dichtgezet.
Stookhuis
In het kleine gebouw naast de kerk stond de stookketel voor de centrale verwarming die in 1950 was aangelegd. Het pand is gebouwd op een vierkante plattegrond onder zadeldak met de nok evenwijdig aan de kerk. Het metselwerk in rode baksteen is uitgevoerd in halfsteens verband. De kopgevels zijn uitgevoerd als tuitgevels en voorzien van getrapte schouderstukken. Aan de voorzijde wordt de hals beëindigd door een ezelsrug. Aan de achterzijde bevindt zich een hoge gemetselde schoorsteen. De voorgevel heeft twee rondboogvormige, betonnen vensters door roeden verdeeld. In de noordgevel bevindt zich een kleiner venster. De entree is aan de kerkzijde. De achtergevel is geheel blind uitgevoerd.
Beschrijving interieur
In het kerkgebouw is niets meer van het interieur aanwezig. De muren zijn aan de binnenzijde gepleisterd. In de ruimte bevinden zich drie schenkelspanten voorzien van een makelaar met snijwerk en een gekromde hanebalk. De trekbalk wordt ondersteund door geprofileerde sleutelstukken. Het plafond van de ruimte bestaat uit het houten dakbeschot dat rust op de gordingen.
Beschrijving perceel
Het perceel wordt ontsloten door een in 1886 aangelegde en vermoedelijk later gewijzigde brug. Het smeedijzeren hekwerk van deze brug is verdwenen en de pijlers zijn aan de bovenzijde afgezaagd. Rondom de kerk is het terrein bestraat. Het perceel en de brug vallen niet onder de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het kerkgebouw is van belang als voormalig essentieel onderdeel van het religieuze en sociale leven van de bewoners van de Tweede Tol en omgeving. Vanaf eind 19e eeuw groeide het aantal bewoners van het buurtschap. De kerk vormde tot ver in de 20e eeuw het hart van deze gemeenschap.
Architectonische waarde
Het kerkgebouw heeft architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een sober ontworpen zaalkerkje met invloeden van de neogotiek, typerend voor de tweede helft van de 19e eeuw. De gietijzeren spitsboogvensters zijn van bijzondere waarde, evenals de in het interieur aanwezige schenkelspanten. De verbouwing van 1950 in traditionalistische stijl heeft de kopgevels sterk gewijzigd. Deze gevels en het stookhuis zijn van waarde door de karakteristieke kenmerken van de wederopbouwarchitectuur.
Situering
De grenzen van het perceel worden van oudsher bepaald door de boezemvliet van de Westkil die gedeeltelijk rondom het terrein loopt. Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van de oudere bebouwing die vanaf de tweede helft van de 19e eeuw het buurtschap Tweede Tol vormde aan de Rijksstraatweg. Het kerkgebouw heeft stedenbouwkundige waarde door het afwijkende volume en de geheel vrije ligging aan de noordzijde, waardoor het een karakteristiek herkenningspunt is aan de Rijksstraatweg.
Gaafheid
Het volume van het pand is in 1950 gewijzigd. De kerk is toen uitgebreid ten koste van de achterliggende woning. De zijgevels en de constructie van de kerk zijn representatief voor de oorspronkelijke situatie van 1886. De kopgevels en de uitbreiding zijn grotendeels in de originele toestand van 1950.
Unieke waarde
Het kerkgebouw vertegenwoordigt een unieke waarde als enige kerk die in 1866 gebouwd is voor de inwoners van zowel de Tweede Tol als de bewoners van het zuidelijke deel van het Eiland van Dordrecht.
Publicaties
- Klaas van der Knijff, Verteld verleden: De Tweede Tol, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2023.
- Fred van Lieburg, Heilige plaatsen in een Hollandse stad: Duizend jaar religieuze gebouwen op het Eiland van Dordrecht, Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2011.
Bijlage
-
9122938.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 125
- Datering: 1932
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Architect: Verzijl
- Postcode: 3316EG
Algemene beschrijving
Woonhuis gebouwd in 1932 en noordelijke helft van de twee-onder-een-kapwoning Rijksstraatweg 125-127. Achter de woningen staan diverse opstallen. De bijgebouwen vallen niet onder de bescherming.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Het gebied vanaf de Provinciale Randweg tot aan de Wieldrechtse Zeedijk maakt deel uit van de 17e-eeuwse Polder Wieldrecht (1659). De structuur van dit polderlandschap werd vanouds bepaald door de daar al aanwezige straatweg, de 'Cruyswegh', de grillige vorm van de Westkil en de rechtlijnige verkaveling van de gronden. Rond 1830 was aan weerszijden van de weg nog geen enkele bebouwing aanwezig, met uitzondering van de hoekpercelen aan de Wieldrechtse Zeedijk, waar ook het tolhuis was gevestigd. Aan de Westkil stond de watermolen van Wieldrecht, het Kraaijenest.
Langs de weg is het buurtschap 'Tweede Tol' ontstaan. De vroegste bebouwing bestond uit de openbare school (62), een pand nabij de dijk (92), een hoeve (68) en de kerk. De school en de kerk waren bestemd voor bewoners uit de wijde omgeving. Vanaf 1816 tot 1857 behoorde het gebied tot de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1857 tot 1970 maakte het buurtschap deel uit van de gemeente Dubbeldam. Aan het begin van de vorige eeuw breidde de Tweede Tol zich uit met de bouw van arbeiderswoningen ten westen van de weg en aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Het gebied veranderde echter ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. Het gebied ten westen van de Tweede Tol is nu geheel heringericht als industrieterrein Dordtse Kil III. De resterende 19e en vroeg 20e-eeuwse bebouwing herinnert aan het voormalige buitenleven rondom de Tweede Tol en de Rijksstraatweg.
Ligging
De woning ligt aan de westzijde van de Rijksstraatweg. Het perceel van de woningen ligt tussen een grotere woning met schuur, vroeger bekend als café Halfweg en het perceel van de School met den Bijbel. Het erf van nummer 125 wordt ontsloten door een brug over de sloot langs de Rijksstraatweg.
Hoofdvorm
De woningen 125-127 zijn gespiegeld gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder zadeldak. De nok van het dak is evenwijdig aan de straat.
Bouwgeschiedenis
Aan de Rijksstraatweg stonden lange tijd slechts enkele, grotere gebouwen, zoals de openbare school, enkele hoeves, de kerk en vanaf 1923 de School met den Bijbel. In de jaren twintig van de vorige eeuw werden vrijwel alle percelen vanaf de kerk tot en met de huidige nummers 149-151 opgesplitst en bebouwd met enkele of dubbele woningen. Nummer 125-127 is het laatste woningblok dat gebouwd werd en door de redelijke gaafheid van de voorgevel het meest karakteristiek voor dit type bebouwing aan de westzijde van de Rijksstraatweg.
De grond van de woningen werd gekocht van A. Lugthart, eigenaar van een groot perceel achter en rondom Rijksstraatweg 123. De bouwvergunning voor de beide woningen werd in 1932 aangevraagd door P. van Ham die een timmermanswerkplaats had aan de Wieldrechtse Zeedijk. De woningen zijn typerend voor de traditionele bouwstijl die in de jaren dertig van de vorige eeuw gebruikelijk was.
Beschrijving exterieur
De gevels van de woning bestaan uit metselwerk in een gele baksteen in halfsteens verband met verdiepte voeg. Tot de onderkant van de kozijnen is een hoge plint gemetseld van een roodbruine baksteen in hetzelfde verband en eindigend met een rollaag. Alle gevelopeningen worden aan de bovenzijde afgesloten door een steens rollaag en zijn uitgevoerd met bakstenen raamdorpels. De houten kozijnen op begane grond niveau zijn voorzien van een onder- en bovenraam. De kozijnen zijn in originele staat. De ramen zijn gemoderniseerd. Het zadeldak van beide woningen is gedekt met rode Tuile du Nordpannen. De dakbedekking van nummer 125 is vermoedelijk nog origineel. Aan de voor- en achterzijde bevindt zich over de hele lengte van het pand een omtimmerde goot. De gevels van beide huisnummers zijn gespiegeld ten opzichte van elkaar uitgevoerd.
De voorgevel heeft in het midden een deur, rechts een venster en links een erker tot aan de goot. Het metselwerk van de driezijdige erker is op de hoeken getand uitgevoerd. De roedeverdeling van de bovenramen in de erker is verdwenen. De houten voordeur met een opstap van twee gemetselde treden heeft in het midden een smal hoog raam door twee horizontale roeden verdeeld. Boven en aan weerszijden bevindt zich een houten paneel. Het originele deurkozijn met bovenlicht is voorzien van een onderdorpel en neuten in terrazzo. In het dakvlak bevindt zich boven de erker een bescheiden dakkapel in de originele maatvoering. De driedeling van het dakkapelkozijn is gehandhaafd, ramen en wangen zijn gemoderniseerd.
De achtergevel heeft links een gemoderniseerde deur met bovenlicht. Rechts van de deur bevindt zich een klein wc-raam. Geheel rechts is later een extra venster geplaatst. In het dakvlak bevindt zich een brede, moderne dakkapel. In het midden van het dak is op de erfgrens van beide woningen een gemetselde schoorsteen aanwezig.
De kopgevel heeft op begane grond niveau twee vensters van verschillende afmetingen. In de top bevindt zich één venster met een dubbel raam. Dit zijn alle originele gevelopeningen. Het dak wordt beëindigd door een houten windveer met waterbord.
Beschrijving interieur
Van het interieur is geen opname gemaakt.
Beschrijving perceel
Het perceel wordt door een eenvoudige brug over de scheidingssloot van de Rijksstraatweg ontsloten. De brug valt niet onder de bescherming. Rondom de woning is het terrein deels bestraat, deels ingericht met groen. In de achtertuin staat een grote, moderne schuur.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De woning is van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de uitbreiding van de bebouwing aan de westzijde van de Rijksstraatweg die vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw plaatsvond.
Architectonische waarde
De woning heeft architectuurhistorische waarde als representatief voorbeeld van een eenvoudige woning gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw. De traditionele in baksteen uitgevoerde gevel is voorzien van een erker met verbijzonderd metselwerk.
Situering
De woning heeft ensemblewaarde als onderdeel van de twee-onder-een-kapwoning Rijksstraatweg 125-127. De woning heeft ensemblewaarde als onderdeel van de lintbebouwing die tussen 1920 en 1932 gerealiseerd werd aan de westzijde van de Rijksstraatweg. De woning is middels een brug verbonden met de Rijksstraatweg.
Gaafheid
De gevels van de woning zijn grotendeels in oorspronkelijke staat. Dit betreft het metselwerk, de houten kozijnen en de voordeur. De dakbedekking in rode Tuile du Nordpannen is vermoedelijk origineel. De dakkapel aan de voorzijde is deels gemoderniseerd, maar heeft de originele afmetingen behouden.
Bijlage
-
9122939.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 126
- Naam: Op de Hoge Stoep
- Datering: 1924
- Oorspronkelijke functie: Hoeve
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Postcode: 3316EJ
Algemene beschrijving
Voormalige hoeve, in de omgeving bekend als 'Op de hoge stoep', aan de Rijksstraatweg in de Benedenpolder. Het pand bestaat uit een hoge schuur met een lagere aangebouwde woning en is nu in gebruik als woning met schuur en paardenstal.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. De weg loopt vanaf Dordrecht door de polder Wieldrecht, de Oude Beerpolder, de Benedenpolder en de Braberspolder naar Willemsdorp.
De Beerpolders waren de eerste polders die in de buitengorzen van Wieldrecht omkaad werden. Aan het begin van de 19e eeuw volgden de kleinere polders ten zuiden van het Visschersgat, een oude kreek die in open verbinding stond met de Dordtsche Kil en het Noord Maartensgat bij de Prinsenheuvel. Het water werd in 1938 afgedamd, het restant is deels nog zichtbaar in het landschap. De kleine polders, waaronder ook de Benedenpolder en de Braberspolder, werden gezamenlijk ook wel de Polder Oudendijk genoemd. Vanaf 1958 maakten alle zuidelijke polders deel uit van de polder de Zuidpunt. Vanaf het ontstaan viel het gebied bestuurlijk gezien onder de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1856 tot 1970 maakten de polders deel uit van de gemeente Dubbeldam. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Voor de gronden van de hoeves aan deze zijde van de Rijksstraatweg had dit grote gevolgen. De twee oude hoeves die nog bestaan, liggen dicht op de later verbrede A16. Aan de andere zijde van de straatweg zijn de gronden gebruikt als vuilstort. Dit hele gebied is nu hoger gelegen dan de weg.
Ligging
De hoeve aan de oostzijde van de Rijksstraatweg ligt tegen de voormalige bedijking aan van de Benedenpolder die rond 1806 omkaad werd. Direct ten noorden van de hoeve bevindt zich de perceelgrens langs het voormalige Visschersgat. De woning en aangebouwde schuur liggen schuin ten opzichte van de Rijksstraatweg. Bij de herbouw in 1924 werden de perceelgrenzen van de eerste hoeve aangehouden. In deze oude situatie was de hoeve loodrecht op de bedijking georiënteerd. Voor de herbouw werd de oriëntatie een kwartslag gedraaid, richting Rijksstraatweg en evenwijdig aan de perceelgrenzen.
Het erf loopt aan de andere zijden om de hoeve heen tot aan de snelweg.
Hoofdvorm
Het pand bestaat uit een woonhuis op rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolderverdieping onder mansardedak. De achterliggende, hoge schuur onder asymmetrisch zadeldak is tegen het huis aangebouwd. De schuur is breder dan de woning en heeft aan de zuidzijde een langer dakschild dan aan de noordzijde.
Bouwgeschiedenis
De hoeve is gebouwd in 1924 ter vervanging van een oudere hoeve op deze locatie. Vermoedelijk is na het indijken van de Benedenpolder in 1806 de eerste hoeve gesticht voor bewerking van de nieuwe gronden. De oude hoeve was in 1832 in eigendom van de weduwe van Joris Key (later Kaijen?), inclusief enkele percelen grond. Het overige deel van de polder was in bezit van Petrus Jacobus Groen van Prinsterer. Op oude kadastrale kaarten zijn twee gebouwen te zien die georiënteerd waren op de dijk in het noordwesten.
In 1924 werd de nieuwe hoeve gebouwd in opdracht van P.A. Kaijen. Het gebouw werd een kwartslag gedraaid met een nieuwe oriëntatie op de Rijksstraatweg. De boerderij werd op enkele punten anders uitgevoerd dan op de tekeningen van de bouwaanvraag. Dit geldt zowel voor de schuur, die uitgevoerd werd met mendeuren aan de lange zijde in plaats van aan de voor- en achterzijde, als voor de woning die voorzien werd van een mansardedak in plaats van een wolfsdak.
De boerderijen op de Zuid-Hollandse eilanden, die sterk verschillen van de boerderijen ten noorden van de Maas, zijn het meest verwant aan de hoeves van de zogenaamde Vlaamse Schuurgroep. Deze boerderijvorm heeft zich vanuit Brabant verbreid over het Eiland van Dordrecht en de Hoeksche Waard. De asymmetrische schuur van dit type ligt in het verlengde van het woonhuis en de drie of vier beuken hebben ieder een eigen functie, waaronder stal, tasruimte en deel. Deze hoeve heeft een driebeukige opzet. De schuurdeuren bevinden zich echter in de langsgevel en niet op de kopgevels. De deel bevond zich vermoedelijk wel geheel in de langsrichting. Dit mengtype van een langsdeel en dwarsdeel schuurtype is kenmerkend voor het eiland van Dordrecht.
De hoeve is tot 1966 als agrarisch bedrijf in gebruik geweest bij de familie Kaijen die bijna anderhalve eeuw op deze locatie gevestigd was. De huidige eigenaren bewonen de boerderij sinds 1988. Een deel van de oude stal wordt nog gebruikt als paardenstal. De grond ten zuiden van de hoeve is verhoogd en ingericht als paardenbox. De overige bijbehorende gronden zijn verkocht.
Beschrijving exterieur
Het metselwerk van zowel de schuur als het woonhuis is uitgevoerd in kruisverband, met uitzondering van de voorgevel. Deze gevel is in Vlaams verband gemetseld. De achtergevel van de schuur is oorspronkelijk in hout uitgevoerd. Alle gevels zijn voorzien van een doorlopende band van één rollaag ter hoogte van de onderkant van de kozijnen van het woonhuis. De zijgevels van het woonhuis hebben muurankers ter hoogte van de zoldervloer. Het metselwerk vertoont scheuren en diverse sporen van reparaties. Vrijwel alle gevelopeningen zijn origineel. De daken van beide bouwvolumes zijn grotendeels gedekt met de originele, blauw gesmoorde Tuile du Nordpannen. Het zuidelijke dakschild van de schuur heeft een groot rechthoekig vlak voorzien van rode pannen.
Woonhuis
De lichtgetoogde gevelopeningen zijn aan de bovenzijde voorzien van een strek met aanzetstenen in beton met aan de onderzijde geglazuurde raamdorpelstenen. Alle kozijnen zijn gemoderniseerd, waarbij wel de tweedeling in boven- en onderraam is gehandhaafd. Oorspronkelijk waren de bovenramen door roeden verdeeld. Het mansardedak eindigt in een lichte overstek op de kopgevel en wordt beëindigd door een daklijst met in de top een driehoekige vulling van houten latten. De daklijst en de vernieuwde goten worden ondersteund door geprofileerde houten klossen.
De voorgevel heeft rechts van het midden de voordeur met links een breed en rechts en smal venster. In de strek van het rechtervenster bevindt zich een kogelinslag uit de Tweede Wereldoorlog. De entree ligt verdiept met een bordes in terrazzo uitgevoerd. Het kozijn is origineel en heeft een bovenlicht door verticale roeden verdeeld. De deur is gemoderniseerd. Op het niveau van de verdieping bevinden zich centraal twee vensters. In de gevel is links de eerste steen aanwezig, uitgevoerd in hardsteen met in gebeitelde, kapitale letters: 'De eerste steen gelegd door P.J. Kaijen 19-6-1924'. De voorgevel zakt naar voren weg en heeft drie stalen, moderne ankers, verbonden aan een staalconstructie die het woonhuis aan de schuur verankert. Op de gevel is door de huidige eigenaren een houten bord aangebracht met de tekst 'Ons Paradijs'.
De noordelijke zijgevel heeft twee vensters van verschillende afmetingen. Op het dak bevindt zich een gemetselde schoorsteen. De zuidelijke gevel heeft links een venster en rechts een modern rechthoekig venster op de locatie van twee voormalige gevelopeningen, waaronder een deur. De strekken en sierstenen zijn nog zichtbaar en het metselwerk is aangeheeld. Geheel rechts is een klein vierkant raampje aanwezig.
Schuur
De meeste gevelopeningen van de schuur bestaan uit stalramen en zijn licht getoogd, voorzien van een rollaag en waterdorpels uitgevoerd in baksteen. De gietijzeren ramen worden door roeden in zessen gedeeld.
De kopgevel van de schuur wordt deels aan het zicht onttrokken door de aangebouwde woning. In de top bevindt zich een rond gietijzeren raam met roeden in kruisvorm. Langs de vernieuwde daklijst zijn muurankers aanwezig. Links van de woning bevindt zich een hoog gietijzeren raam. Rechts van de woning is de gevel breder met daarin een houten opgeklampte deur met rechts twee stalramen. Op de gevel is een horizontale stalen anker aangebracht ter versteviging van de constructie.
De linkerzijgevel op het noorden heeft twee dubbele mendeuren, uitgevoerd als opgeklampte houten deuren met originele gehengen. Geheel rechts bevinden zich iets lagere deuren onder een betonnen latei, beide voorzien van een klein vierkant raam. Boven de deuren is een halfrond gietijzeren bovenlicht aangebracht. Links bevinden zich twee deuren tot aan de gootklossen. De rechterdeur is verdeeld in een boven- en onderdeur. De rechterzijgevel bestaat uit enkele stalramen en een opgeklampte houten staldeur als toegang naar de paardenstal. Ter plaatse van één stalraam is oorspronkelijk een deur geweest en het metselwerk is aangeheeld. Op de gevel is een horizontale stalen anker aangebracht.
De achtergevel, oorspronkelijk in hout uitgevoerd, wordt grotendeels aan het zicht onttrokken door een recentere aanbouw. In de topgevel is nog een klein deel zichtbaar van houten gepotdekselde delen.
Beschrijving interieur
Woonhuis
Het interieur van de woning is gemoderniseerd, waarbij ook de trap verplaatst is. Een klein deel van de schuur is bij de woning getrokken. De keuken bevindt zich op de originele locatie met daarin een schoorsteenmantel met vermoedelijk originele houten omlijsting. De toegang naar de kelder is niet meer in gebruik. De woonkamer is vergroot door het verwijderen van de kasten-en-suite. Op de verdieping is de kapconstructie grotendeels aan het zicht onttrokken door plafondplaten en aftimmeringen. Op de overloop bevindt zich een oude kast met dubbele paneeldeuren. Deze deuren lijken ouder dan het huis. Achter een moderne deur bevindt zich een opgeklampte houten deur die uitkomt in de schuur. Het interieur van de woning heeft geen monumentale waarde.
Schuur
De driebeukige schuur bestaat uit vier houten gebinten in vrijwel originele staat, voorzien van een kapconstructie met gordingen en windschoren. Mogelijkerwijs heeft hergebruik van materialen plaatsgevonden bij de herbouw van de boerderij in 1924. Vrijwel de gehele schuur is nu in gebruik genomen als opslagruimte, zodat de oorspronkelijke indeling slecht waarneembaar is. In de zuidelijke beuk bevonden zich de paarden- en koeienstallen. Een deel hiervan wordt nog gebruikt als paardenstal.
Beschrijving perceel
Het perceel wordt ontsloten door een dam over de scheidingssloot van de Rijksstraatweg. Ten noorden van de hoeve is een restant aanwezig van de voormalige kade langs de buitengorzen aan het Visserschgat. De rij bomen en de lager gelegen sloot markeren de grens van dit voormalige open water. Het erf om de hoeve heen is in gebruik als opslag, tuin en paardenbox.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De hoeve is van cultuurhistorisch belang als een van de weinige oudere hoeves aan de Rijksstraatweg en als herinnering aan het agrarische leven in dit gebied. De hoeve is bijna anderhalve eeuw bewoond geweest door nakomelingen van één familie.
Architectonische waarde
De hoeve heeft architectuurhistorische waarde door het ontwerp van de hoeve dat in de jaren twintig van de vorige eeuw gerealiseerd is. De woning heeft getoogde gevelopeningen voorzien van strek en aanzetstenen, in de voorgevel bevindt zich de eerste steen. De schuur is van architectuurhistorisch belang als vrijwel in originele staat bewaard gebleven schuur met een constructie van vier houten gebinten. Nader bouwhistorisch onderzoek naar de constructie van de schuur en mogelijk hergebruik van materialen is wenselijk. De hoeve heeft kenmerken, afgeleid van het Vlaamse schuurgroeptype, die karakteristiek zijn voor de ontwikkeling van deze boerderijvorm op het Eiland van Dordrecht.
Situering
De hoeve heeft ensemblewaarde in relatie tot het in het landschap zichtbare restant van de voormalige kade langs de buitengorzen aan het Visserschgat en met de omliggende onbebouwde gronden. De schuine ligging van de hoeve ten opzichte van de Rijksstraatweg is bepaald door de voormalige perceelgrenzen die loodrecht op de oude bedijking georiënteerd waren. De hoeve heeft landschappelijke waarde als vrijstaand gebouw van enige omvang in het open landschap.
Gaafheid
Het casco van de woning is grotendeels in originele staat, waaronder de gevels met gevelopeningen en de dakconstructie voorzien van originele Tuile du Nordpannen. De schuur is vrijwel in originele staat en uitgevoerd met houten opgeklampte schuur- en staldeuren, gietijzeren stalramen en houten etagegebinten. De gevels vertonen scheuren en sporen van herstel.
Unieke waarde
Het pand heeft een unieke waarde als een van de laatste oudere hoeves aan de Rijksstraatweg.
Publicaties
- A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard: Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.
Bijlage
-
9122940.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 127
- Datering: 1932
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Architect: Verzijl
- Postcode: 3316EG
Algemene beschrijving
Woonhuis gebouwd in 1932 en zuidelijke helft van de twee-onder-een-kapwoning Rijksstraatweg 125-127. Achter de woningen staan diverse opstallen. De bijgebouwen vallen niet onder de bescherming.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Het gebied vanaf de Provinciale Randweg tot aan de Wieldrechtse Zeedijk maakt deel uit van de 17e-eeuwse Polder Wieldrecht (1659). De structuur van dit polderlandschap werd vanouds bepaald door de daar al aanwezige straatweg, de 'Cruyswegh', de grillige vorm van de Westkil en de rechtlijnige verkaveling van de gronden. Rond 1830 was aan weerszijden van de weg nog geen enkele bebouwing aanwezig, met uitzondering van de hoekpercelen aan de Wieldrechtse Zeedijk, waar ook het tolhuis was gevestigd. Aan de Westkil stond de watermolen van Wieldrecht, het Kraaijenest.
Langs de weg is het buurtschap 'Tweede Tol' ontstaan. De vroegste bebouwing bestond uit de openbare school (62), een pand nabij de dijk (92), een hoeve (68) en de kerk. De school en de kerk waren bestemd voor bewoners uit de wijde omgeving. Vanaf 1816 tot 1857 behoorde het gebied tot de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1857 tot 1970 maakte het buurtschap deel uit van de gemeente Dubbeldam. Aan het begin van de vorige eeuw breidde de Tweede Tol zich uit met de bouw van arbeiderswoningen ten westen van de weg en aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Het gebied veranderde echter ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. Het gebied ten westen van de Tweede Tol is nu geheel heringericht als industrieterrein Dordtse Kil III. De resterende 19e en vroeg 20e-eeuwse bebouwing herinnert aan het voormalige buitenleven rondom de Tweede Tol en de Rijksstraatweg.
Ligging
De woning ligt aan de westzijde van de Rijksstraatweg. Het perceel van de woningen ligt tussen een grotere woning met schuur, vroeger bekend als café Halfweg en het perceel van de School met den Bijbel. Het erf van nummer 127 wordt ontsloten door een brug over de sloot langs de Rijksstraatweg.
Hoofdvorm
De woningen 125-127 zijn gespiegeld gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder zadeldak. De nok van het dak is evenwijdig aan de straat.
Bouwgeschiedenis
Aan de Rijksstraatweg stonden lange tijd slechts enkele, grotere gebouwen, zoals de openbare school, enkele hoeves, de kerk en vanaf 1923 de School met den Bijbel. In de jaren twintig van de vorige eeuw werden vrijwel alle percelen vanaf de kerk tot en met de huidige nummers 149-151 opgesplitst en bebouwd met enkele of dubbele woningen. Nummer 125-127 is het laatste woningblok dat gebouwd werd en door de redelijke gaafheid van de voorgevel het meest karakteristiek voor dit type bebouwing aan de westzijde van de Rijksstraatweg.
De grond van de woningen werd gekocht van A. Lugthart, eigenaar van een groot perceel achter en rondom Rijksstraatweg 123. De bouwvergunning voor de beide woningen werd in 1932 aangevraagd door P. van Ham die een timmermanswerkplaats had aan de Wieldrechtse Zeedijk. De woningen zijn typerend voor de traditionele bouwstijl die in de jaren dertig van de vorige eeuw gebruikelijk was.
Beschrijving exterieur
De gevels van de woning bestaan uit metselwerk in een gele baksteen in halfsteens verband met verdiepte voeg. Tot de onderkant van de kozijnen is een hoge plint gemetseld van een roodbruine baksteen in hetzelfde verband en eindigend met een rollaag. Alle gevelopeningen worden aan de bovenzijde afgesloten door een steens rollaag en zijn uitgevoerd met bakstenen raamdorpels. De houten kozijnen op begane grond niveau zijn voorzien van een onder- en bovenraam. De kozijnen zijn in originele staat. De ramen zijn gemoderniseerd. Het zadeldak van beide woningen is gedekt met rode Tuile du Nordpannen. De dakbedekking van nummer 127 is vervangen door hetzelfde type pan. Aan de voor- en achterzijde bevindt zich over de hele lengte van het pand een omtimmerde goot. De gevels van beide huisnummers zijn gespiegeld ten opzichte van elkaar uitgevoerd.
De voorgevel heeft in het midden een deur, links een venster en rechts een erker tot aan de goot. Het metselwerk van de driezijdige erker is op de hoeken getand uitgevoerd. De roedeverdeling van de bovenramen in de erker is verdwenen. De houten voordeur met een opstap van twee gemetselde treden heeft in het midden een smal hoog raam door twee horizontale roeden verdeeld. Boven en aan weerszijden bevindt zich een houten paneel. Het originele deurkozijn met bovenlicht is voorzien van een onderdorpel en neuten in terrazzo. In het dakvlak bevindt zich boven de erker een bescheiden dakkapel in de originele maatvoering. De driedeling van het dakkapelkozijn is gehandhaafd, ramen en wangen zijn gemoderniseerd.
De achtergevel heeft rechts een gemoderniseerde deur met bovenlicht. Links van de deur bevindt zich een klein wc-raam. Links in de gevel is later een extra venster geplaatst. De achtergevel wordt aan het zicht onttrokken door een later aangebouwde houten constructie over de volledige lengte van de gevel van nummer 127. In het dakvlak bevindt zich een brede, moderne dakkapel. In het midden van het dak is op de erfgrens van beide woningen een gemetselde schoorsteen aanwezig.
De kopgevel heeft op begane grond niveau twee vensters van verschillende afmetingen. In de top bevindt zich één venster met een dubbel raam. Dit zijn alle originele gevelopeningen. Het dak wordt beëindigd door nieuwe gevelpannen.
Beschrijving interieur
De woning heeft centraal een entree met een kleine hal die links de keuken en rechts de woonkamer ontsluit. In het verlengde van de voordeur bevindt zich de trap naar de zolderverdieping. Achter de keuken bevond zich oorspronkelijk de bijkeuken. De zolder was verdeeld in een overloop en drie kamers. Onder de keuken bevindt zich een kelder, niet op stahoogte.
De structuur van de oorspronkelijke woning is deels bewaard gebleven. De muur tussen keuken en bijkeuken is verdwenen, evenals de inbouwkasten in de woonkamer. De schoorsteen is nog in gebruik en voorzien van een gemoderniseerde schoorsteenmantel. De trap naar de zolder is origineel. De indeling van de zolder is gewijzigd. De paneeldeuren zijn gehandhaafd en hergebruikt. Het interieur heeft geen monumentale waarde.
Beschrijving perceel
Het perceel wordt door een eenvoudige brug over de scheidingssloot van de Rijksstraatweg ontsloten. De brug valt niet onder de bescherming. Rondom de woning is het terrein deels bestraat, deels ingericht met groen. In de achtertuin staat een in 2007 gebouwde schuur.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De woning is van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de uitbreiding van de bebouwing aan de westzijde van de Rijksstraatweg die vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw plaatsvond.
Architectonische waarde
De woning heeft architectuurhistorische waarde als representatief voorbeeld van een eenvoudige woning gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw. De traditionele in baksteen uitgevoerde gevel is voorzien van een erker met verbijzonderd metselwerk.
Situering
De woning heeft ensemblewaarde als onderdeel van de twee-onder-een-kapwoning Rijksstraatweg 125-127. De woning heeft ensemblewaarde als onderdeel van de lintbebouwing die tussen 1920 en 1932 gerealiseerd werd aan de westzijde van de Rijksstraatweg. De woning is middels een brug verbonden met de Rijksstraatweg.
Gaafheid
De gevels van de woning zijn grotendeels in oorspronkelijke staat. Dit betreft het metselwerk, de houten kozijnen en de voordeur. De dakkapel aan de voorzijde is deels gemoderniseerd, maar heeft de originele afmetingen behouden.
Bijlage
-
9122941.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 129
- Datering: 1923
- Oorspronkelijke functie: Onderwijzerswoning
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Architect: van Buuren
- Postcode: 3316EG
Algemene beschrijving
Voormalige onderwijzerswoning die in 1923 tegelijk met de 'School met den Bijbel' gebouwd werd. Beide panden liggen op één perceel, maar zijn kadastraal gescheiden. De onderwijzerswoning is nu in gebruik als woonhuis van particuliere eigenaren.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Het gebied vanaf de Provinciale Randweg tot aan de Wieldrechtse Zeedijk maakt deel uit van de 17e-eeuwse Polder Wieldrecht (1659). De structuur van dit polderlandschap werd vanouds bepaald door de daar al aanwezige straatweg, de 'Cruyswegh', de grillige vorm van de Westkil en de rechtlijnige verkaveling van de gronden. Rond 1830 was aan weerszijden van de weg nog geen enkele bebouwing aanwezig, met uitzondering van de hoekpercelen aan de Wieldrechtse Zeedijk, waar ook het tolhuis was gevestigd. Aan de Westkil stond de watermolen van Wieldrecht, het Kraaijenest.
Langs de weg is het buurtschap 'Tweede Tol' ontstaan. De vroegste bebouwing bestond uit de openbare school (62), een pand nabij de dijk (92), een hoeve (68) en de kerk. De school en de kerk waren bestemd voor bewoners uit de wijde omgeving. Vanaf 1816 tot 1857 behoorde het gebied tot de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1857 tot 1970 maakte het buurtschap deel uit van de gemeente Dubbeldam. Aan het begin van de vorige eeuw breidde de Tweede Tol zich uit met de bouw van arbeiderswoningen ten westen van de weg en aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Het gebied veranderde echter ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. Het gebied ten westen van de Tweede Tol is nu geheel heringericht als industrieterrein Dordtse Kil III. De resterende 19e en vroeg 20e-eeuwse bebouwing herinnert aan het voormalige buitenleven rondom de Tweede Tol en de Rijksstraatweg.
Ligging
De woning ligt aan de westzijde van de Rijksstraatweg. De woning wordt door een smalle voortuin en een brug over een sloot gescheiden van de Rijksstraatweg. Geheel westelijk op het terrein staat de school met een aparte fietsenberging.
Hoofdvorm
Het pand bestaat uit één bouwvolume onder samengesteld zadeldak op een L-vormige plattegrond van één bouwlaag en een zolderverdieping. Het dak heeft een nokrichting evenwijdig aan en dwars op de straat. In de oksel van het bouwvolume is de woning in 1926 uitgebreid met een vierkante aanbouw van één bouwlaag onder plat dak.
Bouwgeschiedenis
De bouw van de onderwijzerswoning is verbonden met het ontstaan van de 'School met den Bijbel.' Deze school werd gebouwd met financiële steun van de gemeente Dubbeldam op herhaaldelijk verzoek van de Vereeniging Een School met den Bijbel in het gehucht Tweeden Tol, opgericht in 1913. Vanuit enkele bewoners was de wens ontstaan een school op te richten voor Christelijk onderwijs. Alle kinderen waren tot dan toe aangewezen op de openbare school aan de Rijksstraatweg. Ter aanvulling werd in het tegenoverliggende kerkje de zondagsschool verzorgd. De gemeente zag dan ook niet de noodzaak van de bouw van een tweede school en in de aanloop naar de bouw van 1923 ontstond een ware schoolstrijd met diverse handtekeningenacties.
Vanaf het begin was architect Chr. G. van Buuren betrokken bij de plannen. Hij maakte een ontwerp voor zowel de expressief vormgegeven school als de bijbehorende onderwijzerswoning. Van Buuren (1888-1965) was vanaf 1925 directeur van Bouw- en Woningtoezicht Dordrecht en heeft in die functie een aantal scholen ontworpen, waaronder de Torenschool, de openbare school aan de Bosboom Toussaintstraat en de Buitenschool aan de Vrieseweg.
De bouw van de woning werd door de vereniging zelf bekostigd en aanbesteed. Bij oplevering bleek het huis aan de kleine kant en al snel ontstonden er vochtproblemen en andere gebreken. De bewoner van het huis, schoolhoofd de heer Swart, vertrok in 1926. Als belangrijkste reden gaf hij de toestand van de onderwijzerswoning op. In 1926 werd de achterzijde van de woning uitgebreid met een verlenging van de woonkamer en een royale keuken in een aanbouw onder plat dak. Het ontwerp en de uitvoering werden verzorgd door A. Booij Gzn. Door het gebruik van dezelfde materialen als in 1923 zijn de wijzigingen nauwelijks te onderscheiden. Van Buuren was echter meer beïnvloed door de 'Amsterdamse School' architectuur en gebruikte een verfijndere detaillering ten aanzien van metselwerk en siermetselwerk. De entreepartij van de woning was door hem verbijzonderd door een uitbouw. Deze werd ook in 1926 gewijzigd.
De school werd door het teruglopende leerlingen aantal in 2003 definitief gesloten. De woning wordt tegenwoordig particulier bewoond. De huidige eigenaren hebben de woning in stijl gerenoveerd waarbij veel originele elementen bewaard zijn gebleven. De van oorsprong door horizontale roeden verdeelde ramen zijn vervangen en van dubbel glas voorzien, waarbij de houten kozijnen zijn gehandhaafd.
Beschrijving exterieur
De gevels van 1923 zijn uitgevoerd in metselwerk van rode baksteen in kruisverband. De gevels van 1926 zijn in Vlaams verband uitgevoerd. Alle gevelopeningen zijn voorzien van een rollaag en bakstenen raamdorpels. De dakschilden van het samengestelde dak zijn gedekt met de originele, rode Tuile du Nordpannen. De brede, omtimmerde goten rusten op houten klossen.
De voorgevel heeft aan de onderzijde een hoge plint van siermetselwerk waarin verspringende lagen zijn aangebracht. Aan de bovenzijde van de gevel bevindt zich één verspringende laag. Geheel links is een groot in drieën gedeeld venster aangebracht. In het midden bevindt zich de entreepartij die in 1926 iets gewijzigd is. De naar achteren gelegen, gemoderniseerde toegangsdeur heeft aan de linkerzijde een zijlicht voorzien van eenvoudig glas-in-lood. De entree wordt overdekt door een houten luifel op consoles, met een extra bevestiging aan de gevel door ijzeren trekstangen. Rechts in de gevel bevindt zich nog een venster. In het dakschild is centraal boven de entree een kleine, houten dakkapel aangebracht. Deze is geheel in originele toestand en voorzien van twee dubbele ramen met vierkant glas-in-lood. Het platte dak is voorzien van een fors overstek op houten klossen. De wangen zijn bekleed met houten horizontale delen, eindigend in een punt.
Het rechterdeel van de zuidgevel, een topgevel, is vermoedelijk in 1926 voorzien van nieuw metselwerk. Links in de hoek van de voorgevel treedt een verdikking op in aansluiting met deze gevel. De kopgevel heeft in de top twee vensters, op begane grondniveau één, geheel rechts. De gevel wordt beëindigd door vernieuwde windveren met ligger. In het verlengde bevindt zich de gevel van de uitbreiding in 1926 die met de nok haaks op de voorbouw is gezet. In deze gevel bevinden zich muurankers en één venster. In het dakvlak is een moderne, brede dakkapel aanwezig.
De achtergevel bestaat rechts uit de topgevel van de uitbreiding eveneens met vernieuwde windveren. In de top bevindt zich één venster. Op begane grond niveau zijn dubbele openslaande deuren en een klein wc-raam. Het bouwvolume van de in 1926 gebouwde keuken ligt iets terug. In deze gevel zijn een deur en een venster aanwezig. De gevel wordt beëindigd door een houten gevellijst. Op het platte dak bevindt zich achterin de hoek, op het grensvlak van de pannendaken, een L-vormige uitbouw onder plat dak. In het ene deel bevindt zich een houten, opgeklampte deur met toegang naar de overloop op zolder, in het andere deel is een klein dubbel venster aanwezig, voorzien van glas-in-lood. De uitbouw loopt links door in een hoge, witgepleisterde schoorsteen.
Aan de noordzijde ligt de aanbouw ook iets terug. Links bevindt zich de kopgevel uit 1923 met een zelfde detaillering in siermetselwerk als de voorgevel. In de top bevindt zich één venster en op begane grond niveau een venster en een klein dubbel klapraam.
Beschrijving interieur
De woning heeft de indeling van 1926. Een lange hal loopt van voren naar achteren en ontsluit links de woonkamer en rechts een extra kamer en de keuken. In de hal bevindt zich de trap met bovenkwart naar de zolderverdieping. De zolder heeft een ruime overloop met aan weerszijden kamers en een toegang naar het platte dak van de keuken.
De woonkamer en de hal zijn van nieuwe vloeren en lambriseringen voorzien. De kasten en-suite zijn verwijderd evenals de twee haarden. Origineel (uit 1923 of 1926) zijn alle binnendeurkozijnen met paneeldeuren. De deuren hebben een groot paneel en een bovenraam, door een roede horizontaal verdeeld en voorzien van vierkant glas-in-lood. Onderdorpels en neuten zijn uitgevoerd in terrazzo. Het plafond van de voorkamer is van eenvoudig geometrisch lijstwerk voorzien. In de keuken bevindt zich een grote schoorsteenmantel met houten omlijsting met rechts daarvan een deur naar een kleine kelder zonder stahoogte.
Op de verdieping is het trapgat voorzien van een origineel houten hekwerk. Het dak is aan de binnenzijde geïsoleerd, de originele kapconstructie is grotendeels zichtbaar. Deuren van inbouwkasten zijn vervangen. Binnendeurkozijnen zijn alle origineel.
Beschrijving perceel
Het perceel wordt ontsloten door een brug die later verbreed is. De voor- en achtertuin zijn nieuw aangelegd. Ten noorden van het pand is een deel van het terrein achter Rijksstraatweg 123 bij het perceel gevoegd ten behoeve van een grote schuur annex werkplaats. Het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van belang als voormalige onderwijzerswoning van de 'School met den Bijbel', die in 1923 gebouwd werd om in de behoefte van Christelijk onderwijs in het buurtschap Tweede Tol te voorzien.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het ontwerp en als onderdeel van het oeuvre van de architect Chr. G. Van Buuren. Beïnvloed door de Amsterdamse School architectuur zijn de asymmetrische voorgevel en de nu nog resterende zijgevel voorzien van siermetselwerk. De verbouwing van 1926 doet geen afbreuk aan het oorspronkelijk ontwerp.
Het geheel is van waarde door het karakteristieke dak met Tuile du Nordpannen, de originele dakkapel aan de voorzijde en de grote schoorsteen met naastgelegen toegang tot het dak aan de achterzijde.
Van het interieur is de indeling van 1926 grotendeels bewaard gebleven. Van belang zijn vrijwel alle houten onderdelen, zoals deuren, kozijnen, trap, muurlijsten en traphek.
Situering
Het pand heeft ensemblewaarde in relatie tot de op hetzelfde perceel gelegen 'School met den Bijbel'. Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van de oudere bebouwing die vanaf de tweede helft van de 19e eeuw het buurtschap Tweede Tol vormde aan de Rijksstraatweg. Het pand is met de Rijksstraatweg verbonden middels een brug.
Gaafheid
Het pand is van belang door de gaafheid van de toestand van 1923-1926 met betrekking tot het bouwvolume, het metselwerk, de kozijnen, het dak, de indeling en de houten interieuronderdelen.
Unieke waarde
Het pand heeft een unieke waarde als voormalige onderwijzerswoning in het buurtschap Tweede Tol.
Publicaties
- J. Alleblas. 75 jaar Een school met den Bijbel in het gehucht Tweeden Tol, gemeente Dubbeldam, 1923-1998. Dordrecht 1998.
Bijlage
-
9122942.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 131
- Naam: School met den Bijbel
- Datering: 1923
- Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
- Bouwstijl: Amsterdamse school
- Architect: van Buuren
- Postcode: 3316EG
Algemene beschrijving
Voormalig schoolgebouw, nu in gebruik als woning. Het pand ligt op één perceel met de tegelijkertijd gebouwde onderwijzerswoning, maar zijn kadastraal gescheiden. Op het terrein staat een in 1955 gebouwde garage met fietsenberging. Dit bijgebouw valt niet onder de bescherming.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Het gebied vanaf de Provinciale Randweg tot aan de Wieldrechtse Zeedijk maakt deel uit van de 17e-eeuwse Polder Wieldrecht (1659). De structuur van dit polderlandschap werd vanouds bepaald door de daar al aanwezige straatweg, de 'Cruyswegh', de grillige vorm van de Westkil en de rechtlijnige verkaveling van de gronden. Rond 1830 was aan weerszijden van de weg nog geen enkele bebouwing aanwezig, met uitzondering van de hoekpercelen aan de Wieldrechtse Zeedijk, waar ook het tolhuis was gevestigd. Aan de Westkil stond de watermolen van Wieldrecht, het Kraaijenest.
Langs de weg is het buurtschap 'Tweede Tol' ontstaan. De vroegste bebouwing bestond uit de openbare school (62), een pand nabij de dijk (92), een hoeve (68) en de kerk. De school en de kerk waren bestemd voor bewoners uit de wijde omgeving. Vanaf 1816 tot 1857 behoorde het gebied tot de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1857 tot 1970 maakte het buurtschap deel uit van de gemeente Dubbeldam. Aan het begin van de vorige eeuw breidde de Tweede Tol zich uit met de bouw van arbeiderswoningen ten westen van de weg en aan weerszijden van de Wieldrechtse Zeedijk. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Het gebied veranderde echter ingrijpend door de opkomst van de industrieterreinen. Voor de ontsluiting werd in de jaren zeventig de Provinciale weg met de Kiltunnel aangelegd. Het gebied ten westen van de Tweede Tol is nu geheel heringericht als industrieterrein Dordtse Kil III. De resterende 19e en vroeg 20e-eeuwse bebouwing herinnert aan het voormalige buitenleven rondom de Tweede Tol en de Rijksstraatweg.
Ligging
Het schoolgebouw ligt aan de westzijde van de Rijksstraatweg. Het gebouw ligt vanaf de weg gezien ver naar achteren en wordt deels aan het zicht onttrokken door de onderwijzerswoning. Het voorterrein wordt ontsloten door een brug over de scheidingssloot langs de Rijksstraatweg.
Hoofdvorm
Het pand bestond oorspronkelijk uit een centrale bouwmassa op een plattegrond in de vorm van een afgeknotte driehoek met aan weerszijden een vleugel op vierkante plattegrond. De westvleugel werd in 1930 verlengd met een extra klaslokaal. Het totale bouwvolume van de situatie na 1930 heeft één bouwlaag en een zolderverdieping onder een samengesteld schilddak. In 1955 is de westvleugel nogmaals verlengd met een aanbouw op rechthoekige plattegrond en voorzien van een plat dak.
Bouwgeschiedenis
De school werd gebouwd met financiële steun van de gemeente Dubbeldam op herhaaldelijk verzoek van de 'Vereeniging Een School met den Bijbel in het gehucht Tweeden Tol', opgericht in 1913. Vanuit enkele bewoners was de wens ontstaan een school op te richten voor Christelijk onderwijs. Alle kinderen waren tot dan toe aangewezen op de openbare school aan de Rijksstraatweg. Ter aanvulling werd in het tegenoverliggende kerkje de zondagsschool verzorgd. De gemeente zag dan ook niet de noodzaak van de bouw van een tweede school en in de aanloop naar de bouw in 1923 ontstond een ware schoolstrijd met diverse handtekeningenacties.
Vanaf het begin was architect Chr. G. van Buuren betrokken bij de plannen. Hij maakte een ontwerp voor zowel de expressief vormgegeven school als de bijbehorende onderwijzerswoning. Van Buuren (1888-1965) was vanaf 1925 directeur van Bouw- en Woningtoezicht Dordrecht en heeft in die functie een aantal scholen ontworpen, waaronder de Torenschool, de openbare school aan de Bosboom Toussaintstraat en de Buitenschool aan de Vrieseweg.
Het aantal leerlingen nam in de beginjaren zo snel toe, dat twee leslokalen niet voldoende waren. In 1930 werd het gebouw uitgebreid met een derde lokaal. Ook werd de oude berging voor lesmateriaal omgebouwd tot bestuurskamer en een gang met een nieuwe toilettengroep toegevoegd. De raampartij van het klaslokaal links van de ingang werd vergroot, waardoor de eerste steen verplaatst moest worden naar de gevel rechts van de ingang.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gebouw gevorderd door de Duitse Weermacht. De lessen bleven deels doorgaan in het gebouw van de openbare school aan de Rijksstraatweg. Na de oorlog werd het gebouw hersteld; de schade betrof vooral het interieur.
In 1954 werd tegen de achterzijde van het derde lokaal nog een verenigingslokaal gebouwd op kosten van de Stichting Jeugdlokaal. De school huurde de aanbouw voor handwerkonderwijs. Na het opheffen van de stichting werd het lokaal aan de school overgedragen. Deze aanbouw onder plat dak had een eigen entree aan de zuidzijde. Het vloerniveau ten opzichte van de lokalen werd wat hoger uitgevoerd, zodat het ook als podium kon functioneren.
De school kreeg het steeds moeilijker door afname van het aantal leerlingen. Tot overmaat van ramp brandde in 1984 het dak geheel af. Dit is herbouwd, maar zonder de dakkapellen en de ventilatiekanalen op de hoeknokken. Ook de schade aan het interieur is hersteld.
In 2003 sloot de school definitief haar deuren. Het pand is nu in gebruik als woning. De indeling en het interieur zijn voor een groot deel bewaard gebleven, waardoor het geheel nog herkenbaar is als voormalig schoolgebouw.
Beschrijving exterieur
De gevels uit 1923 en 1930 zijn gemetseld in een rode baksteen in staand verband met grotendeels een gesneden voeg. Het werk van 1930 sluit geheel aan bij de gevels van 1923. Tot onderkant kozijnen is een hoge plint aangebracht van staand metselwerk in staand verband, uitgevoerd met een iets verdiepte voeg. Vanaf de bovenkant van de kozijnen tot aan het dak is over de hele breedte van de gevels een licht uitstekende strook metselwerk in staand metselwerk uitgevoerd. De gevels van het in 1954 aangebouwde lokaal zijn in halfsteens verband gemetseld.
De houten kozijnen van de klaslokalen zijn voorzien van onder- en bovenramen. De bovenramen worden door een horizontale roede in tweeën gedeeld. De roedenindeling van de onderramen is verdwenen. Alle ramen zijn voorzien van dubbel glas, waarbij de oorspronkelijke kozijnen zijn gehandhaafd. Het klaslokaal van 1926, de noordvleugel, heeft een vierdelig kozijn. In 1930 is in de westvleugel een nieuw zesdelig kozijn aangebracht in de voorgevel van het bestaande lokaal. Het derde lokaal kreeg een zelfde zesdelig venster. De huidige eigenaar heeft van alle kozijnen de raamdorpelstenen vervangen door bakstenen onderdorpels.
Het dak is gedekt met nieuwe, rode, Tuile du Nordpannen. In het vernieuwde dak bevinden zich enkele dakramen. De dakschilden zijn uitgevoerd met een overstek, eindigend met het houten boeibord van de goot. De aanbouw uit 1954 is voorzien van een plat dak, door de huidige eigenaar verbouwd tot dakterras.
Entree
De hoofdentree tussen de twee klaslokalen wordt geflankeerd door twee vijfkantige torens van siermetselwerk met drie zichtbare vlakken. De onderzijde volgt de hoge plint van de gevels in metselwerk van staand en liggend verband. Tot de luifel zijn de naar de entree gelegen hoeken uitgevoerd in getand metselwerk. De opgang naar de entree bestaat uit twee gemetselde treden. De dubbele deuren van de ingang zijn voorzien van een groot raam met twee verticale, opgelegde latten. Boven de deuren bevindt zich een houten luifel met liggers, gedragen door een houten balk op consoles. Boven de luifel bevindt zich tussen de twee zichtbare zijden van de torens een venster met drie ramen.
De torens lopen door in het dakvlak en zijn op twee hoeken voorzien van getand metselwerk. Deze zijn na de brand op het dak vermoedelijk geheel nieuw gemetseld. Op oude foto's is te zien dat dit metselwerk aan de bovenzijde voorzien was van een zinken kap.
Westvleugel
De westvleugel bestaat aan de voorzijde uit het klaslokaal van 1923 met het in 1930 vergrote kozijn. Het lokaal is aan de zuidzijde geheel blind uitgevoerd. Het aangrenzende lokaal uit 1930 heeft in de zuidgevel één groot venster. In het verlengde, iets naar achteren, ligt de gevel van het in 1954 gebouwde verenigingslokaal. Links bevinden zich twee vensters met een onder- en bovenraam. De gevelopening rechts van de voormalige entree is dichtgemetseld. De kopgevel is geheel blind uitgevoerd. De noordgevel van de aanbouw uit 1954 heeft twee vensters en een nieuwe deuropening. Deze gevel is geheel grijs geschilderd, net als de gevels van de gang uit 1930 om grote oneffenheden in het metselwerk minder zichtbaar te maken. Dit betreft sporen van vroegere aanbouwen, zoals een kolenhok en klompenhok.
De gevels van de gang bestaan uit een kleine kopgevel op het westen en een lange gevel op het noorden. De kopgevel heeft een kozijn met bovenraam en een houten, originele deur met een groot raam, gedeeld door horizontale roeden. De noordgevel is voorzien van een aantal kleine wc-ramen.
Achterbouw
In de as van de hoofdentree, tussen de twee vleugels, bevindt zich aan de achterzijde de voormalige kamer van de hoofdonderwijzer/bestuurskamer in een aanbouw die in 1930 iets gewijzigd is. Het venster is vergroot en later voorzien van nieuwe ramen. De zijgevels bestaan uit blind metselwerk.
Noordvleugel
De noordvleugel bestaat uit één klaslokaal dat gebouwd is in 1923. Aan de voorzijde, rechts van de entree, heeft het lokaal een groot venster. Nabij de hoek met de entree bevindt zich de verplaatste 'eerste steen' met in uitgebeitelde, kapitale letters de tekst: De eerste steen is gelegd door A. vd Stelt 27/6 1923. Eben Haezer. De kopgevel is geheel blind uitgevoerd. Aan de achterzijde bevindt zich een hoog, breed venster verdeeld in vier bovenramen.
Beschrijving interieur
De plattegrond van de school bestaat uit centraal de entree en aansluitend een hal met aan weerszijden een klaslokaal onder een hoek van vijfenveertig graden gebouwd. De hal loopt door in een gang langs het linker lokaal om het achterliggende lokaal te ontsluiten. De zolderverdieping werd alleen voor opslag gebruikt en werd vroeger ontsloten door een ladder en een luik.
Bij binnenkomst bestaat de toegang naar de hal uit een tochtportaal van dubbele houten paneeldeuren met bovenraam en horizontale roede, voorzien van originele handgrepen. Alle binnendeuren zijn zo uitgevoerd en bewaard gebleven, voorzien van nieuw beslag. De binnendeurkozijnen zijn origineel en uitgevoerd met terrazzo onderdorpels en neuten. Ter hoogte van de bovenkant van het kozijn loopt over alle wanden een brede, houten muurlijst. Deze is ook in de klaslokalen toegepast. Tegen deze lijst aan bevinden zich op enkele plaatsen in de binnenwanden brede kozijnen met vierkante ramen. Aan de rechterzijde van de gang bevinden zich zes deuren van de toilettengroep en berging. De indeling achter de deuren is gewijzigd.
De vloer van de gang bestaat uit roodzwart geblokte tegels met plinten van een dubbele rij zwarte tegels. In de vloer zijn ter plaatse van de deuren vakken met banden van terrazzo uitgespaard voor het plaatsen van schoonlooproosters/matten. De vloeren van de lokalen zijn vernieuwd met behoud van de hoge houten plinten.
Het lokaal van de noordvleugel is ingericht als keuken. De drie lokalen in de westvleugel zijn in gebruik als woonkamer. Tussen het lokaal uit 1923 en het lokaal uit 1930 is nog een houten omkasting aanwezig van de schuifwand die toen tussen de lokalen was aangebracht. De schuifwand zelf is later gemoderniseerd. Het lokaal uit 1954 ligt hoger en heeft een open verbinding met de ruimte. Het plafond van de twee oudste lokalen is 80 cm. verlaagd met een afgeronde aansluiting op de buitenmuren met kozijnen. De valramen die bij opening aan de zijkanten door een houten constructie ondersteund worden, kunnen zo blijven functioneren.
Ter ontsluiting van de zolderverdieping is in een voormalige berging, links van de bestuurskamer, een nieuwe trap geplaatst. De zolder is geheel open ingericht en heeft verschillende vloerniveaus die voor de inrichting als woning al aanwezig waren. De kapconstructie is van na de brand uit 1984.
Beschrijving perceel
Het perceel wordt ontsloten door een brug over de scheidingssloot met de Rijksstraatweg. De brug is gemoderniseerd en valt niet onder de bescherming. Het terrein aan de voorzijde van het schoolgebouw, het voormalige schoolplein, is opnieuw bestraat. Aan de zuidzijde bevindt zich de garage en overdekte fietsenberging. Aan de achterzijde is het terrein bestraat en ingericht als terras. Het metselwerk van de zandbak van de kleuterschool is nog aanwezig.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van belang als voormalig schoolgebouw van de 'School met den Bijbel', die in 1923 gebouwd werd om in de behoefte van Christelijk onderwijs in het buurtschap Tweede Tol en omgeving te voorzien.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het ontwerp en als onderdeel van het oeuvre van de architect Chr. G. Van Buuren. Beïnvloed door de Amsterdamse School architectuur zijn de uitvoering van de gevels in siermetselwerk en de expressief vormgegeven entree, geflankeerd door gemetselde torens. De uitbreiding in 1930 is dezelfde stijl uitgevoerd door de architect A. van Walraven en doet geen afbreuk aan het oorspronkelijk ontwerp.
De oorspronkelijke indeling als schoolgebouw is grotendeels bewaard gebleven. Van bijzondere waarde zijn onder andere de kozijnen, de paneeldeuren, de valramen, de tegelvloer in de gang en de vensters in de binnenmuren.
Situering
Het pand heeft ensemblewaarde in relatie tot de op hetzelfde perceel gelegen onderwijzerswoning. Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van de oudere bebouwing die vanaf de tweede helft van de 19e eeuw het buurtschap Tweede Tol vormde aan de Rijksstraatweg. Het pand heeft stedenbouwkundige waarde als markant gebouw dat ver achter de rooilijn gesitueerd is, verbonden met de Rijksstraatweg middels een brug en als afwijkend, groot volume ten opzichte van omringende bebouwing.
Gaafheid
Het schoolgebouw heeft diverse bouwperioden ondergaan. De uitbreiding in 1930 heeft door het verlengen van de dakconstructie de eenheid van het gebouw bewaard. De toevoeging uit 1954 staat op zichzelf, maar is kenmerkend voor de periode. De herbouw van het dak in 1984 is gebaseerd op de originele situatie. Alle onderdelen van het complex zijn van belang, omdat zij ook de geschiedenis vertellen van de 'School met den Bijbel'. De verbouwing tot woning heeft deze waarden niet aangetast.
Unieke waarde
Het pand heeft een unieke waarde als voormalige 'School met den Bijbel' in het buurtschap Tweede Tol.
Publicaties
- J. Alleblas, samenstelling. 75 jaar Een school met den Bijbel in het gehucht Tweeden Tol, gemeente Dubbeldam, 1923-1998. Dordrecht 1998.
- Klaas van der Knijff, Verteld verleden: De Tweede Tol, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2023.
Bijlage
-
9122943.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 138
- Naam: Braberhoeve
- Datering: 1867
- Oorspronkelijke functie: Hoeve
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Postcode: 3316EJ
Algemene beschrijving
Voormalige hoeve, bekend als de 'Braberhoeve', aan de Rijksstraatweg in de Braberspolder. Het pand bestaat uit een hoge schuur met een lagere aangebouwde woning en is nu in gebruik als woning met schuur. Op het perceel van de hoeve staat ook een bungalow. Deze valt niet onder de bescherming.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. De weg loopt vanaf Dordrecht door de polder Wieldrecht, de Oude Beerpolder, de Benedenpolder en de Braberspolder naar Willemsdorp.
De Beerpolders waren de eerste polders die in de buitengorzen van Wieldrecht omkaad werden. Aan het begin van de 19e eeuw volgden de kleinere polders ten zuiden van het Visschersgat, een oude kreek die in open verbinding stond met de Dordtsche Kil en het Noord Maartensgat bij de Prinsenheuvel. Het water werd in 1938 afgedamd, het restant is deels nog zichtbaar in het landschap. De kleine polders, waaronder ook de Benedenpolder en de Braberspolder, werden gezamenlijk ook wel de Polder Oudendijk genoemd. Vanaf 1958 maakten al deze zuidelijke polders deel uit van de polder de Zuidpunt. Vanaf het ontstaan viel het gebied bestuurlijk gezien onder de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1856 tot 1970 maakten de polders deel uit van de gemeente Dubbeldam. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Met de aanleg van de spoorbaan (1872) en de Rijksweg 16 (1938) ten oosten van de Rijksstraatweg werd het polderlandschap van noord naar zuid geheel doorsneden. Voor de gronden van de hoeves aan deze zijde van de Rijksstraatweg had dit grote gevolgen. De twee oude hoeves die nog bestaan, liggen dicht op de later verbrede A16. Aan de andere zijde van de straatweg zijn de gronden gebruikt als vuilstort. Dit hele gebied is nu hoger gelegen dan de weg.
Ligging
Het perceel van de hoeve aan de oostzijde van de Rijksstraatweg ligt tegen de grens van de Braberspolder en de Benedenpolder. De Braberspolder werd in 1815 ingedijkt. De kade tussen de polders was tot de aanleg van de snelweg in gebruik als directe weg naar de oostelijker gelegen hoeve Den Engel en liep onder het spoor door. Langs de huidige perceelsgrens is nog steeds een sloot aanwezig. De hoeve ligt met de nok evenwijdig aan de weg en wordt door een sloot en een perceel laag gelegen grond gescheiden van de Rijksstraatweg. Het lage terrein was voorheen een vijver die was afgegraven voor de verhoging van het perceel van de hoeve. Deze stond op een terp en was aan alle zijden omringd door water. Het grootste deel van het terrein rond de terp is later drooggelegd. Het achtergelegen en zuidelijke terrein zijn in gebruik als caravanstalling.
Hoofdvorm
Het pand bestaat uit een woonhuis op rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolderverdieping onder zadeldak. Het voorste deel van het woonhuis was vroeger iets smaller. De achterliggende, hoge schuur bestaat uit een symmetrisch hoofdvolume onder wolfsdak dat decentraal tegen de woning aan gebouwd is. De oostelijke zijde is verlengd met één beuk onder lessenaarsdak.
Bouwgeschiedenis
Volgens de overlevering, zoals beschreven door A.P. van den Hoek, stond deze hoeve voorheen in de Van Dijk Polder, later de Polder Oudendijk. Bij de aanleg van de spoorlijn werd de hoeve in 1867 afgebroken en herbouwd op de huidige locatie. Dit staat ook genoteerd in de aantekeningen van Klaas Uilkema, een onderzoeker die ooit begonnen was aan een nooit uitgekomen standaarduitgave over de geschiedenis van de Nederlandse boerderijbouw. In 1923 heeft hij de Brabershoeve bezocht en ingemeten. De eerste hoeve zou rond 1850 gebouwd moeten zijn, aangezien hij in de kadastrale kaarten voor die periode niet te vinden is. Bij de herbouw is volgens Uilkema de schuur uitgebreid met de extra beuk voor stallen aan de oostzijde. De nieuwe deel in de oude zijbeuk moest voldoende hoogte krijgen voor de oogstwagens, zodat de oude ankerbalken vervangen werden door langere dekbalken. Tussen de stal en het inrijgedeelte werden nieuwe stijlen geplaatst. De schuur werd hiermee vierbeukig in plaats van driebeukig met een zijlangsdeel tussen stallen en tasruimte. De hoeve is kenmerkend voor de ontwikkeling van de boerderijbouw op het eiland van Dordrecht.
De hoeve is tot 1950 in gebruik geweest als agrarisch bedrijf. De nieuwe eigenaar had een aannemersbedrijf en heeft de hoeve in twee fasen verbouwd in 1954 en 1958. Belangrijkste wijzigingen betroffen de indeling van de woning en het aanbrengen van nieuwe gevelopeningen. De schuur kreeg een ander aanzien door de wijzigingen in de kopgevel. Hier werden gevelopeningen vergroot en getoogd ten behoeve van dubbele deuren. Ook werden in beide kopgevels nieuwe vensters aangebracht. De schuur werd in de jaren vijftig gebruikt voor opslag van vlas.
De huidige eigenaar heeft vanaf 2000 de woning geheel gerenoveerd. Het voormalige pannendak is toen vervangen door een rieten dakbedekking met een verloop in pannendekking. De oostgevel van de woning is rechtgetrokken, waardoor het geheel nu een zadeldak heeft met ongelijke dakschilden.
Beschrijving exterieur
Woonhuis
De gevels van de woning zijn voorzien van een witte pleisterlaag op een grijze plint, in 2000 opnieuw aangebracht na het afbikken van de oude pleisterlaag en zowel aan de kopgevel als aan de westzijde voorzien van een blokverband. In de originele situatie waren deze gevels ook zo uitgevoerd, alleen de achterzijde, de oostgevel bestond oorspronkelijk uit schoon metselwerk. Het dak is geheel vernieuwd met een rieten dakbedekking en twee nieuwe gemetselde schoorstenen. Alle oude ramen, voor zover nog aanwezig, zijn gemoderniseerd en voorzien van dubbel glas.
De kopgevel heeft in de top en op begane grondniveau vier originele vensteropeningen.
De bovenzijde wordt beëindigd door een stenen diamantkop in een strek met gebouchardeerd oppervlak. De waterdorpels zijn in geschilderde steen uitgevoerd. In het midden bevindt zich nog één gietijzeren rozetanker. De overige zeven langs de dakrand zijn met het vernieuwen van het dak verloren gegaan. Geheel links bevindt zich in de in 2000 verlengde gevel een hoekraam.
De westgevel is voorzien van twee vensters en een deur, alle drie gemoderniseerd, maar op de originele locatie. Boven de deur is een houten luifel gebouwd. In het dakvlak bevindt zich een moderne dakkapel.
De oostgevel is geheel gewijzigd. Het smallere voorhuis is verbreed tot het achterhuis.
Dit gedeelte is van een pannendak voorzien. De gevel heeft twee moderne vensters en een hoekraam. Oorspronkelijk bevonden zich hier vier schuiframen met luiken en de entree naar de woning.
Schuur
De schuur is deels gemetseld en heeft deels gevels van zwartgeschilderde, houten gepotdekselde delen. Wijzigingen aan de gevels hebben in de jaren vijftig plaatsgevonden. De schuur bestaat uit een symmetrisch hoofdvolume en een vierde beuk aan de oostzijde, uitgevoerd in metselwerk. Het wolfsdak van de schuur is voorzien van een rieten dakbedekking. De vierde beuk onder lessenaarsdak heeft een dak van asbestcement golfplaten die ter vervanging van dakpannen zijn gelegd.
De kopgevel van de schuur aan de noordzijde is in 1958 geheel nieuw gemetseld in Vlaams verband. Oorspronkelijk was deze gevel bekleed met houten geveldelen. Links bevindt zich een getoogde opening met dubbele houten deuren met direct rechts grote inrijdeuren, ook getoogd. Boven deze deuren bevindt zich een betonnen bovenlicht. Het metselwerk vertoont hier scheuren. In het geveldeel tot de woning bevinden zich twee vensters boven elkaar, in 2000 gemoderniseerd.
De kopgevel aan de achterzijde is uitgevoerd in houten gepotdekselde delen op een hoge stenen plint. Hoog in de gevel bevinden zich drie houten bovenlichten, witgeschilderd en door verticale roeden verdeeld. Rechts in de houten gevel bevindt zich een opgeklampte deur. Naast de houten gevel staat de gevel van de extra beuk, gemetseld in kruisverband met vlechtwerk. Geheel links bevindt zich een halfrond gietijzeren stalraam met daarnaast twee in de jaren vijftig aangebrachte vensters. In de gevel zijn muurankers aangebracht en zijn sporen van reparaties te zien, evenals een getoogde rollaag van een voormalige gevelopening.
De lange zijgevel aan de oostzijde is geheel gemetseld in kruisverband en voorzien van halfronde gietijzeren stalramen met stenen waterdorpels en twee opgeklampte deuren.
De deuren waren oorspronkelijk getoogd en zijn later vervangen door rechthoekige exemplaren. In de gevel bevinden zich diverse muurankers. Geheel links bevinden zich drie in de jaren vijftig aangebrachte vensters. De gevel vertoont sporen van reparaties. De lange zijgevel aan de westzijde bestaat uit geheel links een witgepleisterd gedeelte dat bij de woning is getrokken en voorzien van een deur en vensters. Rechts hiervan heeft de gevel een gemetseld gedeelte met een gietijzeren raam. Het overige deel van de gevel is blind uitgevoerd met gepotdekselde houten delen.
Beschrijving interieur
Woonhuis
Het interieur van de woning is geheel gemoderniseerd. Op de inmeting van Uilkema is te zien dat de woning een voorhuis had met een keuken aan de schuur en een verhoogde opkamer. Hieronder bevond zich de kelder voor boter. In de huidige situatie is de woonkamer vergroot en de keuken bevindt zich nu in het voormalige karnhuis van de schuur. De verhoging van de opkamer is nog aanwezig, maar doet nu dienst als portaal en ontsluiting van de zolder waar kamers en een badkamer gemaakt zijn. Het interieur heeft geen monumentale waarde. Het casco valt wel onder bescherming.
Schuur
De vierbeukige schuur bestaat uit zes gebinten, deels een ankerbalk- en deels een dekbalkconstructie. De stallen lagen in de extra beuk en zijn door een gemetselde muur geheel van de schuur afgescheiden. In de muur bevinden zich enkele oude paneeldeuren. De deuren in de zijgevel kwamen uit op de naastgelegen mestvaalt. De deel van de schuur had in beide kopgevels hoge deuren, zodat de wagens rechtuit konden rijden. De grote deur aan de achterzijde is verdwenen. Naast de deel was de tasruimte in het midden van het hoofdvolume. In de westelijke zijbeuk bevonden zich het karnhuis, de karnmolen, werkruimte en een wagenloods. De schuur heeft in de huidige situatie een open plattegrond en wordt gebruikt als opslagruimte. Van één gebint is de kapconstructie geheel vervangen.
Beschrijving perceel
Het perceel wordt ontsloten door een oprijlaan met aan weerszijden twee oude kastanjebomen. Aan de noordzijde bevindt zich de sloot. Deze schuine perceelsgrens is historisch bepaald door de grens tussen de Braberspolder en de Benedenpolder. De verhoogde ligging van de hoeve is nog duidelijk zichtbaar. Het terrein is geheel nieuw ingericht.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De hoeve is van cultuurhistorisch belang als een van de oudste hoeves aan de Rijksstraatweg en als herinnering aan het agrarische leven in dit gebied. Het pand is van cultuurhistorisch belang als hoeve die in 1867 herbouwd werd en uitgebreid werd met een extra beuk die een modernisering van de bedrijfsvoering betekende.
Architectonische waarde
De hoeve heeft architectuurhistorische waarde als representant van de typologische ontwikkeling van de boerderijvorm op het Eiland van Dordrecht (onderzoek Klaas Uilkema 1923). Het woonhuis van de hoeve is sterk gewijzigd door de verbouwing in 2000. Van waarde is de nog resterende structuur en een deel van de kopgevel met originele vensteropeningen.
De schuur is van belang door de bewaard gebleven gebinten van een oudere hoeve met de in 1867 uitgevoerde wijzigingen voor de stallen. Van waarde zijn de gehele constructie, de 19e-eeuwse gemetselde gevels, de gietijzeren stalramen en de nog aanwezige restanten van de stallen waaronder de binnendeuren.
Situering
De hoeve heeft ensemblewaarde in relatie tot de noordelijke perceelsgrens die tevens een doorlopende weg was naar de hoeve Den Engel. De hoeve heeft ensemblewaarde met het aan de Rijksstraatweg gelegen perceel dat voorheen een vijver was waaruit de grond voor de terp afkomstig was. De hoeve heeft landschappelijke waarde als vrijstaand gebouw van grote omvang in het open landschap.
Gaafheid
Het woonhuis is ingrijpend gewijzigd. Het exterieur en de constructie van de schuur zijn grotendeels in originele staat. In de jaren vijftig zijn enkele wijzigingen aangebracht. Dit betreft vooral de kopgevels en de dakbedekking in asbestcement golfplaten. Deze ingrepen zijn niet alle meer in even goede staat. Rond het bovenlicht in de noordgevel en de vensters aan de achterzijde van de schuur zijn scheuren ontstaan.
Unieke waarde
De hoeve heeft een unieke waarde als een van de oudste hoeves aan de Rijksstraatweg. De hoeve was afkomstig van de Polder Oudendijk en werd op deze locatie herbouwd en uitgebreid.
Publicaties
- A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard: Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.
Bijlage
-
9122944.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 168
- Datering: 1923
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Postcode: 3316EJ
Algemene beschrijving
Woonhuis aan de Rijksstraatweg in Willemsdorp, onderdeel van dubbel woonhuis Rijksstraatweg 168-170. Aan de achterzijde bevindt zich een schuur die verbonden is met de woning.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp, vernoemd naar koning Willem I.
De kleine zuidelijke polders die begin 19e eeuw werden ingedijkt, werden gezamenlijk ook wel de Polder Oudendijk genoemd. Vanaf 1958 maakten al deze polders deel uit van de polder de Zuidpunt. Vanaf het ontstaan viel het gebied bestuurlijk gezien onder de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1856 tot 1970 hoorden de polders bij de gemeente Dubbeldam. Willemsdorp was een buurtschap van deze gemeente. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Behalve de uitspanning nabij de hoeve Waterloo bestond het buurtschap uit enkele huizen aan weerszijden van de Rijksstraatweg. Na de opening van de spoorbrug in 1872 werd de veerdienst opgeheven. Door de opkomst van de auto werd in 1912 echter weer een nieuwe veerstoep aangelegd met een nieuw etablissement: Hotel Waterloo. De aanleg van de Rijksweg (de latere A16) met verkeersbrug maakte ook dit veer overbodig en Willemsdorp verloor zijn functie als verblijfplaats voor reizigers.
De Moerdijkbruggen waren strategisch van belang voor de Nederlandse verdediging. De bruggen werden al sinds 1936 bewaakt vanuit speciale kazematten. Langs het Hollands Diep en de Buitendijk van het Eiland van Dordrecht is in april 1940, vlak voor de Tweede Wereldoorlog, een verdedigingslinie aangelegd als onderdeel van de uitbreiding van het Zuidfront van de Vesting Holland. De Nederlandse verdedigers waren ondergebracht in Hotel Waterloo, de politiepost en een houten barakkenkamp. In mei 1940 heeft Willemsdorp zwaar te lijden gehad van zowel vijandelijke beschietingen als eigen geschut vanuit de Hoeksche Waard. Van de vooroorlogse bebouwing zijn aan de Rijksstraatweg alleen de voormalige politiepost en een dubbel woonhuis bewaard gebleven.
Ligging
De woning ligt aan de oostzijde van de Rijksstraatweg op het destijds meest noordelijke perceel van de voormalige lintbebouwing aan de weg. De overzijde is vrij van bebouwing met direct uitzicht over de Dordtse Kil. De woning is geschakeld met nummer 170. De nok van beide woningen is haaks op de weg gesitueerd.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag en een zolderverdieping onder mansardedak. Achter de woning bevindt zich een vermoedelijk rond de jaren dertig gebouwde schuur onder zadeldak die later verbouwd is. De schuur staat met de nok evenwijdig aan de woning en wordt door een portaal onder plat dak verbonden met het pand. De schuur is vergroot met een uitbouw onder lessenaarsdak.
Bouwgeschiedenis
In 1923 werd de bouwaanvraag voor de twee woningen ingediend door P. van Ham en E. Kooijman. P. van Ham had een timmermanswerkplaats aan de Wieldrechtse Zeedijk. In 1948 vroeg hij een bouwvergunning aan voor nummer 168 vanwege 'het vergroten van een schuurtje wegens ingebruikneming door posterijen van het bestaande'. De schuur was vermoedelijk vanaf 1944 als postkantoor ingericht na sloop van het oude kantoortje aan de Rijksstraatweg. Op tekening is te zien dat het portaal naar de schuur ook al bestond. De aanvraag betrof het uitbreiden van de schuur aan de achterzijde.
De woning is sinds de jaren tachtig in eigendom van de huidige eigenaresse en waarschijnlijk voor die tijd gemoderniseerd en voorzien van enkele nieuwe kozijnen.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gevels zijn gemetseld in een roodbruine baksteen in kruisverband met gesneden voegen. In alle gevels is een rollaag boven het trasraam aangebracht. De getoogde vensteropeningen aan de voorzijde worden beëindigd door een hanenkam in gewone en witte geglazuurde steen. Aan de onderzijde zijn de openingen voorzien van geglazuurde raamdorpelstenen. De muurvlakken tussen de getoogde hanenkammen en de rechthoekige kozijnen zijn afgedekt door rolluiken. De zij- en achtergevel hebben vensteropeningen voorzien van bakstenen raamdorpels en rollagen in siermetselwerk met bloktand. Het mansarde dak is gedekt met de originele, rode Tuile du Nordpannen met nok- en kepervorsten. De dakvlakken eindigen met een licht overstek in een omtimmerde goot, ondersteund door geprofileerde houten klossen. Aan de voor- en achterzijde zijn de dakranden voorzien van een windveer en waterbord. Aan beide zijden is nog een makelaar aanwezig, die van de voorzijde is afgebroken. Tussen de windveren aan de voorzijde is tussen beide woningen een driehoekig paneel met snijwerk bevestigd, vermoedelijk later aangebracht. Op het dak bevindt zich een gemetselde schoorsteen.
De tussendaken van nummer 168 en 170 zijn bedekt met asbestgolfplaten. Deze zijn tussen 1940 en 1945 aangebracht na een granaatinslag.
De voorgevels van beide panden zijn gespiegeld uitgevoerd. In de top van nummer 168 bevinden zich twee centraal geplaatste vensters, oorspronkelijk voorzien van onder- en bovenraam door roeden verdeeld. Op begane grond niveau bevindt zich links de verdiepte entree met een bordes en neuten uitgevoerd in terrazzo. In het originele kozijn met bovenlicht is een gemoderniseerde deur aangebracht. De gevelopening is aan de bovenzijde in twee lagen baksteen getrapt uitgevoerd en voorzien van een strek. Het grote venster naast de entree is geheel gemoderniseerd met een groot kozijn.
Oorspronkelijk bevond zich hier een tweedelig venster.
De zijgevel heeft twee vensters van verschillende afmetingen en een kelderraam. In het dakschild bevindt zich een later geplaatste dakkapel.
De achtergevel is deels aan het zicht onttrokken door het aangebouwde portaal naar de schuur. Op het niveau van de verdieping bevonden zich twee vensters. Eén venster is aangepast ten behoeve van een deur naar het terras op het platte dak van het portaal.
Het metselwerk van de achtergevel vertoont sporen van aanhelingen en reparaties.
Exterieur schuur
De schuur is gemetseld in halfsteens verband. De kopgevel op het noorden is in hout uitgevoerd. Het zadeldak met licht overstek is voorzien van de originele rode Tuile du Nordpannen met windveren en waterborden. Het portaal, de verbinding tussen schuur en woonhuis, is uitgevoerd met gemetselde gevels onder een plat dak. Hierin bevindt zich een venster en een deur naar de keuken. Deze gevels zijn alle witgeschilderd.
De kopgevel van de schuur is tot de bovenkant van de kozijnen bekleed met schuine houten latten. De onderste helft bestaat uit een verticale betimmering. Het linkervenster, voorzien van een houten kozijn met raam door roeden verdeeld, hoorde bij het postkantoor. Achter het kleinere rechtervenster was het loket. In de westgevel, tegenover de woning bevindt zich een houten deur die toegang gaf tot het loket. Aan de achterzijde is de schuur in 1948 uitgebreid met een gemetselde aanbouw onder flauw lessenaarsdak.
Beschrijving interieur
De woning bestond oorspronkelijk aan de voorzijde uit een hal met trap met daarnaast de woonkamer. Aan de achterzijde bevonden zich de keuken en slaapkamer. Tegen de achtergevel was een aparte wc en tochtportaaltje aangebouwd. De keuken, met oude in terrazzo uitgevoerde werkbladen, bevindt zich nu in de verbinding tussen woonhuis en schuur. De begane grondvloer is ingedeeld als L-vormige woonkamer met hal. Van de verdieping is geen opname gemaakt.
De schuur is in tweeën gedeeld, waarbij het noordelijke deel als postkantoortje was ingericht. Deze indeling is gehandhaafd.
Het interieur van de woning heeft geen monumentale waarde. Van belang is het originele casco, voor zover aanwezig.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. Aan de zijkant ligt nog een stuk grond, dat gebruikt werd als moestuin. In de achtertuin staan restanten van een tweede schuur. Het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het woonhuis met bijbehorende schuur aan de Rijksstraatweg 168 heeft cultuurhistorische waarde als helft van een dubbel woonhuis dat tijdens de Tweede Wereldoorlog als enige bewaard is gebleven en dat onderdeel uitmaakte van de vooroorlogse lintbebouwing in het buurtschap Willemsdorp. De overige bebouwing is door oorlogsschade geheel verwoest. De schuur heeft cultuurhistorische waarde als herinnering aan het postkantoor dat tijdens de Tweede Wereldoorlog hier gevestigd werd.
Architectonische waarde
Het woonhuis is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp van de voorgevel met de deels in geglazuurde steen uitgevoerde, getoogde hanenkammen en door het karakteristieke mansardedak gedekt met originele rode Tuile du Nordpannen.
Situering
Het woonhuis heeft ensemblewaarde in relatie tot het buurpand nummer 170. Samen vormen de panden een dubbel woonhuis in gespiegelde uitvoering.
De woonhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als karakteristieke, vooroorlogse panden die nu onderdeel uitmaken van de modernere lintbebouwing aan de oostzijde van de Rijksstraatweg.
Gaafheid
De voorgevel van het woonhuis is deels gewijzigd door de modernisering van de kozijnen en het toepassen van rolluiken. De vensteropeningen zijn origineel evenals die in de zijgevels. De achterzijde is gewijzigd door de diverse aanbouwen. De schuur lijkt vrijwel origineel sinds de vestiging van het postkantoortje.
Unieke waarde
Het woonhuis heeft samen met het buurpand unieke waarde als enige bewaard gebleven onderdeel van de vooroorlogse lintbebouwing in het buurtschap Willemsdorp. Tevens heeft het een unieke waarde door de als postkantoor verbouwde schuur achter de woning.
Bijlage
-
9122945.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 170
- Datering: 1923
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Postcode: 3316EJ
Algemene beschrijving
Woonhuis aan de Rijksstraatweg in Willemsdorp, onderdeel van dubbel woonhuis Rijksstraatweg 168-170. Aan de achterzijde bevindt zich een schuur.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp, vernoemd naar koning Willem I.
De kleine zuidelijke polders die begin 19e eeuw werden ingedijkt, werden gezamenlijk ook wel de Polder Oudendijk genoemd. Vanaf 1958 maakten al deze polders deel uit van de polder de Zuidpunt. Vanaf het ontstaan viel het gebied bestuurlijk gezien onder de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1856 tot 1970 hoorden de polders bij de gemeente Dubbeldam. Willemsdorp was een buurtschap van deze gemeente. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Behalve de uitspanning nabij de hoeve Waterloo bestond het buurtschap uit enkele huizen aan weerszijden van de Rijksstraatweg. Na de opening van de spoorbrug in 1872 werd de veerdienst opgeheven. Door de opkomst van de auto werd in 1912 echter weer een nieuwe veerstoep aangelegd met een nieuw etablissement: Hotel Waterloo. De aanleg van de Rijksweg (de latere A16) met verkeersbrug maakte ook dit veer overbodig en Willemsdorp verloor zijn functie als verblijfplaats voor reizigers.
De Moerdijkbruggen waren strategisch van belang voor de Nederlandse verdediging. De bruggen werden al sinds 1936 bewaakt vanuit speciale kazematten. Langs het Hollands Diep en de Buitendijk van het Eiland van Dordrecht is in april 1940, vlak voor de Tweede Wereldoorlog, een verdedigingslinie aangelegd als onderdeel van de uitbreiding van het Zuidfront van de Vesting Holland. De Nederlandse verdedigers waren ondergebracht in Hotel Waterloo, de politiepost en een houten barakkenkamp. In mei 1940 heeft Willemsdorp zwaar te lijden gehad van zowel vijandelijke beschietingen als eigen geschut vanuit de Hoeksche Waard. Van de vooroorlogse bebouwing zijn aan de Rijksstraatweg alleen de voormalige politiepost en een dubbel woonhuis bewaard gebleven.
Ligging
De woning ligt aan de oostzijde van de Rijksstraatweg op het destijds meest noordelijke perceel van de voormalige lintbebouwing aan de weg. De overzijde is vrij van bebouwing met direct uitzicht over de Dordtse Kil. De woning is geschakeld met nummer 168. De nok van beide woningen is haaks op de weg gesitueerd.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag en een zolderverdieping onder mansardedak. Aan de achterzijde is de woning vergroot met een uitbouw die niet onder de bescherming valt. Achter de woning bevindt zich een in 1966 gebouwde schuur/garage, die ook buiten de bescherming valt.
Bouwgeschiedenis
In 1923 werd de bouwaanvraag voor de twee woningen ingediend door P. van Ham en E. Kooijman. P. van Ham had een timmermanswerkplaats aan de Wieldrechtse Zeedijk. In 1948 vroeg hij een bouwvergunning aan voor nummer 168 vanwege 'het vergroten van een schuurtje wegens ingebruikneming door posterijen van het bestaande'. Nummer 170 is recentelijk van eigenaar verwisseld en verbouwd.
Beschrijving exterieur woning
De gevels zijn gemetseld in een roodbruine baksteen in kruisverband met niet originele, vlakke voegen. In alle gevels is een rollaag boven het trasraam aangebracht. De getoogde vensteropeningen aan de voorzijde worden beëindigd door een hanenkam in gewone en gele geglazuurde steen. Aan de onderzijde zijn de openingen voorzien van geglazuurde raamdorpelstenen. De muurvlakken tussen de getoogde hanenkammen en de rechthoekige kozijnen zijn afgedekt door een rolluik of betimmering. De zij- en achtergevel hebben vensteropeningen voorzien van bakstenen raamdorpels en rollagen in siermetselwerk met bloktand.
Het mansarde dak is gedekt met de originele, rode Tuile du Nordpannen met nok- en kepervorsten. De dakvlakken eindigen met een licht overstek in een omtimmerde goot, ondersteund door geprofileerde houten klossen. Aan de voor- en achterzijde zijn de dakranden voorzien van een gemoderniseerde windveer en waterbord. Tussen de windveren aan de voorzijde is tussen beide woningen een driehoekig paneel met snijwerk bevestigd, vermoedelijk later aangebracht. Op het dak bevindt zich een gemetselde schoorsteen.
De tussendaken van nummer 168 en 170 zijn voorzien van asbestgolfplaten. Deze zijn tussen 1940 en 1945 aangebracht na een granaatinslag.
De voorgevels van beide panden zijn gespiegeld uitgevoerd. In de top van nummer 170 bevinden zich twee centraal geplaatste vensters, oorspronkelijk voorzien van onder- en bovenraam door roeden verdeeld. Op begane grond niveau bevindt zich rechts de verdiepte entree met een bordes en neuten uitgevoerd in terrazzo. In het originele kozijn met bovenlicht is een gemoderniseerde deur aangebracht. De gevelopening is aan de bovenzijde in twee lagen baksteen getrapt uitgevoerd en voorzien van een strek. Het grote venster naast de entree is geheel gemoderniseerd met een groot kozijn. Oorspronkelijk bevond zich hier een tweedelig venster.
De zijgevel heeft twee vensters van verschillende afmetingen en een kelderraam. In het dakschild bevindt zich een later geplaatste dakkapel.
De achterzijde is uitgebreid met een aanbouw die in verbinding staat met de schuur. Tot de verdieping zijn de gevels bekleed met nieuwe houten delen. Op de verdieping bevindt zich een deur naar het terras op de aanbouw.
Beschrijving interieur
Van het interieur is geen opname gemaakt.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. Het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het woonhuis aan de Rijksstraatweg 170 heeft cultuurhistorische waarde als helft van een dubbel woonhuis dat tijdens de Tweede Wereldoorlog als enige bewaard is gebleven en dat onderdeel uitmaakte van de vooroorlogse lintbebouwing in het buurtschap Willemsdorp. De overige bebouwing is door oorlogsschade geheel verwoest.
Architectonische waarde
Het woonhuis is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp van de voorgevel met de deels in geglazuurde steen uitgevoerde, getoogde hanenkammen en door het karakteristieke mansardedak gedekt met originele rode Tuile du Nordpannen.
Situering
Het woonhuis heeft ensemblewaarde in relatie tot het buurpand nummer 168. Samen vormen de panden een dubbel woonhuis in gespiegelde uitvoering. De woonhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als karakteristieke, vooroorlogse panden die nu onderdeel uitmaken van de modernere lintbebouwing aan de oostzijde van de Rijksstraatweg.
Gaafheid
De voorgevel van het woonhuis is deels gewijzigd door de modernisering van de kozijnen. De vensteropeningen zijn origineel evenals die in de zijgevels. De achterzijde is gewijzigd door de aanbouw.
Unieke waarde
Het woonhuis heeft samen met het buurpand unieke waarde als enige bewaard gebleven onderdeel van de vooroorlogse lintbebouwing in het buurtschap Willemsdorp.
Bijlage
-
9122946.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 172 (Bunker 1)
- Datering: 1942-1943
- Oorspronkelijke functie: Bunker
- Bouwstijl: Functionalisme
Algemene beschrijving
Groep samenhangende betonnen bunkers, Tobruks en andere bouwwerken, behorend tot het Duitse Stützpunkt Moerdijk ter verdediging van de Moerdijkbruggen tijdens de Duitse bezetting, 1940-1945.
De groep bestond in totaal oorspronkelijk uit 21 bunkers, waarvan er op het Eiland van Dordrecht, in Willemsdorp, nog 4 (in 3 standaard bouwtypen) zijn overgebleven. Verder zijn er nog 3 Tobruks (in 2 standaard bouwtypen) aanwezig. De beschrijving betreft de 7 individuele bouwwerken.
Historie
De Atlantikwall geldt als een van de grootste bouwwerken van de 20e eeuw. Nazi-Duitsland bouwde de linie tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen 1942 en 1945 om een geallieerde invasie van het Westeuropese vasteland vanuit zee onmogelijk te maken. Aanleiding voor de bouw was de dreiging van een langdurige twee frontenoorlog voor Duitsland toen, na het verlies van de luchtoorlog tegen Groot-Brittannië eind september 1940, een jaar later ook de Duitse opmars in de Sovjet-Unie tot staan kwam. Om de zwakke verdediging van de kuststrook in het Westen te versterken, begonnen de Duitsers eind 1941 met de aanleg van een kustverdedigingslinie. Deze zogenaamde Neue Westwall - ter onderscheid van de Westwall, een 630 kilometer lange verdedigingslinie langs de westgrens van Duitsland zelf - moest strategische locaties zoals havens, steden en industriegebieden langs de gehele kust van Noorwegen tot aan de Frans-Spaanse grens versterken. Zo zou met relatief weinig militairen een vijandelijke invasie kunnen worden verhinderd, was het idee.
De aanleg van de Neue Westwall, later om propagandistische redenen omgedoopt tot Atlantikwall, vorderde aanvankelijk nauwelijks. De angst voor een geallieerde invasie werd na 1942 echter zo groot dat alle beschikbare mankracht voor de kustverdediging werd ingezet. Ook Nederland kreeg al gauw met de gevolgen daarvan te maken. In april 1942 werden langs de hele kust het strand en de duinen tot verboden gebied (Sperrgebiet) verklaard. Vanaf 1 juli 1942 gold een algemeen bouwverbod omdat een groot deel van de bouwcapaciteit gebruikt moest worden voor de aanleg van de Atlantikwall. De oorspronkelijke plannen voorzagen in de bouw van 15.000 bunkers aan de Nederlandse, Belgische en Franse kust. Maar door gebrek aan arbeidskrachten, materieel en brandstof waren er op de einddatum van 1 mei 1943 slechts 6000 bunkers opgeleverd. Daarvan stonden er 510 in Nederland, in plaats van de geplande 2000.
De Atlantikwall was een serie losstaande, zelfstandige en aan alle kanten te verdedigen kleinere en grotere steunpunten die elkaar vuurondersteuning konden geven. In veel gevallen bestonden ze uit bomvrije bunkers, soms met een muur- en dakdikte van zeker twee meter gewapend beton. Al naar gelang hun betekenis en grootte worden de steunpunten Widerstandsnest, Stützpunkt, Stützpunktgruppe, Verteidigungsbereich of Festung genoemd. Het Widerstandsnest is het kleinste steunpunt, Festung - de havens en de toegangen tot deze havens - het grootste.
In Nederland waren vier Verteidigungsbereiche: Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen. In 1944 kregen Hoek van Holland en IJmuiden de status van Festung. Een Stützpunktgruppe = zoals de Stützpunktgruppe Moerdijk - bestaat uit meerdere eenheden 1 en 2 maar is door één systeem van passieve weermiddelen omgeven. Te denken valt aan anti-tankmaatregelen zoals in het polderland tankgrachten, op dijken rijen spoorstaven schuin in beton. Hierachter infanterie met mitrailleurs, vlammenwerpers en mortieren. Deze Gruppen waren verdedigingseenheden die objecten van minder strategische waarde verdedigden, zoals kleine vissershavens, bruggen, kustbattterijen, vliegvelden e.d. De kustverdediging bestond naast de bezetting van de steunpunten zelf, uit batterijen met kust- en luchtafweergeschut, en uit radarinstallaties. De batterijen waren gewoonlijk samengesteld uit een vuurleidingspost (waar observaties en metingen werden gedaan), geschutsemplacementen, woonschuilplaatsen voor de manschappen en bergplaatsen voor munitie en bijvoorbeeld aggregaten. De verdedigingswerken waren onderling verbonden met ondergrondse loopgraven.
De Organisation Todt, genoemd naar de oprichter Fritz Todt, was verantwoordelijk voor de bouw van de Atlantikwall. De organisatie schakelde daarvoor honderdduizenden arbeiders in. Aanvankelijk werd het werk door betaalde arbeiders en krijgsgevangenen uitgevoerd. Maar bij gebrek aan voldoende arbeidskrachten werden later burgers als dwangarbeider ingezet, bijvoorbeeld in Noorwegen en Frankrijk. Ook Duitse soldaten werkten aan de bouw mee. Op het hoogtepunt van de werkzaamheden waren er in totaal een half miljoen mensen bij betrokken.
Net als in andere landen, maakten de Duitsers in Nederland gebruik van goedbetaalde plaatselijke onderaannemers. De arbeiders werden vrijwillig gecontracteerd of door de Duitsers via de Arbeitseinsatz, de gedwongen tewerkstelling, ingeschakeld. Op verschillende plaatsen in Nederland waren werkkampen voor Atlantikwallarbeiders. De Duitsers maakten voor de Atlantikwall waar mogelijk gebruik van bestaande Nederlandse verdedigingswerken, ook op het Eiland van Dordrecht.
Al kort na de bevrijding werd begonnen met het slopen en opruimen van bunkers en verdedigingswerken. Dat was ingegeven door praktische, maar vooral ook psychologische redenen. De verdedigingswerken waren symbolen van de bezetting waaraan men niet meer herinnerd wilde worden. De honderdduizenden mijnen op het strand, in zee en in de duinen werden geruimd, veelal met behulp van Duitse krijgsgevangenen. In de zomer van 1946 was het strand van Scheveningen weer toegankelijk voor badgasten. Tijdens de Wederopbouw werden bunkers ook gebruikt voor (nood)huisvesting.
Toen de Koude Oorlog begon werden de bunkers ook gezien als mogelijke schuilplaats voor de burgerbevolking. Herbestemming voorkwam de sloop van veel bunkers. In de jaren 60 zijn veel bunkers op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden gesloopt omdat ze als een gevaar werden gezien voor de veiligheid van de kust. Niet geheel ten onrechte, want tijdens de Watersnoodramp van 1953 bleek dat diverse dijken waren doorgebroken op plaatsen waar zich een bunker in het dijklichaam bevond.
Op het Eiland van Dordrecht is een groot aantal bunkers verdwenen in verband met de aanpassingen en verbreding van de Rijksweg en de Moerdijk verkeersbrug in de jaren 70 van de 20e eeuw.
Ligging op het Eiland van Dordrecht
Op het Eiland van Dordrecht zijn in het kader van het Atlantikwall-programma de volgende bunkers en aanvullende werken gebouwd:
- Park Merwestein: 5 zware commandobunkers voor het hoofdkwartier van de 719e Infanterie Division die als voornaamste taak de bouw, inrichting en bewaking van de Atlantikwall vanaf Den Haag tot Middelburg had (niet meer aanwezig);
- Spoorbrug over de Oude Maas: 1 zware telefoonbunker, deze verving het bakstenen PTT huisje waarin de verbindingen op de (inter)nationale telegraaf- en telefoonlijnen zaten van het divisiehoofdkwartier;
- Moerdijkbruggen: 21 zware personeel- , luchtafweer- en pantsergeschutbunkers ten behoeve van de verdediging (voornamelijk luchtafweer) van de, voor de verdediging van de Atlantikwall zeer belangrijke, rivierovergangen; Dit Stützpunkt Moerdijk, aan beide zijde van de Moerdijkbrug bestond op het Eiland van Dordrecht uit het Baupunkt 95 (met 12 bunkers, type 501, 502, 504 en 621) en Baupunkt 97 (met één bunker, type 622) (nu nog in totaal 4 aanwezig)
- Moerdijkbruggen: de twee Nederlandse brugkazematten werden geheel verbouwd waarbij de schietgaten zijn verplaatst naar de noordkant, de Nederlandse mitrailleurkazemat bij de Spoorbrug werd verbouwd tot luchtafweerbunker en de vlak daarbij gelegen Nederlandse Groepsschuilplaats werd opgenomen in een Zoeklichtstelling;
Bij de bovengenoemde bunkers lagen nog vele lichtere betonnen en bakstenen bouwwerken en ook barakken.
St.P.Gr. (Stützpunkgruppe) Moerdijk
Aan beide kanten van de over het Hollands Diep gelegen Moerdijkbruggen (spoorweg en verkeersweg) ligt Stützpunktgruppe Moerdijk. Dit is de enige sterk uitgebouwde locatie in de Atlantikwall die niet direct aan de kust ligt. De reden hiervan is dat de bruggen over het Hollands Diep van groot belang waren voor de verdediging van Nederland.
Tijdens de invasie van Nederland door de Duitsers in mei 1940 zijn er hevige gevechten geweest tussen het Nederlandse en het Duitse leger. Het Nederlandse leger had in de omgeving van de Moerdijkbruggen een aantal kazematten gebouwd. Toch slaagden de Duitsers er in om de bruggen te veroveren. Tijdens het Winterausbauprogramm - lopend van september 1942 tot en met april 1943 - werden door de Duitsers een groot aantal bunkers gebouwd in de directe omgeving van de Moerdijkbruggen. De toegangswegen richting de Stützpunktgruppe werden versperd door middel van betonnen blokken, zogenoemde drakentanden, tobruks en een tankmuur. Ook werden de door de Nederlanders gebouwde kazematten hergebruikt.
Tijdens de bevrijding van Nederland eind 1944 hebben er rondom de Moerdijkbruggen wederom hevige gevechten gewoed tussen de geallieerden en de Duitse bezetters.
De Stützpunktgruppe Moerdijk bestond uit de volgende Baupunkten:
- Baupunkt 95, Autobahn-Nord. Hiervan resteren nog één type 501, twee type 502 manschappenbunkers en drie tobruks.
- Baupunkt 96, Autobahn-Sud. Op deze locatie zijn alle bunkers gesloopt.
- Baupunkt 97, Eisenbahn-Nord. Bunker type 622 manschappenbunker is nog aanwezig.
- Baupunkt 98, Eisenbahn-Sud. Van de twee gebouwde type 621 manschappenbunkers, resteert er nog 1.
- Baupunkt 99, Hafen Moerdijk. Op deze locatie was één type 622 manschappenbunker gebouwd, deze is gesloopt.
- Sperre 131. Een aantal blokkades van de wegen die toegang hadden tot de St.P.Gr. zijn aan de zuidkant van de Moerdijkbruggen nog aanwezig.
Typen versterkingen
Algemene beschrijving bunkers
Bunker is oorspronkelijk een Engels woord en betekent zoveel als bergplaats. Engelsen en Amerikanen gebruiken het woord als aanduiding voor een beschermde bergplaats voor munitie en andere militaire waar, in uitzonderingen ook voor een beveiligd onderkomen voor mensen (militair of civiel).
Bunker in het Duits militaire jargon betekent bergplaats en militaire of civiele schuilplaats. In de Nederlandse volksmond staat bunker voor een betonnen, meestal militair bouwwerk ongeacht de functie.
In Nederland werden door de Duitsers 2069 bunkers gebouwd, waarvan 1982 Regelbauten en 87 afgeleide ontwerpen. In de Baupunkte 95 en 97 van de Stützpunktgruppe Moerdijk werden 5 standaardtypen gebouwd: 501, 502, 504, 621 en 622. Alleen van de typen 501, 502 en 622 zijn nog exemplaren aanwezig.
Tijdens de bezetting is de Nederlandse brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De Nederlandse zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving Tobruks
De naam Tobruk is afgeleid van de plaats Tobruk (in Libië, in Noord-Afrika), waar ze in 1941 voor het eerst werden gebouwd door het Italiaanse leger.
De Duitsers namen het model over en vanaf 1942 werden ze in Europa geïntroduceerd. Het zijn gewapend betonnen gevechtsruimtes met een 8-hoekig of rond gat aan de bovenzijde. Er zijn verschillende Bauformen (varianten), waarvan het type 58c het meest voorkomt. De bunker wordt gewoonlijk bezet door 1 persoon, als observatiepost of als nabijverdediging met een machinegeweer model MG 34 of MG 42.
In mei 1943 kwamen er richtlijnen voor de bouw van Tobruks. Zo moesten de muren en het dak bestaan uit 40 cm gewapend beton.
Er werden vier basistypen voor de bouw vrijgegeven, waarvan er twee gebouwd op het Eiland van Dordrecht:
- 58c - Ringstand (achteckig) 11 m³
- 58d - Ringstand (rund) 11 m³
Tot oktober 1944 waren het aantal typen Tobruks behoorlijk uitgebreid tot 47 verschillende modellen. Derhalve werd ook voor het type 58 c en d een nieuwe nummering ingevoerd: 201 achthoekig (oud 58c), 202 rond (oud 58d); Ringstände für MG, l.Gr.W., Beobachter und Lichtsprechgeräte.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Herinnering aan de vanwege de Moerdijkbruggen strategische belangrijke positie van het Eiland van Dordrecht tijdens gehele WOII, maar speciaal in de periode mei 1940 (inval/oorlog) en eind 1944-begin 1945 (bevrijding).
Architectonische waarde
De bunkers aan Dordtse zijde die nu nog aanwezig zijn, zijn in principe gebouwd volgens vastgestelde typen of Regelbauten: 501 (1x), 502 (2x) en 622 (1x). Bij één bunker van het type 502 heeft een uitbreiding met een gevechtsopstelling - FLAKstellung - plaatsgevonden.
De drie nog aanwezige tobruks zijn gebouwd volgens de vastgestelde typen of Regelbauten 58c (achthoekig) en 58d (rond).
Twee Nederlandse brugkazematten zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Elk voor zich zijn de bunkers en de tobruks niet waardevol, maar het ensemble van de Stützpunktgruppe Moerdijk en met name de Baupunkte 95 en 97 zeker wel.
Typologisch vormen de bunkers geen bijzonderheid maar krijgshistorisch zijn de Stützpunktgruppe (en de Baupunkte) belangrijke getuigen van de harde strijd die vanaf de herfst 1944 werd gevoerd om de bevrijding van Nederland.
Situering
De Moerdijkbruggen vormden een belangrijk militair object dat als enige in de Atlantikwall - ver achter de kust - krachtig met bunkers werd verdedigd.
Gaafheid
De Baupunkte 95 en 97 bestonden oorspronkelijk in totaal uit 13 bunkers. Daarvan resteren er nu nog slechts vier, met daarbij nog drie van de oorspronkelijk circa 20 tobruks. Het Stützpunkt is als ensemble dus sterk uitgedund, maar er zijn nog wel drie van de oorspronkelijk vijf gebouwde bunkertypen of Regelbauten over. Deze liggen op korte afstand van elkaar. De afbraak van bunkers na 1945 is grootschalig geweest vanwege zowel rationele (kustverdediging in civiele zin)als emotionele argumenten (damnatio memoriae: niet herinnerd willen worden aan deze periode).
De betonconstructie van de bunkers leent zich niet echt voor ingrijpende wijzigingen en de overblijvende verkeren in goede staat. Ze zijn op openbare locaties meestal ontoegankelijk gemaakt: afgesloten, dichtgezet of dichtgemetseld. Op particulier terrein zijn ze meestal in gebruik als opslagplaats.
Unieke waarde
De Stützpunktgruppe Moerdijk, behorend tot de Atlantikwall, is de enige sterk uitgebouwde locatie die niet direct aan de kust ligt. De reden hiervan is dat de Moerdijkbruggen over het Hollands Diep van groot belang waren voor de verdediging van Nederland.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123018.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Rijksstraatweg 180 (Bunker 2)
- Datering: 1942-1943
- Oorspronkelijke functie: Bunker
- Bouwstijl: Functionalisme
Algemene beschrijving
Groep samenhangende betonnen bunkers, Tobruks en andere bouwwerken, behorend tot het Duitse Stützpunkt Moerdijk ter verdediging van de Moerdijkbruggen tijdens de Duitse bezetting, 1940-1945.
De groep bestond in totaal oorspronkelijk uit 21 bunkers, waarvan er op het Eiland van Dordrecht, in Willemsdorp, nog 4 (in 3 standaard bouwtypen) zijn overgebleven. Verder zijn er nog 3 Tobruks (in 2 standaard bouwtypen) aanwezig. De beschrijving betreft de 7 individuele bouwwerken.
Historie
De Atlantikwall geldt als een van de grootste bouwwerken van de 20e eeuw. Nazi-Duitsland bouwde de linie tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen 1942 en 1945 om een geallieerde invasie van het Westeuropese vasteland vanuit zee onmogelijk te maken. Aanleiding voor de bouw was de dreiging van een langdurige twee frontenoorlog voor Duitsland toen, na het verlies van de luchtoorlog tegen Groot-Brittannië eind september 1940, een jaar later ook de Duitse opmars in de Sovjet-Unie tot staan kwam. Om de zwakke verdediging van de kuststrook in het Westen te versterken, begonnen de Duitsers eind 1941 met de aanleg van een kustverdedigingslinie. Deze zogenaamde Neue Westwall - ter onderscheid van de Westwall, een 630 kilometer lange verdedigingslinie langs de westgrens van Duitsland zelf - moest strategische locaties zoals havens, steden en industriegebieden langs de gehele kust van Noorwegen tot aan de Frans-Spaanse grens versterken. Zo zou met relatief weinig militairen een vijandelijke invasie kunnen worden verhinderd, was het idee.
De aanleg van de Neue Westwall, later om propagandistische redenen omgedoopt tot Atlantikwall, vorderde aanvankelijk nauwelijks. De angst voor een geallieerde invasie werd na 1942 echter zo groot dat alle beschikbare mankracht voor de kustverdediging werd ingezet. Ook Nederland kreeg al gauw met de gevolgen daarvan te maken. In april 1942 werden langs de hele kust het strand en de duinen tot verboden gebied (Sperrgebiet) verklaard. Vanaf 1 juli 1942 gold een algemeen bouwverbod omdat een groot deel van de bouwcapaciteit gebruikt moest worden voor de aanleg van de Atlantikwall. De oorspronkelijke plannen voorzagen in de bouw van 15.000 bunkers aan de Nederlandse, Belgische en Franse kust. Maar door gebrek aan arbeidskrachten, materieel en brandstof waren er op de einddatum van 1 mei 1943 slechts 6000 bunkers opgeleverd. Daarvan stonden er 510 in Nederland, in plaats van de geplande 2000.
De Atlantikwall was een serie losstaande, zelfstandige en aan alle kanten te verdedigen kleinere en grotere steunpunten die elkaar vuurondersteuning konden geven. In veel gevallen bestonden ze uit bomvrije bunkers, soms met een muur- en dakdikte van zeker twee meter gewapend beton. Al naar gelang hun betekenis en grootte worden de steunpunten Widerstandsnest, Stützpunkt, Stützpunktgruppe, Verteidigungsbereich of Festung genoemd. Het Widerstandsnest is het kleinste steunpunt, Festung - de havens en de toegangen tot deze havens - het grootste.
In Nederland waren vier Verteidigungsbereiche: Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen. In 1944 kregen Hoek van Holland en IJmuiden de status van Festung. Een Stützpunktgruppe = zoals de Stützpunktgruppe Moerdijk - bestaat uit meerdere eenheden 1 en 2 maar is door één systeem van passieve weermiddelen omgeven. Te denken valt aan anti-tankmaatregelen zoals in het polderland tankgrachten, op dijken rijen spoorstaven schuin in beton. Hierachter infanterie met mitrailleurs, vlammenwerpers en mortieren. Deze Gruppen waren verdedigingseenheden die objecten van minder strategische waarde verdedigden, zoals kleine vissershavens, bruggen, kustbattterijen, vliegvelden e.d. De kustverdediging bestond naast de bezetting van de steunpunten zelf, uit batterijen met kust- en luchtafweergeschut, en uit radarinstallaties. De batterijen waren gewoonlijk samengesteld uit een vuurleidingspost (waar observaties en metingen werden gedaan), geschutsemplacementen, woonschuilplaatsen voor de manschappen en bergplaatsen voor munitie en bijvoorbeeld aggregaten. De verdedigingswerken waren onderling verbonden met ondergrondse loopgraven.
De Organisation Todt, genoemd naar de oprichter Fritz Todt, was verantwoordelijk voor de bouw van de Atlantikwall. De organisatie schakelde daarvoor honderdduizenden arbeiders in. Aanvankelijk werd het werk door betaalde arbeiders en krijgsgevangenen uitgevoerd. Maar bij gebrek aan voldoende arbeidskrachten werden later burgers als dwangarbeider ingezet, bijvoorbeeld in Noorwegen en Frankrijk. Ook Duitse soldaten werkten aan de bouw mee. Op het hoogtepunt van de werkzaamheden waren er in totaal een half miljoen mensen bij betrokken.
Net als in andere landen, maakten de Duitsers in Nederland gebruik van goedbetaalde plaatselijke onderaannemers. De arbeiders werden vrijwillig gecontracteerd of door de Duitsers via de Arbeitseinsatz, de gedwongen tewerkstelling, ingeschakeld. Op verschillende plaatsen in Nederland waren werkkampen voor Atlantikwallarbeiders. De Duitsers maakten voor de Atlantikwall waar mogelijk gebruik van bestaande Nederlandse verdedigingswerken, ook op het Eiland van Dordrecht.
Al kort na de bevrijding werd begonnen met het slopen en opruimen van bunkers en verdedigingswerken. Dat was ingegeven door praktische, maar vooral ook psychologische redenen. De verdedigingswerken waren symbolen van de bezetting waaraan men niet meer herinnerd wilde worden. De honderdduizenden mijnen op het strand, in zee en in de duinen werden geruimd, veelal met behulp van Duitse krijgsgevangenen. In de zomer van 1946 was het strand van Scheveningen weer toegankelijk voor badgasten. Tijdens de Wederopbouw werden bunkers ook gebruikt voor (nood)huisvesting.
Toen de Koude Oorlog begon werden de bunkers ook gezien als mogelijke schuilplaats voor de burgerbevolking. Herbestemming voorkwam de sloop van veel bunkers. In de jaren 60 zijn veel bunkers op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden gesloopt omdat ze als een gevaar werden gezien voor de veiligheid van de kust. Niet geheel ten onrechte, want tijdens de Watersnoodramp van 1953 bleek dat diverse dijken waren doorgebroken op plaatsen waar zich een bunker in het dijklichaam bevond.
Op het Eiland van Dordrecht is een groot aantal bunkers verdwenen in verband met de aanpassingen en verbreding van de Rijksweg en de Moerdijk verkeersbrug in de jaren 70 van de 20e eeuw.
Ligging op het Eiland van Dordrecht
Op het Eiland van Dordrecht zijn in het kader van het Atlantikwall-programma de volgende bunkers en aanvullende werken gebouwd:
- Park Merwestein: 5 zware commandobunkers voor het hoofdkwartier van de 719e Infanterie Division die als voornaamste taak de bouw, inrichting en bewaking van de Atlantikwall vanaf Den Haag tot Middelburg had (niet meer aanwezig);
- Spoorbrug over de Oude Maas: 1 zware telefoonbunker, deze verving het bakstenen PTT huisje waarin de verbindingen op de (inter)nationale telegraaf- en telefoonlijnen zaten van het divisiehoofdkwartier;
- Moerdijkbruggen: 21 zware personeel- , luchtafweer- en pantsergeschutbunkers ten behoeve van de verdediging (voornamelijk luchtafweer) van de, voor de verdediging van de Atlantikwall zeer belangrijke, rivierovergangen; Dit Stützpunkt Moerdijk, aan beide zijde van de Moerdijkbrug bestond op het Eiland van Dordrecht uit het Baupunkt 95 (met 12 bunkers, type 501, 502, 504 en 621) en Baupunkt 97 (met één bunker, type 622) (nu nog in totaal 4 aanwezig)
- Moerdijkbruggen: de twee Nederlandse brugkazematten werden geheel verbouwd waarbij de schietgaten zijn verplaatst naar de noordkant, de Nederlandse mitrailleurkazemat bij de Spoorbrug werd verbouwd tot luchtafweerbunker en de vlak daarbij gelegen Nederlandse Groepsschuilplaats werd opgenomen in een Zoeklichtstelling;
Bij de bovengenoemde bunkers lagen nog vele lichtere betonnen en bakstenen bouwwerken en ook barakken.
St.P.Gr. (Stützpunkgruppe) Moerdijk
Aan beide kanten van de over het Hollands Diep gelegen Moerdijkbruggen (spoorweg en verkeersweg) ligt Stützpunktgruppe Moerdijk. Dit is de enige sterk uitgebouwde locatie in de Atlantikwall die niet direct aan de kust ligt. De reden hiervan is dat de bruggen over het Hollands Diep van groot belang waren voor de verdediging van Nederland.
Tijdens de invasie van Nederland door de Duitsers in mei 1940 zijn er hevige gevechten geweest tussen het Nederlandse en het Duitse leger. Het Nederlandse leger had in de omgeving van de Moerdijkbruggen een aantal kazematten gebouwd. Toch slaagden de Duitsers er in om de bruggen te veroveren. Tijdens het Winterausbauprogramm - lopend van september 1942 tot en met april 1943 - werden door de Duitsers een groot aantal bunkers gebouwd in de directe omgeving van de Moerdijkbruggen. De toegangswegen richting de Stützpunktgruppe werden versperd door middel van betonnen blokken, zogenoemde drakentanden, tobruks en een tankmuur. Ook werden de door de Nederlanders gebouwde kazematten hergebruikt.
Tijdens de bevrijding van Nederland eind 1944 hebben er rondom de Moerdijkbruggen wederom hevige gevechten gewoed tussen de geallieerden en de Duitse bezetters.
De Stützpunktgruppe Moerdijk bestond uit de volgende Baupunkten:
- Baupunkt 95, Autobahn-Nord. Hiervan resteren nog één type 501, twee type 502 manschappenbunkers en drie tobruks.
- Baupunkt 96, Autobahn-Sud. Op deze locatie zijn alle bunkers gesloopt.
- Baupunkt 97, Eisenbahn-Nord. Bunker type 622 manschappenbunker is nog aanwezig.
- Baupunkt 98, Eisenbahn-Sud. Van de twee gebouwde type 621 manschappenbunkers, resteert er nog 1.
- Baupunkt 99, Hafen Moerdijk. Op deze locatie was één type 622 manschappenbunker gebouwd, deze is gesloopt.
- Sperre 131. Een aantal blokkades van de wegen die toegang hadden tot de St.P.Gr. zijn aan de zuidkant van de Moerdijkbruggen nog aanwezig.
Typen versterkingen
Algemene beschrijving bunkers
Bunker is oorspronkelijk een Engels woord en betekent zoveel als bergplaats. Engelsen en Amerikanen gebruiken het woord als aanduiding voor een beschermde bergplaats voor munitie en andere militaire waar, in uitzonderingen ook voor een beveiligd onderkomen voor mensen (militair of civiel).
Bunker in het Duits militaire jargon betekent bergplaats en militaire of civiele schuilplaats. In de Nederlandse volksmond staat bunker voor een betonnen, meestal militair bouwwerk ongeacht de functie.
In Nederland werden door de Duitsers 2069 bunkers gebouwd, waarvan 1982 Regelbauten en 87 afgeleide ontwerpen. In de Baupunkte 95 en 97 van de Stützpunktgruppe Moerdijk werden 5 standaardtypen gebouwd: 501, 502, 504, 621 en 622. Alleen van de typen 501, 502 en 622 zijn nog exemplaren aanwezig.
Tijdens de bezetting is de Nederlandse brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De Nederlandse zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving Tobruks
De naam Tobruk is afgeleid van de plaats Tobruk (in Libië, in Noord-Afrika), waar ze in 1941 voor het eerst werden gebouwd door het Italiaanse leger.
De Duitsers namen het model over en vanaf 1942 werden ze in Europa geïntroduceerd. Het zijn gewapend betonnen gevechtsruimtes met een 8-hoekig of rond gat aan de bovenzijde. Er zijn verschillende Bauformen (varianten), waarvan het type 58c het meest voorkomt. De bunker wordt gewoonlijk bezet door 1 persoon, als observatiepost of als nabijverdediging met een machinegeweer model MG 34 of MG 42.
In mei 1943 kwamen er richtlijnen voor de bouw van Tobruks. Zo moesten de muren en het dak bestaan uit 40 cm gewapend beton.
Er werden vier basistypen voor de bouw vrijgegeven, waarvan er twee gebouwd op het Eiland van Dordrecht:
- 58c - Ringstand (achteckig) 11 m³
- 58d - Ringstand (rund) 11 m³
Tot oktober 1944 waren het aantal typen Tobruks behoorlijk uitgebreid tot 47 verschillende modellen. Derhalve werd ook voor het type 58 c en d een nieuwe nummering ingevoerd: 201 achthoekig (oud 58c), 202 rond (oud 58d); Ringstände für MG, l.Gr.W., Beobachter und Lichtsprechgeräte.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Herinnering aan de vanwege de Moerdijkbruggen strategische belangrijke positie van het Eiland van Dordrecht tijdens gehele WOII, maar speciaal in de periode mei 1940 (inval/oorlog) en eind 1944-begin 1945 (bevrijding).
Architectonische waarde
De bunkers aan Dordtse zijde die nu nog aanwezig zijn, zijn in principe gebouwd volgens vastgestelde typen of Regelbauten: 501 (1x), 502 (2x) en 622 (1x). Bij één bunker van het type 502 heeft een uitbreiding met een gevechtsopstelling - FLAKstellung - plaatsgevonden.
De drie nog aanwezige tobruks zijn gebouwd volgens de vastgestelde typen of Regelbauten 58c (achthoekig) en 58d (rond).
Twee Nederlandse brugkazematten zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Elk voor zich zijn de bunkers en de tobruks niet waardevol, maar het ensemble van de Stützpunktgruppe Moerdijk en met name de Baupunkte 95 en 97 zeker wel.
Typologisch vormen de bunkers geen bijzonderheid maar krijgshistorisch zijn de Stützpunktgruppe (en de Baupunkte) belangrijke getuigen van de harde strijd die vanaf de herfst 1944 werd gevoerd om de bevrijding van Nederland.
Situering
De Moerdijkbruggen vormden een belangrijk militair object dat als enige in de Atlantikwall - ver achter de kust - krachtig met bunkers werd verdedigd.
Gaafheid
De Baupunkte 95 en 97 bestonden oorspronkelijk in totaal uit 13 bunkers. Daarvan resteren er nu nog slechts vier, met daarbij nog drie van de oorspronkelijk circa 20 tobruks. Het Stützpunkt is als ensemble dus sterk uitgedund, maar er zijn nog wel drie van de oorspronkelijk vijf gebouwde bunkertypen of Regelbauten over. Deze liggen op korte afstand van elkaar. De afbraak van bunkers na 1945 is grootschalig geweest vanwege zowel rationele (kustverdediging in civiele zin)als emotionele argumenten (damnatio memoriae: niet herinnerd willen worden aan deze periode).
De betonconstructie van de bunkers leent zich niet echt voor ingrijpende wijzigingen en de overblijvende verkeren in goede staat. Ze zijn op openbare locaties meestal ontoegankelijk gemaakt: afgesloten, dichtgezet of dichtgemetseld. Op particulier terrein zijn ze meestal in gebruik als opslagplaats.
Unieke waarde
De Stützpunktgruppe Moerdijk, behorend tot de Atlantikwall, is de enige sterk uitgebouwde locatie die niet direct aan de kust ligt. De reden hiervan is dat de Moerdijkbruggen over het Hollands Diep van groot belang waren voor de verdediging van Nederland.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123019.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Rijksstraatweg 180 (Tobruk 1)
- Naam: Type 58c
- Datering: 1942-1943
- Oorspronkelijke functie: Tobruk
Algemene beschrijving
Groep samenhangende betonnen bunkers, Tobruks en andere bouwwerken, behorend tot het Duitse Stützpunkt Moerdijk ter verdediging van de Moerdijkbruggen tijdens de Duitse bezetting, 1940-1945.
De groep bestond in totaal oorspronkelijk uit 21 bunkers, waarvan er op het Eiland van Dordrecht, in Willemsdorp, nog 4 (in 3 standaard bouwtypen) zijn overgebleven. Verder zijn er nog 3 Tobruks (in 2 standaard bouwtypen) aanwezig. De beschrijving betreft de 7 individuele bouwwerken.
Historie
De Atlantikwall geldt als een van de grootste bouwwerken van de 20e eeuw. Nazi-Duitsland bouwde de linie tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen 1942 en 1945 om een geallieerde invasie van het Westeuropese vasteland vanuit zee onmogelijk te maken. Aanleiding voor de bouw was de dreiging van een langdurige twee frontenoorlog voor Duitsland toen, na het verlies van de luchtoorlog tegen Groot-Brittannië eind september 1940, een jaar later ook de Duitse opmars in de Sovjet-Unie tot staan kwam. Om de zwakke verdediging van de kuststrook in het Westen te versterken, begonnen de Duitsers eind 1941 met de aanleg van een kustverdedigingslinie. Deze zogenaamde Neue Westwall - ter onderscheid van de Westwall, een 630 kilometer lange verdedigingslinie langs de westgrens van Duitsland zelf - moest strategische locaties zoals havens, steden en industriegebieden langs de gehele kust van Noorwegen tot aan de Frans-Spaanse grens versterken. Zo zou met relatief weinig militairen een vijandelijke invasie kunnen worden verhinderd, was het idee.
De aanleg van de Neue Westwall, later om propagandistische redenen omgedoopt tot Atlantikwall, vorderde aanvankelijk nauwelijks. De angst voor een geallieerde invasie werd na 1942 echter zo groot dat alle beschikbare mankracht voor de kustverdediging werd ingezet. Ook Nederland kreeg al gauw met de gevolgen daarvan te maken. In april 1942 werden langs de hele kust het strand en de duinen tot verboden gebied (Sperrgebiet) verklaard. Vanaf 1 juli 1942 gold een algemeen bouwverbod omdat een groot deel van de bouwcapaciteit gebruikt moest worden voor de aanleg van de Atlantikwall. De oorspronkelijke plannen voorzagen in de bouw van 15.000 bunkers aan de Nederlandse, Belgische en Franse kust. Maar door gebrek aan arbeidskrachten, materieel en brandstof waren er op de einddatum van 1 mei 1943 slechts 6000 bunkers opgeleverd. Daarvan stonden er 510 in Nederland, in plaats van de geplande 2000.
De Atlantikwall was een serie losstaande, zelfstandige en aan alle kanten te verdedigen kleinere en grotere steunpunten die elkaar vuurondersteuning konden geven. In veel gevallen bestonden ze uit bomvrije bunkers, soms met een muur- en dakdikte van zeker twee meter gewapend beton. Al naar gelang hun betekenis en grootte worden de steunpunten Widerstandsnest, Stützpunkt, Stützpunktgruppe, Verteidigungsbereich of Festung genoemd. Het Widerstandsnest is het kleinste steunpunt, Festung - de havens en de toegangen tot deze havens - het grootste.
In Nederland waren vier Verteidigungsbereiche: Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen. In 1944 kregen Hoek van Holland en IJmuiden de status van Festung. Een Stützpunktgruppe = zoals de Stützpunktgruppe Moerdijk - bestaat uit meerdere eenheden 1 en 2 maar is door één systeem van passieve weermiddelen omgeven. Te denken valt aan anti-tankmaatregelen zoals in het polderland tankgrachten, op dijken rijen spoorstaven schuin in beton. Hierachter infanterie met mitrailleurs, vlammenwerpers en mortieren. Deze Gruppen waren verdedigingseenheden die objecten van minder strategische waarde verdedigden, zoals kleine vissershavens, bruggen, kustbattterijen, vliegvelden e.d. De kustverdediging bestond naast de bezetting van de steunpunten zelf, uit batterijen met kust- en luchtafweergeschut, en uit radarinstallaties. De batterijen waren gewoonlijk samengesteld uit een vuurleidingspost (waar observaties en metingen werden gedaan), geschutsemplacementen, woonschuilplaatsen voor de manschappen en bergplaatsen voor munitie en bijvoorbeeld aggregaten. De verdedigingswerken waren onderling verbonden met ondergrondse loopgraven.
De Organisation Todt, genoemd naar de oprichter Fritz Todt, was verantwoordelijk voor de bouw van de Atlantikwall. De organisatie schakelde daarvoor honderdduizenden arbeiders in. Aanvankelijk werd het werk door betaalde arbeiders en krijgsgevangenen uitgevoerd. Maar bij gebrek aan voldoende arbeidskrachten werden later burgers als dwangarbeider ingezet, bijvoorbeeld in Noorwegen en Frankrijk. Ook Duitse soldaten werkten aan de bouw mee. Op het hoogtepunt van de werkzaamheden waren er in totaal een half miljoen mensen bij betrokken.
Net als in andere landen, maakten de Duitsers in Nederland gebruik van goedbetaalde plaatselijke onderaannemers. De arbeiders werden vrijwillig gecontracteerd of door de Duitsers via de Arbeitseinsatz, de gedwongen tewerkstelling, ingeschakeld. Op verschillende plaatsen in Nederland waren werkkampen voor Atlantikwallarbeiders. De Duitsers maakten voor de Atlantikwall waar mogelijk gebruik van bestaande Nederlandse verdedigingswerken, ook op het Eiland van Dordrecht.
Al kort na de bevrijding werd begonnen met het slopen en opruimen van bunkers en verdedigingswerken. Dat was ingegeven door praktische, maar vooral ook psychologische redenen. De verdedigingswerken waren symbolen van de bezetting waaraan men niet meer herinnerd wilde worden. De honderdduizenden mijnen op het strand, in zee en in de duinen werden geruimd, veelal met behulp van Duitse krijgsgevangenen. In de zomer van 1946 was het strand van Scheveningen weer toegankelijk voor badgasten. Tijdens de Wederopbouw werden bunkers ook gebruikt voor (nood)huisvesting.
Toen de Koude Oorlog begon werden de bunkers ook gezien als mogelijke schuilplaats voor de burgerbevolking. Herbestemming voorkwam de sloop van veel bunkers. In de jaren 60 zijn veel bunkers op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden gesloopt omdat ze als een gevaar werden gezien voor de veiligheid van de kust. Niet geheel ten onrechte, want tijdens de Watersnoodramp van 1953 bleek dat diverse dijken waren doorgebroken op plaatsen waar zich een bunker in het dijklichaam bevond.
Op het Eiland van Dordrecht is een groot aantal bunkers verdwenen in verband met de aanpassingen en verbreding van de Rijksweg en de Moerdijk verkeersbrug in de jaren 70 van de 20e eeuw.
Ligging op het Eiland van Dordrecht
Op het Eiland van Dordrecht zijn in het kader van het Atlantikwall-programma de volgende bunkers en aanvullende werken gebouwd:
- Park Merwestein: 5 zware commandobunkers voor het hoofdkwartier van de 719e Infanterie Division die als voornaamste taak de bouw, inrichting en bewaking van de Atlantikwall vanaf Den Haag tot Middelburg had (niet meer aanwezig);
- Spoorbrug over de Oude Maas: 1 zware telefoonbunker, deze verving het bakstenen PTT huisje waarin de verbindingen op de (inter)nationale telegraaf- en telefoonlijnen zaten van het divisiehoofdkwartier;
- Moerdijkbruggen: 21 zware personeel- , luchtafweer- en pantsergeschutbunkers ten behoeve van de verdediging (voornamelijk luchtafweer) van de, voor de verdediging van de Atlantikwall zeer belangrijke, rivierovergangen; Dit Stützpunkt Moerdijk, aan beide zijde van de Moerdijkbrug bestond op het Eiland van Dordrecht uit het Baupunkt 95 (met 12 bunkers, type 501, 502, 504 en 621) en Baupunkt 97 (met één bunker, type 622) (nu nog in totaal 4 aanwezig)
- Moerdijkbruggen: de twee Nederlandse brugkazematten werden geheel verbouwd waarbij de schietgaten zijn verplaatst naar de noordkant, de Nederlandse mitrailleurkazemat bij de Spoorbrug werd verbouwd tot luchtafweerbunker en de vlak daarbij gelegen Nederlandse Groepsschuilplaats werd opgenomen in een Zoeklichtstelling;
Bij de bovengenoemde bunkers lagen nog vele lichtere betonnen en bakstenen bouwwerken en ook barakken.
St.P.Gr. (Stützpunkgruppe) Moerdijk
Aan beide kanten van de over het Hollands Diep gelegen Moerdijkbruggen (spoorweg en verkeersweg) ligt Stützpunktgruppe Moerdijk. Dit is de enige sterk uitgebouwde locatie in de Atlantikwall die niet direct aan de kust ligt. De reden hiervan is dat de bruggen over het Hollands Diep van groot belang waren voor de verdediging van Nederland.
Tijdens de invasie van Nederland door de Duitsers in mei 1940 zijn er hevige gevechten geweest tussen het Nederlandse en het Duitse leger. Het Nederlandse leger had in de omgeving van de Moerdijkbruggen een aantal kazematten gebouwd. Toch slaagden de Duitsers er in om de bruggen te veroveren. Tijdens het Winterausbauprogramm - lopend van september 1942 tot en met april 1943 - werden door de Duitsers een groot aantal bunkers gebouwd in de directe omgeving van de Moerdijkbruggen. De toegangswegen richting de Stützpunktgruppe werden versperd door middel van betonnen blokken, zogenoemde drakentanden, tobruks en een tankmuur. Ook werden de door de Nederlanders gebouwde kazematten hergebruikt.
Tijdens de bevrijding van Nederland eind 1944 hebben er rondom de Moerdijkbruggen wederom hevige gevechten gewoed tussen de geallieerden en de Duitse bezetters.
De Stützpunktgruppe Moerdijk bestond uit de volgende Baupunkten:
- Baupunkt 95, Autobahn-Nord. Hiervan resteren nog één type 501, twee type 502 manschappenbunkers en drie tobruks.
- Baupunkt 96, Autobahn-Sud. Op deze locatie zijn alle bunkers gesloopt.
- Baupunkt 97, Eisenbahn-Nord. Bunker type 622 manschappenbunker is nog aanwezig.
- Baupunkt 98, Eisenbahn-Sud. Van de twee gebouwde type 621 manschappenbunkers, resteert er nog 1.
- Baupunkt 99, Hafen Moerdijk. Op deze locatie was één type 622 manschappenbunker gebouwd, deze is gesloopt.
- Sperre 131. Een aantal blokkades van de wegen die toegang hadden tot de St.P.Gr. zijn aan de zuidkant van de Moerdijkbruggen nog aanwezig.
Typen versterkingen
Algemene beschrijving bunkers
Bunker is oorspronkelijk een Engels woord en betekent zoveel als bergplaats. Engelsen en Amerikanen gebruiken het woord als aanduiding voor een beschermde bergplaats voor munitie en andere militaire waar, in uitzonderingen ook voor een beveiligd onderkomen voor mensen (militair of civiel).
Bunker in het Duits militaire jargon betekent bergplaats en militaire of civiele schuilplaats. In de Nederlandse volksmond staat bunker voor een betonnen, meestal militair bouwwerk ongeacht de functie.
In Nederland werden door de Duitsers 2069 bunkers gebouwd, waarvan 1982 Regelbauten en 87 afgeleide ontwerpen. In de Baupunkte 95 en 97 van de Stützpunktgruppe Moerdijk werden 5 standaardtypen gebouwd: 501, 502, 504, 621 en 622. Alleen van de typen 501, 502 en 622 zijn nog exemplaren aanwezig.
Tijdens de bezetting is de Nederlandse brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De Nederlandse zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving Tobruks
De naam Tobruk is afgeleid van de plaats Tobruk (in Libië, in Noord-Afrika), waar ze in 1941 voor het eerst werden gebouwd door het Italiaanse leger.
De Duitsers namen het model over en vanaf 1942 werden ze in Europa geïntroduceerd. Het zijn gewapend betonnen gevechtsruimtes met een 8-hoekig of rond gat aan de bovenzijde. Er zijn verschillende Bauformen (varianten), waarvan het type 58c het meest voorkomt. De bunker wordt gewoonlijk bezet door 1 persoon, als observatiepost of als nabijverdediging met een machinegeweer model MG 34 of MG 42.
In mei 1943 kwamen er richtlijnen voor de bouw van Tobruks. Zo moesten de muren en het dak bestaan uit 40 cm gewapend beton.
Er werden vier basistypen voor de bouw vrijgegeven, waarvan er twee gebouwd op het Eiland van Dordrecht:
- 58c - Ringstand (achteckig) 11 m³
- 58d - Ringstand (rund) 11 m³
Tot oktober 1944 waren het aantal typen Tobruks behoorlijk uitgebreid tot 47 verschillende modellen. Derhalve werd ook voor het type 58 c en d een nieuwe nummering ingevoerd: 201 achthoekig (oud 58c), 202 rond (oud 58d); Ringstände für MG, l.Gr.W., Beobachter und Lichtsprechgeräte.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Herinnering aan de vanwege de Moerdijkbruggen strategische belangrijke positie van het Eiland van Dordrecht tijdens gehele WOII, maar speciaal in de periode mei 1940 (inval/oorlog) en eind 1944-begin 1945 (bevrijding).
Architectonische waarde
De bunkers aan Dordtse zijde die nu nog aanwezig zijn, zijn in principe gebouwd volgens vastgestelde typen of Regelbauten: 501 (1x), 502 (2x) en 622 (1x). Bij één bunker van het type 502 heeft een uitbreiding met een gevechtsopstelling - FLAKstellung - plaatsgevonden.
De drie nog aanwezige tobruks zijn gebouwd volgens de vastgestelde typen of Regelbauten 58c (achthoekig) en 58d (rond).
Twee Nederlandse brugkazematten zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Elk voor zich zijn de bunkers en de tobruks niet waardevol, maar het ensemble van de Stützpunktgruppe Moerdijk en met name de Baupunkte 95 en 97 zeker wel.
Typologisch vormen de bunkers geen bijzonderheid maar krijgshistorisch zijn de Stützpunktgruppe (en de Baupunkte) belangrijke getuigen van de harde strijd die vanaf de herfst 1944 werd gevoerd om de bevrijding van Nederland.
Situering
De Moerdijkbruggen vormden een belangrijk militair object dat als enige in de Atlantikwall - ver achter de kust - krachtig met bunkers werd verdedigd.
Gaafheid
De Baupunkte 95 en 97 bestonden oorspronkelijk in totaal uit 13 bunkers. Daarvan resteren er nu nog slechts vier, met daarbij nog drie van de oorspronkelijk circa 20 tobruks. Het Stützpunkt is als ensemble dus sterk uitgedund, maar er zijn nog wel drie van de oorspronkelijk vijf gebouwde bunkertypen of Regelbauten over. Deze liggen op korte afstand van elkaar. De afbraak van bunkers na 1945 is grootschalig geweest vanwege zowel rationele (kustverdediging in civiele zin)als emotionele argumenten (damnatio memoriae: niet herinnerd willen worden aan deze periode).
De betonconstructie van de bunkers leent zich niet echt voor ingrijpende wijzigingen en de overblijvende verkeren in goede staat. Ze zijn op openbare locaties meestal ontoegankelijk gemaakt: afgesloten, dichtgezet of dichtgemetseld. Op particulier terrein zijn ze meestal in gebruik als opslagplaats.
Unieke waarde
De Stützpunktgruppe Moerdijk, behorend tot de Atlantikwall, is de enige sterk uitgebouwde locatie die niet direct aan de kust ligt. De reden hiervan is dat de Moerdijkbruggen over het Hollands Diep van groot belang waren voor de verdediging van Nederland.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123022.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Rijksstraatweg 182 (Bunker 3)
- Datering: 1942-1943
- Oorspronkelijke functie: Bunker
- Bouwstijl: Functionalisme
Algemene beschrijving
Groep samenhangende betonnen bunkers, Tobruks en andere bouwwerken, behorend tot het Duitse Stützpunkt Moerdijk ter verdediging van de Moerdijkbruggen tijdens de Duitse bezetting, 1940-1945.
De groep bestond in totaal oorspronkelijk uit 21 bunkers, waarvan er op het Eiland van Dordrecht, in Willemsdorp, nog 4 (in 3 standaard bouwtypen) zijn overgebleven. Verder zijn er nog 3 Tobruks (in 2 standaard bouwtypen) aanwezig. De beschrijving betreft de 7 individuele bouwwerken.
Historie
De Atlantikwall geldt als een van de grootste bouwwerken van de 20e eeuw. Nazi-Duitsland bouwde de linie tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen 1942 en 1945 om een geallieerde invasie van het Westeuropese vasteland vanuit zee onmogelijk te maken. Aanleiding voor de bouw was de dreiging van een langdurige twee frontenoorlog voor Duitsland toen, na het verlies van de luchtoorlog tegen Groot-Brittannië eind september 1940, een jaar later ook de Duitse opmars in de Sovjet-Unie tot staan kwam. Om de zwakke verdediging van de kuststrook in het Westen te versterken, begonnen de Duitsers eind 1941 met de aanleg van een kustverdedigingslinie. Deze zogenaamde Neue Westwall - ter onderscheid van de Westwall, een 630 kilometer lange verdedigingslinie langs de westgrens van Duitsland zelf - moest strategische locaties zoals havens, steden en industriegebieden langs de gehele kust van Noorwegen tot aan de Frans-Spaanse grens versterken. Zo zou met relatief weinig militairen een vijandelijke invasie kunnen worden verhinderd, was het idee.
De aanleg van de Neue Westwall, later om propagandistische redenen omgedoopt tot Atlantikwall, vorderde aanvankelijk nauwelijks. De angst voor een geallieerde invasie werd na 1942 echter zo groot dat alle beschikbare mankracht voor de kustverdediging werd ingezet. Ook Nederland kreeg al gauw met de gevolgen daarvan te maken. In april 1942 werden langs de hele kust het strand en de duinen tot verboden gebied (Sperrgebiet) verklaard. Vanaf 1 juli 1942 gold een algemeen bouwverbod omdat een groot deel van de bouwcapaciteit gebruikt moest worden voor de aanleg van de Atlantikwall. De oorspronkelijke plannen voorzagen in de bouw van 15.000 bunkers aan de Nederlandse, Belgische en Franse kust. Maar door gebrek aan arbeidskrachten, materieel en brandstof waren er op de einddatum van 1 mei 1943 slechts 6000 bunkers opgeleverd. Daarvan stonden er 510 in Nederland, in plaats van de geplande 2000.
De Atlantikwall was een serie losstaande, zelfstandige en aan alle kanten te verdedigen kleinere en grotere steunpunten die elkaar vuurondersteuning konden geven. In veel gevallen bestonden ze uit bomvrije bunkers, soms met een muur- en dakdikte van zeker twee meter gewapend beton. Al naar gelang hun betekenis en grootte worden de steunpunten Widerstandsnest, Stützpunkt, Stützpunktgruppe, Verteidigungsbereich of Festung genoemd. Het Widerstandsnest is het kleinste steunpunt, Festung - de havens en de toegangen tot deze havens - het grootste.
In Nederland waren vier Verteidigungsbereiche: Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen. In 1944 kregen Hoek van Holland en IJmuiden de status van Festung. Een Stützpunktgruppe = zoals de Stützpunktgruppe Moerdijk - bestaat uit meerdere eenheden 1 en 2 maar is door één systeem van passieve weermiddelen omgeven. Te denken valt aan anti-tankmaatregelen zoals in het polderland tankgrachten, op dijken rijen spoorstaven schuin in beton. Hierachter infanterie met mitrailleurs, vlammenwerpers en mortieren. Deze Gruppen waren verdedigingseenheden die objecten van minder strategische waarde verdedigden, zoals kleine vissershavens, bruggen, kustbattterijen, vliegvelden e.d. De kustverdediging bestond naast de bezetting van de steunpunten zelf, uit batterijen met kust- en luchtafweergeschut, en uit radarinstallaties. De batterijen waren gewoonlijk samengesteld uit een vuurleidingspost (waar observaties en metingen werden gedaan), geschutsemplacementen, woonschuilplaatsen voor de manschappen en bergplaatsen voor munitie en bijvoorbeeld aggregaten. De verdedigingswerken waren onderling verbonden met ondergrondse loopgraven.
De Organisation Todt, genoemd naar de oprichter Fritz Todt, was verantwoordelijk voor de bouw van de Atlantikwall. De organisatie schakelde daarvoor honderdduizenden arbeiders in. Aanvankelijk werd het werk door betaalde arbeiders en krijgsgevangenen uitgevoerd. Maar bij gebrek aan voldoende arbeidskrachten werden later burgers als dwangarbeider ingezet, bijvoorbeeld in Noorwegen en Frankrijk. Ook Duitse soldaten werkten aan de bouw mee. Op het hoogtepunt van de werkzaamheden waren er in totaal een half miljoen mensen bij betrokken.
Net als in andere landen, maakten de Duitsers in Nederland gebruik van goedbetaalde plaatselijke onderaannemers. De arbeiders werden vrijwillig gecontracteerd of door de Duitsers via de Arbeitseinsatz, de gedwongen tewerkstelling, ingeschakeld. Op verschillende plaatsen in Nederland waren werkkampen voor Atlantikwallarbeiders. De Duitsers maakten voor de Atlantikwall waar mogelijk gebruik van bestaande Nederlandse verdedigingswerken, ook op het Eiland van Dordrecht.
Al kort na de bevrijding werd begonnen met het slopen en opruimen van bunkers en verdedigingswerken. Dat was ingegeven door praktische, maar vooral ook psychologische redenen. De verdedigingswerken waren symbolen van de bezetting waaraan men niet meer herinnerd wilde worden. De honderdduizenden mijnen op het strand, in zee en in de duinen werden geruimd, veelal met behulp van Duitse krijgsgevangenen. In de zomer van 1946 was het strand van Scheveningen weer toegankelijk voor badgasten. Tijdens de Wederopbouw werden bunkers ook gebruikt voor (nood)huisvesting.
Toen de Koude Oorlog begon werden de bunkers ook gezien als mogelijke schuilplaats voor de burgerbevolking. Herbestemming voorkwam de sloop van veel bunkers. In de jaren 60 zijn veel bunkers op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden gesloopt omdat ze als een gevaar werden gezien voor de veiligheid van de kust. Niet geheel ten onrechte, want tijdens de Watersnoodramp van 1953 bleek dat diverse dijken waren doorgebroken op plaatsen waar zich een bunker in het dijklichaam bevond.
Op het Eiland van Dordrecht is een groot aantal bunkers verdwenen in verband met de aanpassingen en verbreding van de Rijksweg en de Moerdijk verkeersbrug in de jaren 70 van de 20e eeuw.
Ligging op het Eiland van Dordrecht
Op het Eiland van Dordrecht zijn in het kader van het Atlantikwall-programma de volgende bunkers en aanvullende werken gebouwd:
- Park Merwestein: 5 zware commandobunkers voor het hoofdkwartier van de 719e Infanterie Division die als voornaamste taak de bouw, inrichting en bewaking van de Atlantikwall vanaf Den Haag tot Middelburg had (niet meer aanwezig);
- Spoorbrug over de Oude Maas: 1 zware telefoonbunker, deze verving het bakstenen PTT huisje waarin de verbindingen op de (inter)nationale telegraaf- en telefoonlijnen zaten van het divisiehoofdkwartier;
- Moerdijkbruggen: 21 zware personeel- , luchtafweer- en pantsergeschutbunkers ten behoeve van de verdediging (voornamelijk luchtafweer) van de, voor de verdediging van de Atlantikwall zeer belangrijke, rivierovergangen; Dit Stützpunkt Moerdijk, aan beide zijde van de Moerdijkbrug bestond op het Eiland van Dordrecht uit het Baupunkt 95 (met 12 bunkers, type 501, 502, 504 en 621) en Baupunkt 97 (met één bunker, type 622) (nu nog in totaal 4 aanwezig)
- Moerdijkbruggen: de twee Nederlandse brugkazematten werden geheel verbouwd waarbij de schietgaten zijn verplaatst naar de noordkant, de Nederlandse mitrailleurkazemat bij de Spoorbrug werd verbouwd tot luchtafweerbunker en de vlak daarbij gelegen Nederlandse Groepsschuilplaats werd opgenomen in een Zoeklichtstelling;
Bij de bovengenoemde bunkers lagen nog vele lichtere betonnen en bakstenen bouwwerken en ook barakken.
St.P.Gr. (Stützpunkgruppe) Moerdijk
Aan beide kanten van de over het Hollands Diep gelegen Moerdijkbruggen (spoorweg en verkeersweg) ligt Stützpunktgruppe Moerdijk. Dit is de enige sterk uitgebouwde locatie in de Atlantikwall die niet direct aan de kust ligt. De reden hiervan is dat de bruggen over het Hollands Diep van groot belang waren voor de verdediging van Nederland.
Tijdens de invasie van Nederland door de Duitsers in mei 1940 zijn er hevige gevechten geweest tussen het Nederlandse en het Duitse leger. Het Nederlandse leger had in de omgeving van de Moerdijkbruggen een aantal kazematten gebouwd. Toch slaagden de Duitsers er in om de bruggen te veroveren. Tijdens het Winterausbauprogramm - lopend van september 1942 tot en met april 1943 - werden door de Duitsers een groot aantal bunkers gebouwd in de directe omgeving van de Moerdijkbruggen. De toegangswegen richting de Stützpunktgruppe werden versperd door middel van betonnen blokken, zogenoemde drakentanden, tobruks en een tankmuur. Ook werden de door de Nederlanders gebouwde kazematten hergebruikt.
Tijdens de bevrijding van Nederland eind 1944 hebben er rondom de Moerdijkbruggen wederom hevige gevechten gewoed tussen de geallieerden en de Duitse bezetters.
De Stützpunktgruppe Moerdijk bestond uit de volgende Baupunkten:
- Baupunkt 95, Autobahn-Nord. Hiervan resteren nog één type 501, twee type 502 manschappenbunkers en drie tobruks.
- Baupunkt 96, Autobahn-Sud. Op deze locatie zijn alle bunkers gesloopt.
- Baupunkt 97, Eisenbahn-Nord. Bunker type 622 manschappenbunker is nog aanwezig.
- Baupunkt 98, Eisenbahn-Sud. Van de twee gebouwde type 621 manschappenbunkers, resteert er nog 1.
- Baupunkt 99, Hafen Moerdijk. Op deze locatie was één type 622 manschappenbunker gebouwd, deze is gesloopt.
- Sperre 131. Een aantal blokkades van de wegen die toegang hadden tot de St.P.Gr. zijn aan de zuidkant van de Moerdijkbruggen nog aanwezig.
Typen versterkingen
Algemene beschrijving bunkers
Bunker is oorspronkelijk een Engels woord en betekent zoveel als bergplaats. Engelsen en Amerikanen gebruiken het woord als aanduiding voor een beschermde bergplaats voor munitie en andere militaire waar, in uitzonderingen ook voor een beveiligd onderkomen voor mensen (militair of civiel).
Bunker in het Duits militaire jargon betekent bergplaats en militaire of civiele schuilplaats. In de Nederlandse volksmond staat bunker voor een betonnen, meestal militair bouwwerk ongeacht de functie.
In Nederland werden door de Duitsers 2069 bunkers gebouwd, waarvan 1982 Regelbauten en 87 afgeleide ontwerpen. In de Baupunkte 95 en 97 van de Stützpunktgruppe Moerdijk werden 5 standaardtypen gebouwd: 501, 502, 504, 621 en 622. Alleen van de typen 501, 502 en 622 zijn nog exemplaren aanwezig.
Tijdens de bezetting is de Nederlandse brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De Nederlandse zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving Tobruks
De naam Tobruk is afgeleid van de plaats Tobruk (in Libië, in Noord-Afrika), waar ze in 1941 voor het eerst werden gebouwd door het Italiaanse leger.
De Duitsers namen het model over en vanaf 1942 werden ze in Europa geïntroduceerd. Het zijn gewapend betonnen gevechtsruimtes met een 8-hoekig of rond gat aan de bovenzijde. Er zijn verschillende Bauformen (varianten), waarvan het type 58c het meest voorkomt. De bunker wordt gewoonlijk bezet door 1 persoon, als observatiepost of als nabijverdediging met een machinegeweer model MG 34 of MG 42.
In mei 1943 kwamen er richtlijnen voor de bouw van Tobruks. Zo moesten de muren en het dak bestaan uit 40 cm gewapend beton.
Er werden vier basistypen voor de bouw vrijgegeven, waarvan er twee gebouwd op het Eiland van Dordrecht:
- 58c - Ringstand (achteckig) 11 m³
- 58d - Ringstand (rund) 11 m³
Tot oktober 1944 waren het aantal typen Tobruks behoorlijk uitgebreid tot 47 verschillende modellen. Derhalve werd ook voor het type 58 c en d een nieuwe nummering ingevoerd: 201 achthoekig (oud 58c), 202 rond (oud 58d); Ringstände für MG, l.Gr.W., Beobachter und Lichtsprechgeräte.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Herinnering aan de vanwege de Moerdijkbruggen strategische belangrijke positie van het Eiland van Dordrecht tijdens gehele WOII, maar speciaal in de periode mei 1940 (inval/oorlog) en eind 1944-begin 1945 (bevrijding).
Architectonische waarde
De bunkers aan Dordtse zijde die nu nog aanwezig zijn, zijn in principe gebouwd volgens vastgestelde typen of Regelbauten: 501 (1x), 502 (2x) en 622 (1x). Bij één bunker van het type 502 heeft een uitbreiding met een gevechtsopstelling - FLAKstellung - plaatsgevonden.
De drie nog aanwezige tobruks zijn gebouwd volgens de vastgestelde typen of Regelbauten 58c (achthoekig) en 58d (rond).
Twee Nederlandse brugkazematten zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Elk voor zich zijn de bunkers en de tobruks niet waardevol, maar het ensemble van de Stützpunktgruppe Moerdijk en met name de Baupunkte 95 en 97 zeker wel.
Typologisch vormen de bunkers geen bijzonderheid maar krijgshistorisch zijn de Stützpunktgruppe (en de Baupunkte) belangrijke getuigen van de harde strijd die vanaf de herfst 1944 werd gevoerd om de bevrijding van Nederland.
Situering
De Moerdijkbruggen vormden een belangrijk militair object dat als enige in de Atlantikwall - ver achter de kust - krachtig met bunkers werd verdedigd.
Gaafheid
De Baupunkte 95 en 97 bestonden oorspronkelijk in totaal uit 13 bunkers. Daarvan resteren er nu nog slechts vier, met daarbij nog drie van de oorspronkelijk circa 20 tobruks. Het Stützpunkt is als ensemble dus sterk uitgedund, maar er zijn nog wel drie van de oorspronkelijk vijf gebouwde bunkertypen of Regelbauten over. Deze liggen op korte afstand van elkaar. De afbraak van bunkers na 1945 is grootschalig geweest vanwege zowel rationele (kustverdediging in civiele zin)als emotionele argumenten (damnatio memoriae: niet herinnerd willen worden aan deze periode).
De betonconstructie van de bunkers leent zich niet echt voor ingrijpende wijzigingen en de overblijvende verkeren in goede staat. Ze zijn op openbare locaties meestal ontoegankelijk gemaakt: afgesloten, dichtgezet of dichtgemetseld. Op particulier terrein zijn ze meestal in gebruik als opslagplaats.
Unieke waarde
De Stützpunktgruppe Moerdijk, behorend tot de Atlantikwall, is de enige sterk uitgebouwde locatie die niet direct aan de kust ligt. De reden hiervan is dat de Moerdijkbruggen over het Hollands Diep van groot belang waren voor de verdediging van Nederland.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123020.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Rijksstraatweg 195
- Datering: 1938
- Oorspronkelijke functie: Kazerne
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Postcode: 3316EG
Algemene beschrijving
Voormalig groepsgebouw voor de politietroepen te Willemsdorp dat in de jaren zestig in gebruik is genomen als hotel en later verbouwd is tot appartementencomplex met vijf woningen.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp, vernoemd naar koning Willem I.
De kleine zuidelijke polders die begin 19e eeuw werden ingedijkt, werden gezamenlijk ook wel de Polder Oudendijk genoemd. Vanaf 1958 maakten al deze polders deel uit van de polder de Zuidpunt. Vanaf het ontstaan viel het gebied bestuurlijk gezien onder de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1856 tot 1970 hoorden de polders bij de gemeente Dubbeldam. Willemsdorp was een buurtschap van deze gemeente. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Behalve de uitspanning nabij de hoeve Waterloo bestond het buurtschap uit enkele huizen aan weerszijden van de Rijksstraatweg. Na de opening van de spoorbrug in 1872 werd de veerdienst opgeheven. Door de opkomst van de auto werd in 1912 echter weer een nieuwe veerstoep aangelegd met een nieuw etablissement: Hotel Waterloo. De aanleg van de Rijksweg (de latere A16) met verkeersbrug maakte ook dit veer overbodig en Willemsdorp verloor zijn functie als verblijfplaats voor reizigers.
De Moerdijkbruggen waren strategisch van belang voor de Nederlandse verdediging. De bruggen werden al sinds 1936 bewaakt vanuit speciale kazematten. Langs het Hollands Diep en de Buitendijk van het Eiland van Dordrecht is in april 1940, vlak voor de Tweede Wereldoorlog, een verdedigingslinie aangelegd als onderdeel van de uitbreiding van het Zuidfront van de Vesting Holland. De Nederlandse verdedigers waren ondergebracht in Hotel Waterloo, de politiepost en een houten barakkenkamp. In mei 1940 heeft Willemsdorp zwaar te lijden gehad van zowel vijandelijke beschietingen als eigen geschut vanuit de Hoeksche Waard. Van de vooroorlogse bebouwing zijn aan de Rijksstraatweg alleen de voormalige politiepost en een dubbel woonhuis bewaard gebleven.
Ligging
Het vrijstaande pand ligt aan de westzijde van de Rijksstraatweg waar de kaarsrechte weg een bocht maakt die in 1936 werd aangelegd als oprit naar de verkeersbrug richting Moerdijk. De Rijksstraatweg loopt oostelijk en zuidelijk om het pand heen. Het pand ligt met de achterzijde vrij aan de Dordtse Kil. De nok van het dak ligt evenwijdig aan de weg.
Hoofdvorm
Het langwerpige pand is symmetrisch van opzet en ontworpen op een rechthoekige plattegrond met een kruis in het midden voor verkeersruimten. Deze ontsloten in de oorspronkelijke situatie links en rechts twee ruimten aan de voor- en achterzijde. Het pand is gebouwd in twee bouwlagen met een zolderverdieping onder fors wolfsdak. Aan de voor- en achterzijde loopt de middenpartij van de gevel door tot vloerniveau van de zolder en eindigt in een wolfsdak dat aansluit op het hoofddak. De wolfseinden hebben aan alle zijden van het gebouw dezelfde hoogte. Het pand is geheel onderkelderd. Aan de noordzijde bevindt zich een kleine aanbouw op rechthoekige plattegrond van één bouwlaag en zolder onder schilddak. Deze aanbouw, een voormalige fietsenberging, hoort bij het oorspronkelijke ontwerp. Later is tegen deze aanbouw een garage gebouwd.
Bouwgeschiedenis
Het groepsgebouw voor de Politietroepen van het Nederlandse leger werd gebouwd voor de bewaking van de Moerdijkbruggen. De troepen maakten deel uit van het Dekkingsdetachement dat in Willemsdorp gestationeerd was. Het gebouw is traditioneel en functioneel ontworpen in een voor die periode herkenbare stijl die voor meer defensiegebouwen gebruikelijk was.
In de meidagen van 1940 had het Duitse leger binnen enkele dagen het Eiland van Dordrecht bezet. De schade in Willemsdorp was groot, vrijwel geen enkel gebouw was gespaard gebleven. Van de politiepost waren voornamelijk het dak en de noordgevel zwaar beschadigd. Na de oorlog is tot begin jaren zestig het gebouw in gebruik geweest als onderkomen voor militairen. In 1958 werd in opdracht van de Genie de fietsenberging verbouwd tot doucheruimte.
Tot 1991 was een hotel in de voormalige kazerne gevestigd. Eerst hotel Bruggehof, vanaf 1968 het hotel Altair. Bij de verbouwing in dat jaar was aan de oorspronkelijke indeling van het pand nog weinig gewijzigd. De aanvraag betrof een ingreep in de zuidvleugel waar een grote open ruimte gecreëerd werd voor het café-restaurant. Hiervoor werden enkele muren weggebroken en ook de twee cellen aan de achterzijde werden gesloopt.
In 1991 werd het pand verkocht aan een particulier die vier appartementen in het gebouw vestigde, op de begane grond en de verdieping. Later werd een vijfde appartement op de zolderverdieping gebouwd.
Beschrijving exterieur
De gevels zijn gemetseld in Engels verband en later wit gekeimd. De oorspronkelijke gevelopeningen zijn voor een groot deel gehandhaafd en aan de bovenzijde voorzien van licht uitstekende, betonnen lateien. Als raamdorpelstenen zijn verglaasde ijzerklinkers toegepast. De stalen kozijnen zijn in 1991 vervangen door kunststof kozijnen. Het dak is gedekt met blauwe, opnieuw verbeterde Hollandse pannen. Aan de achterzijde is nog een deel gedekt met de oude pan, de verbeterde Hollandse pan. De dakschilden eindigen in een licht overstek met forse omtimmerde goten. Goten en daklijsten worden ondersteund door houten klossen.
De voorgevel is symmetrisch met in het midden de verhoogde gevel onder wolfsdak. In het dakschild staat een gemoderniseerde dakkapel. Op verdiepingsniveau bevinden zich drie vensters. De centrale entree is verdiept uitgevoerd onder een betonnen plafond met aan weerszijden twee smalle zijramen en gemetselde bloembakken. Boven het plafond bevindt zich een halfrond bovenlicht voorzien van een origineel stalen raam. Aan weerszijden van de entree bevinden zich drie vensters. In de dakschilden van de noord- en zuidvleugel bevindt zich een dakkapel met originele afmetingen.
De achtergevel heeft centraal in de verhoogde gevel drie vensters op verdiepingsniveau. Op begane grond niveau is de gevel sterk gewijzigd. In het dakschild van het wolfseind van het middendeel is een terras gemaakt ten behoeve van het appartement op de zolderverdieping. Links hiervan is een hoge gemetselde schoorsteen aanwezig. In het dakschild van de noordvleugel bevindt zich eveneens een terras. In het rechterdakschild is de vermoedelijk originele dakkapel aanwezig.
De zuidelijke gevel heeft op begane grond niveau drie en op verdiepingsniveau twee vensters van gelijke afmetingen. De noordelijke gevel bestaat uit de gevel van de garage, de gewijzigde fietsenberging en daarachter de gevel van de kazerne met centraal één venster. In het dakschild van het wolfseind bevindt zich aan beide zijden een kleine, vermoedelijk originele dakkapel.
Beschrijving interieur
De kazerne was functioneel ingedeeld met centraal een hal die in het verlengde uitkwam op een bordestrap naar de verdieping. De hal had aan weerszijden een gang die de diverse vertrekken ontsloot. Op de begane grond waren dit functionele ruimten, waaronder keuken, eetzaal, wapenopslag etc. Op de verdieping waren dit de slaapzalen met centraal een waslokaal. Bij de verbouwing tot appartementen is de structuur van de hal en de trap gehandhaafd.
Alle ruimten zijn gemoderniseerd tot woningen. Het appartement op de zolderverdieping heeft wijzigingen in de kapconstructie tot gevolgen gehad.
Het interieur heeft geen monumentale waarde. Van belang zijn de trap en de kelder die in gewapend beton is uitgevoerd met nog de originele pantserdeuren. De kelder, verdeeld in verschillende compartimenten, diende waarschijnlijk van oorsprong als groepsschuilplaats. Aan de achterzijde loopt tegen de kelder aan een gang, eveneens uitgevoerd in gewapend beton. In de kelder onder de zuidvleugel bevinden zich drie stalen deuren.
Beschrijving perceel
Het terrein rondom de kazerne volgt de bocht van de weg en is aan de voorzijde bestraat. De achterzijde is als gezamenlijke tuin ingericht en grenst aan de oever van de Dordtse Kil. In de tuin staan enkele nieuwe schuren. Het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het voormalige groepsgebouw voor de Politietroepen is van cultuurhistorisch belang als herinnering aan de Nederlandse verdediging van de Moerdijkbruggen en aan de strijd die hier geleverd is in de meidagen van 1940. Het pand is tevens van belang als gespaard gebleven gebouw in Willemsdorp dat door de oorlogshandelingen vrijwel volledig verwoest was.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het functionele ontwerp van het gemetselde kazernegebouw, dat op traditionele wijze met karakteristieke wolfsdaken is uitgevoerd. Hoewel het pand ingrijpend verbouwd is, heeft de voorgevel de oorspronkelijke vensteropeningen behouden en is het symmetrische ontwerp met de verbijzonderde entree nog goed herkenbaar.
Van het interieur is onder andere de centrale trap van belang en de in gewapend beton uitgevoerde kelder, van oorsprong een groepsschuilplaats. De kelder is voorzien van een compartiment met stalen deuren en een toegang tot een achtergelegen gang.
Situering
Het pand heeft ensemblewaarde in relatie tot het noordelijk gelegen oorlogsmonument dat staat op een voormalig deel van het perceel van de kazerne en de slachtoffers herdenkt die hier gestationeerd waren. Het pand heeft stedenbouwkundige waarde als markant vrijstaand pand dat in de bocht van de Rijksstraatweg is gebouwd en als eerste zichtbaar is bij het binnenkomen van Willemsdorp. Het pand heeft stedenbouwkundige waarde door de ligging aan de oever van de Dordtse Kil.
Gaafheid
Het interieur van het pand is door de bouw van de appartementen grotendeels gewijzigd. De voor- en zijgevels, de daken en de bouwmassa zijn bewaard gebleven en leveren een herkenbaar en karakteristiek beeld. Alle kozijnen zijn gewijzigd. De betonnen kelder met ijzeren pantserdeuren behoort nog tot het originele kazernegebouw.
Unieke waarde
Het pand heeft een unieke waarde als voormalige kazerne met groepsschuilkelder, die ter verdediging van de Moerdijkbruggen gebouwd werd en in een vrijwel geheel verwoest Willemsdorp is blijven bestaan. Het pand is van belang als herinnering aan de meidagen van 1940.
Bijlage
-
9122947.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg 195 (oorlogsmonument)
- Datering: 1955
- Oorspronkelijke functie: Gedenkteken
- Architect: van Hoek
Algemene beschrijving
Gedenksteen nabij Rijksstraatweg 195 ter nagedachtenis van de tijdens de Tweede Wereldoorlog omgekomen leden van het Dekkingsdetachement Willemsdorp.
Historie gebied
De Rijksstraatweg werd tussen 1811 en 1822 aangelegd als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. De Rijksstraatweg was een onderdeel van de nieuw te maken verbinding tussen Amsterdam en Parijs. Om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk. Rondom de uitspanning bij het veer naar Moerdijk ontstond een klein gehucht, Willemsdorp, vernoemd naar koning Willem I.
De kleine zuidelijke polders die begin 19e eeuw werden ingedijkt, werden gezamenlijk ook wel de Polder Oudendijk genoemd. Vanaf 1958 maakten al deze polders deel uit van de polder de Zuidpunt. Vanaf het ontstaan viel het gebied bestuurlijk gezien onder de zelfstandige gemeente Wieldrecht. Van 1856 tot 1970 hoorden de polders bij de gemeente Dubbeldam. Willemsdorp was een buurtschap van deze gemeente. De ligging en de verschuivende ambtelijke bevoegdheden zorgden volgens huidige bewoners voor 'gemeentelijk Dubbeldam, kerkelijk 's Gravendeel, post uit Willemsdorp en telefonie van Dordrecht'.
Behalve de uitspanning nabij de hoeve Waterloo bestond het buurtschap uit enkele huizen aan weerszijden van de Rijksstraatweg. Na de opening van de spoorbrug in 1872 werd de veerdienst opgeheven. Door de opkomst van de auto werd in 1912 echter weer een nieuwe veerstoep aangelegd met een nieuw etablissement: Hotel Waterloo. De aanleg van de Rijksweg (de latere A16) met verkeersbrug maakte ook dit veer overbodig en Willemsdorp verloor zijn functie als verblijfplaats voor reizigers.
De Moerdijkbruggen waren strategisch van belang voor de Nederlandse verdediging. De bruggen werden al sinds 1936 bewaakt vanuit speciale kazematten. Langs het Hollands Diep en de Buitendijk van het Eiland van Dordrecht is in april 1940, vlak voor de Tweede Wereldoorlog, een verdedigingslinie aangelegd als onderdeel van de uitbreiding van het Zuidfront van de Vesting Holland. De Nederlandse verdedigers waren ondergebracht in Hotel Waterloo, de politiepost en een houten barakkenkamp. In mei 1940 heeft Willemsdorp zwaar te lijden gehad van zowel vijandelijke beschietingen als eigen geschut vanuit de Hoeksche Waard. Van de vooroorlogse bebouwing zijn aan de Rijksstraatweg alleen de voormalige politiepost en een dubbel woonhuis bewaard gebleven.
Ligging
De gedenksteen staat in de noordelijke punt van het perceel van het voormalig groepsgebouw voor de Politietroepen aan de westzijde van de Rijksstraatweg. De weg buigt hier af voor de in 1936 aangelegde verkeersbrug. Aan de achterzijde van het monument bevindt zich de oever van de Dordtse Kil.
Hoofdvorm
De gedenksteen is gebouwd op een rechthoekige sokkel van twee platen. De steen heeft de vorm van een afgeronde, naar boven gerichte pijl ingeklemd tussen afgeronde kolommen. Aan de achterzijde is de steen verankerd door een stalen trekstang.
Bouwgeschiedenis
Het monument is opgericht ter nagedachtenis van de op 10 mei 1940 en later tijdens het verzet omgekomen leden van het Dekkingsdetachement Willemsdorp. De militairen waren hier gestationeerd ter verdediging van de Moerdijkbruggen. De overlevenden hebben na de Tweede Wereldoorlog de 'Vereniging van het voormalig Dekkingsdetachement Willemsdorp' opgericht.
Het bestuur nam in 1954 het initiatief om op deze plaats een gedenksteen te plaatsen en leverde een ontwerp aan van G. van Hoek. De vergunning werd aangevraagd door de Genie te Rotterdam die het kazernegebouw aan de Rijksstraatweg 195 in gebruik had. Ieder jaar wordt op 10 mei een herdenking gehouden bij het oorlogsmonument.
Beschrijving gedenksteen
De sokkel en de kolommen zijn uitgevoerd in grindbeton. In de hardstenen gedenknaald zijn in gebeitelde, donkergrijs geschilderde, kapitale letters de namen van de slachtoffers onder elkaar weergegeven: W. Boer, M. de Jong, P. v. Eijsden, S. Hendriks, J.A.W. Tito, T.M de Lange, A.J. v.d. Velden, C.S. Hornsveld, P. van Wijngaarden, W.F. Nedermeijer.
Onder de namen staat tussen de kolommen de tekst: Gevallen doch niet vergeten D.D. WIP. 1940-'45
Beschrijving perceel
Om de sokkel is een strook grond vrijgemaakt voor wisselende beplanting met daaromheen een grindveld dat verhoogd ligt ten opzichte van de weg. Aan weerszijden van het monument bevindt zich een forse taxushaag. Naar achteren toe zijn vermoedelijk in 1955 twee bomen geplant.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De gedenksteen is van cultuurhistorisch belang ter nagedachtenis van de militairen van het Dekkingsdetachement Willemsdorp die zijn omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het monument is van belang als herinnering aan de strijd in de meidagen van 1940 in Willemsdorp.
Situering
De gedenksteen heeft ensemblewaarde in relatie tot het voormalige groepsgebouw van de Politietroepen aan de Rijksstraatweg 195. Het perceel van het monument hoorde bij dat van de kazerne en de steen herdenkt de militairen die hier gestationeerd waren.
De gedenksteen heeft landschappelijke waarde door de aanleg rondom de steen die een uitzondering vormt op de veelal dichtbegroeide berm langs de Rijksstraatweg.
Gaafheid
De gedenksteen is geheel in de originele staat van 1955. De bouwkundige staat is goed.
Unieke waarde
De gedenksteen heeft een unieke waarde als enig oorlogsmonument in een gebied waar in de meidagen zwaar gevochten is. De gedenksteen is van belang ter nagedachtenis van de slachtoffers en de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Bijlage
-
9122991.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg (heulbrug)
- Oorspronkelijke functie: Heulbrug
- Bouwstijl: Traditionalisme
Algemene beschrijving
Deels nog gemetselde heulbrug over de Westkil, in de Rijksstraatweg ter hoogte van de kern van het buurtschap Tweede Tol in de polder Wieldrecht.
De redengevende omschrijving betreft alleen de bakstenen onderdelen van de heulbrug.
Historie gebied
Wieldrecht was in de middeleeuwen een ambacht, gelegen aan de toenmalige Maas, ongeveer ter hoogte van het huidige Willemsdorp. Ten gevolge van de Sint Elisabethsvloed in 1421 ging de hele Groote Waard - de voorraadschuur van het graafschap Holland - ten onder. Het Eiland van Dordrecht werd pas vanaf begin 17e eeuw weer ingepolderd. Achtereenvolgens herrezen het Oude Land van Dubbeldam (1603), de Noordpolder (1616), de Zuidpolder (1617) en de Alloysenpolder (1652) en in 1659 als laatste grote inpoldering de polder Wieldrecht onder de jurisdictie van de Grafelijkheid van Holland.
In de polder Wieldrecht bleef de grote Westkil als belangrijkste waterafvoer functioneren binnen het nieuwe waterhuishoudingsysteem: via een watermolen en een sluis - en later een gemaal - watert de Westkil af op de Dordtsche Kil.
De bewoning in de polder Wieldrecht concentreerde zich aan de dijken en rondom kruispunten van wegen. De eerste bewoning verscheen al heel snel in de vorm van buitenplaatsen met bijbehorende boerderijen met name langs de toen nieuwe vaarweg Dordtsche Kil: Kilzicht, Wielhoven, Krab- en Landzicht en Veerzicht. Aan het veer op 's Gravendeel ontstond ook het buurtschap Wieldrecht.
Tussen 1811 en 1821 werd de Rijksstraatweg aangelegd, als doorlopende beklinkerde weg van Dordrecht naar het veer aan het Hollandsch Diep. De weg doorkruist de gehele polder Wieldrecht en volgt exact de 17e eeuwse voorganger, de Kruisweg (den Cruyswegh). De Rijksstraatweg maakte onderdeel uit van de weg Amsterdam-Parijs en om de aanleg te bekostigen werden twee tollen ingesteld op de kruising met twee polderdijken: ter hoogte van de Zuidendijk en ter hoogte van de Wieldrechtse Zeedijk.
Langs de weg, rond de kruising van de weg met de Westkil, ontstond vervolgens langzaam aan een buurtschap: de Tweede Tol. Dit bestond uit een klein aantal huizen, een kerk en een school. Het buurtschap is tot 1856 onderdeel geweest van de zelfstandige gemeente Wieldrecht, vervolgens van de gemeente Dubbeldam en van nu de gemeente Dordrecht.
Historie heulbruggen
Op het Eiland van Dordrecht is met name vanaf de 17e eeuw een zeer groot aantal gemetselde heulbruggen gebouwd. Een heul is een oud woord voor een duiker of een overdekte waterloop. De brug over die duiker of watergang wordt heulbrug genoemd.
Elke dijk werd/wordt geflankeerd door minimaal één, later zelfs twee dijksloten om het overtollige water uit de polder af te kunnen voeren. De dijk functioneerde/functioneert ook als ontsluitingsweg voor de polder en bebouwing ligt hier dan ook over het algemeen dichtbij. Soms werd er gebouwd tussen dijk en dijksloot, soms ook achter dijk en sloot.
In het laatste geval is een heulbrug over de sloot nodig om het huis/boerderij te kunnen bereiken vanaf de dijk/weg. Ook de schaarse andere polderontsluitingswegen werden/worden aan twee kanten geflankeerd door een bermsloot. Rond 1900 zijn veel van deze wegflankerende sloten met het oog op hygiëne en het tegengaan van cholera-epidemieën gedempt en de bijbehorende bakstenen heulbruggen gesloopt. In de tweede helft verdwijnen er nog meer wegsloten en heulbruggen om ruimte te maken voor bredere wegen, fietspaden en parkeerplaatsen.
Het aantal resterende gemetselde heulbruggen is dus gedecimeerd en daar waar nu nog sloten/watergangen aanwezig zijn, zijn ze vanwege voortdurend en frequent gebruik, vaak al vervangen door modernere versies in metaal of beton. Ook de oorspronkelijk gemetselde heulbruggen over de nu nog altijd in de polders waterafvoerende killen zijn door de eeuwen heen regelmatig gemoderniseerd of vervangen.
Ligging
De heulbrug ligt in de Rijksstraatweg, waar deze weg de Westkil kruist.
Hoofdvorm
Heulbrug met bakstenen vleugelmuren.
Bouwgeschiedenis
Sinds het ontstaan van de polder Wieldrecht in 1657 was er op deze locatie een brug over een zijtak ofwel een sprant van de Westkil. Waarschijnlijk is de bakstenen heulbrug aangelegd toen de Kruisweg Rijksstraatweg werd, tussen 1811 en 1821, maar mogelijk is het nog de oorspronkelijk 17e-eeuwse heulbrug.
In de 20e eeuw zijn aanpassingen in beton aan de bakstenen brug uitgevoerd.
Beschrijving exterieur
In staand verband gemetselde rode bakstenen en schuin aflopende vleugelmuren waarvan het bovenste deel van een pleisterlaag is voorzien.
Aan weerszijden van de brug lopen tussen de vleugelmuren en door de muren heen geboord, meerdere kabels en leidingen in metalen en plastic buizen.
De brug heeft twee 20e-eeuwse ijzeren brugleuningen en het brugdek is geasfalteerd.
Beschrijving perceel
De brug ligt over de Westkil, die vanaf de brug in beide richtingen prachtig door het in het landschap van de polder Wieldrecht stroomt.
Direct ten zuidoosten van de brug ligt de heulbrug naar de 19e eeuwse Mariahoeve.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De brug wijst op de nog altijd essentiële functie van de Westkil voor de waterhuishouding in de polder Wieldrecht sinds 1659. De Westkil domineert gezien vanaf de brug het nu nog voor een deel aanwezige oorspronkelijke 17-eeuwse polderlandschap.
Ook herinnert de brug waarschijnlijk aan de omvorming van de oude Kruisweg als polderontsluitingsweg sinds 1659 naar Rijksstraatweg in de periode 1811-1821.
Bovendien ligt de brug in de ontstaanskern van het buurtschap Tweede Tol.
Architectonische waarde
De brug is een eenvoudig bakstenen kunstwerk.
Ensemblewaarde / Situering
De brug is onlosmakelijk verbonden met de polder Wieldrecht, de Westkil, de Kruisweg/later Rijksstraatweg en het buurtschap Tweede Tol.
Gaafheid
De brug is wat betreft de vleugelmuren zichtbare delen nog origineel en gaaf. Het brugdek zal ongetwijfeld gemoderniseerd zijn, ook al omdat de brug nog altijd zijn originele functie heeft. De ijzeren brugleuningen zijn zeker vernieuwd.
De bouwkundige staat is goed. De vleugelmuren zijn wel meermaals doorboord i.v.m. de doorvoer van kabels en leidingen.
Unieke waarde
De heulbrug over de Westkil is de enige op het Eiland van Dordrecht die nog een oude kil overbrugd i.p.v. van een veel gebruikelijker dijk- of bermsloot. De Westkil is nog altijd een landschapsbepalend element in het buurtschap Tweede Tol en in het industrieterrein Dordtse Kil III. Vanaf de brug is het opvallend bochtige verloop van de Westkil goed te zien.
Bijlage
-
9123032.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Rijksstraatweg (GSP 42)
- Naam: Groepsschuilplaats
- Datering: 1940
- Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
- Bouwstijl: Functionalisme
Algemene beschrijving
Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.
Historie landsverdediging Nederland
Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.
Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.
Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.
Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.
Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht
Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.
Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.
Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.
Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.
De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.
Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.
Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken
Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.
Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.
De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.
In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).
Typen versterkingen
In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.
Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.
Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.
Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)
Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.
Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.
Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.
De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.
Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)
Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.
Groepsschuilplaatsen (1939-1940)
Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.
Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.
De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.
Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)
De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.
Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.
Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.
- Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
- Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
- Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur
De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.
Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.
De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.
De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.
In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.
De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).
Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940
De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.
De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.
De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.
Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.
De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).
De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.
De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.
De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.
Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.
De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.
Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.
De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).
Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.
De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.
Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.
Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.
De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.
Architectonische waarde
De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.
Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.
Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.
Situering
Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:
- langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
- bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
- bij sluizen/duikers en langs killen
- bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
- en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.
De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.
Gaafheid
De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.
Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.
De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.
Unieke waarde
De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.
In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.
De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.
Publicaties
- Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
- Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014
Bijlage
-
9123082.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
Pagina 1 van 2
- 1
- 2