Reeland
Objecten met monumentenstatus in de wijk Het Reeland.
-
Bankastraat 10
- Datering: 1929
- Oorspronkelijke functie: Volksbadhuis
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Architect: Gemeentewerken
- Postcode: 3312GD
Algemene beschrijving
Het pand betreft een voormalig badhuis dat in 1980 verbouwd is tot buurthuis ‘De Driesprong’. Momenteel is het pand in gebruik door het Buurtteam.
Ligging
Het pand is gelegen in de Indische en Vogelbuurt, onderdeel van de wijk Reeland. De Indische buurt bestaat voor een groot deel uit woningbouw, gerealiseerd tussen 1910 en 1940. Het gebied vervulde jarenlang een stadsrandfunctie en was daardoor ook zeer geschikt voor openbare functies, zoals scholen en een ziekenhuis. Het gemeente ziekenhuis heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een nieuwe woonwijk. De Vogelbuurt kenmerkt zich door bebouwing uit de jaren dertig en vijftig.
Het voormalig badhuis bevindt zich met de entree op de hoek Bankastraat en Adelaarstraat. De achterzijde is in het noordwesten georiënteerd op een zijgevel van een schoolgebouw en in het noordoosten georiënteerd op het Vogelplein.
Hoofdvorm
Het pand bestaat uit een centraal bouwvolume op een achtzijdige plattegrond, voorzien van een bovenbouw met daarop een eveneens achtzijdige lantaarn. Vanuit dit volume zijn twee rechthoekige vleugels in één bouwlaag en voorzien van lichtstraten, loodrecht ten opzicht van elkaar gebouwd. De vleugels liggen evenwijdig aan de straten, de Bankastraat en de Adelaarstraat. In de as loodrecht op de entree zijn aan weerszijden twee kleine volumes uitgebouwd. Oorspronkelijk werden de bouwvolumes van de twee vleugels tegenover de entree doorbroken door een zesde bouwvolume. Dit is nog wel aanwezig, maar de buitengevels aan de achterzijde maken nu deel uit van het bouwvolume dat na 1980 tegen de achterzijde van het badhuis gebouwd is. Hierdoor heeft het pand een vrijwel vierkante plattegrond gekregen. Aan het Vogelplein is tegen de achterzijde nog een snackbar gebouwd.
Bouwgeschiedenis
Dordrecht kende drie volksbadhuizen. Het badhuis aan de Vest (1898, gesloopt), het badhuis aan Gouverneurstraat (1922, gesloopt) en het badhuis aan de Bankastraat. Deze badhuizen werden gesticht door het departement Dordrecht van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen ten behoeve van de volksgezondheid, aangezien vele woningen nog niet voorzien waren van badkamers. Het badhuis aan de Bankastraat past in de traditie van de vooroorlogse stadsuitbreiding. Openbare voorzieningen, zoals scholen, winkels, kerken en in dit geval een badhuis werden op prominente locaties gesitueerd. Door de verbeterde volkshuisvesting nam de behoefte aan badhuizen halverwege de vorige eeuw af en vele badhuizen in Nederland werden in de loop der jaren gesloopt.
Het badhuis aan de Bankastraat grenst aan de vooroorlogse stadsuitbreiding Indische Buurt Noord. Op de stedenbouwkundige schets uit 1927 is te zien dat het badhuis onderdeel zou uitmaken van een volgende stadsuitbreiding. Deze is in de jaren vijftig met de Vogelbuurt voltooid.
Over het eerste ontwerp is uitvoerig gecorrespondeerd door W. Versteeg, directeur van Gemeentewerken Dordrecht. In dit ontwerp was een conciërgewoning voorzien. Op een eerste impressie van 1927 is te zien dat het badhuis uit diverse rechthoekige volumes bestond, die zelfs in drie bouwlagen ontworpen waren ten behoeve van de bovenwoning. Vanwege bezuinigingen en het verzoek om een kleedruimte voor schoolkinderen is het ontwerp gewijzigd. Het tweede ontwerp werd gerealiseerd, waarbij de prominente hoekoplossing vervangen werd door een achtzijdig volume.
Het complex is goed herkenbaar als voormalig badhuis door de functionele vormgeving. Ieder bouwdeel representeert een functie. De bakstenen gevels worden verbijzonderd door het toepassen van siermetselwerk onder invloed van het expressionisme.
In 1980 is het badhuis verbouwd tot buurthuis. Het complete interieur is gesloopt, zodat van de indeling van de badruimtes en kleedkamers vrijwel niets meer over is. De dakbedekking is destijds geheel vervangen, evenals de ramen (deels) en de trap naar de ingang.
In latere jaren is het pand uitgebreid met een aanbouw waardoor de twee achtergevels bijna geheel aan het zicht zijn onttrokken.
Beschrijving exterieur
Alle gevels zijn gemetseld in een hardgrauwe Waalsteen in Noors verband met iets terug liggende voeg. Brede gevelopeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door een rollaag in dubbele steen met verspringend een terug liggende steen. Overige gevelopeningen worden door een band van soortgelijk siermetselwerk en een rollaag in koppen over de gehele gevel gekoppeld. Het metselwerk van de twee kleine volumes, ter hoogte van bovenkant kozijnen, en het metselwerk van de opbouw van het achtzijdige volume is verbijzonderd door banden aan te brengen in verspringend metselwerk. Alle gevels zijn voorzien van een forse plint, uitgevoerd als trasraam in Waalklinkers in staand Noors verband.
De van oorsprong door houten roeden verdeelde ramen zijn deels vervangen en deels behouden zonder roeden. De kozijnen zijn voor een klein deel gehandhaafd.
Entree hoek Bankastraat en Adelaarstraat, achtzijdig volume
Het achtzijdig volume staat centraal gepositioneerd op de hoek met drie zijden van de onderste bouwlaag zichtbaar. In het midden bevindt zich verdiept de hoger gelegen entree, te bereiken middels een geheel vernieuwde trap in drie treden en bordes. De vernieuwde entreedeuren zijn aan weerszijden voorzien van verticale rijen metselwerk dat elke steen verspringt. De kopse kanten van deze gevel zijn voorzien van een verticale strook siermetselwerk. De treden worden begeleid door een muurtje dat trapsgewijs gemetseld is. Geheel rechts ontbreekt het grootste deel. Van de oorspronkelijke luifel is niets bewaard gebleven. De gevelvlakken aan weerszijden van de entreepartij zijn voorzien van drie kleine gevelopeningen.
Aansluitend op het schuine dak bevindt zich een achtzijdige gemetselde bovenbouw, aan alle zijden voorzien van twee gevelopeningen. De kiepramen zijn vervangen door kozijnen met vast glas.
In de as van de entree zijn nog twee vlaggenstokhouders aanwezig.
De bovenbouw wordt vanuit het schuine dak beëindigd door een lantaarn met rondom glas. Van oorsprong waren hier door roeden verdeelde ramen aanwezig, voorzien van glas-in-lood.
Voorgevels Bankastraat en Adelaarstraat
De zichtbare gevelvlakken van het achtzijdig bouwvolume grenzen aan beide zijden aan een vooruitstekend rechthoekig volume onder plat dak. De voorgevels zijn voorzien van een grote gevelopening voorzien van houten kozijn en twee maal drie ramen, oorspronkelijk door roeden verdeeld.
De terug liggende gevel aan de Bankastraat is voorzien van drie stroken bovenramen, voorzien van vier gekoppelde ramen. Later zijn drie grote gevelopeningen toegevoegd.
Aansluitend op het schuine dak is een lichtstraat aanwezig die bij deze vleugel aan alle zijden van buitenaf is dichtgetimmerd.
De eveneens terug liggende gevel aan de Adelaarstraat is voorzien van drie stroken bovenramen, voorzien van drie gekoppelde ramen. De gevelopeningen zijn aan de onderzijde verbijzonderd door een rechthoekig vlak siermetselwerk. De lichtstraat is bij deze vleugel in het zicht gebleven. De in vierkante ramen verdeelde lichtstrook is voorzien van vast glas.
Achtergevels noordwest (school) en noordoost (Vogelplein)
De achtergevels worden grotendeels aan het zicht onttrokken door een recente aanbouw.
Aan de schoolzijde is de kopse gevel van de zijvleugel zichtbaar met dichtgemetselde gevelopening.
De kopse gevel van de zijvleugel aan het Vogelplein is nauwelijks zichtbaar door een aanbouw waarin een snackbar is gevestigd.
De gevels van het hogere zesde bouwvolume zijn deels boven de daken zichtbaar. De (ten dele afgebroken) schoorsteen van het voormalig ketelhuis bevindt zich op de hoek van het volume. Het ketelhuis wordt beëindigd door een met horizontale latten betimmerde ventilatiekap.
Daken
Het achtzijdig volume en de zijvleugels zijn voorzien van schuine dakvlakken, gedekt met bitumen. De dakbedekking is tijdens de verbouwing in 1980 geheel vervangen. De twee volumes aan weerszijden van de entree zijn voorzien van plat dak. Alle daken hebben een royaal overstek, voorzien van houten boeiboord en afgetimmerde onderzijde.
Beschrijving interieur
Door de verbouwing in 1980 is vrijwel niets van het oorspronkelijke interieur en de indeling bewaard gebleven. Het enige dat nog zichtbaar is zijn muuropeningen vanuit het achtzijdig volume naar naastgelegen ruimtes. Deze zijn getoogd uitgevoerd met aan weerszijden getrapte elementen. De verschillende bouwvolumes zijn kenmerkend voor de oorspronkelijke indeling van het badhuis. Centraal de entree met vestibule en ruimte voor badmeester, en gescheiden van elkaar de wachtruimtes voor mannen en vrouwen met in de vleugels ook gescheiden, de badruimtes. De kleedkamer voor schoolkinderen bevond zich in het achterste volume, inclusief ketelhuis.
Geen opname van dakconstructie mogelijk door aftimmeringen.
Beschrijving buitenruimte
Geen monumentale waarde.
Waardering
Alleen het oorspronkelijke bouwvolume is beschermd, inclusief de nog originele binnenwanden. De ruimtelijke werking van de oorspronkelijke hal is van grote waarde.
De aanbouw uit 1980 valt buiten de bescherming.
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van cultuurhistorisch belang als voormalig volksbadhuis, gebouwd eind jaren twintig van de vorige eeuw. Het pand is representatief als openbare voorziening voor hygiëne en volksgezondheid in een vooroorlogse stadsuitbreiding. Het pand is van cultuurhistorisch belang als voormalig volksbadhuis in de Indische en Vogelbuurt. Het badhuis is op een prominente plek gesitueerd en heeft tot zeker halverwege de vorige eeuw een sterk sociale functie vervuld.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van een badhuis ontworpen in een traditionele baksteenarchitectuur met invloeden van het expressionisme. De vorm van het pand is traditioneel, maar door de toepassing van siermetselwerk, zoals in de beëindiging van de gevels, onder of boven bepaalde gevelopeningen en aan weerszijden van de entree, ontstaat een levendig gevelbeeld. Het pand is typologisch van belang als voorbeeld van een eind jaren twintig gebouwd badhuis. Ondanks de wijzigingen is in de bouwvolumes de oorspronkelijke functie goed herkenbaar.
Gaafheid
Het pand is van belang door de gaafheid van de intact gebleven bouwvolumes en gevels. De gevel van de vleugel aan de Bankastraat heeft echter door de toevoeging van nieuwe gevelopeningen en het aftimmeren van de lichtstraat veel van het oorspronkelijk karakter verloren. De wijzigingen aan ramen en kozijnen doen afbreuk aan het oorspronkelijk ontwerp, evenals de latere aanbouw.
De bouwkundige staat is redelijk.
Situering
Het pand heeft hoge stedenbouwkundige waarde als vrijstaand complex en als markant hoekpand op het kruispunt aan de Bankastraat en Adelaarstraat. Het pand verbindt de vooroorlogse woonwijk met de naoorlogse stadsuitbreiding aan het Vogelplein. Het pand heeft hoge stedenbouwkundige waarde door het achtzijdige bouwvolume waarin de entree gevestigd is. Deze hoekoplossing wordt versterkt door de achtzijdige opbouw met lantaarn. Het pand heeft hoge stedenbouwkundige waarde door de herkenbaarheid van het pand.
Unieke waarde
Het pand heeft een zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch, architectonisch en stedenbouwkundig opzicht. Van alle badhuizen die Dordrecht kende, is het volksbadhuis aan de Bankastraat de enige die resteert en is daarmee een voor Dordrecht unieke representant van dit type gebouw.
Bijlage
-
9123684.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Dubbeldamseweg Zuid 231
- Naam: Huis De Vierpolders
- Datering: 1875
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Postcode: 3312KR
Algemene beschrijving
Vrijstaand woonhuis aan de Dubbeldamseweg Zuid, bekend als het Huis de Vierpolders. Het perceel wordt aan de voorzijde van de openbare weg gescheiden door een smeedijzeren hekwerk.
Historie gebied
De Dubbeldamseweg was na de inpoldering van de Oud-Dubbeldamse polder (1603) de grote verbindingsweg tussen Dordrecht en Dubbeldam. Langs deze weg ontstonden in de 17e eeuw diverse buitenplaatsen waarvan alleen Dordwijk nog bestaat. Tot ver in de 19e eeuw bestond de schaarse bebouwing langs de weg uit een aantal buitenhuizen met bijbehorende boerderijen, enkele woningen en molens. De Raamkil langs de Twintighoevenweg is nog aanwezig als herkenbaar overgebleven kreekrestant. De Raamkil en in het verlengde de Molenvliet waren oorspronkelijke onderdelen van het afwateringsstelsel van de polder op buitendijks gebied.
De aanleg van de spoorlijn naar Breda in 1872 was een forse ingreep in het landelijke gebied van Dubbeldam. De gemeente Dubbeldam werd hierbij gedwongen grond te ruilen met de stad Dordrecht, zodat een deel van de Dubbeldamseweg aan Dordrecht toekwam.
In 1903 volgde een nieuwe grenswijziging tot aan de Twintighoevenweg.
De oude Dubbeldamseweg is tegenwoordig verdeeld in de Dubbeldamseweg Noord en Zuid, de Dordwijklaan en Dubbelsteynlaan Oost en West. De Dubbeldamseweg Zuid loopt bij de achterzijde van het Centraal Station vanaf de Markettenweg tot aan de Randweg de N3.
Vanaf de Markettenweg zijn aan weerszijden van de Dubbeldamseweg Zuid twee vroeg 20e-eeuwse buurten: ten westen de Oranjebuurt, ten Oosten de Bloemenbuurt. Voorbij de spoorweg kwam in de jaren dertig de tuindorpachtige wijk het ‘Land van Valk’ tot stand. Aan de andere zijde van de weg bevond zich de buitenplaats Noordzicht. Het huis en de bijbehorende tuinen verdwenen in 1968 om plaats te maken voor nieuwbouw.
Tussen de Eemsteynstraat en Twintighoevenweg bestaat de bebouwing voornamelijk uit vrijstaande woningen en twee-onder-één kapwoningen uit de 19e en vroeg 20e eeuw, waarvan de nummers 231 (Huis de Vierpolders), 233 (voormalig café en woonhuis) en 362 (vrijstaande woning) het meest karakteristiek zijn.
Ligging
De vrijstaande woning staat aan de zuidwestzijde van de Dubbeldamseweg Zuid met de nok evenwijdig aan de straat. Aan de rechterzijde bevindt zich een doorgang naar de achtertuin.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag en een zolderverdieping. Het samengestelde dak bestaat uit twee schilddaken die aan de voorzijde gekoppeld worden door een doorlopend dakschild. Aan de voorzijde is de woning naar links toe in dezelfde bouwstijl uitgebreid met een aanbouw van één bouwlaag onder een plat dak. Aan de achterzijde bevindt zich rechts een kleine rechthoekige aanbouw uit de bouwperiode.
Bouwgeschiedenis
Het woonhuis staat bekend als het ‘Huis de Vierpolders’ door het wapenschild op de voorgevel. De Vierpolders is het waterschap dat in 1718 werd opgericht als samenwerkingsverband van de vier oudste polders op het Eiland van Dordrecht. Het vermoeden bestaat dat het bestuur van de Vierpolders in de 19e eeuw hier een kamer huurde voor vergaderingen. In de archieven is echter niets gevonden over de vroegste bouwgeschiedenis van het woonhuis en het gebruik van een kamer als bestuurskamer.
Eind 19e eeuw werd het woonhuis door de erven Valk verkocht aan W.F. Volgraaf, kantoorbediende. Zijn zoon Louis Volgraaf verbouwde in 1937 de woning. Aan de achterzijde werd toen een voormalige stal bij de woonkamer getrokken en voorzien van een nieuwe pui. Tussen de voor- en nieuwe achterkamer werden kasten en deuren en-suite gemaakt. De aangebouwde schuur werd bijkeuken en stookplaats voor CV. Alle bedsteden werden verwijderd en tussen de voorkamer en opkamer kwam een nieuwe trap naar de zolder. Op de zolder werden twee kleine kamers gemaakt met centraal een dakkapel.
In 1948 werd het woonhuis uitgebreid met een kleine aanbouw aan de linkerzijde waarin een keuken en een entree met portaal werden gemaakt, vermoedelijk om extra inwoning mogelijk te maken. Bijzonder is dat de gevel aan de voorzijde, waarin één venster, geheel in de stijl van de bestaande gevel werd uitgevoerd, zodat op het eerste gezicht het verschil niet zichtbaar is.
In 1954 werd het pand gekocht door het bestuur van de polder de Vierpolders voor het gezin van hun nieuwe ‘fabrijk en landmeter’, de heer Cornelisse. Een aantal jaar later werd ook het buurpand, nummer 229 door het waterschap gekocht. In 1969 werd het waterschap opgeheven en werd het onderdeel van de polder de Dordtse Waard, later door samenvoeging de Groote Waard.
De op de begane grond in 1937 gerealiseerde badkamer is verwijderd en de zolder is geheel nieuw ingedeeld met slaapkamers en een badkamer.
Beschrijving exterieur woonhuis
De voorgevel is gemetseld in een roodbruine baksteen in staand verband met een gesneden voeg. De gevel bestaat uit een lichtgrijs geschilderde plint, een witgeschilderde borstwering met spaarvelden en houten T-vensters. De oorspronkelijke gevel is symmetrisch van opzet door een centrale entree met aan weerszijde twee vensters.
De hoeken van de voorgevel worden nu geaccentueerd door licht uitstekende pilasters, gepleisterd in blokverband. De gevel beëindiging bestaat uit een fries met paneelverdeling en een geprofileerde kroonlijst, op de hoeken ondersteund door kunststenen ornamenten. De voorgevel is in 1948 aan de linkerzijde met één travee verlengd met een vrijwel identieke detaillering en afwerking. Ook de beëindiging van de hoek middels een pilaster is hier nogmaals toegepast.
Op de linkerpilaster van de oorspronkelijke gevel is het wapenbord van De Vierpolders bevestigd. Het is niet bekend of dit bord van oudsher aanwezig was of dat het wellicht na aankoop in 1954 en afkomstig van een andere locatie, op deze gevel is geplaatst. Op het wapenbord staan de wapens van de oude ambachten Dubbeldam, Merwede, Tolluysen en de Mijl, in het midden afgedekt door het wapen van Dordrecht.
De voordeur wordt verbijzonderd door een omlijsting, bestaande uit pilasters en een gepleisterd muurveld, beëindigd door een geprofileerde lijst. De deur zelf is vervangen door een houten paneeldeur en wordt door een kalf gescheiden van het lichtgetoogde bovenlicht, voorzien van glas-in-lood in geometrisch motief (1937). De T-vensters bestaan uit houten kozijnen met een schuifraam. In de bovenramen bevindt zich glas-in-lood in een identiek patroon als boven de voordeur. Boven de kozijnen zijn de 19e-eeuwse houten kappen nog aanwezig ter bescherming van de oorspronkelijk aanwezige houten jaloezieën of rolluiken.
In het midden van het dakvlak bevindt zich een dakkapel met twee openslaande ramen en halfrond bovenlicht, alle drie voorzien van eenvoudig glas-in-lood. De dakkapel heeft een houten, geprofileerde omlijsting met aan weerszijden klauwstukken. Op het dak bevinden zich twee hoge gemetselde schoorstenen. De dakbedekking bestaat uit geglazuurde Hollandse pannen.
De gemetselde zijgevels en achtergevel zijn wit gekeimd. Alle vensters zijn hier voorzien van moderne rolluiken. De rechterzijgevel heeft één venster en is grotendeels aan het zicht onttrokken door begroeiing. De linkerzijgevel bestaat uit de gevels van de in 1948 gerealiseerde aanbouw en de oorspronkelijke zijgevel met drie vensters, aangebracht in 1937.
De achtergevel had voor de verbouwing in 1937 een staldeur en enkele stalramen. In 1937 werd links een grote pui gemaakt, deze is later voorzien van dubbelglas. In de achtergevel werd een rond stalraam gehandhaafd, in de aanbouw waarin voorheen een schuur en bakoven was, bleef een halfrond stalraam aanwezig. De dakkapel is geheel gemoderniseerd en verbreed.
Beschrijving interieur
De woning heeft centraal een hal, met rechts de toegang tot de woonkamer en-suite. In de achterkamer is de schouw vernieuwd. De en-suite kasten zijn gemoderniseerd, waarbij de oude deuren zijn gehandhaafd. In de voorkamer bevindt zich een bruin marmeren schoorsteenmantel, die vermoedelijk origineel is. Aan de linkerzijde van de hal bevindt zich een voorkamer, door de trap naar zolder gescheiden van de opkamer. De indeling aan de achterzijde is door de eigenaren gewijzigd ten behoeve van de keuken en de garderobe.
De zolderverdieping is gemoderniseerd en opnieuw ingericht met kamers en een badkamer. Door het dubbele dak zijn er twee dakconstructies aanwezig. Van een van de spanten is de trekbalk verhoogd.
Het interieur van de woning heeft weinig monumentale waarde. Ook van de verbouwing uit 1937 is weinig herkenbaar gebleven. Van belang is de indeling met de centrale hal en de opkamer en het originele casco.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en een achtertuin. Aan de voorzijde wordt de tuin door een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. In de achtertuin staat een door de eigenaar gebouwde schuur, die valt niet onder de bescherming. Het perceel heeft geen monumentale waarde, maar het hekwerk maakt wel deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het woonhuis (ca. 1875) heeft cultuurhistorische waarde als 19e-eeuwse bebouwing aan de Dubbeldamseweg Zuid. Het woonhuis is van belang door de relatie met het polderbestuur van de Vierpolders, waarvan niet met zekerheid te zeggen is of deze relatie al vanaf de begintijd aanwezig was. Wel is bekend dat het waterschap het woonhuis in 1954 kocht als onderkomen voor haar personeel. Door het wapenschild op de voorgevel staat het woonhuis bekend als het ‘Huis de Vierpolders.’
Architectonische waarde
Het woonhuis is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het ontwerp van de voorgevel in neoclassicistische stijl. Van bijzondere waarde zijn de verbijzonderde entree, de vensters, de kroonlijst, de geblokte pilasters en de dakkapel aan de voorzijde.
Overige restanten van de 19e eeuw zijn zichtbaar aan de achterzijde, waaronder de aanbouw en de stalramen.
Het interieur is van belang wat betreft het casco en restanten van de oorspronkelijke indeling, waaronder de centrale gang en de opkamer.
Situering
Het vrijstaande woonhuis heeft ensemblewaarde in relatie tot de 19e-eeuwse bebouwing aan de Dubbeldamseweg Zuid 217-229. Het woonhuis heeft stedenbouwkundige waarde als afwijkende bebouwing op een relatief breed perceel. De voortuin wordt door een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Gaafheid
De voorgevel van het woonhuis is grotendeels gaaf. Aan de linkerzijde is het woonhuis in 1948 in dezelfde stijl verbreed. De verbouwing van 1937 bestond uit het wijzigen van de achter- en zijgevel en het interieur. Het interieur is grotendeels gemoderniseerd.
Publicaties
- Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
Bijlage
-
9123685.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Dubbeldamseweg Zuid 233
- Datering: 1914
- Oorspronkelijke functie: Horeca met bovenwoning
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Postcode: 3312KR
Algemene beschrijving
Vrijstaand woonhuis met hergebruikte 19e-eeuwse serre, in 1914 gebouwd als café met woning, op de hoek van de later aangelegde Romboutslaan en de Dubbeldamseweg Zuid.
Historie gebied
De Dubbeldamseweg was na de inpoldering van de Oud-Dubbeldamse polder (1603) de grote verbindingsweg tussen Dordrecht en Dubbeldam. Langs deze weg ontstonden in de 17e eeuw diverse buitenplaatsen waarvan alleen Dordwijk nog bestaat. Tot ver in de 19e eeuw bestond de schaarse bebouwing langs de weg uit een aantal buitenhuizen met bijbehorende boerderijen, enkele woningen en molens. De Raamkil langs de Twintighoevenweg is nog aanwezig als herkenbaar overgebleven kreekrestant. De Raamkil en in het verlengde de Molenvliet waren oorspronkelijke onderdelen van het afwateringsstelsel van de polder op buitendijks gebied.
De aanleg van de spoorlijn naar Breda in 1872 was een forse ingreep in het landelijke gebied van Dubbeldam. De gemeente Dubbeldam werd hierbij gedwongen grond te ruilen met de stad Dordrecht, zodat een deel van de Dubbeldamseweg aan Dordrecht toekwam. In 1903 volgde een nieuwe grenswijziging tot aan de Twintighoevenweg.
De oude Dubbeldamseweg is tegenwoordig verdeeld in de Dubbeldamseweg Noord en Zuid, de Dordwijklaan en Dubbelsteynlaan Oost en West. De Dubbeldamseweg Zuid loopt bij de achterzijde van het Centraal Station vanaf de Markettenweg tot aan de Randweg de N3.
Vanaf de Markettenweg zijn aan weerszijden van de Dubbeldamseweg Zuid twee vroeg 20e-eeuwse buurten: ten westen de Oranjebuurt, ten Oosten de Bloemenbuurt. Voorbij de spoorweg kwam in de jaren dertig de tuindorpachtige wijk het ‘Land van Valk’ tot stand. Aan de andere zijde van de weg bevond zich de buitenplaats Noordzicht. Het huis en de bijbehorende tuinen verdwenen in 1968 om plaats te maken voor nieuwbouw.
Tussen de Eemsteynstraat en Twintighoevenweg bestaat de bebouwing voornamelijk uit vrijstaande woningen en twee-onder-één kapwoningen uit de 19e en vroeg 20e eeuw, waarvan de nummers 231 (Huis de Vierpolders), 233 (voormalig café) en 362 (vrijstaande woning) het meest karakteristiek zijn.
Ligging
Het vrijstaande woonhuis ligt aan de zuidwestzijde van de Dubbeldamseweg Zuid, op de hoek van de Romboutslaan met de nok haaks op de Dubbeldamseweg. Het hoekperceel wordt door een haag gescheiden van de openbare weg.
Hoofdvorm
Het woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een mansardedak. Aan de achterzijde bevindt zich over de volle breedte van de gevel een serre onder plat dak. Tegen de serre aan is een berging annex werkplaats gebouwd. De berging valt niet onder de bescherming.
Bouwgeschiedenis
In 1913 vroeg A. Corpeleijn een bouwvergunning aan voor een nieuw te bouwen café met woonhuis. Op deze locatie was hij al gevestigd met een café, gebouwd in 1903. In 1910 had C. Corpeleijn een vergunning aangevraagd voor het plaatsen van een serre. De eerste aanvraag, waarbij de serre aan de voorzijde geplaatst zou worden, werd afgewezen. Op de tekeningen van deze aanvragen is te zien dat het de serre betreft die in de huidige situatie achter het woonhuis staat. Volgens de overlevering was deze serre afkomstig van een woning aan de Voorstraat. In 1914 liet Corpelein het nieuwe café bouwen op de bestaande fundering, en heeft waarschijnlijk de (tijdelijk opgeslagen?) serre aan de achterzijde laten plaatsen. De serre was gedeeltelijk open met aan weerszijden van de open ruimte grote geëtste ruiten van de Dordtse glasfabriek Bouvy.
De nieuwbouw werd ontworpen in de stijl van de overgangsarchitectuur, waarbij traditionele elementen zoals schuiframen vermengd werden met modernere elementen onder invloed van Berlage, zoals de verbindende lateien en de aanzetstenen van de rollagen. Door de functie van café worden de voor- en zijgevel gedomineerd door de grote vensters op begane grond niveau. Het perceel was toen aanzienlijk groter en besloeg ook een deel van de later aangelegde Romboutslaan.
In 1969 werden alle vergunningen ingetrokken en kwam het pand leeg te staan. Het interieur van het café is op de begane grond verbouwd tot woning.
Beschrijving exterieur
De gevels zijn gemetseld in een roodbruine baksteen in kruisverband met gesneden voeg. De vensters op begane grond niveau bestaan uit grote segmentboogvormige houten kozijnen die door twee stijlen en een kalf verdeeld worden. De bovenramen zijn voorzien van geel glas-in-lood met daarin een bescheiden geometrisch motief. De aanzetstenen van de rollagen zijn witgeschilderd en met elkaar verbonden door een speklaag. De begane grond wordt visueel van de verdieping gescheiden door de toepassing van eenzelfde witgeschilderde speklaag die de onderdorpels van de vensters met elkaar verbindt. Deze vensters zijn rechthoekig en bestaan uit houten kozijnen met schuiframen. De bovenramen zijn uitgevoerd in glas-in-lood. De vensters worden geaccentueerd door een witgeschilderde stenen latei die bij de gegroepeerde vensters in de voorgevel uit één stuk zijn uitgevoerd. Lateien, spekbanden en aanzetstenen waren oorspronkelijk niet geschilderd.
Het mansardedak wordt aan weerszijden beëindigd door een omtimmerde goot op bewerkte, houten klossen. De dakbedekking bestaat uit blauw gesmoorde Tuile du Nordpannen.
De voorgevel aan de Dubbeldamseweg heeft een symmetrische opzet met centraal de entree en aan weerszijden een segmentboogvormig venster. Het kozijn van de entree bestaat uit een paneeldeur met glas, twee zijramen en bovenramen. Hierboven bevindt zich een rechthoekige erker onder een schuin dak, rustend op witgeschilderde stenen consoles. De erker heeft aan alle drie de zijden vensters met schuiframen. Aan weerszijden van de erker bevindt zich een schuifraam met daarboven een bescheiden accent van siermetselwerk. Boven de erker bevinden zich drie vensters met schuiframen.
Het dak wordt beëindigd door een houten windveer. In de top van de gevel is een met houten latten beschoten paneel aangebracht. De donkere kleur van dit houtwerk is niet origineel, op een oude foto is te zien dat alles in een lichte kleurstelling was geschilderd.
De zijgevel aan de Romboutslaan bestaat uit drie grote vensters op begane grond niveau. Op verdiepingsniveau is geheel rechts één venster met schuifraam aanwezig.
Midden op het dakvlak staat een originele, getoogde dakkapel met geprofileerd boeiboorden en voorzien van twee door roeden verdeelde ramen. Rechts van de dakkapel is een hoge gemetselde schoorsteen aanwezig. Zowel links als rechts bevindt zich een modern dakraam.
De rechterzijgevel is geheel blind uitgevoerd.
De achtergevel heeft over de volle breedte een serre, bestaande uit een houten constructie met geprofileerde stijlen. Aan de bovenzijde is een vensterstrook aangebracht waarin vierkante vensters afgewisseld worden met een rond raam in een gesneden paneel. Op de oude tekeningen is te zien dat een aanpassing van het ritme noodzakelijk was om de serre te laten passen op de breedte van de achtergevel. De dakgoot rust op bewerkte houten klossen waartussen een paneelbetimmering is aangebracht. In de zijgevel grenzend aan de Romboutslaan is een geëtste ruit zichtbaar van de Dordtse glasfabriek Bouvy.
Boven de serre bevinden zich in de achtergevel enkele vensters van verschillende afmetingen. In de top is één venster aanwezig met daarin een schuifraam. De dak beëindiging is identiek aan de voorzijde.
Beschrijving interieur
Van het interieur is geen opname gemaakt.
Beschrijving tuin, erf, perceel
Oorspronkelijk was het perceel dieper en breder dan in de huidige situatie. Het werd van de Dubbeldamseweg gescheiden door een hekwerk, geleed door gemetselde hekpalen.
Het pand beschikt in de huidige situatie over een voor-, zij- en achtertuin. Voor de entree zijn nog twee restanten van de hekpalen zichtbaar. Het perceel heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het woonhuis, gebouwd in 1914, heeft cultuurhistorische waarde door de voormalige functie als café dat bijna zeventig jaar op deze locatie gevestigd was. Deze functie is nog afleesbaar aan de gevelindeling op begane grond niveau.
Architectonische waarde
Het woonhuis heeft architectuurhistorische waarde door de kwaliteit van het gevelontwerp in overgangsarchitectuur. Van belang zijn onder andere de originele vensters, uitgevoerd met bovenramen in glas-in-lood. De 19e-eeuwse serre aan de achterzijde heeft bijzondere waarde door het hergebruik en de integratie in de nieuwbouw van 1914. Van belang zijn nog de aanwezige geëtste ruiten, vervaardigd door de bekende Dordtse glasfabriek Bouvy.
Situering
Het woonhuis heeft ensemblewaarde in relatie tot de nog aanwezige 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse bebouwing aan deze zijde van de Dubbeldamseweg.
Het woonhuis heeft stedenbouwkundige waarde door het afwijkende volume ten opzichte van de omringende bebouwing, waarbij vooral de hoogte van het pand karakteristiek is.
Door de later aangelegde Romboutslaan is het woonhuis een hoekpand geworden.
Gaafheid
De gevels zijn vrijwel gaaf bewaard gebleven. Afwijkend ten opzichte van de originele situatie zijn de later geschilderde speklagen, lateien en aanzetstenen en de kleurstelling van het schilderwerk van onder andere de windveren en het bijbehorende houtwerk.
Bijlage
-
9123686.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Dubbeldamseweg Zuid 362
- Naam: De Eikenhof
- Datering: 1926
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Interbellum-architectuur
- Architect: de Weerdt
- Postcode: 3312KT
Algemene beschrijving
Vrijstaand woonhuis, genaamd de Eikenhof, in 1926 gebouwd aan de Dubbeldamseweg Zuid. De brug, gebouwd in 1949 ter vervanging van een oudere brug, valt ook onder de bescherming.
Historie gebied
De Dubbeldamseweg was na de inpoldering van de Oud-Dubbeldamse polder (1603) de grote verbindingsweg tussen Dordrecht en Dubbeldam. Langs deze weg ontstonden in de 17e eeuw diverse buitenplaatsen waarvan alleen Dordwijk nog bestaat. Tot ver in de 19e eeuw bestond de schaarse bebouwing langs de weg uit een aantal buitenhuizen met bijbehorende boerderijen, enkele woningen en molens. De Raamkil langs de Twintighoevenweg is nog aanwezig als herkenbaar overgebleven kreekrestant. De Raamkil en in het verlengde de Molenvliet waren oorspronkelijke onderdelen van het afwateringsstelsel van de polder op buitendijks gebied.
De aanleg van de spoorlijn naar Breda in 1872 was een forse ingreep in het landelijke gebied van Dubbeldam. De gemeente Dubbeldam werd hierbij gedwongen grond te ruilen met de stad Dordrecht, zodat een deel van de Dubbeldamseweg aan Dordrecht toekwam.
In 1903 volgde een nieuwe grenswijziging tot aan de Twintighoevenweg.
De oude Dubbeldamseweg is tegenwoordig verdeeld in de Dubbeldamseweg Noord en Zuid, de Dordwijklaan en Dubbelsteynlaan Oost en West. De Dubbeldamseweg Zuid loopt bij de achterzijde van het Centraal Station vanaf de Markettenweg tot aan de Randweg de N3.
Vanaf de Markettenweg zijn aan weerszijden van de Dubbeldamseweg Zuid twee vroeg 20e-eeuwse buurten: ten westen de Oranjebuurt, ten Oosten de Bloemenbuurt. Voorbij de spoorweg kwam in de jaren dertig de tuindorpachtige wijk het ‘Land van Valk’ tot stand. Aan de andere zijde van de weg bevond zich de buitenplaats Noordzicht. Het huis en de bijbehorende tuinen verdwenen in 1968 om plaats te maken voor nieuwbouw.
Tussen de Eemsteynstraat en Twintighoevenweg bestaat de bebouwing voornamelijk uit vrijstaande woningen en twee-onder-één kapwoningen uit de 19e en vroeg 20e eeuw, waarvan de nummers 231 (Huis de Vierpolders), 233 (voormalig café) en 362 (vrijstaande woning) het meest karakteristiek zijn.
Ligging
Het woonhuis staat aan de noordoostzijde van de Dubbeldamseweg Zuid, nabij de Twintighoevenweg. Het perceel wordt door een brug ontsloten. Het woonhuis staat op enige afstand van de openbare weg en grenst aan het perceel waar voorheen de hoeve het ‘Regthuis’ stond.
Hoofdvorm
Het woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolder onder een hoog vierzijdig mansardedak. De woning beschikt over een kleine kelder onder de hal. Aan de achterzijde bevindt zich rechts een gemetselde aanbouw van één bouwlaag onder een plat dak met balkon (1937). De tweede aanbouw aan de achterzijde is van latere datum en valt niet onder de bescherming.
Bouwgeschiedenis
In 1926 vroeg A. Schaap een vergunning aan voor een ‘landhuis aan de Dubbeldamscheweg’. De familie Schaap bewoonde hiervoor een grote hoeve aan dezelfde weg en liet dit vermoedelijk bouwen als rentenierswoning. Het woonhuis werd gebouwd op een iets verhoogd terrein in een bouwstijl die kenmerkend is voor het interbellum. Typische elementen zijn onder andere de beschutte entree, de erkers, de overstekken en de gegroepeerde vensters.
In 1937, toen het woonhuis van eigenaar was gewisseld, werd aan de achterzijde een bestaande gemetselde loods aangepast ter uitbreiding van de woning en om plaats te maken voor een stenen terras.
In 1949 werd de bestaande loopbrug vervangen door een nieuwe brug, getekend door het architectenbureau Van Bilderbeek en Basters. Eveneens werd door het bureau een aanvraag ingediend voor het bouwen van een schuurtje achter het woonhuis.
Overige wijzigingen betreffen het maken van een nieuwe vensteropening aan de achterzijde (1966), de aanbouw op het terras aan de achterzijde en aanpassingen aan het interieur.
Sinds 2004 is het interieur zoveel mogelijk naar de oude situatie teruggebracht, waaronder de keuken die weer naar de originele locatie is verplaatst. De naam Eikenhof is later bedacht, refererend aan de grote eik in de voortuin en deze op de gevel geschilderd. De opstallen achter het woonhuis zijn onder andere ingericht als Bed and Breakfast.
Beschrijving exterieur
De gevels van het woonhuis zijn gemetseld en in de jaren zeventig wit gekeimd. De houten kozijnen zijn origineel, maar de ramen op de begane grond zijn enigszins aangepast en voorzien van dubbel glas. De roedeverdeling van de bovenramen is verdwenen. De kozijnen worden beëindigd door een baksteen onderdorpel en een rollaag. De kleurstelling van de kozijnen en ramen is niet origineel; voorheen waren de kozijnen licht van kleur met donkere ramen. Op zolderniveau zijn vrijwel alle ramen van de dakkapellen origineel en voorzien van een roedeverdeling.
De dakbedekking bestaat uit originele, rode Tuile du Nordpannen. Links op het dak is een hoge gemetselde schoorsteen aanwezig. Het dak wordt met een overstek beëindigd door een omtimmerde goot.
De voorgevel bestaat links uit een erker met een gemetselde borstwering, waarvan de hoeken getand zijn uitgevoerd. Het kozijn is verdeeld in onder- en bovenramen. Rechts bevindt zich de naar achtergelegen entree. Een rondboogvormige opening in de gevel ontsluit het overdekte voorportaal dat voorzien is van een bestrating in gebakken tegels.
De houten voordeur is vermoedelijk van latere datum. Onder het kozijn zijn hardstenen neuten en een hardstenen drempel aangebracht. De gevel boven de entree loopt door als Vlaamse gevel met een daklijst met overstek. Dit overstek is aan de binnenzijde voorzien van beplating van latere datum. In de top van deze gevel bevinden zich twee hoge vensters, voorzien van eenvoudig glas-in-lood. Onder de vensters bevindt zich een bloembak, rustend op houten klossen. Links in het dakvlak is een brede dakkapel onder een plat dak met overstek, verdeeld in drie ramen en met een houten gootlijst. Bovenin het dak zijn twee moderne dakramen aangebracht.
De rechterzijgevel bestaat links uit een opening in verbinding met het overdekte portaal met rechts daarvan een venster met boven- en onderraam. Het midden van de gevel is een Vlaamse gevel met drie hoge vensters, voorzien van glas-in-lood. In dezelfde lijn bevinden zich drie kleine vierkante vensters ter hoogte van de kelder. Rechts is een gekoppeld venster aanwezig. In het dakvlak bevinden zich aan weerszijden van de Vlaamse gevel dakkapellen. Geheel rechts is een modernere aanbouw aanwezig die als bijkeuken de woning ontsluit.
De achtergevel, deels uit het zicht vanwege de jongere aanbouw, heeft rechts een in 1937 aangepaste, gemetselde aanbouw met een pui van latere datum. Op het platte dak bevindt zich van oudsher een balkon, ontsloten door twee openslaande deuren van latere datum. In het hoogste dakvlak is in het midden een kleine dakkapel aanwezig.
De linkerzijgevel heeft links een erker, identiek aan die van de voorgevel. Geheel rechts bevindt zich een venster. Op zolderniveau zijn er drie dakkappellen; twee met een enkel
raam en geheel links een brede dakkapel met drie ramen zoals aan de voorzijde.Beschrijving interieur
De hoofdentree aan de voorzijde ontsluit via een voorportaal de hal met rechts, achter een kamer, een royale bordestrap. De tochtdeur is origineel, evenals de vloerafwerking van marmeren platen en de lambrisering in roodbruin marmer die zonder marmer, maar wel in een roodbruine kleur, is doorgezet langs de trap. De houten trap heeft gestoken trappalen met houten balusters en stijlen. De hal komt uit in de keuken aan de achterzijde. De linkerzijde van de woning bestaat uit een voor- en achterkamer, gescheiden door originele kasten en-suite met schuifdeuren voorzien van eenvoudig, helder glas-in-lood. In de voorkamer is een roodbruin marmeren schouw aanwezig. De stucplafonds zijn vernieuwd, evenals de vloerafwerking. De muur tussen de keuken en de achterkamer is verwijderd.
Op de kapverdieping ontsluit de overloop de twee kamers aan de voorzijde en de twee kamers aan de achterzijde. Achter de ramen van de dakkapellen zijn originele houten
achterramen aanwezig. Op deze verdieping zijn alle paneeldeuren bewaard gebleven.Beschrijving tuin, erf, perceel
De vrijstaande woning staat op een groot perceel van ca. 100 meter diep. Aan de voorzijde wordt het perceel gescheiden van de openbare weg door een sloot. De brug bestaat uit een betonnen brugdek met gemetselde muurtjes en een stalen reling. In de voortuin staan twee grote, oude bomen: links een eik en rechts van de brug een beuk.
Achter de woning staan diverse opstallen, waaronder het schuurtje uit 1949. Achterin op het perceel staat een schuur uit 1973. De bijgebouwen hebben geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het vrijstaande woonhuis met brug heeft cultuurhistorische waarde als rentenierswoning in 1929 gebouwd aan de Dubbeldamseweg in opdracht van een familie die van oudsher in Dubbeldam gevestigd was. De karakteristieke ontsluiting middels een brug herinnert aan de periode dat alle percelen aan deze weg door een sloot gescheiden werden van de openbare ruimte.
Architectonische waarde
Het woonhuis heeft architectonische waarde door de kwaliteit van het ontwerp. Dit komt tot uiting in de gevels waarin eenheid in diversiteit is ontstaan door de zorgvuldige toepassing van dakkapellen, Vlaamse gevels, repeterende vensters en erkers.
Karakteristiek is de hoofdentree in het beschutte portaal. Van bijzondere waarde is onder andere de dakvorm met de dakbedekking van Tuile du Nord pannen en de daarin toegepaste dakkapellen met ramen in roeden verdeeld, evenals de hoge vensters voorzien van glas-in-lood. Het interieur is van belang door de grotendeels originele structuur. Van bijzondere waarde zijn de hal met marmeren lambrisering, het royale trappenhuis en de achterzetramen op de zolderverdieping
Situering
Het woonhuis heeft ensemblewaarde in relatie tot het perceel, waarin de sloot, de twee monumentale bomen aan de voorzijde en de brug van belang zijn voor het beeldbepalende karakter. Het woonhuis heeft eveneens ensemblewaarde in relatie tot de 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse bebouwing aan de Dubbeldamseweg Zuid.
Het ensemble van woonhuis en perceel heeft stedenbouwkundige waarde als eerste bebouwde perceel aan deze zijde van de weg vanaf Dubbelman.
Gaafheid
Het woonhuis en de brug zijn van belang door de gaafheid. Gevelindeling, dak, kozijnen en ramen zijn grotendeels gaaf, waarbij het wit keimen en het veranderen van de kleurstelling van het houtwerk de grootste wijzigingen zijn geweest. Het interieur is grotendeels in originele staat met uitzondering van de doorbraak naar de keuken en de stucplafonds. Van belang zijn onder andere de marmeren schouw, de kasten en-suite, de marmeren lambrisering, de trap en de paneeldeuren.
Publicaties
- Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
- A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 ‘Eiland van Dordrecht’. Heinenoord 2006.
Bijlage
-
9123688.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Halmaheiraplein 5
- Naam: Christelijk Lyceum
- Datering: 1955-1957
- Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
- Bouwstijl: Functionalisme
- Architect: van Herwijnen
- Postcode: 3312GH
Algemene beschrijving
Schoolgebouw voor middelbaar onderwijs met conciërgewoning.
Ligging
Het vrijstaande pand is gesitueerd in de Vogelbuurt in Dordrecht-oost. Het ligt in de zuidelijke punt van deze wijk, dichtbij het spoor. Het terrein van de school wordt aan de noordzijde begrensd door de Meerkoetstraat, aan de oostzijde door de Aalscholverstraat, aan de zuidzijde door het Sportplein en ten westen bevinden zich het Halmaheiraplein en de Bankastraat. Aan deze zijde is de hoofdingang. Ten noorden en oosten bevindt zich naoorlogse woningbouw.
Hoofdvorm
Het pand bestaat uit een aantal aan elkaar gekoppelde volumes. Het schoolgebouw wordt gevormd door vier langgerekte volumes ter hoogte van drie bouwlagen onder zadeldak, gekoppeld door een iets lager volume in drie bouwlagen met plat dak. De noord, west- en zuidvleugel vormen zo ongeveer een U-vormige plattegrond met de daklijn evenwijdig aan de straat, waarbij de zuidvleugel naar het westen toe doorgetrokken is. In de noordvleugel bevindt zich op de begane grond de gymnastiekzaal met een hoogte van anderhalve verdieping. De even hoge eerste verdieping is gemoderniseerd en nu ingericht als mediatheek.
Loodrecht op de zuidvleugel bevindt zich ten oosten het vierde volume van drie bouwlagen onder schilddak. Het schoolgebouw is uitgebreid met een conciërgewoning in twee bouwlagen onder schilddak die in het verlengde van de noordvleugel is gebouwd, en met een vrijstaande aula op trapeziumvormige plattegrond, door een gang verbonden met de westvleugel. De school is een gangschool die wordt ontsloten door een centraal gelegen toegangszone met trappenhuis die tevens de as vormt tussen de hoofdentree aan de voorzijde en het schoolplein aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
Na de Tweede Wereldoorlog was er een grote woningnood in Nederland en veel woningen moesten tegen zo laag mogelijke kosten gerealiseerd worden. In 1945 besloot de gemeente Dordrecht al tot het bouwen van de Vogelbuurt, maar het zou tot 1951 duren voordat de woningbouw in dit gebied van start ging. In 1959 was de wijk gereed met 850 woningen en een winkelcentrum aan het Vogelplein.
De bebouwing aan de Banka- en Billitonstraat is nog uitgevoerd in de stijl van de Indische buurt. De rest van het gebied is planmatig bebouwd in een eenvoudig rechthoekig stratenpatroon. De bebouwing bestaat uit blokken eengezinswoningen in twee lagen onder een zadeldak, waarvan de noklijn evenwijdig met de straat loopt. Naast eengezinswoningen staan er portieketage woningen in drie en vier lagen. Het oostelijk gebied, dat iets later tot stand is gekomen, is iets ruimer van opzet. Op de koppen van de bouwblokken aan de Aalscholverstraat bevinden zich winkels.
Het ontwerp uit 1958 voor het Christelijk Lyceum is van de Dordtse architect L. van Herwijnen (1888-1974). Hij werkte voor de Tweede Wereldoorlog samen met A. Bakker; het bureau Bakker en Herwijnen heeft veel werken in Dordrecht ontworpen, waaronder woningen aan het Betlehemplein en de Julianakerk op de hoek van de Mauritsweg. Van Herwijnen is ook de architect van de traditioneler gebouwde Prinses Julianaschool in Nieuw-Krispijn.
Het pand voor het voormalig Christelijk Lyceum is een representatief voorbeeld voor de Wederopbouwperiode, en heeft als bijzondere toevoeging diverse kunstwerken aan de gevels en in het interieur.
In 1965 zijn drie vensteropeningen in de westgevel, naast de entree, vergroot. In 1986 is een kleine uitbreiding gemaakt aan de zijde van het schoolplein. Ongeveer een derde van de stalen kozijnen is vervangen door aluminium kozijnen. Recent zijn wat moderniseringen uitgevoerd in het interieur, waaronder de bouw van een mediatheek boven het gymnastieklokaal.
Beschrijving exterieur per gevel
Het metselwerk van de gevels is uitgevoerd in een donkerrode handvormsteen in Vlaams verband met iets terugliggende voeg. De gevels worden beëindigd door een betonnen dakrand. Bij de volumes onder zadeldak zijn deze uitkragend ter ondersteuning van de bakgoten. De vensteropeningen zijn aan de onderzijde voorzien van betonnen onderdorpels.
Gevel 1 westgevel straatzijde
De gevel bestaat links uit een geveldeel met een aantal kleine vensteropeningen. De doorgang naar de aula bedekt het volgende deel van de gevel. Boven de doorgang bevindt zich een hoge vensteropening gedeeld door stijlen en kalven in beton. Rechts hiervan een gevelvlak in zes vensterassen met op alle verdiepingen een vensteropening, met stalen kozijn in betonnen omlijsting. De ramen bestaan uit onder- en bovenramen door een stijl verdeeld. Tussen de vensteropeningen van de eerste en tweede verdieping is een borstwering aangebracht van beton met in het midden een ornament in de vorm van een ruit. De hiernaast gelegen entree is verbijzonderd door een iets terugliggende gevel tot en met de eerste verdieping, geheel uitgevoerd in beton. Op de verdieping is in het midden een deuropening, voorzien van Frans stalen balkon. Onder een forse, schuin uitkragende, betonnen luifel op kolommen is een bordes met vier treden, waaraan een dubbele deur met aan weerszijden ramen. Naast de entree de gevel van een verbindend volume met raamstroken op alle verdiepingen. De middelste is later gewijzigd.
Geheel rechts is de topgevel van de zuidvleugel die naar voren toe doorloopt. Deze is geheel blind uitgevoerd met sierkruisjes in het metselwerk die in een verspringend patroon zijn aangebracht. Op het rechterdeel van de gevel is over de volle hoogte een kunstwerk aangebracht: een smeedijzeren plaquette, genaamd "Het mosterdzaadje" van kunstenaar en grafisch ontwerper Henk Krijger (1914-1979).
Gevel 2 zuidgevel straatzijde
De gevel wordt door muurdammen in acht vensterpartijen verdeeld. Deze heeft op iedere verdieping drie identieke kozijnen, gescheiden door een betonnen stijl en gevat in een betonnen omlijsting. De ramen bestaan uit onder- en bovenramen door een stijl verdeeld. De gevels onder, tussen en boven de kozijnen zijn uitgevoerd in beton met in het midden onder ieder raam een ornament in de vorm van een ruit. Achter deze ramen bevinden zich de leslokalen.
De iets terugliggende gevel van het verbindende volume bestaat links uit een gevel bekleed met betonplaten en op iedere verdieping voorzien van een horizontale vensterstrook met vierkante ramen gevat in een betonnen lijst. Rechts naast een muurdam terugliggend een entree met dubbele deur en aan weerszijden ramen met daarboven een borstwering van betonnen platen. Tot aan onderzijde dak is over de volle breedte een raampartij van vierkante ramen in betonnen omlijsting. Voor de deuren een bordes met vier treden, uitgevoerd in klinkers.
Geheel rechts de topgevel van de oostvleugel met op iedere verdieping drie identieke kozijnen, voorzien van een asymmetrische raamindeling, gevat in een betonnen omlijsting. Op de begane grond steekt deze lijst iets uit ten opzichte van het gevelvlak. De ruimten tussen de vensterstroken zijn voorzien van beton conform gevel leslokalen.
Gevel 3 oostgevel straatzijde
Deze gevel heeft links op het niveau van de begane grond een vensteropening in iets uitstekende betonnen omlijsting, voorzien van drie gemoderniseerde kozijnen. Rechts op iedere verdieping zes identieke kozijnen, gescheiden door muurdammen. De kozijnen zijn gemoderniseerd, en voorzien van een asymmetrische indeling conform originele toestand. De overige gevelvlakken in beton zijn identiek aan de gevel van de zuidelijke leslokalen.
Gevel 4 noordgevel oostvleugel
Deze is geheel blind uitgevoerd met sierkruisjes in het metselwerk die in een verspringend patroon zijn aangebracht.
Gevel 5 westgevel oostvleugel aan schoolplein
Deze gevel heeft op iedere verdieping drie vensteropeningen. Gevelindeling identiek aan straatzijde van deze gevel.
Gevel 6 noordgevel zuidvleugel aan schoolplein
Geheel links is de iets terugliggende gevel van het verbindende volume met drie horizontale vensterstroken, identiek uitgevoerd als een deel van de gevel van dit volume aan straatzijde. Op de begane grond bevindt zich een entree met dubbele deuren. Rechts is de gevel van de gangen van de zuidvleugel. Deze heeft op iedere verdieping twaalf identieke vierkante kozijnen, voorzien van stalen kozijn met gedeeld boven- en onderraam, en een ongedeeld middenraam. Geheel rechts is later een uitbreiding met lift aangebouwd.
Gevel 7 oostgevel westvleugel aan schoolplein
Geheel links bevindt zich de nieuwe uitbreiding met lift waarnaast nog een deel van de gevel van het verbindende volume met daarin drie kleine vensteropeningen. Een tot boven de daklijn gemetselde schoorsteen scheidt dit volume van de westvleugel. Deze gevel heeft links een geveldeel waarachter entree en trappenhuis, over de volle breedte voorzien van vierkante ramen, gevat in beton. Op de tweede verdieping in drie rijen en, gescheiden door een betonvlak, op de eerste verdieping in twee rijen. De middelste partijen zijn voorzien van glas-in-lood. Op de begane grond is een dubbele deur met aan weerszijden ramen en te bereiken via bordes en vijf treden.
Geheel rechts is de gevel identiek aan de tegenoverliggende voorzijde van deze vleugel.
Gevel 8 zuidgevel noordvleugel aan schoolplein
Deze gevel bestaat links uit de terugliggende gevel van het verbindende volume voorzien van entree. De gevel is identiek aan de zuidgevel van het verbindende volume aan de straatzijde (gevel 2), alleen het rechterdeel is breder.
Naast deze gevel is de zuidgevel van de vleugel waarin oorspronkelijk op beide verdiepingen gymnastiekzalen waren. Deze gevel bestaat uit vijf vensterassen, gescheiden door muurdammen. Op beide verdiepingen zijn twee verticaal geschakelde kozijnen in een betonnen omlijsting en door roeden in zessen verdeeld. De ruimten boven, tussen en onder de kozijnen zijn voorzien van betonnen gevelbekleding.
Rechts bevindt zich een deuropening.Geheel rechts bevindt zich de achterzijde van de terugliggende conciërgewoning.
Gevel 9 oostgevel noordvleugel straatzijde
De topgevel van het gymnastiekgebouw is op beide niveaus voorzien van vier hoge, vierkante vensteropeningen. De gevel wordt deels afgedekt door de conciërgewoning.
Gevel 10 noordgevel straatzijde
De gevel bestaat geheel links uit de gevel van de conciërgewoning. Hiernaast de gevel van de gymnastiekzalen met links een geveldeel met drie kleine vensteropeningen en rechts een gevel identiek aan de zuidgevel van deze vleugel aan het plein met weglating van de onderste rij vensteropeningen op beide niveaus. Hiernaast de gevel van het verbindende volume, bijna identiek aan de gevel van dit volume aan het plein.
Rechts bevindt zich de topgevel van de westvleugel met op de twee verdieping een breed kozijn dat de vorm van de gevel volgt. Het stalen kozijn is door stijlen en kalven verdeeld en voorzien van diverse ramen. Op de onderste twee niveaus vier vensterassen, gescheiden door muurdammen en voorzien van stalen kozijnen met een asymmetrische indeling. Tussen de vensteropeningen een borstwering van beton met een ruitvormig ornament.
Verbonden door een gang bevindt zich geheel rechts de noordgevel van de aula. Op een lager begane grond niveau is, onderbroken door muurdammen, een horizontale vensterstrook onder betonnen latei voorzien van vierkante ramen met betonnen borstwering. Op niveau van de aula is in het midden een grote vensteropening, door betonnen stijlen in tien assen verdeeld, waarin door horizontale roeden verdeelde ramen.
Gevel 11 westgevel aula
Deze gevel is op de begane grond op dezelfde wijze uitgevoerd als de noordgevel van de aula, met aan beide uiteinden een dubbele deur. Op het niveau van de aula is de gevel geheel blind uitgevoerd met sierkruisjes in het metselwerk die in een verspringend patroon zijn aangebracht. Links op de gevel is een reliëf in steen, genaamd "Jonas in de walvis", van de Dordtse beeldhouwer en graficus Hans Petri (1919-1996).
Gevel 12 zuidgevel aula
Deze gevel is identiek aan de noordgevel van de aula.
Dak
Alle daken van de volumes zijn bedekt met bitumen.
Beschrijving interieur
Het schoolgebouw wordt ontsloten door een hoofdentree aan de westzijde. In het midden van deze vleugel bevindt zich een hal met centraal trappenhuis en met aan weerszijden een gang die op de verdiepingen aan beide zijden lokalen en docentenkamers ontsluit. De zuidvleugel bestaat uit lokalen aan de straatzijde, ontsloten door een gang aan de pleinzijde. Deze gang komt uit in de oostvleugel met aan weerszijden bijzondere (practicum) lokalen voor natuur- en scheikunde en biologie. De verbindende volumes aan de noord- en zuidzijde zijn beide voorzien van een trappenhuis. De noordvleugel heeft op de begane grond een gymnastiekzaal en op de verdieping een recentelijk gerealiseerde mediatheek (voorheen ook gymnastiekzaal). De westvleugel en het volume tot aan het gymnastiekgebouw zijn geheel onderkelderd. Vanaf hier is een toegang tot de rijwielberging onder de aula.
Enkele ruimten zijn geheel gemoderniseerd, maar voor het grootste deel is het interieur in originele staat.
Voorportaal en hal begane grond
De entree is verbijzonderd door een betonnen portaal dat in het verlengde van de luifel naar binnen toe doorloopt. In de zijwanden van het portaal zijn ronde, glazen bouwstenen aangebracht. Het voorportaal en de hal zijn betegeld met een grijs-beige gevlamde, hardgebakken tegel en voorzien van een plint in dezelfde tegel. In het midden van de hal, is in diverse gekleurde vloertegels een kunstwerk gemaakt in cirkelpatroon en stralen met in het midden een vis.
Gangen
De vloeren van de gangen en de secundaire trappenhuizen zijn voorzien van een zelfde tegel als hal, met een tegel in donkerder tint voor de randen en plinten. Tot ca. 1.20 m zijn de wanden voorzien van schoon metselwerk. De binnen- en buitenkozijnen lopen iets door tot in het metselwerk en zijn voorzien van zwart stenen dorpels. Op de verdieping bevindt zich een wandschildering met bijbelse voorstelling van Henk Krijger.
Centrale trap
Deze trap is uitgevoerd in twee steektrappen met bordes en schalmgat. De trap is voorzien van treden van leisteen met in zwarte tegels uitgevoerde stootborden. Langs de trap is een hekwerk van staal. Ter hoogte van de beide bordessen is een abstracte voorstelling van felgekleurd glas-in-lood aangebracht van glazenier Jan Ooms (1915-1975).
Leslokalen
De leslokalen zijn over het algemeen gemoderniseerd en voorzien van een systeemplafond. Het biologielokaal heeft nog de originele kastinrichting met vitrines, waarin een grote collectie opgezette dieren en een docentenlessenaar op podium.
Aula
De aula met toneelpodium, te bereiken via een halve trap in de westvleugel heeft een origineel met hout bekleed balkon, voorzien van houten banken.
Beschrijving tuin
De school wordt van de openbare weg gescheiden door hekwerken en hagen. Het terrein heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van een naoorlogs schoolgebouw voor middelbaar onderwijs in de als stadsuitbreiding gebouwde wijk de Vogelbuurt.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp en de detaillering van het exterieur. De stalen kozijnen in verschillende indelingen, de in beton gevatte ramen, de entreepartij met betonnen luifel en de twee westelijke kopgevels verrijkt met kunstwerken van Hans Petri en Henk Krijger verlevendigen de langgerekte volumes waaruit het pand is opgebouwd.
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp en de detaillering van het interieur. Diverse kunstwerken zijn opgenomen in het pand, zoals de glas-in-lood ramen van Jan Ooms, de betegelde vloer in de hal en een wandschildering van Henk Krijger. Door het hele pand zijn trappenhuizen, betegelde gangen, en binnenkozijnen in originele staat. De conciërgewoning wordt nog steeds bewoond door de huidige conciërge. Van bijzondere waarde is de in oorspronkelijke staat bewaard gebleven inrichting van het biologielokaal, het betonnen portaal met de ronde, glazen bouwstenen en de aula met balkon en toneel.
De school is gebouwd in een stijl die kenmerkend is voor de wederopbouwperiode. Het pand is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de Dordtse architect L. van Herwijnen.
Situering
Het pand heeft grote stedenbouwkundige waarde door de inpassing als vrijstaand object aan de zuidelijke rand van de woonwijk Vogelbuurt en door de ligging aan het rotondeplein Halmaheiraplein waar diverse wegen samenkomen zoals de buurtontsluitingsweg Bankastraat en de historische ontsluitingsweg Reeweg. Ook is de ligging prominent ten opzichte van het spoor en de spoorwegovergang die eveneens aansluit op de rotonde van het Halmaheiraplein.
Gaafheid
Het pand is van belang door de gaafheid van zowel exterieur als interieur. Een groot deel van de stalen kozijnen is nog aanwezig, onder andere de kozijnen van de oostvleugel zijn gemoderniseerd. De bouwkundige staat is goed.
Unieke waarde
Het pand heeft een zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch, architectonisch en stedenbouwkundig opzicht. De school is nagenoeg in oorspronkelijke staat en wordt nog steeds gebruikt als huisvesting voor een middelbare school.
Bijlage
-
9122708.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Halmaheiraplein 26
- Datering: 1933
- Oorspronkelijke functie: Zittribune
- Bouwstijl: Amsterdamse school
- Postcode: 3312GH
Inleiding
In 1923-24 in opdracht van de voetbalvereniging O.D.S. (Oefening Doet Slagen) gebouwde, overdekte ZITTRIBUNE. De tribune staat aan de lange zuidzijde van het hoofdveld van het sportveldencomplex Sportpark Reeweg, dat is gesitueerd tussen de spoorweg (zuidzijde), Noordendijk (noordzijde), de Rondweg (A3) aan de oostzijde en de Molenvliet aan de westzijde. De tribune is gebouwd door en naar een ontwerp van de N.V. Aannemersmaatschappij Groeneveld in Dordrecht.
De in baksteen en beton uitgevoerde onderbouw van de tribune wordt gekenmerkt door een expressionistische, aan de Amsterdamse School verwante bouwstijl. In deze onderbouw bevinden zich kleedkamers, een kantine en een aantal andere ruimtes, die in de loop van de tijd zijn verbouwd. De tribune is de enige in Nederland met een met pannen gedekt schilddak.
Omschrijving
De zittribune heeft een in baksteen en beton opgetrokken onderbouw en een met Hollandse pannen gedekt, uitkragend houten schilddak. De kap is voorzien van een ijzeren spantconstructie en rust aan de voorzijde op ijzeren kolommen en aan de achterzijde op de betonnen achterwand en de gemetselde buitenmuur. De op een betonnen basis staande bakstenen onderbouw is voorzien van een groot aantal rechtgesloten en rondboogvormige gevelopeningen. De tribune heeft een symmetrisch vooraanzicht.
De zitplaatsen op de tribune zijn bereikbaar via betonnen steektrappen die achter gemetselde muren staan. De muren van deze risalerende trappartijen lopen aan de voorzijde getrapt omhoog en zijn uitgemetseld aan de bovenranden. De middelste van de vijf trappartijen heeft een trap aan beide zijden. De twee trappartijen rechts hiervan hebben de opgang aan de rechter kant en de twee trappartijen links hiervan hebben de opgang aan de linker kant. De zijmuren van deze trappen hebben een rechte, door een rollaag afgedekte afsluiting en bevatten ijzeren rondboogdeuren. De hoeken zijn voorzien van overhoekse, zich verjongende steunbeertjes met koppen van aangesmeerde baksteen. De oorspronkelijke rondboogvormige gevelopeningen aan de voorzijde van de trappen zijn grotendeels dichtgemetseld en hier en daar nog voorzien van een boograam. De muren tussen de trappen hebben eveneens een rechte beëindiging met een rollaag. Deze muren bevatten de onder lateien of rollagen staande rechtgesloten vensters en deuren van onder meer de kleed- en doucheruimtes en de kantine. De eigenlijke tribune bestaat uit over de gehele breedte doorgetrokken, van voor naar achter trapsgewijs oplopende betonnen vlakken met zes rijen zitplaatsen. De trappen tussen de rijen hebben een extra trede. De twee middelste rijen zijn deels voorzien van voornamelijk houten kuipstoeltjes en deels van houten banken. De rijen aan weerszijden zijn geheel voorzien van houten banken. De betonnen achterwand wordt verstevigd door zich verjongende steunberen. De ijzeren, aan de bovenkant door middel van staande kruiskoppelingen met elkaar verbonden kolommen van de kap staan aan weerszijden van de uitgemetselde borstweringen, die aan de achterzijde door betonnen muren worden versterkt. Op de kolommen ligt een zware, de kap ondersteunende ijzeren balk over de gehele breedte van de tribune.
De houten kap heeft een spantconstructie samengesteld uit ijzeren spanten. De constructie is samengesteld uit vakwerk V-spanten met parallelliggers en acht geklonken dubbele Polonceauspanten met zeven velden per spantbeen. De vakwerk V-spanten liggen onder de beide kopse dakschilden, de Polonceauspanten liggen ertussen. De spanten zijn horizontaal aan elkaar gekoppeld door middel van elkaar kruisende diagonalen.
De linker zijgevel wordt horizontaal geleed en verlevendigd door uitgemetselde baksteenlagen. De negen met platen dichtgezette vensters worden van elkaar gescheiden door uitgemetselde penanten. Het middelste venster is dichtgemetseld. Ter hoogte van de zitplaatsen klimt de gevel trapsgewijs. De bovenranden worden ook hier door decoratief uitgemetselde baksteen verlevendigd. Tussen deze muren en de kap is een glaswand geplaatst, waarvan het glas in stalen ramen is gevat. De achtergevel is boven de betonnen basis geheel opgetrokken in schone baksteen en voorzien van rechtgesloten gevelopeningen onder rollagen. De gevel wordt horizontaal geleed en verlevendigd door uitgemetselde randen. Op de begane grond bevindt zich rechts een reeks, onder een doorlopende rollaag staande vensters, als die in de linker zijgevel. De vensters staan aan weerszijden van uitgemetselde penanten. Links van deze reeks staan twee deuren (waarvan de linker tweedelig is), nog enkele kleine vensters en enkele grote vensterpartijen met houten penanten tussen de ramen. Deze in het linker deel van de gevel staande vensters worden overspannen door een lange betonnen latei. De gevel wordt aan weerszijden van de deuren geaccentueerd door uitmetselingen. Het hogere deel van de gevel is grotendeels blind, maar bevat in het rechter deel nog enkele rechthoekige en liggende vensters, waarachter zich opslagruimtes bevinden. Onder de uitkraging van de kap ligt een over de gehele breedte van de gevel doorgetrokken, aaneengesloten vensterreeks met gemetselde penanten. Ook de rechter zijgevel wordt horizontaal geleed en verlevendigd door dunne banden van uitgemetselde baksteen.
Links in deze zijgevel staat een deur met gedeeld bovenlicht boven een stoepje. Dit bovenlicht en het venster met driedelig bovenraam rechts ervan staan beide onder een rollaag. Het rechter deel van de gevel is op de begane grond aan het oog onttrokken door een niet onder de bescherming vallende aanbouw. De gevel en de glaswand erboven zijn verder als die aan de linker zijde.
Waardering
De zittribune is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarde.
- De tribune heeft cultuurhistorische waarde als een bijzondere uitdrukking van een sociaal-culturele ontwikkeling en als een bijzonder en representatief voorbeeld van een typologische ontwikkeling.
- De tribune heeft architectuurhistorische waarde vanwege het bijzondere belang voor de geschiedenis van de bouwkunst en de bouwtechniek, en vanwege het bijzondere ontwerp, vanwege het materiaalgebruik en de detaillering.
- De tribune heeft ensemblewaarde als een essentieel onderdeel van een complex en vanwege de bijzondere situationele betekenis, verbonden met de ontwikkeling en uitbreiding van dit gedeelte van Dordrecht.
- De tribune is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van het exterieur.
- De tribune heeft grote zeldzaamheidswaarde vanwege de aanwezigheid van een met pannen gedekt schilddak op een stalen constructie.
Externe links
-
Korte Scheidingsweg 23
- Naam: Villa Mariahof
- Datering: 1881
- Oorspronkelijke functie: Rentenierswoning
- Bouwstijl: Neoclassicisme
- Postcode: 3312JM
Algemene beschrijving
Vrijstaand herenhuis, bekend als Villa Mariahof, met een brug en een toegangspoort aan de Korte Scheidingsweg. De in 1881 gebouwde rentenierswoning werd in 1914 verbreed en uitgebreid met een serre aan de voorzijde.
Historie gebied
De Korte Scheidingsweg is een verbindingsweg tussen de Dubbeldamseweg en de Krommedijk in de Oud-Dubbeldamse polder (1603). Tot ver in de 19e eeuw bestond de schaarse bebouwing in dit gebied uit een aantal buitenhuizen met bijbehorende boerderijen, enkele woningen en molens. De aanleg van de spoorlijn naar Breda in 1872 was een forse ingreep in het landelijke gebied van Dubbeldam. De gemeente Dubbeldam werd hierbij gedwongen grond te ruilen met de stad Dordrecht, zodat een deel van de Dubbeldamseweg aan Dordrecht toekwam. De Korte Scheidingsweg, die deel uitmaakte van de grens tussen Dordrecht en Dubbeldam, werd gelijktijdig met de spoorlijn in 1872 aangelegd op een voormalig polderdijkje. In 1903 volgde een nieuwe grenswijziging tot aan de Twintighoevenweg.
Halverwege de Korte Scheidingsweg werd in 1881 het herenhuis gebouwd. De weg bleef een polderweg met bomen en sloten aan weerszijden. Pas in 1924 werd de weg geschikt gemaakt voor meer woningbouw. Binnen enkele jaren kwamen diverse twee-onder-een kapwoningen gereed. Toen de gemeente de sloten wilde dempen, protesteerden de bewoners aan de westzijde, zodat de sloten aan deze zijde gehandhaafd bleven. Alle woningen worden hier nog steeds door een brug ontsloten. In 1931 werd de Hoekenessestraat verbonden met de Korte Scheidingsweg voor een verdere uitbreiding van de arbeiderswijk Land van Valk, die in 1922 was gebouwd in de westelijke hoek van het gebied.
Ligging
De villa staat aan de westzijde van de Korte Scheidingsweg met de nok evenwijdig aan de straat. De villa ligt op ruime afstand van de openbare weg en wijkt daarmee af van de rooilijn van de overige bebouwing. Het perceel wordt aan alle zijden door een sloot begrensd en door een brug ontsloten vanaf de Korte Scheidingsweg. Aan de noordzijde is in 1931 de Hoekenessestraat aangelegd, waardoor het perceel op een hoek van twee straten is komen te liggen.
Hoofdvorm
De villa is gebouwd op een in hoofdvorm rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een kapverdieping onder een samengesteld dak dat bestaat uit de dakschilden van het dak uit 1881 en de uitbreiding van 1914. Aan de linkerzijde bevindt zich een aanbouw uit de bouwperiode van één bouwlaag onder een plat dak.
Bouwgeschiedenis
De villa werd gebouwd als rentenierswoning in opdracht van Jillis Herweijer die voordat hij naar Dordrecht verhuisde, de Aloysehoeve aan de Zeedijk bewoonde. De boerderij verkocht hij aan zijn zoon Pieter. Hij verhuisde in 1881 met zijn vrouw en een zoon naar de Korte Scheidingsweg. Later zouden zijn zoons Pieter en Leendert ook twee woningen bouwen aan deze weg (1906 en 1907). Omdat dit de enige bebouwing was tot 1924 stond de weg ook bekend als het ‘Herweijerlaantje’.
In 1914 werd de villa verbouwd door de nieuwe eigenaar, Jan Krim. Aan de linkerzijde werd de woning in dezelfde bouwstijl uitgebreid met een extra travee voor twee grote slaapkamers, zodat de voordeur in het midden kwam. Aan de voorzijde werd rechts van de deur een serre gebouwd. Met dit nieuwe aanzien kreeg het woonhuis de naam Villa Mariahof, naar de vrouw van Jan Krim. Enkele jaren later, in 1920, werd op de zolder, waar alleen een bodekamer en een kleine slaapkamer was, een grote slaapkamer aan de achterzijde gemaakt met openslaande deuren naar een balkon. In 1924 werd een vergunning aangevraagd voor het scheiden van de voorkamer en de serre middels schuifdeuren.
In 1946 wordt de gemetselde brug hersteld. Er is sprake van oorlogsschade en het gewelf wordt geheel vernieuwd. In 1952 wordt het interieur gewijzigd: van de twee slaapkamers op de begane grond wordt één kamer gemaakt en de alkoven tussen de kasten en-suite worden verwijderd. Op de plattegrond van de zolderverdieping is te zien dat hier inmiddels een badkamer is gerealiseerd in de uitbreiding van 1914. In 1964 wordt een vergunning verleend voor het maken van dakvensters, het vernieuwen van het balkonhek en het maken van een nieuwe pui aan de achterzijde. Een jaar later wordt een garage gebouwd op het perceel.
Sinds 2006 is gestart met een totale renovatie. De constructie van de begane grondvloer is geheel vervangen, evenals de trap naar de zolder. Originele elementen die nog aanwezig waren zijn zoveel mogelijk hersteld of hergebruikt. Dakkapellen zijn gerenoveerd en toegevoegd, alle in dezelfde traditionele stijl met kroonlijst en zinken zijwangen.
Beschrijving exterieur
De gemetselde gevels zijn alle later wit gekeimd en voorzien van een hoge, donkergrijs geschilderde plint. Boven de plint zijn kunststof muurelementen aangebracht tijdens de laatste renovatie, het zogenaamde ‘Schrijversysteem’ tegen vocht. Vensters bestaan uit houten kozijnen met door roeden verdeelde bovenramen. Het dak uit 1881 heeft een licht gebroken dakconstructie. Hier is in 1914 in dezelfde lijn op aangesloten, waarbij het dakschild aan de voorzijde de beide bouwvolumes verbindt. De dakbedekking van zinken leien is toen vervangen door grijze kruispannen. Op het dak staan enkele gemetselde schoorstenen.
De voorgevel heeft in het midden de voordeur (1914) met panelen en twee ramen met daarboven een halfrond raam voorzien van siersmeedijzeren roosters. Boven de voordeur bevindt zich een tienruits venster, identiek aan de twee bovenramen van de schuiframen links van de deur. In de bovenramen is facetglas aangebracht. De twee vensters en de entree hebben een geprofileerde lijst, aan de bovenzijde eindigend in een bredere lijst en een bekroning. De onderdorpels zijn van hardsteen, bij de vensters rustend op consoles.
De gevel heeft links en rechts een pilaster, versierd met blokornamenten en eindigt met een forse kroonlijst. De serre rechts van de voordeur is een vijfzijdige aanbouw onder een plat dak. De vensters zijn uitgevoerd als schuiframen met achtruits bovenramen met in facet geslepen glas en voorzien van een hardstenen dorpel. In het midden bevinden zich twee openslaande deuren naar de voortuin. De onderramen en deuren zijn origineel (1914) en voorzien van dubbelglas. De serre wordt beëindigd door een betimmerde goot, rustend op houten consoles. Op het dak staan drie dakkapellen voorzien van een plat dak. De middelste (1914) wordt door een stijl verdeeld en heeft twee stolpramen. De twee andere dakkapellen hebben één stolpraam en zijn tijdens de laatste renovatie aangebracht in dezelfde stijl als de bestaande.
De rechterzijgevel heeft één venster dat in 1964 is vergroot en gemoderniseerd. Op het dak staan drie dakkapellen, waarvan één al aanwezig was in 1914. De dakkapellen zijn tijdens de laatste renovatie in dezelfde stijl gebouwd als de dakkapellen aan de voorzijde.
De achtergevel bestaat uit een grote achterpui, een achterdeur met bovenraam en rechts een venster met stolpraam en bovenraam. De laatste twee vensteropeningen zijn origineel en licht getoogd. Op het dak is links een dakkapel (later verbreed) en rechts de openslaande deuren naar een klein uitkragend balkon. Tijdens de renovatie is het balkon zoveel mogelijk in de stijl van het huis teruggebracht. De deuren zijn modern. Geheel rechts bevindt zich de achtergevel van de aanbouw( 1881) met hierin één deur.
De linkerzijgevel bestaat links uit de gevel van de aanbouw met één licht getoogd venster, terug liggend de gevel uit 1881, en geheel rechts de gevel van de uitbreiding uit 1914, waarin een stolpraam met bovenraam. Zowel in het oude dak als in het dak van 1914 bevindt zich een dakkapel.
Beschrijving interieur
De centrale gang wordt ontsloten via een voorportaal met een tochtdeur waarin een replica van een geëtste ruit is geplaatst. Links in het midden bevindt zich de nieuwe trap naar de zolder. Deze grenst aan de voorzijde aan de kamer waar voorheen twee slaapkamers waren gerealiseerd. De ramen hebben origineel hang- en sluitwerk en zijn voorzien van schuivende binnenluiken. Aan de achterzijde van de trap is de keuken.
Rechts van de gang is de kamer-en-suite, waarbij de serredeuren die in 1924 geplaatst waren, gebruikt zijn als nieuwe separatie tussen de voor en achterkamer. De schuifdeuren en vaste delen zijn voorzien van in facet geslepen glas. Hierboven is over de volle breedte een bovenraam waarin door stijlen verdeeld gebrandschilderd glas-in-lood is aangebracht. De stucplafonds van de voor- en achterkamer zijn origineel en hebben een middenornament met hoekrozetten. In de achterkamer bevindt zich een gietijzeren kachel van E.M. Jaarsma in een aangepaste schouw met originele vloerplaat.
In de voorkamer is een inbouwhaard van onbekende datum.
De zolderverdieping is helemaal nieuw ingedeeld.
Beschrijving tuin, erf, perceel
Het perceel is rondom afgescheiden door een sloot waardoor de villa op een ‘eiland’ staat. De brug vanaf de Korte Scheidingsweg heeft halverwege een smeedijzeren toegangspoort met hekpalen. Op het perceel staat aan weerszijden van de brug een boom, op oude foto’s al zichtbaar. Aan de achterzijde staan enkele opstallen, waaronder de garage uit 1965. Deze vallen niet onder de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Villa Mariahof heeft cultuurhistorische waarde als rentenierswoning die eind 19e eeuw gebouwd werd in vrijwel onbebouwd gebied. Het is de oudste woning aan de Korte Scheidingsweg die enige tijd bekend stond als het ‘Herweijerlaantje’, naar de eerste bewoner en zijn zonen die zich hier ook vestigden.
Architectonische waarde
De villa heeft architectonische waarde door de kwaliteit van de voorgevel, waar de verbouwing van 1914 naadloos overgaat in de in 1881 gebouwde woning.
Neoclassicistische invloeden uit de 19e eeuw, waaronder de pilasters en de kroonlijst worden gecombineerd met de in 1914 gebouwde serre aan de voorzijde. Van belang zijn onder andere de originele omlijste vensters van de voorgevel, de voordeur en de serre.
Hoewel het interieur door de vele verbouwingen gewijzigd is, is de oorspronkelijke structuur nog goed leesbaar. Het interieur is van belang door onder andere de gecombineerde kapconstructie, de 19e-eeuwse plafonds in de voor- en achterkamer en de hergebruikte serredeuren uit 1924.
Situering
Het perceel van de villa wordt door sloten gescheiden van overige percelen en de openbare weg. De villa vormt met de brug, het hekwerk en de twee bomen een karakteristiek ensemble dat zich onderscheidt van de overige, later gerealiseerde bebouwing aan de Korte Scheidingsweg. Het ensemble heeft ook stedenbouwkundige waarde door de afwijkende rooilijn en het afwijkende volume ten opzichte van de twee-onder-een kapwoningen.
Gaafheid
Aan de villa is veel verbouwd, waarbij de uitbreiding in 1914 van toegevoegde waarde is. Bij de laatste renovatie zijn originele elementen die nog aanwezig waren zoveel mogelijk hersteld. Van belang vanwege de gaafheid zijn onder andere de vensters van de voorgevel, het venster van de linkerzijgevel en de serre. Van bijzondere waarde in het interieur zijn de plafonds van de voor- en achterkamer, de serredeuren, de kachels en de schuifluiken.
Publicaties
- Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
- A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 ‘Eiland van Dordrecht’. Heinenoord 2006.
- Peter Jansen. Een stukje Reeland door jaren heen: De Korte Scheidingsweg. Wijkkrant De Reelander, september 2011.
- Peter Jansen. Een stukje Reeland door jaren heen: Mariahof en het Herweijerlaantje. Wijkkrant De Reelander, juli 2019.
Bijlage
-
9123689.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranje Vrijstaatplein 2
- Naam: Gemeenteschool no. 3
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
- Bouwstijl: Rationalisme
- Architect: van Ruyven
- Postcode: 3312EP
Algemene beschrijving
Schoolgebouw voor openbaar lager onderwijs.
Ligging
Het vrijstaande schoolgebouw is met de hoofdentree gelegen aan het Oranje Vrijstaatplein in de Transvaalbuurt. Deze buurt, gelegen tussen de Toulonselaan en de Krommedijk, is gebouwd in het begin van de twintigste eeuw. Het is een woonbuurt met voornamelijk aaneengesloten woningblokken van één en twee bouwlagen hoog. De school met voorplein vormt de enige verbijzondering in het gebied. De linker zijgevel grenst aan de Marthinus Steynstraat, de rechter zijgevel ligt aan de Christiaan de Wetstraat. De achtergevels en binnenterrein grenzen aan de percelen van beide straten.
Hoofdvorm
Het pand bestaat uit twee bouwlagen en een zolder onder omlopend schilddak op een U-vormige plattegrond met een uitbouw van twee bouwlagen onder schilddak in het hart van het pand aan de achterzijde. Dwars op de zuidelijke poot van de U-vorm is een rechthoekig volume gebouwd van één bouwlaag onder een wolfsdak.
Bouwgeschiedenis
Het schoolgebouw aan het Oranje Vrijstaatplein maakt deel uit van een serie scholen die in opdracht van de gemeente Dordrecht gebouwd werd. Het betreft hier gemeenteschool no 3, naar een ontwerp van Gemeentewerken. Helaas zijn geen bouwdossiers gevonden, alleen enkele detailtekeningen. Deze zijn ondertekend door J.N. van Ruyven (1859-1925), die vanaf 1899 directeur was van de Dienst Gemeentewerken Dordrecht.
Het pand is altijd in gebruik geweest als schoolgebouw; onder andere de Prinses Ireneschool en 't Startblok waren hier gevestigd.
In 1989 wordt de school gerenoveerd. Het betreft hier onder andere doorbraken in muren en veranderingen aan de lokalen, waarvan enkele verdeeld worden in kleinere ruimten en het brandveilig maken van het pand.
Momenteel is school Noordhove in het pand gevestigd met op de begane grond een peuterspeelzaal.
Beschrijving exterieur per gevel
De gevels van het pand zijn gemetseld in een roodbruine baksteen in staand verband. In de voor- en zijgevels zijn vier dubbele speklagen van groen geglazuurde steen opgenomen die de lijn volgen van de rollagen en onderdorpels boven en onder de kozijnen. De vensteropeningen in deze gevels zijn bijna alle voorzien van een hanenkam met zandstenen aanzetstukken en hardstenen onderdorpels. Het metselwerk is voorzien van een uitstekende plint in trasraam, afgedekt met een hardstenen plintlijst. In het trasraam zijn openingen met rollaag opgenomen voor luchtroosters. De gevels onder schilddak worden beëindigd door een fors uitkragende betimmerde goot op geprofileerde klossen. Onder de goot is een band van siermetselwerk aangebracht.
Voorgevel
De voorgevel is symmetrisch van opzet en verdeeld in vijf traveeën. De middelste travee is uitgevoerd als middenrisaliet met goot conform overige gevels. Het metselwerk verspringt aan de zijkanten trapsgewijs tweemaal. Aan weerszijden van de goot loopt het metselwerk iets door naar boven en wordt daar beëindigd met een hardstenen sierdekplaat, waaronder in het metselwerk twee speklagen van groene, geglazuurde steen. Onder de goot is centraal een kort T-vormig veld met zandstenen aanzetstukken uitgespaard en voorzien van een keramisch tegeltableau met randversiering en het opschrift 'ANNO-1912'.
Bovenin in de hoeken zitten ventilatieroosters. Onder het tableau bevindt zich een zandstenen tussendorpel met sierrand, waaronder twee vensteropeningen voorzien van kozijn en een vast raam door roeden verdeeld. Gescheiden door een zelfde tussendorpel zijn daaronder twee vensteropeningen met ongedeeld raam en hardstenen onderdorpel. De lateien en onderdorpel worden aan de boven- en onderzijde geaccentueerd door een groene, geglazuurde baksteen.
Op begane grond niveau bevindt zich een gevelopening onder een halfronde boog, voorzien van een driesteens rollaag en een terugliggende halfsteens rollaag met zandstenen aanzetstenen en met cirkelmotief gedecoreerde sluitsteen. Het houten kozijn is boven de dubbele deuren voorzien van een bovenlicht met twee stijlen en aan weerszijden van de deuren voorzien van twee vaste ramen. In al deze ramen was oorspronkelijk glas-in-lood aanwezig. De originele deuren zijn uitgevoerd in eikenhout met een vast raam in roeden verdeeld en twee panelen onder, voorzien van een weldorpel op een hardstenen onderdorpel. De plint van het metselwerk is hier uitgevoerd in hardstenen platen. Voor de deuren is een bordes met hellingbaan en een trede aanwezig, uitgevoerd in stoeptegels en gevat in betonnen randbalken.
Geheel links en geheel rechts is de gevel uitgevoerd als risalerende puntgevel met kleine schouders onder zadeldak en afgedekt met hardstenen randen. De punt in de gevel is voorzien van hardstenen sierstukken, gevat in aanzetstenen waartussen twee banden van groene, geglazuurde steen. Centraal hieronder bevindt zich een zandstenen kruisvormige siersteen waarin een rozet is aangebracht.
Op het niveau van de zolder zijn drie vensteropeningen, voorzien van hanenkam, zandstenen aanzetstenen en hardstenen onderdorpel. Het middelste kozijn heeft een raam door roeden in zes ruiten verdeeld, de buitenste kozijnen zijn voorzien van een drieruits raam. Op het niveau van de verdieping en op het niveau van de begane grond zijn drie identieke kozijnen aanwezig die veel door het hele pand voorkomen. Deze zijn aan de gevels van de klaslokalen gesitueerd. Boven het kalf is een door roeden in zessen verdeeld, naar binnen vallend raam met onder het kalf een dubbel raam. Oorspronkelijk waren alle onderramen ook door roeden verdeeld.
Tussen de puntgevels en het middenrisaliet bevindt zich een terugliggend geveldeel met op beide niveaus drie kozijnen conform hierboven beschreven kozijnen.
Linkerzijgevel
De gevel bestaat uit geheel links een licht risalerende puntgevel onder zadeldak, identiek aan puntgevels voorzijde, en rechts daarvan een gevel in drie traveeën. De linkertravee met twee maal drie kozijnen is identiek aan het terugliggende geveldeel aan de voorzijde. In het midden bevindt zich op het niveau van de begane grond een grote gevelopening met daarin twee openslaande deuren voorzien van een vierruits raam en boven het kalf een bovenlicht door kalf en twee stijlen verdeeld, waarin door roedes gedeelde ramen. Voor de deuren bevindt zich een bordes met twee treden.
Op het niveau van de verdieping is een vensterpartij aanwezig van twee maal drie kozijnen. De kozijnen in de onderste rij zijn voorzien van een raam door roeden verdeeld in twee maal twee gelijke delen met een vijfde deel over de gehele breedte van het raam. De kozijnen in de bovenste rij zijn voorzien van een vierruits raam. Deze vensterpartij verspringt ten opzichte van de rest van de gevel; de bovenzijde is lager gepositioneerd en komt tot de onderzijde van een groene speklaag in het metselwerk. De rechtertravee is geheel blind uitgevoerd.
Rechterzijgevel
Deze gevel bestaat geheel links uit een blind uitgevoerd deel, met daarnaast een licht risalerende puntgevel onder zadeldak en rechts een geveldeel in twee traveeën met als afsluiting de naar voren uitstekende kopgevel van het gymnastieklokaal.
De puntgevel is smaller dan de andere puntgevels, maar de afwerking van de top is identiek uitgevoerd, alleen zonder ornament in zandsteen. Centraal op zolderniveau bevindt zich een hoog, smal kozijn voorzien van een drieruits raam. De vensterpartij op de verdieping en de entreepartij op de begane grond zijn identiek aan die van de linker zijgevel. Het geveldeel rechts van de puntgevel heeft in beide traveeën drie kozijnen per verdieping conform het terugliggende deel van de voorgevel.
De kopgevel van het gymnastieklokaal, aan de bovenzijde afgeknot door wolfsdak, is voorzien van hardstenen dekranden aan de bovenzijde. Centraal in de gevel is een vensterpartij aanwezig onder een driesteens rollaag in een halfronde boog met zandsteen aanzetstenen. De drie vensterassen worden gescheiden door metselwerk, voorzien van zandstenen sluitstenen. Onder de boog worden de kozijnen gedeeld door een kalf, waaronder gelijke, rechthoekige ramen. Onder deze kozijnen is een zandstenen tussendorpel met sierrand aangebracht waaronder drie vierkante kozijnen met daarin een vast raam. Alle ramen in deze vensterpartij zijn voorzien van een roedeverdeling. De linkerzijgevel van deze kopgevel is als blinde gevel uitgevoerd.
Gevels binnenterrein aan achterzijde
De U-vorm van het pand met een uitbouw centraal aan de achterzijde en het dwars op de U-vorm geplaatste gymnastieklokaal zorgen ervoor dat er diverse gevels op het binnenterrein uitkomen. Deze gevels zijn iets soberder dan de voor- en zijgevels uitgevoerd. De hardstenen plintrand boven het trasraam is hier uitgevoerd als rollaag en de speklagen van groene, geglazuurde stenen ontbreken, net als de zandstenen aanzetstenen naast en tussen hanenkammen.
De gevels worden beëindigd door een geprofileerd houten boeiboord, met uitzondering van de gevels van het gymnastieklokaal. Deze zijn voorzien van een betimmerde goot op klossen conform voor- en zijgevels. Centraal staat de achtergevel van de vleugel onder schilddak die in het midden uitgebouwd is in het verlengde van de hoofdentree en tot halverwege de vleugels van het hoofdvolume komt. De zijgevels van de uitbouw staan vrij dicht op de zijgevels van de vleugels.
Gevels uitbouw
De achtergevel is symmetrisch. Op de verdieping is een vensterpartij aanwezig met drie vensterassen gescheiden door metselwerk en in twee rijen, gescheiden door een zandstenen tussendorpel. De bovenste rij heeft centraal een kozijn met middenstijl met een weerszijden een kozijn ter halve breedte van het middenkozijn. De vensters onder de tussendorpel zijn minder hoog. Alle kozijnen zijn voorzien van een roedeverdeling met glas-in-lood ramen. Achter deze raampartij bevindt zich het bordes van het trappenhuis.
Op het niveau van de begane grond bevindt zich recht onder de vensterpartij aan weerszijden een deur met tussen de deuren twee kozijnen voorzien van een raam met roedeverdeling. De zijgevels van de uitbouw zijn blind uitgevoerd.
Achtergevels hoofdvleugel
Links van de uitbouw is de achterzijde van de hoofdvleugel te bereiken. Deze smalle gevel is op de begane grond voorzien van een kozijn met originele paneeldeur met raam en bovenlicht en op de verdieping voorzien van een kozijn door kalf en middenstijl verdeeld. Alle ramen zijn door roeden verdeeld.
Rechts van de uitbouw is deze doorgang in 1989 dichtgezet door een blinde muur ten behoeve van een uitbreiding van de ruimte op de begane grond. Boven deze smalle ruimte bevindt zich de nooduitgang en toegang tot het brandtrappenhuis.
Zijgevel links, achtergevel van zuidelijke vleugel
Deze gevel heeft geheel rechts op beide niveaus een vensterpartij met vijf kleinere kozijnen voorzien van kalf. Achter deze gevel zijn de toiletgroepen aanwezig. In het midden van de gevel bevindt zich een toegang naar deze vleugel. De originele paneeldeur is voorzien van een raam met roeden met boven het eerste kalf drie vierkante ramen, gescheiden door een stijl en boven het tweede kalf een bovenraam.
Aan weerszijden van de deur bevindt zich, gescheiden door metselwerk, een kozijn gescheiden door een kalf. Alle ramen zijn voorzien van een roedeverdeling. Boven het rechterkozijn is op de verdieping een nooduitgang gemaakt met brandtrap. Overige deel gevel: geen opname.
Zijgevel rechts, achtergevel noordelijke vleugel
Deze gevel is voor een deel symmetrisch aan hierboven beschreven gevel. Geheel links de vensterpartij van de toiletgroepen, op de begane grond verdwenen door uitbreiding van deze ruimten. Ook in deze gevel is een nooduitgang met brandtrap aangebracht boven het kozijn naast de entree.
Geheel rechts zijn enkele kozijnen gewijzigd en is op de begane grond een deel dichtgemetseld en voorzien van een nieuw, gelijksoortig kozijn.
Gevels gymnastieklokaal
De rechter zijgevel van het gymnastieklokaal, vanaf de straatkant gezien, heeft centraal een entreepartij, voorzien van dubbele, originele paneeldeuren met boven het eerste kalf drie vierkante ramen, gescheiden door een stijl en boven het tweede kalf drie ramen gescheiden door een stijl. Aan weerszijden zijn twee groepen van twee kozijnen aanwezig, gescheiden door metselwerk en voorzien van kalf met boven- en onderraam. Alle ramen zijn met roeden verdeeld.
Dak
Alle dakvlakken zijn bedekt met rode Hollandse pannen met bijbehorende nokvorsten en hoekkepers. Op de hoeken van de nok zijn keramische pirons aangebracht. De schilddakvlakken van de zijgevels en de voorgevel zijn alle voorzien van twee dakkapellen onder uitkragend plat dak op geprofileerde klossen, waaronder een kozijn met stijl. De ramen zijn door roeden verdeeld.
Aan de achterzijde bevindt zich aan weerszijden van het trappenhuis en in de zijvleugels boven de toiletgroepen een dakkapel met kozijn en twee stijlen. In de overige dakvlakken aan het binnenterrein zijn diverse dakramen aangebracht. Op het dak zijn een aantal gemetselde schoorstenen aanwezig.
Beschrijving interieur
De plattegrond van het schoolgebouw was heel helder van opzet voor de verbouwing van 1989. Achter het voorportaal van de hoofdentree is dwars hierop de gang die toegang geeft tot de lokalen aan de voorzijde en de gangen in de zijvleugels. De gang is aan weerszijden voorzien van een uitgang naar buiten. In de centraal uitgebouwde vleugel is het trappenhuis gesitueerd. De gangen van de zijvleugels geven toegang tot de lokalen aan de buitenzijde en de toiletgroepen en overige ruimten die aan het binnenterrein gesitueerd zijn. Op de verdieping is deze plattegrond hetzelfde. De directeurskamer bevond zich boven de hoofdentree, achter de gesloten trap naar zolder. In totaal waren er 18 lokalen in het schoolgebouw.
Op de begane grond worden door de verbouwing in 1989 het lokaal links naast de hoofdentree en het lokaal links naast de entree in de noordvleugel opgeheven en verdeeld in kleinere, secundaire ruimten. De entrees in de zijgevel worden afgesloten ten behoeve van een extra ruimte. De twee lokalen rechts naast de hoofdentree worden samengevoegd tot speellokaal. Alle toiletgroepen in het gebouw worden gemoderniseerd en heringedeeld. Die van de noordvleugel wordt groter gemaakt door middel van een uitbouw tot de gevel van het trappenhuis.
Op de verdieping komen vier extra ruimten aan de uiteinden van de gangen. Het lokaal op de hoek van de voor- en linkerzijgevel wordt opgeheven voor secundaire ruimten. De twee lokalen van de zuidelijke vleugel worden samengevoegd tot 'multifunctionele ruimte'. De vijf overgebleven lokalen zijn nu alle voorzien van een naastgelegen 'verwerkingsruimte'. Alle ruimten worden voorzien van een verlaagd systeemplafond.
Ondanks deze ingrepen zijn veel originele onderdelen van het interieur bewaard gebleven.
Voorportaal
Het voorportaal wordt door een tochtdeur gescheiden van een voorruimte naar de gang. De dubbele paneeldeuren met raam door roeden verdeeld, zijn gevat in een boogvormig kozijn conform hoofdentree. De boven- en zijramen zijn door roeden verdeeld, met uitzondering van de onderste ramen. De boog boven de muuropening is gemetseld in een rode verblendsteen.
Gangen
Alle wanden in gangen, portalen, langs de trap en bordes zijn tot 1.20 m uitgevoerd in schoon metselwerk van rode baksteen, beëindigd door een rollaag en voorzien van een plint in groene, verglaasde steen in rollaag. Alle hoeken zijn afgerond. Op de begane grond zijn de muuropeningen achter het voorportaal en voor het trappenhuis uitgevoerd als halfronde boog met rollagen van rode verblendsteen. Vanaf de aanzet van de boog tot het schoon metselwerk op 1.20, is de kopse kant van de muur ook uitgevoerd in schoon metselwerk met afgeronde hoeken. Aan weerszijden van het trappenhuis loopt op 1.20 m de muur iets door. De overgang wordt in beide vlakken gemarkeerd door een hardstenen siersteen. Voor het overige deel zijn de wanden gestuukt.
Oorspronkelijk waren de vloeren van portalen en gangen voorzien van terrazzo.
Trappenhuis
De bordestrap in twee rechte steken is uitgevoerd in gewapend beton met dektreden van comblanchien marmer. Op de binnenboom en ter afsluiting van het trappenhuis en de gang op de verdieping is een hekwerk van siersmeedijzer aangebracht met daarop geprofileerde, blank geverniste houten leuningen. Het bordes was oorspronkelijk in terrazzo uitgevoerd.
Ter hoogte van het bordes bevindt zich de vensterpartij met glas-in-loodramen. De door roeden verdeelde ramen hebben per raam een glas-in-loodvulling, voorzien van een gele en/of blauwe rand met in sommige ruitjes een klein ornament.
Binnendeuren
De deuropeningen zijn alle aangebracht in een terugliggend veld dat beëindigd wordt door een segmentboog. De boog en de rollaag boven het kozijn zijn in rode verblendsteen gemetseld met ertussen een gestuukt veld. De vensteropeningen aan het binnenterrein zijn op dezelfde wijze uitgevoerd.
Bijna alle binnendeuren zijn origineel. De paneeldeuren zijn voorzien van een dubbel paneel aan de onderzijde met een door roeden verdeeld vier-, zes- of negenruitsraam. Drempels en neuten zijn uitgevoerd in hardsteen.
Lokalen
De klaslokalen zijn voorzien van drie grote raampartijen met naar binnenvallende bovenramen. De vensterbanken zijn uitgevoerd in geprofileerd hout. De wanden zijn gestuukt en voorzien van een hoge houten plint. Lambriseringslijsten, originele betimmeringen en vloeren zijn niet meer aanwezig.
Zolder
Via een houten trap met kwart is de zolder bereikbaar. Deze ruimte wordt bepaald door de diverse spanten van de kapconstructie, waaronder hele, halve, hoek, topgevel en kilkeperspanten. De gehele zolder wordt momenteel gebruikt als bergruimte.
Gymnastieklokaal
Geen opname.
Beschrijving tuin
Het pand beschikt zowel aan de voor- als aan de achterzijde over een buitenterrein. Aan de voorzijde is dit ingericht als speelplaats. De terreinen hebben geen monumentale waarden.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws schoolgebouw. Het pand is van cultuurhistorisch belang als voormalige openbare gemeenteschool in de Transvaalbuurt.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp, materiaalgebruik en de detaillering van de gevels. De vensterpartijen met zandstenen aanzetstenen en tussendorpels, de afwerking van de topgevels in hardsteen, de speklagen in groene, geglazuurde steen en de entreepartij, geaccentueerd door het middenrisaliet met afwijkende gevelopeningen en tegeltableau, zijn karakteristiek voor het pand. Het pand is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de dienst Gemeentewerken Dordrecht (J.N. van Ruyven?).
Het pand is van architectuurhistorisch belang door de aanwezigheid van originele elementen in het interieur, zoals het tochtportaal, het trappenhuis met glas-in-lood ramen, de paneeldeuren en de bijzondere detaillering van het schoon metselwerk in binnenmuren, trappenhuis en deur- en vensteropeningen.
Situering
Het pand heeft grote stedenbouwkundige waarde als vrijstaand object dat onderdeel is van het stedenbouwkundig patroon van de woonwijk Transvaalbuurt. Door zijn architectuur en voorplein vormt het gebouw een prominente verbijzondering in de stedenbouwkundige structuur en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het karakter van de wijk.
Gaafheid
Het pand is van belang door de redelijke gaafheid van het complex. De voor- en zijgevels zijn vrijwel ongewijzigd, de gevels aan het binnenterrein zijn voor een groot deel in originele staat. De nooduitgangen met brandtrappen verstoren hier het beeld.
Het interieur is voor een deel behouden gebleven; de verbouwing van 1989 heeft de structuur van het pand enigszins gewijzigd, waarbij plafonds aan het zicht onttrokken zijn door verlaagde systeemplafonds.
Bijlage
-
9122709.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 264
- Naam: Landbouwwinterschool
- Datering: 1921-1922
- Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Architect: van Ruyven
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Voormalig schoolgebouw met conciërgewoning, momenteel in verbouwing voor onderkomen stichting Seda.
Ligging
Het vrijstaande schoolgebouw is met de (voormalige) hoofdentree gesitueerd aan de Oranjelaan in de Indische Buurt Noord. Deze wijk bestaat voor een groot deel uit woningbouw, gerealiseerd tussen 1910 en 1940. Het gebied vervulde jarenlang een stadsrandfunctie en was daardoor ook zeer geschikt voor openbare functies, zoals scholen en een ziekenhuis. De naast dit pand gelegen HTS en het gemeenteziekenhuis hebben inmiddels plaatsgemaakt voor nieuwe woonbuurten.
De oostgevel van het schoolgebouw grenst aan de Javastraat, de zuidgevel aan de Borneostraat. Het pand beschikt aan de westzijde over een binnenterrein, grenzend aan de percelen van woningen aan de Oranjelaan en Borneostraat. Aan deze zijde zijn nog twee ingangspartijen aanwezig.
Hoofdvorm
Het volume aan de Oranjelaan, gebouwd in 1922, bestaat uit twee bouwlagen op een L-vormige plattegrond met een zolder onder een vierkant afgeknot schilddak en daarop aansluitend ten westen een iets lager gelegen zadeldak en ten zuiden een lager gelegen afgeknot schilddak. Aan de zuidzijde, de achterzijde, is in de jaren vijftig een vleugel aangebouwd. Deze vleugel, geheel in de stijl van het al bestaande pand, bestaat uit twee bouwlagen op een L-vormige plattegrond met een zolder onder een afgeknot schilddak en daarop aansluitend een schilddak. Samen vormen de vleugels een bijna U-vormige plattegrond waarvan de uitgebouwde volumes aan het binnenterrein grenzen.
Bouwgeschiedenis
Het schoolgebouw diende bij oplevering als huisvesting voor de Landbouwwinterschool. Deze vorm van middelbaar landbouwonderwijs bestond sinds eind 19e eeuw in Nederland, en had als voordeel dat al het onderwijs in de wintermaanden werd geconcentreerd als op de boerenbedrijven weinig te doen was. Later zou deze vorm van onderwijs in Dordrecht omgezet worden naar een school voor middelbaar agrarisch onderwijs.
In het archief is correspondentie vanaf 1916 aanwezig, betreffende de bouw van de school. In het dossier bevinden zich ook oude schetsplannen. In de eerste tekeningen bestaat de plattegrond uit een rechthoekig volume, waardoor de voorgevel in lijn zou lopen met het achterliggende dakvlak. Aan de zijde van de Oranjelaan is nog een directeurswoning gepland die niet is uitgevoerd. Hiervoor in de plaats is in de definitieve tekeningen een conciërgewoning opgenomen die zich in het gebouw bevindt. Deze woning had een eigen entree aan de Javastraat, waar via een trap de eerste verdieping bereikt werd. Hier bevond zich een kamer en-suite en een keuken. Op de zolder waren twee kamers aanwezig, uitkomend op het platte dak, en een open ruimte. Het 'demonstratielokaal', op tekening weergegeven als zelfstandig volume aan de zuidzijde, is in de besteksfase vervallen.
Het ontwerp van het schoolgebouw is ondertekend door J.N. van Ruyven (1859-1925), die vanaf 1899 directeur was van de Dienst Gemeentewerken Dordrecht. Ook het nabijgelegen pand voor de HBS aan het Oranjepark (1909) is door hem ontworpen.
Hoewel de school in de loop der jaren verschillende gebruikers heeft gekend, zoals onder andere de Hogere Economische School, scholengemeenschap de Dordtse Waard en als laatste gebruiker het Johan de Witt gymnasium, is de oorspronkelijke structuur van de oude vleugel nog goed herkenbaar. Het pand bestond onder andere uit vier leslokalen, een laboratorium, een natuur- en scheikundelokaal, een directeurskamer, en een lerarenkamer annex bibliotheek. Alleen de ruimte van de woning is later in gebruik genomen ten behoeve van het onderwijs.
In de jaren vijftig wordt aan de achterzijde een extra vleugel aangebouwd. In de bouwdossiers zijn helaas geen tekeningen aangetroffen van deze grootschalige uitbreiding. De nieuwe vleugel met eigen trappenhuis geeft op de begane grond ruimte voor twee leslokalen en een kantine, op de verdieping drie, en op zolder twee lokalen. De zolder van zowel het oude als nieuwe volume worden in de loop van de tijd enkele malen opnieuw ingedeeld.
In 1982 wordt het pand, dan in gebruik als Hogere Economische School gerenoveerd. De grootste wijzigingen betreffen het aanbrengen van systeemplafonds door het hele pand, het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van brandveiligheid en het slopen van de trap aan de Javastraat die toegang gaf tot de voormalige conciërgewoning. De entree in de oude vleugel aan het binnenterrein wordt opgeheven, hier wordt een raam geplaatst. Het kozijn aan de achterzijde van de kantine wordt geheel vervangen door een 'etalage' ten behoeve van de nieuwe lesfunctie van het lokaal.
Nadat het Johan de Witt gymnasium het pand heeft verlaten in 2010, is het schoolgebouw verkocht aan de Stichting Seda. De stichting is voorjaar 2011 gestart met verbouwingswerkzaamheden ten behoeve van een educatief centrum.
Beschrijving exterieur
Alle gevels zijn gemetseld in een rode baksteen in staand verband met iets terugliggende voeg. De geveldelen onder een zadeldak zijn uitgevoerd als puntgevel met vlechtingen en worden afgedekt met cementmortel. De overige geveldelen, met uitzondering van de voorgevel, worden beëindigd door een forse bakgoot, voorzien van geprofileerde houten boorden en afgetimmerde klossen. Alle vensteropeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door een rollaag en zijn voorzien van natuurstenen onderdorpels. De kozijnen, buitendeuren en ramen zijn uitgevoerd in grenenhout met eikenhouten raamroeden. Veel kozijnen zijn identiek uitgevoerd als kruiskozijn. Dit repeterende kozijn is voorzien van twee zesruits ramen, veelal naar binnen draaiend, met boven het kalf twee naar binnen vallende tweeruits ramen. Op oude foto's is te zien dat alle kozijnen in een donkerder kleur waren geverfd dan het hout van de ramen. Metselwerk, daken en kozijnen zijn in de aanbouw uit de jaren vijftig conform bestaand uitgevoerd.
Voorgevel
Het opgaande werk van de voorgevel is geheel symmetrisch, maar in de dakvlakken zit een verspringing ter hoogte van het volume dat in de plattegrond uitgebouwd is richting binnenterrein. De gevel bestaat uit drie traveeën waaronder een middenrisaliet dat is opgebouwd uit twee boven de gootlijn uitstekende geveldelen en een lager iets terugliggend middendeel, de entreepartij. Ter hoogte van de vloeren, in de assen van de vensteropeningen, is door middel van een in rollaag gemetseld vierkant een dichtgesmeerde uitsparing aanwezig, waar oorspronkelijk smeedijzeren rozetvormige sierankers aangebracht waren.
Twee treden, geflankeerd door naar buiten toe uitlopende, gemetselde muurtjes geven toegang tot het bordes voor de entree. De twee openslaande deuren zijn uitgevoerd in eikenhout en voorzien van een raam met smeedijzeren sierhekwerk. Boven de deuren is een drielicht voorzien van vaste ramen, oorspronkelijk voorzien van glas-in-lood. De entree wordt overdekt door het bovenliggende balkon dat ondersteund wordt door twee gemetselde consoles in lijn met de gemetselde borstwering, met op de hoeken een hardstenen aanzetsteen. Aan het balkon is een smeedijzeren vlaggenstokhouder gemonteerd, inclusief extra steun. Twee openslaande deuren, voorzien van raam en paneel geven toegang tot het balkon. Boven de deuren bevinden zich twee naar binnen vallende ramen. Net iets onder de dakrand is door rollagen een rechthoekig vlak uitgespaard. Hier was met smeedijzeren letters de tekst 'rijkslandbouw winterschool' aangebracht. Deze letters zijn verdwenen.
De twee hogere geveldelen van het middenrisaliet zijn identiek. Op het niveau van de begane grond is een smal hoog kozijn voorzien van een raam door roeden verdeeld. Op het niveau van de eerste verdieping een kozijn met een zesruits onderraam en een tweeruits naar binnenvallend raam. Het geveldeel wordt beëindigd door een geschubde zinken dakrand.
De traveeën aan weerszijden zijn identiek en uitgevoerd als puntgevel geflankeerd door lisenen. Aan de buitenzijde zijn de lisenen tweemaal zo breed als de lisenen grenzend aan het middenrisaliet. Deze geveldelen worden beëindigd door een geschubde zinken rand en zijn aan de onderzijde voorzien van een iets uitstekende plint in metselwerk met rollaag. Dit metselwerk gaat omhoog tot onderkant kozijnen en verspringt tussen de kozijnen tot niveau van de plint. Op het niveau van de begane grond en van de eerste verdieping zijn twee kruiskozijnen. Centraal in de top is een hoog smal venster met vast raam, waar oorspronkelijk glas-in-lood aanwezig was.
Westgevel, rechter zijgevel
Deze gevel, grenzend aan het binnenterrein, bestaat uit links een vooruitstekende puntgevel, een geveldeel in twee traveeën en een smalle puntgevel (1922) met grenzend daaraan een terugliggend geveldeel en de gevel van het vooruitstekende volume (1950-1955). De oudere gevel is voorzien van een plint in metselwerk conform voorgevel.
Geheel links de gevel van het vooruitstekende volume onder een zadeldak, uitgevoerd als puntgevel. Centraal in de punt twee kleine, gemoderniseerde vensters (1982). Op verdiepingsniveau zijn twee kruiskozijnen en links op de begane grond is één kruiskozijn aanwezig. Rechts hiervan een gemoderniseerd raam op de plaats waar zich oorspronkelijk een deur bevond. De voormalige gevelopening wordt geflankeerd door lisenen. Boven de opening een tweelicht, oorspronkelijk voorzien van glas in lood. De treden en het bordes zijn gesloopt. De zijgevel van dit volume is geheel blind uitgevoerd.
Het geveldeel in twee traveeën wordt geflankeerd door lisenen en door een brede liseen verdeeld in een smal deel links en breder deel rechts. Onder de goot is een band van decoratief metselwerk aangebracht. In het smalle deel verspringt de lijn van de vensteropeningen ten opzichte van alle overige vensters. Hier is een raampartij ter hoogte van het bordes van het trappenhuis, door stijlen en kalf in zessen verdeeld en voorzien van vaste ramen. Oorspronkelijk was hier glas-in-lood aanwezig. Op begane grond niveau zijn twee vensteropeningen voorzien van een zesruits raam. In het rechterdeel zijn vier kruiskozijnen conform voorgevel aanwezig. Op kelderniveau bevinden zich twee dichtgemaakte raamopeningen. De metselwerk muurtjes rondom deze openingen zijn gesloopt.
Het meest rechter geveldeel uit 1922 bestaat uit een smalle puntgevel, in de top voorzien van een klein smal raam en daaronder op beide niveaus een zesruits onderraam met tweeruits bovenraam. De zijgevel is geheel blind uitgevoerd.
Het eerste geveldeel van de vleugel uit de jaren vijftig ligt terug ten opzichte van de oudere bouwmassa. De gevel is symmetrisch van opzet met in het midden een vensteropening met twee negenruits ramen en daaronder een vensteropening met twee ramen door roeden verdeeld in drie bij zeven ruitjes. Hierachter bevindt zich het trappenhuis. Op begane grond niveau een deuropening met twee dichte deuren, te bereiken via bordes en trap. Geheel links op niveau van de verdieping een kozijn conform naastgelegen puntgevel met hiernaast een kozijn in smallere variant. Op begane grond eveneens een breed en smal raam, maar dan hooggeplaatst met onder- en bovenraam even hoog.
Het meest rechter geveldeel betreft de gevel van het vooruitstekende volume. Dit geveldeel wordt geflankeerd door lisenen. Hierin zijn ter hoogte van de verdieping twee kruiskozijnen met in het midden een dicht veld. Op begane grond niveau zijn drie kruiskozijnen aangebracht. Het linkergeveldeel van dit bouwvolume is op beide niveaus voorzien van twee kruiskozijnen.
Achtergevel
De achtergevel betreft de gevel van het in de jaren vijftig gebouwde volume. De gevel wordt geflankeerd door lisenen. Op verdiepingsniveau zijn zeven kruiskozijnen aanwezig, op de begane grond vijf. Rechts van het eerste kozijn is in een bestaande deuropening in 1982 een 'etalage' aangebracht, die ten dele uitsteekt ten opzichte van de gevel. De etalage is momenteel dichtgetimmerd. Alle kozijnen in deze gevel zijn in 1982 vervangen conform bestaand.
Links van de gevel bevindt zich een smeedijzeren tweedelig toegangshek. Op de muurtjes aan weerszijden is een smeedijzeren bekroning aangebracht.
Oostgevel, linker zijgevel
Deze gevel bestaat uit geheel links een gevel onder schilddak, gebouwd in de jaren vijftig, een smal gedeelte, dat iets terugligt en rechts de gevel onder schilddak, gebouwd in 1922.
De gevel geheel links heeft op beide niveaus zes kruiskozijnen. Het terugliggende deel (1922) heeft op begane grond niveau een kruiskozijn. Op de verdieping ligt de gevel, voorzien van kruiskozijn, nog verder naar achteren, waardoor op het dak van de onderste bouwlaag een buitenruimte is ontstaan. De zijgevel is aan de kant van de nieuwe vleugel blind uitgevoerd, en aan de zijde van de oude vleugel voorzien van een deur en vensteropeningen, waaronder twee tweelichten direct onder de goot. Eén vensteropening is dichtgemetseld. Grenzend aan dit balkon was voorheen de keuken en woonkamer van de conciërgewoning.
Het rechter geveldeel is bijna symmetrisch van opzet met een middenrisaliet uitgevoerd als puntgevel onder zadeldak. In de top bevindt zich centraal een smal hoog raam, oorspronkelijk voorzien van glas-in-lood. Op het niveau van de verdieping is een kozijn met een zesruits onderraam en met boven het kalf een tweeruits raam. Op de begane grond is een deuropening met bordes en traptreden, geflankeerd door lisenen en voorzien van een houten deur met een sierhekwerk in smeedijzer. Boven de deur een tweelicht, oorspronkelijk voorzien van glas-in-lood. Deze deur gaf toegang tot de hal en trap naar de conciërgewoning.
Aan weerszijden bevindt zich een recht geveldeel, uitgevoerd met plint en siermetselwerk onder de goot conform rechter zijgevel. Links en rechts wordt de gevel beëindigd door lisenen die boven de gootlijn uitsteken, en afgewerkt zijn met een geschubde zinken rand. Het linker geveldeel heeft twee tweelichten direct onder de dakgoot met recht daaronder twee schuiframen op niveau van de verdieping. Deze uitzondering in het gevelbeeld wordt bepaald door de voormalige woonkamer van de conciërgewoning. Op de begane grond zijn twee kruiskozijnen. Het rechter geveldeel heeft zowel op de verdieping als op de begane grond twee kruiskozijnen.
Dak
De dakbedekking van de verschillende dakvlakken bestaat uit rode Tuile du Nord pannen met bijbehorende bovenpannen, schubvorsten en hoekkepers. Op drie hoeken van het afgeknotte schilddak en op de hoek aan de zuidzijde van het volume uit 1922 bevinden zich decoratieve ventilatiekokers met kapjes van regelwerk. Op de zuidwestelijke hoek van het afgeknotte schilddak is een grote gemetselde schoorsteen aanwezig. Op de dakvlakken van het oude volume zijn diverse dakkapellen aangebracht. Deze zijn voorzien van een plat dak met overstek met daaronder een kozijn waarin drie naar buiten toe draaiende ramen voorzien van vier eikenhouten roedes in ruitvorm. De dakkapellen bevinden zich recht boven de hoofdentree, twee in de rechter zijgevel waarvan één recht boven het trappenhuis, twee in de linker zijgevel, symmetrisch ten opzichte van middenrisaliet, en één in het achterdakvlak, aan het zicht onttrokken door de nieuwe vleugel. De ramen van de dakkapel aan de voorzijde zijn gemoderniseerd.
De dakvlakken van het volume uit de jaren vijftig zijn ook voorzien van diverse dakkapellen. Deze zijn uitgevoerd onder een met mastiek bekleed schilddak en voorzien van een kozijn met daarin twee openslaande zesruits ramen. In de achter- en linkerzijgevel zijn er drie, centraal geplaatst, in de rechter zijgevel is één boven het trappenhuis geplaatst met daarnaast nog een kleinere variant. In het voor-, zij- en achterdakvlak van het uitgebouwde volume zijn tijdens de huidige verbouwing diverse Velux dakramen geplaatst.
Beschrijving interieur
Vanaf de hoofdentree aan de voorzijde is achter het voorportaal een grote vierkante hal aanwezig met rechts het trappenhuis. Deze hal gaat over in een gang met links drie lokalen en rechts een lokaal, de tweede entree met trappenhuis en diverse kleinere ruimtes. De jongere vleugel sluit naadloos aan op de gang die eindigt in de toegang tot twee lokalen aan de achterzijde. De plattegrond op de verdieping komt overeen, met boven de hoofdentree een extra lokaal. Op de zolder zijn door wandjes diverse extra lesruimten gecreëerd. Tijdens de huidige verbouwing wordt de zolder heringedeeld.
Voorportaal 1922
Het voorportaal, de 'vestibule' is een vierkante ruimte voorzien van terrazzovloer. Onder een lambriseringslijst zijn groen gewolkte tegels aangebracht. Het gestuukte plafond is voorzien van perklijsten. De twee openslaande tochtdeuren die toegang geven tot de hal zijn voorzien van een paneel en hoog raam met een verticale roede. Op de deuren is een sierwerk van smeedijzer aangebracht. Rechts is een deur aanwezig die toegang gaf tot de portiersruimte.
Hal en trappenhuis 1922
Na een voorruimte achter tochtdeuren is een grote, vierkante monumentale hal aanwezig voorzien van terrazzovloer met zwarte banden. Het plafond is voorzien van een vakverdeling met daarin uitgespaarde velden. De balken zijn licht geprofileerd en op de kruisingen voorzien van een klein vierkant ornament. In de muurvelden van voorruimte naar hal en van hal naar gang zijn hoge, trapeziumvormige openingen gemaakt met getrokken profielen. De wanden zijn voorzien van zware lambriseringslijsten. De bordestrap is uitgevoerd met treden, stootborden en harpstukken van comblanchien marmer met twee bordessen in terrazzo. Op de binnenboom van de trap en op de afscheiding van hal en trappenhuis is een smeedijzeren sierhekwerk geplaatst voorzien van blank geverniste houten leuningen. Op de verdieping is aan de overzijde van de trap een houten bordestrap naar de zolder.
Trappenhuis 1950-1955
Aan de rechterzijgevel bevindt zich de ingang met trappenhuis van de vleugel uit de jaren vijftig. De bordestrap is eveneens uitgevoerd in comblanchien marmer en terrazzo bordes met een iets eenvoudiger sierhekwerk van smeedijzer waarop blank geverniste houten leuningen. De trap loopt helemaal door naar zolder. Ter hoogte van het bordes tussen verdieping en zolder is in de middelste ruitjes van de door roeden verdeelde ramen een glas-in-lood raam aangebracht waarin een voorstelling van gestileerde korenaren. Ter hoogte van het bordes tussen verdieping en begane grond zijn de door roeden verdeelde ramen voorzien van glas-in-lood, waarin een abstracte voorstelling is aangebracht. Het glas-in-lood is gesigneerd door Toon Berg (1877-1967), een veelzijdig glazenier met eigen atelier in Dordrecht.
Gangen 1922 en 1950-1955
Alle gangen op de begane grond en verdieping zijn voorzien van een terrazzovloer met zwarte rand. De plinten zijn uitgevoerd in gepolijst hardsteen. Op 1.20 m is op de gestuukte wanden een zware, geprofileerde lambriseringslijst aangebracht. De plafonds zijn aan het zicht onttrokken door de verlaagde systeemplafonds. Op de wand tegenover de entree uit de jaren vijftig is een wandschildering aanwezig met Persephone en paard. Deze godin van de onderwereld vertegenwoordigt als dochter van de godin van de landbouw en vruchtbaarheid ook het komen en gaan van seizoenen. Het bijschrift luidt: '2 oct 1941-aangeboden door persephone-6 januari 1953'. (datum oplevering nieuwe vleugel?)
Lokalen 1922 en 1950-1955
De klaslokalen zijn oorspronkelijk voorzien van houten vloeren, nu aan het zicht onttrokken of verwijderd. De gestuukte wanden, voorzien van een hoge houten plint, worden op 1.20 m onderbroken door een lambriseringslijst. In enkele lokalen zijn deze tijdens de huidige verbouwing al verwijderd. De gestuukte plafonds zijn grotendeels aan het zicht onttrokken. Waar wanden op plafond aansluiten zijn deze voorzien van getrokken, holle hoeken. In sommige lokalen op de begane grond bevinden zich betonnen balken, gepleisterd en voorzien van holle hoeken, getrokken profielen en consoles. De ramen zijn vrijwel in alle ruimten voorzien van origineel hang- en sluitwerk. De vensterbanken in de vleugel van 1922 zijn uitgevoerd in hout. In de vleugel uit de jaren vijftig zijn deze gemaakt van geglazuurde, gele tegels.
De voormalige conciërgewoning
Deze woning is door de vele verbouwingen moeilijk te herkennen. Al voor de renovatie van 1982 waren de interne trappen verwijderd en was de woning met keuken omgebouwd tot leslokaal. Een klein deel van de trap naar de begane grond resteert nu nog. In de entree is de originele voordeur nog aanwezig. Op zolder resteren de originele inbouwkasten van de twee kamers.
De zolder
De zolder is een aaneenschakeling van diverse ruimtes, bepaald door de kapconstructies van de verschillende dakvormen. Licht wordt verkregen door de vele dakkapellen. Hele, halve, hoek- en kilspanten zijn in originele staat aanwezig. Onder een deel van het dak van de bouwmassa uit 1922 is een vliering (niet begaanbaar). De zolder wordt momenteel opnieuw ingedeeld.
De kelder
Onder het gehele pand is een kruipruimte aanwezig, met een kelder uit 1922 die zich achter het trappenhuis, onder het leslokaal aan de rechter zijgevel bevindt. Hier is geen opname gedaan. In 1982 is de fundering onder de huidige kantine, het lokaal aan de achterzijde van het pand, vernieuwd.
Beschrijving tuin
Het buitenterrein heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van cultuurhistorisch belang als 'rijkslandbouwwinterschool'. Deze bijzondere vorm van onderwijs kende rond de bouwperiode van 1921-1922 zo'n twintig scholen, waarvan slechts enkele bewaard zijn gebleven. Het pand is van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de Indische Buurt Noord, gebouwd tussen 1910 en 1940.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp en de detaillering van het exterieur. Het voornamelijk traditioneel ontworpen pand heeft een karakteristieke hoofdentree, geaccentueerd door gemetseld balkon, en heeft verbijzonderingen in de gevel door onder andere de toepassing van uitgebouwde puntgevels onder zadeldak. De vleugel die in de jaren vijftig is aangebouwd is geheel in lijn van het bestaande pand gebouwd en heeft zowel traditionele als voor die tijd karakteristieke kenmerken.
Het pand is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de dienst Gemeentewerken Dordrecht (J.N. van Ruyven).
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het grotendeels originele interieur dat nog aanwezig is. Bijzondere onderdelen zijn onder andere het voorportaal met tochtdeuren, de hal met origineel plafond uit 1922, de trap van comblanchien marmer uit 1922, de trap met trappenhuis uit de jaren vijftig met glas-in-lood ramen van Toon Berg en de wandschildering uit 1953. Tevens zijn van belang alle terrazzovloeren, de originele lambriseringslijsten, het grotendeels originele hang- en sluitwerk op ramen en buitendeuren en de originele plafonds, nu aan het zicht onttrokken door verlaagde systeemplafonds.
Situering
Het pand heeft grote stedenbouwkundige waarde als bijzonder vrijstaand object aan de brede Oranjelaan. Het pand heeft stedenbouwkundige waarde als afsluiting van een rij prominente herenhuizen en woningen aan de Oranjelaan en Borneostraat.
Gaafheid
Het pand is van belang door de gaafheid van het complex, zowel exterieur als interieur. De renovatie in 1982 betrof voornamelijk moderniseringen aan het pand, waarbij de structuur van het pand zoveel mogelijk intact is gebleven.
Unieke waarde
Het pand heeft een zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch, architectonisch en stedenbouwkundig opzicht. Als voormalige rijkslandbouwwinterschool vertegenwoordigt het pand een unieke waarde.
Publicaties
- Herman A. van Duinen & Cees Esseboom, Verhalen van Dordrecht 39: Toon Berg, tovenaar met glas 1877-1967, 2020.
Bijlage
-
9122710.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 284
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Architect: Jorissen
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Herenhuis en hoekpand dat deel uitmaakt van een ensemble van vier gelijktijdig gebouwde woningen (1912). Vanuit het midden van het blok is het ontwerp gespiegeld: de woning van 284 is gespiegeld aan nummer 290. De individuele woningen hebben een asymmetrische voorgevel. De voortuinen van de huizen worden door een lage muur en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Historie gebied
De Oranjelaan is in 1908-1909 aangelegd als 'Hoofdweg naar de Staart', een geheel nieuwe weg over de voormalige buitenplaats Noordhove. Voorheen maakte het gebied rondom de Oranjelaan deel uit van de Noordpolder(1616), boerenland met tuinderijen en boomgaarden. De dijken van de polder, waaronder de Krommedijk en in het verlengde de Groenedijk vormden de grens tussen de Noordpolder en de Oud Dubbeldamse Polder (1603). Eind 19e eeuw brak een periode aan van stadsuitbreidingen, zowel planmatig als in aansluiting op de bestaande structuur. De buitenplaats met villa Noordhove werd in 1907 verkocht, waarna het terrein en de omgeving werden verkaveld. Op de Oranjelaan kwam een spoor te liggen als ontsluiting naar het groeiende industriegebied op De Staart. De locomotief, bekend als 'de trein van Lips' reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.
Aan de nieuwe Oranjelaan zouden twee markante gebouwen verrijzen: de Technische School (1913, gesloopt en nieuwbouwlocatie) en de Landbouwwinterschool (1922). Het Sumatraplein aan het begin van de laan is een verbijzondering van een kruispunt aan wegen. Deze plek is ingericht als groenplek met bomen en een oorlogsmonument. Vanaf dit plein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool werden vanaf 1908 herenhuizen gebouwd door verschillende opdrachtgevers. Naast de eerst gebouwde huizen, de nummers 292-294, werd het blok 284-290 gebouwd. Deze woningen maken deel uit van het karakteristieke ensemble Oranjelaan 266 t/m 294.
Ligging
Het herenhuis staat aan de oostzijde van de Oranjelaan, ten zuiden grenzend aan nummer 286 en ten noorden door een pad gescheiden van het volgende blok herenhuizen. Zowel aan de voor- als achterzijde bevindt zich een bescheiden tuin. Oranjelaan 266 t/m 294 en de voormalige Landbouwwinterschool vallen onder het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een samengesteld dak. Het dak bestaat aan de voorzijde uit een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Aansluitend en haaks op het zadeldak bevindt zich aan de achterzijde een schilddak, terugliggend ten opzichte van de achtergevel. De noklijn is iets verlengd ten behoeve van het dak van de uitgebouwde massa waarin twee openslaande hoge ramen met een afstap toegang geven tot het balkon. De woning beschikt over een bescheiden kelder aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
De kavels aan de Oranjelaan werden stapsgewijs ontwikkeld. In het gehele ensemble komen zowel enkele herenhuizen voor als blokken van gelijktijdig gebouwde woningen. Het perceel voor de latere nummers 284-290 werd in 1911 gekocht door de firma G. Kloppert en A. Brand Hzn. Kloppert was meestertimmerman en had een eigen houtzagerij. De tekeningen zijn gesigneerd door A. Brand Hzn.
De huidige eigenaren (2019) hebben de geschiedenis van de bouw uitvoerig onderzocht, waarbij het ontwerp wordt toegeschreven aan H.C. Jorissen, architect. Jorissen, die eerder werkzaam was als architect in Amsterdam en andere gemeenten, vestigde zich in Dordrecht en ging in 1912 een samenwerkingsverband aan met Kloppert in NV de 'Klopper'.
De architectuur van de herenhuizen is kenmerkend voor de bouwperiode. Er wordt, net als eind 19e eeuw, nog teruggegrepen naar een eclectische vormentaal. Zo zijn invloeden van de neorenaissance duidelijk zichtbaar in de als trapgevel uitgevoerde zijgevels.
Invloeden van de art nouveau architectuur komen tot uitdrukking in de torentjes, loggia's en veranda's van de nummers 286 en 288.
De huidige eigenaar heeft het huis in 2015 gekocht en is sindsdien bezig met het waar mogelijk herstellen van de oorspronkelijke situatie. Een grote verbouwing rond 1980 heeft ervoor gezorgd dat het interieur slechts gedeeltelijk in originele staat is. De eigenaar heeft alle oude details en wijzigingen vastgelegd tijdens de werkzaamheden.
Eveneens is een uitgebreid bewonersonderzoek gedaan en zijn oude foto's verzameld van (familie van) voormalige eigenaren.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gehele voorgevel bestaat uit een spiegelsymmetrisch ontwerp waarbij twee naar voren uitstekende torens de gevel onderbreken. Tussen de torens, waarin de entrees naar 286 en 288 zich bevinden, zijn over de volle breedte twee veranda's op begane grond niveau en twee loggia's op de tweede verdieping gerealiseerd. Het dakschild is hier opgetild ten opzichte van het voordakvlak van de buitenste woningen. De woningen 284 en 290 zijn verbijzonderd door een driezijdige erker en een entree onder een boogvormig portaal. Aan de achterzijde zijn alle woningen op begane grond niveau voorzien van een uitstekende bouwmassa, op tekening de serre of veranda. Op verdiepingsniveau geven openslaande deuren toegang tot het balkon op het dak van deze serres.
De gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kettingverband met een gesneden voeg. Kozijnen en ramen zijn van hout, waarbij alle raampartijen zijn voorzien van door roeden verdeelde bovenramen, voorzien van geel kathedraalglas. Per huisnummer is er verschil in aanwezigheid van bewaard gebleven originele ramen en deels gemoderniseerde of geheel vervangen ramen voorzien van dubbelglas. In de voorgevel is een horizontaal accent aangebracht door een doorlopende betonnen latei boven de raampartij op verdiepingsniveau, onderbroken door de vormgeving van de inpandige balkons van de nummers 286 en 288. Aan de achterzijde wordt eveneens van de latei op verdiepingsniveau gebruik gemaakt, zowel in gemetselde als in betonnen vorm, om de gevels met elkaar te verbinden. De begane grond vloer ligt ca. 60 cm boven maaiveld, waardoor de woningen ontsloten worden middels een stenen trap. In de jaren negentig is het dak van het complex gerenoveerd, met uitzondering van nummer 290. Aan de voorzijde zijn de geglazuurde, rode kruispannen gehandhaafd, aan de achterzijde zijn de pannen vervangen door sneldekkers.
De voorgevel van 284 heeft aan de linkerzijde de entree onder een overkapping rustend op kolommen met kolomvoet. De houten voordeur is uitgevoerd als paneeldeur voorzien van twee zesruits ramen. Boven de deur bevindt zich een halfrond bovenlicht. Rechts van de entree is de erker die voorheen toegang gaf tot de voortuin middels enkele betonnen treden. De openslaande deuren zijn echter eind jaren zeventig vervangen door een vast raam. Het dak van de erker is afgeknot, op het platte vlak rust het houten hekwerk ter afscheiding van het balkon op de verdieping. De dakbedekking van de erker is vervangen door bitumen leien.
Op verdiepingsniveau bevindt zich links een rechthoekig kruiskozijn met twee gemoderniseerde ramen en bovenramen. Rechts is een groot getoogd venster uitgevoerd als 'melkmeisje': openslaande deuren met aan weerszijden een raam. De gevel wordt beëindigd door een eenvoudig fries met een uitgemetselde verticale geleding en daartussen witgeschilderde muurvelden. De houten goot is omtimmerd met een geprofileerd boeibord en rust op houten klossen. Centraal op het dak bevindt zich een dakkapel met schuin dak voorzien van kruispannen en bijbehorende eindgevelpannen.
Het kozijn bestaat uit vijf stijlen met geprofileerde klosjes aan de bovenzijde. Aan weerszijden van de dakkapel is een modern Velux dakraam aangebracht.
De achtergevel bestaat links uit de gevel van de serre die rust op een betonnen voet, ongeveer tot een meter boven maaiveld. De pui van de serre is gedeeltelijk gemoderniseerd. Rechts bevindt zich een venster onder gemetselde strek waarin een kozijn is aangebracht met keukendeur en zijraam, beide voorzien van gemoderniseerde bovenramen. Op verdiepingsniveau is links een groot getoogd venster voorzien van een kozijn met openslaande deuren en zijramen. De zijgevels van de serre zijn doorgezet als afscheidingsmuren van het balkon. Het balkonhek bestaat uit eenvoudig houten stijl- en regelwerk. Rechts bevindt zich een rechthoekig venster met gemoderniseerde ramen. De bovenramen van beide vensters zijn in oorspronkelijke staat. Het terugliggende dak heeft centraal uitgebouwd een kozijn waarin twee openslaande deuren. Bovenramen, zoals nog aanwezig op 290, ontbreken. De goot rust op houten geprofileerde klosjes. Op het linkerdakvlak is een zonneboilersysteem gemonteerd.
Beschrijving interieur
De vier woningen zijn met een zelfde plattegrond gebouwd, waarbij 284 en 286 gespiegeld zijn aan 288 en 290. Oranjelaan 290 is iets breder dan de andere woningen; hier moest aangesloten worden op de al gerealiseerde eerste twee woningen, zodat de schuine aansluiting een verbreding veroorzaakte aan de voorzijde.
De plattegrond is klassiek opgebouwd met aan de ene zijde een voorportaal naar de gang met daarin de ontsluiting naar de verdieping en de kelder en eindigend in de keuken. Aan de andere zijde bevinden zich de kamers en-suite met een serre. Op de verdieping grenst het trappenhuis aan een overloop met een kleine voor- en achterkamer (op bouwtekening bestemd tot keuken, bij nummer 284 gewijzigd in badkamer). De zolder is op tekening een onverdeelde open ruimte. Vermoedelijk werd deze tijdens of vlak na de bouw ingericht, gezien de aangetroffen kraaldelen op de verschillende zolders.
In alle woningen zijn de scheluw, tweekwart houten trappen origineel en voorzien van een houten, gestoken trappaal en gedraaide balusters. De trappen zijn uitgevoerd met een schalmgat en een dakraam voor de lichtinval. De tochtportalen bestaan uit een deur met zijraam en bovenramen in een getoogd kozijn. In de gang is een speciale nis aangebracht met een rek voor paraplu's. De grote voor- en achterkamer op de begane grond en de verdieping worden gescheiden door kasten en-suite, voor zover nog aanwezig. De stucplafonds zijn voorzien van lijstwerk, midden- en hoekrozetten in een geometrisch motief. De plafonds zijn niet in alle woningen voltallig bewaard gebleven.
Originele deuren, voor zover aanwezig, zijn uitgevoerd als paneeldeuren voorzien van een raampaneel, door stijlen verdeeld in drie glas-in-loodramen met geel kathedraalglas. Op nummer 288 is een deur aangetroffen die na het verwijderen van moderne beplating bleek te bestaan uit asbest panelen geschilderd in houtimitatie. Op nummer 284 is hetzelfde materiaal aangetroffen bij kastdeuren met op de achterzijde het stempel van Martinit, een asbestfabriek opgericht in 1912. Vermoedelijk zijn de binnendeuren van alle woningen zo uitgevoerd en betreft dit een vroege en zeldzaam aangetroffen toepassing van asbest. Alle deuren zijn in de huidige situatie overgeschilderd.
Het interieur van 284 is enigszins gewijzigd, dit betreft vooral de begane grond. Eind jaren zeventig is de keuken vergroot ten koste van de gang. De entree naar de kelder is hierdoor komen te vervallen en de trap is verplaatst naar de keuken waar een luik is aangebracht. In de kelder bevindt zich een originele wijnkast met een deur van houten latten.
De huidige eigenaar heeft de muur tussen de achterkamer en de keuken verwijderd ten behoeve van een open keuken. In de gang ligt, na het verwijderen van de vloerafwerking, gedeeltelijk de originele marmeren vloer. De lambrisering bleek na verwijdering van behang gemarmerd. Dit is gerestaureerd, ook ter plaatse van het trappenhuis en de overloop. Ook het paraplurek zal weer in ere hersteld worden. Veel originele details zijn verdwenen op de begane grond, maar in de voorkamer is het geornamenteerde plafond bewaard gebleven. De erker wordt gemarkeerd door een geprofileerde rand met bewerkte consoles. In de kruipruimte zijn tijdens de verbouwing door de huidige eigenaar nog enkele delen teruggevonden van de marmeren schouwen die alle verwijderd zijn (Noir de Mazy).
Op de verdieping zijn het stucplafond in de achterkamer en de binnendeuren naar de kamers origineel. De separatie tussen voor en achterkamer is door vorige eigenaren gewijzigd. In de voorkamer is hier Bauhaus-behang aangetroffen dat nu achter een gipsplaat bewaard is gebleven.
Op de zolder bevinden zich kraaldelen die waarschijnlijk dateren uit de bouwperiode of van vlak daarna, waarbij de zolder met een overloop verdeeld werd in een middenzolder, voor- en achterzolder. De zolder is gemoderniseerd en wordt voorzien van een badkamer.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. Aan de voorzijde is tegen de erker aan een betonnen trap aanwezig die toegang gaf tot de voorkamer. Aan weerszijden bevindt zich een muurtje waar voorheen een betonnen vaas op geplaatst was. De voortuin wordt door een lage betonnen muur met daarop een gemetselde ezelsrug en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. De afscheiding wordt geleed door gemetselde hekpilaren, bekroond met een betonnen bol. De originele erfafscheiding is bij alle vier de woningen bewaard gebleven en maakt deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het in 1912 gebouwde herenhuis heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding die aan de Oranjelaan gerealiseerd werd. De laan werd in 1908 geheel nieuw aangelegd op de grond van de voormalige buitenplaats Noordhove en vormde de directe verbinding met het opkomende industriegebied op de Staart.
Architectonische waarde
Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws herenhuis, gebouwd in een eclectische stijl, met onder andere invloeden van de art nouveau. Het herenhuis heeft architectuurhistorische waarde door de grotendeels originele staat van zowel exterieur als interieur van de vier gelijktijdig gebouwde herenhuizen, Oranjelaan 284 t/m 290. De voorgevel van het complex is karakteristiek en herkenbaar door de verbijzonderde entrees, de twee torens, de veranda's en loggia's. De dakbedekking aan de voorzijde bestaat uit originele kruispannen met bijbehorende eindgevelpannen. De bovenramen, door roeden verdeeld en voorzien van kathedraalglas, zijn voor het grootste deel nog aanwezig. Bij nummer 284 is het glas op de begane grond vervangen door helder glas.
Het interieur van 284 is enigszins gewijzigd, maar heeft architectuurhistorische waarde door de herkenbare klassieke opzet van de plattegrond die bij alle vier de woningen vrijwel identiek is uitgevoerd. Van bijzondere waarde zijn de trappen, de resterende originele plafonds, de gemarmerde lambrisering en de resterende binnendeuren. Deze zijn van bouwhistorisch belang door de vroege toepassing van Martinit asbestbeplating.
Situering
Het herenhuis heeft ensemblewaarde als onderdeel van het gelijktijdig gebouwde blok woningen Oranjelaan 248 t/m 290 én als onderdeel van de bebouwing vanaf het Sumatraplein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
De herenhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als royale, vooroorlogse woningen en zijn sterk beeldbepalend voor de bebouwing aan de Oranjelaan waar zowel ten noorden van de school, als aan de overzijde, jongere bebouwing staat.
De voortuinen van de vier herenhuizen worden van de openbare weg gescheiden door een lage muur met een smeedijzeren hekwerk. De erfafscheiding maakt deel uit van de bescherming evenals de in de voortuinen aanwezige trappen naar erker of veranda.
Gaafheid
De vier herenhuizen zijn van belang door de gaafheid van het complex. Oranjelaan 284 heeft de meeste wijzigingen ondergaan: onder andere aan de voorzijde, waar de erkerdeuren zijn vervangen door een vast raam en aan de achterzijde, waar de pui van de serre gedeeltelijk is gemoderniseerd. Het interieur is op de begane grond gewijzigd door de vergroting van de keuken ten koste van de gang. Kasten-en-suite op de etage en enkele plafonds zijn verdwenen.
Publicaties
- John Goossen, Oranjelaan 284: Een geschiedenis, 2019.
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
- Christine Weijs, Bouwhistorische documentatie van Oranjelaan 284, 2015.
Bijlage
9123622.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 286
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Architect: Jorissen
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Herenhuis dat deel uitmaakt van een ensemble van vier gelijktijdig gebouwde woningen (1912). Vanuit het midden van het blok is het ontwerp gespiegeld: de woning van 286 is gespiegeld aan nummer 288. De individuele woningen hebben een asymmetrische voorgevel. De voortuinen van de huizen worden door een lage muur en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Historie gebied
De Oranjelaan is in 1908-1909 aangelegd als 'Hoofdweg naar de Staart', een geheel nieuwe weg over de voormalige buitenplaats Noordhove. Voorheen maakte het gebiedrondom de Oranjelaan deel uit van de Noordpolder(1616), boerenland met tuinderijen en boomgaarden. De dijken van de polder, waaronder de Krommedijk en in het verlengde de Groenedijk vormden de grens tussen de Noordpolder en de Oud Dubbeldamse Polder (1603). Eind 19e eeuw brak een periode aan van stadsuitbreidingen, zowel planmatig als in aansluiting op de bestaande structuur. De buitenplaats met villa Noordhove werd in 1907 verkocht, waarna het terrein en de omgeving werden verkaveld. Op de Oranjelaan kwam een spoor te liggen als ontsluiting naar het groeiende industriegebied op De Staart. De locomotief, bekend als 'de trein van Lips' reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.
Aan de nieuwe Oranjelaan zouden twee markante gebouwen verrijzen: de Technische School (1913, gesloopt en nieuwbouwlocatie) en de Landbouwwinterschool (1922). Het Sumatraplein aan het begin van de laan is een verbijzondering van een kruispunt aan wegen. Deze plek is ingericht als groenplek met bomen en een oorlogsmonument. Vanaf dit plein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool werden vanaf 1908 herenhuizen gebouwd door verschillende opdrachtgevers. Naast de eerst gebouwde huizen, de nummers 292-294, werd het blok 284-290 gebouwd. Deze woningen maken deel uit van het karakteristieke ensemble Oranjelaan 266 t/m 294.
Ligging
Het herenhuis staat aan de oostzijde van de Oranjelaan, tussen de gelijktijdig gebouwde woningen 284 en 288. Zowel aan de voor- als achterzijde bevindt zich een bescheiden tuin. Oranjelaan 266 t/m 294 en de voormalige Landbouwwinterschool vallen onder het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van drie bouwlagen en heeft een samengesteld dak. Het dak bestaat aan de voorzijde uit een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Aansluitend en haaks op het zadeldak bevindt zich aan de achterzijde een zadeldak met wolfseind, terugliggend ten opzichte van de achtergevel.
Twee hoge openslaande ramen geven hier met een afstap toegang tot het balkon. De woning beschikt over een bescheiden kelder aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
De kavels aan de Oranjelaan werden stapsgewijs ontwikkeld. In het gehele ensemble komen zowel enkele herenhuizen voor als blokken van gelijktijdig gebouwde woningen. Het perceel voor de latere nummers 284-290 werd in 1911 gekocht door de firma G. Kloppert en A. Brand Hzn. Kloppert was meestertimmerman en had een eigen houtzagerij. De tekeningen zijn gesigneerd door A. Brand Hzn.
De huidige eigenaren (2019) hebben de geschiedenis van de bouw uitvoerig onderzocht, waarbij het ontwerp wordt toegeschreven aan H.C. Jorissen, architect. Jorissen, die eerder werkzaam was als architect in Amsterdam en andere gemeenten, vestigde zich in Dordrecht en ging in 1912 een samenwerkingsverband aan met Kloppert in NV de 'Klopper'.
De architectuur van de herenhuizen is kenmerkend voor de bouwperiode. Er wordt, net als eind 19e eeuw, nog teruggegrepen naar een eclectische vormentaal. Zo zijn invloeden van de neorenaissance duidelijk zichtbaar in de als trapgevel uitgevoerde zijgevels.
Invloeden van de art nouveau architectuur komen tot uitdrukking in de torentjes, loggia's en veranda's van de nummers 286 en 288.
De huidige bewoners zijn eigenaren sinds 1976 en hebben niets gewijzigd, behalve de modernisering van badkamer en keuken.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gehele voorgevel bestaat uit een spiegelsymmetrisch ontwerp waarbij twee naar voren uitstekende torens de gevel onderbreken. Tussen de torens, waarin de entrees naar 286 en 288 zich bevinden, zijn over de volle breedte twee veranda's op begane grond niveau en twee loggia's op de tweede verdieping gerealiseerd. Het dakschild is hier opgetild ten opzichte van het voordakvlak van de buitenste woningen. De woningen 284 en 290 zijn verbijzonderd door een driezijdige erker en een entree onder een boogvormig portaal. Aan de achterzijde zijn alle woningen op begane grond niveau voorzien van een uitstekende bouwmassa, op tekening de serre of veranda. Op verdiepingsniveau geven openslaande deuren toegang tot het balkon op het dak van deze serres.
De gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kettingverband met een gesneden voeg. Kozijnen en ramen zijn van hout, waarbij alle raampartijen zijn voorzien van door roeden verdeelde bovenramen, voorzien van geel kathedraalglas. Per huisnummer is er verschil in aanwezigheid van bewaard gebleven originele ramen en deels gemoderniseerde of geheel vervangen ramen voorzien van dubbelglas. In de voorgevel is een horizontaal accent aangebracht door een doorlopende betonnen latei boven de raampartij op verdiepingsniveau, onderbroken door de vormgeving van de inpandige balkons van de nummers 286 en 288. Aan de achterzijde wordt eveneens van de latei op verdiepingsniveau gebruik gemaakt, zowel in gemetselde als in betonnen vorm, om de gevels met elkaar te verbinden. De begane grond vloer ligt ca. 60 cm boven maaiveld, waardoor de woningen ontsloten worden middels een stenen trap. In de jaren negentig is het dak van het complex gerenoveerd, met uitzondering van nummer 290. Aan de voorzijde zijn de geglazuurde, rode kruispannen gehandhaafd, aan de achterzijde zijn de pannen vervangen door sneldekkers.
De voorgevel van 286 bestaat links uit de naar voren uitstekende toren. In de bouwmassa van de toren bevindt zich de entree. De voordeur is een blankgelakte houten paneeldeur waarin een getoogd kozijn verdeeld is in kleine ruiten van facetglas. Boven de deur bevindt zich een halfrond bovenraam, door roeden verdeeld. Op verdiepingsniveau van de toren is een kruiskozijn onder de latei die als horizontale en verspringende band over het gevelvlak is doorgezet. Op het niveau van de tweede verdieping wordt de toren iets breder. Hier bevindt zich een enkel raam met bovenraam.
De gevel van de toren wordt beëindigd door een stenen latei en een omtimmerde goot op klossen. Het dak bestaat uit een koepel op een achtzijdige grondslag en wordt beëindigd door een loden spits. Op oude foto's is te zien dat hier een windhaan aan was bevestigd.
De dakbedekking is gewijzigd en voorzien van bitumen leien. Rechts van de toren bevindt zich de veranda onder een schuin dak. De constructie van de veranda bestaat uit een betonnen portaal met bewerkte consoles. De vloer van de veranda is uitgevoerd in terrazzo. Als begrenzing zijn twee lage muurtjes aangebracht met op de hoeken betonnen vazen. De treden naar de voortuin zijn in beton uitgevoerd en voorzien van hardstenen treden. De dakbedekking is gewijzigd en bestaat uit bitumen leien. In het midden van het dak is een inkeping gemaakt ten behoeve van de openslaande deuren op de verdieping. De deuren worden door een stenen portaal gescheiden van de ramen aan weerszijden. Op het niveau van de tweede verdieping wordt dit portaal doorgezet waarachter zich de loggia bevindt. Ook hier geven twee openslaande deuren toegang naar het balkon. De borstwering bestaat uit gemetselde en betonnen stijlen met daartussen stijlen in siersmeedwerk. Op het dak op de erfgrens van 286 en 288 is een gemetselde schoorsteen, geaccentueerd door enkele gemetselde treden.
De achtergevel bestaat links uit de gevel van de serre die rust op een betonnen voet, ongeveer tot een meter boven maaiveld. De pui van de serre is voorzien van bovenramen waarin eenvoudige glas-in-loodramen zijn aangebracht van licht kathedraalglas met een gele rand. Rechts bevindt zich een venster onder gemetselde strek waarin een kozijn is aangebracht met keukendeur en zijraam. Op verdiepingsniveau is links een groot rechthoekig venster voorzien van een kozijn met openslaande deuren en zijramen. De linkerzijgevel van de serre is doorgezet als afscheidingsmuur van het balkon. Het balkonhek bestaat uit eenvoudig houten stijl- en regelwerk. Rechts bevindt zich een rechthoekig venster uitgevoerd als kruiskozijn. In de terugliggende gevel van de tweede verdieping bevindt zich een groot rechthoekig venster, door stijlen in drieën verdeeld. De goot rust op houten geprofileerde klosjes.
Beschrijving interieur
De vier woningen zijn met een zelfde plattegrond gebouwd, waarbij 284 en 286 gespiegeld zijn aan 288 en 290. Oranjelaan 290 is iets breder dan de andere woningen; hier moest aangesloten worden op de al gerealiseerde eerste twee woningen, zodat de schuine aansluiting een verbreding veroorzaakte aan de voorzijde.
De plattegrond is klassiek opgebouwd met aan de ene zijde een voorportaal naar de gang met daarin de ontsluiting naar de verdieping en de kelder en eindigend in de keuken. Aan de andere zijde bevinden zich de kamers en-suite met een serre. Op de verdieping grenst het trappenhuis aan een overloop met een kleine voor- en achterkamer (op bouwtekening bestemd tot keuken, bij nummer 284 gewijzigd in badkamer). De zolder is op tekening een onverdeelde open ruimte. Vermoedelijk werd deze tijdens of vlak na de bouw ingericht, gezien de aangetroffen kraaldelen op de verschillende zolders.
In alle woningen zijn de scheluw, tweekwart houten trappen origineel en voorzien van een houten, gestoken trappaal en gedraaide balusters. De trappen zijn uitgevoerd met een schalmgat en een dakraam voor de lichtinval. De tochtportalen bestaan uit een deur met zijraam en bovenramen in een getoogd kozijn. In de gang is een speciale nis aangebracht met een rek voor paraplu's. De grote voor- en achterkamer op de begane grond en de verdieping worden gescheiden door kasten en-suite, voor zover nog aanwezig. De stucplafonds zijn voorzien van lijstwerk, midden- en hoekrozetten in een geometrisch motief (Art Deco). De plafonds zijn niet in alle woningen voltallig bewaard gebleven. Originele deuren, voor zover aanwezig, zijn uitgevoerd als paneeldeuren voorzien van een raampaneel, door stijlen verdeeld in drie glas-in-loodramen met geel kathedraalglas. Op nummer 288 is een deur aangetroffen die na het verwijderen van moderne beplating bleek te bestaan uit asbest panelen geschilderd in houtimitatie. Op nummer 284 is hetzelfde materiaal aangetroffen bij kastdeuren met op de achterzijde het stempel van Martinit, een asbestfabriek opgericht in 1912. Vermoedelijk zijn de binnendeuren van alle woningen zo uitgevoerd en betreft dit een vroege en zeldzaam aangetroffen toepassing van asbest. Alle deuren zijn in de huidige situatie overgeschilderd.
Het interieur van 286 is vrijwel origineel. De vloer in het voorportaal en de gang bestaat uit marmeren platen. De lambrisering in het voorportaal is uitgevoerd in lichtgroene tegels voorzien van een rand met geëmailleerde tegels, gelijk aan nummer 288. In deze lambrisering zijn ook losse groene tegels verwerkt met een voorstelling van een papaver. In het tochtportaal is lichtgeel kathedraalglas toegepast. De kasten-en-suite evenals de geornamenteerde plafonds zijn alle nog aanwezig. Tussen de achterkamer en de serre bevindt zich een afscheiding in de vorm van een portaal met bewerkte consoles. Alleen de schouw in de achterkamer is vervangen, in de overige kamers is de zwart marmeren schouw origineel. Alle binnendeuren zijn inclusief glas en hang- en sluitwerk bewaard gebleven.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. De voortuin wordt door een lage betonnen muur met daarop een gemetselde ezelsrug en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. De afscheiding wordt geleed door gemetselde hekpilaren, bekroond met een betonnen bol. De originele erfafscheiding is bij alle vier de woningen bewaard gebleven en maakt deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het in 1912 gebouwde herenhuis heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding die aan de Oranjelaan gerealiseerd werd. De laan werd in 1908 geheel nieuw aangelegd op de grond van de voormalige buitenplaats Noordhove en vormde de directe verbinding met het opkomende industriegebied op de Staart.
Architectonische waarde
Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws herenhuis, gebouwd in een eclectische stijl, met onder andere invloeden van de art nouveau. Het herenhuis heeft architectuurhistorische waarde door de grotendeels originele staat van zowel exterieur als interieur van de vier gelijktijdig gebouwde herenhuizen, Oranjelaan 284 t/m 290. De voorgevel van het complex is karakteristiek en herkenbaar door de verbijzonderde entrees, de twee torens, de veranda's en loggia's. De dakbedekking aan de voorzijde bestaat uit originele kruispannen met bijbehorende eindgevelpannen. De bovenramen, door roeden verdeeld en voorzien van kathedraalglas, zijn voor het grootste deel nog aanwezig.
Het interieur van 286 is grotendeels origineel en heeft architectuurhistorische waarde door de herkenbare klassieke opzet van de plattegrond die bij alle vier de woningen vrijwel identiek is uitgevoerd. Van bijzondere waarde zijn onder andere de trappen, de plafonds, de kasten en-suite, het tochtportaal, de getegelde lambrisering en de binnendeuren. Deze zijn van bouwhistorisch belang door de vroege toepassing van Martinit asbestbeplating.
Situering
Het herenhuis heeft ensemblewaarde als onderdeel van het gelijktijdig gebouwde blok woningen Oranjelaan 248 t/m 290 én als onderdeel van de bebouwing vanaf het Sumatraplein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
De herenhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als royale, vooroorlogse woningen en zijn sterk beeldbepalend voor de bebouwing aan de Oranjelaan waar zowel ten noorden van de school, als aan de overzijde, jongere bebouwing staat.
De voortuinen van de vier herenhuizen worden van de openbare weg gescheiden door een lage muur met een smeedijzeren hekwerk. De erfafscheiding maakt deel uit van de bescherming evenals de in de voortuinen aanwezige trappen naar erker of veranda.
Gaafheid
De vier herenhuizen zijn van belang door de gaafheid van het complex. Oranjelaan 286 verkeert in de meest oorspronkelijke staat en is daardoor van bijzonder belang door de gaafheid van exterieur en interieur.
Publicaties
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
Bijlage
-
9123623.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 288
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Architect: Jorissen
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Herenhuis dat deel uitmaakt van een ensemble van vier gelijktijdig gebouwde woningen (1912). Vanuit het midden van het blok is het ontwerp gespiegeld: de woning van 286 is gespiegeld aan nummer 288. De individuele woningen hebben een asymmetrische voorgevel. De voortuinen van de huizen worden door een lage muur en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Historie gebied
De Oranjelaan is in 1908-1909 aangelegd als 'Hoofdweg naar de Staart', een geheel nieuwe weg over de voormalige buitenplaats Noordhove. Voorheen maakte het gebiedrondom de Oranjelaan deel uit van de Noordpolder(1616), boerenland met tuinderijen en boomgaarden. De dijken van de polder, waaronder de Krommedijk en in het verlengde de Groenedijk vormden de grens tussen de Noordpolder en de Oud Dubbeldamse Polder (1603). Eind 19e eeuw brak een periode aan van stadsuitbreidingen, zowel planmatig als in aansluiting op de bestaande structuur. De buitenplaats met villa Noordhove werd in 1907 verkocht, waarna het terrein en de omgeving werden verkaveld. Op de Oranjelaan kwam een spoor te liggen als ontsluiting naar het groeiende industriegebied op De Staart. De locomotief, bekend als 'de trein van Lips' reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.
Aan de nieuwe Oranjelaan zouden twee markante gebouwen verrijzen: de Technische School (1913, gesloopt en nieuwbouwlocatie) en de Landbouwwinterschool (1922). Het Sumatraplein aan het begin van de laan is een verbijzondering van een kruispunt aan wegen. Deze plek is ingericht als groenplek met bomen en een oorlogsmonument. Vanaf dit plein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool werden vanaf 1908 herenhuizen gebouwd door verschillende opdrachtgevers. Naast de eerst gebouwde huizen, de nummers 292-294, werd het blok 284-290 gebouwd. Deze woningen maken deel uit van het karakteristieke ensemble Oranjelaan 266 t/m 294.
Ligging
Het herenhuis staat aan de oostzijde van de Oranjelaan, tussen de gelijktijdig gebouwde woningen 286 en 290. Zowel aan de voor- als achterzijde bevindt zich een bescheiden tuin. Oranjelaan 266 t/m 294 en de voormalige Landbouwwinterschool vallen onder het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van drie bouwlagen en heeft een samengesteld dak. Het dak bestaat aan de voorzijde uit een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Aansluitend en haaks op het zadeldak bevindt zich aan de achterzijde een zadeldak met wolfseind, terugliggend ten opzichte van de achtergevel.
Twee openslaande hoge ramen geven hier met een afstap toegang tot het balkon. De woning beschikt over een bescheiden kelder aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
De kavels aan de Oranjelaan werden stapsgewijs ontwikkeld. In het gehele ensemble komen zowel enkele herenhuizen voor als blokken van gelijktijdig gebouwde woningen. Het perceel voor de latere nummers 284-290 werd in 1911 gekocht door de firma G. Kloppert en A. Brand Hzn. Kloppert was meestertimmerman en had een eigen houtzagerij. De tekeningen zijn gesigneerd door A. Brand Hzn.
De huidige eigenaren (2019) hebben de geschiedenis van de bouw uitvoerig onderzocht, waarbij het ontwerp wordt toegeschreven aan H.C. Jorissen, architect. Jorissen, die eerder werkzaam was als architect in Amsterdam en andere gemeenten, vestigde zich in Dordrecht en ging in 1912 een samenwerkingsverband aan met Kloppert in NV de 'Klopper'.
De architectuur van de herenhuizen is kenmerkend voor de bouwperiode. Er wordt, net als eind 19e eeuw, soms teruggegrepen naar een eclectische vormentaal. Zo zijn invloeden van de neorenaissance duidelijk zichtbaar in de als trapgevel uitgevoerde zijgevels. Invloeden van de art nouveau architectuur komen tot uitdrukking in de torentjes, loggia's en veranda's van de nummers 286 en 288.
Het herenhuis Oranjelaan 288 is in 2013 van eigenaar gewisseld. De huidige eigenaren zijn sindsdien bezig met de renovatie en restauratie van de woning. Het huis heeft veel originele details, maar in het verleden zijn de kozijnen aan de achterzijde op de beide verdiepingen vervangen door kunststof. De pui van de serre is aangepast in 1962.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gehele voorgevel bestaat uit een spiegelsymmetrisch ontwerp waarbij twee naar voren uitstekende torens de gevel onderbreken. Tussen de torens, waarin de entrees naar 286 en 288 zich bevinden, zijn over de volle breedte twee veranda's op begane grond niveau en twee loggia's op de tweede verdieping gerealiseerd. Het dakschild is hier opgetild ten opzichte van het voordakvlak van de buitenste woningen. De woningen 284 en 290 zijn verbijzonderd door een driezijdige erker en een entree onder een boogvormig portaal. Aan de achterzijde zijn alle woningen op begane grond niveau voorzien van een uitstekende bouwmassa, op tekening de serre of veranda. Op verdiepingsniveau geven openslaande deuren toegang tot het balkon op het dak van deze serres.
De gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kettingverband met een gesneden voeg. Kozijnen en ramen zijn van hout, waarbij alle raampartijen zijn voorzien van door roeden verdeelde bovenramen, voorzien van geel kathedraalglas. Per huisnummer is er verschil in aanwezigheid van bewaard gebleven originele ramen en deels gemoderniseerde of geheel vervangen ramen voorzien van dubbelglas. In de voorgevel is een horizontaal accent aangebracht door een doorlopende betonnen latei boven de raampartij op verdiepingsniveau, onderbroken door de vormgeving van de inpandige balkons van de nummers 286 en 288. Aan de achterzijde wordt eveneens van de latei op verdiepingsniveau gebruik gemaakt, zowel in gemetselde als in betonnen vorm, om de gevels met elkaar te verbinden. De begane grond vloer ligt ca. 60 cm boven maaiveld, waardoor de woningen ontsloten worden middels een stenen trap. In de jaren negentig is het dak van het complex gerenoveerd, met uitzondering van nummer 290. Aan de voorzijde zijn de geglazuurde, rode kruispannen gehandhaafd, aan de achterzijde zijn de pannen vervangen door sneldekkers.
De voorgevel van 288 bestaat rechts uit de naar voren uitstekende toren. In de bouwmassa van de toren bevindt zich de entree. De voordeur is een blankgelakte houten paneeldeur waarin een getoogd kozijn verdeeld is in kleine ruiten van facetglas. Boven de deur bevindt zich een halfrond bovenraam, door roeden verdeeld. Op verdiepingsniveau van de toren is een kruiskozijn onder de latei die als horizontale en verspringende band over het gevelvlak is doorgezet. Op het niveau van de tweede verdieping wordt de toren iets breder. Hier bevindt zich een enkel raam met bovenraam. De gevel van de toren wordt beëindigd door een stenen latei en een omtimmerde goot op klossen. Het dak bestaat uit een koepel op een achtzijdige grondslag en wordt beëindigd door een niet originele spits. Op oude foto's is te zien dat aan de spits een windhaan was bevestigd. De dakbedekking is gewijzigd en bestaat uit dakleer. Links van de toren bevindt zich de veranda onder een schuin dak. De constructie van de veranda bestaat uit een betonnen portaal met bewerkte consoles. De vloer van de veranda is uitgevoerd in terrazzo. Als begrenzing zijn twee lage muurtjes aangebracht met op de hoeken betonnen vazen. De treden naar de voortuin zijn in beton uitgevoerd en voorzien van hardstenen treden. De dakbedekking is gewijzigd en bestaat uit leien. In het midden van het dak is een inkeping gemaakt ten behoeve van de openslaande deuren op de verdieping. De gemoderniseerde deuren worden door een stenen portaal gescheiden van de ramen aan weerszijden. Op het niveau van de tweede verdieping wordt dit portaal doorgezet waarachter zich de loggia bevindt. Ook hier geven twee openslaande deuren toegang naar het balkon. De borstwering bestaat uit gemetselde en betonnen stijlen met daartussen stijlen in siersmeedwerk. Op het dak op de erfgrens van 286 en 288 is een gemetselde schoorsteen, geaccentueerd door enkele gemetselde treden.
De achtergevel bestaat rechts uit de gevel van de serre die rust op een betonnen voet, ongeveer tot een meter boven maaiveld. De pui van de serre is ooit gewijzigd waarbij deopenslaande deuren zijn vervangen door ramen. De bovenramen zijn voorzien van eenvoudig, na-oorlogs glas-in-lood. Links bevindt zich een venster onder gemetselde strek waarin een kozijn is aangebracht met keukendeur en stolpraam. De rechterzijgevel van de serre is doorgezet als afscheidingsmuur van het balkon. Het balkonhek bestaat uit eenvoudig houten stijl- en regelwerk. De kozijnen op de verdiepingen zijn vervangen door kunststof exemplaren. De goot, afgetimmerd met trespa, rust op houten geprofileerde klossen.
Beschrijving interieur
De vier woningen zijn met een zelfde plattegrond gebouwd, waarbij 284 en 286 gespiegeld zijn aan 288 en 290. Oranjelaan 290 is iets breder dan de andere woningen; hier moest aangesloten worden op de al gerealiseerde eerste twee woningen, zodat de schuine aansluiting een verbreding veroorzaakte aan de voorzijde.
De plattegrond is klassiek opgebouwd met aan de ene zijde een voorportaal naar de gang met daarin de ontsluiting naar de verdieping en de kelder en eindigend in de keuken. Aan de andere zijde bevinden zich de kamers en-suite met een serre. Op de verdieping grenst het trappenhuis aan een overloop met een kleine voorkamer, een badkamer, apart toilet en kamers en-suite. Op de originele blauwdrukken van 288 zijn op zolder aparte ruimtes getekend; aan de achterzijde is een badkamer ingetekend.
In alle woningen zijn de scheluw, tweekwart houten trappen origineel en voorzien van een houten, gestoken trappaal en gedraaide balusters. De trappen zijn uitgevoerd met een schalmgat en een dakraam voor de lichtinval. De tochtportalen bestaan uit een deur met zijraam en bovenramen in een getoogd kozijn. In de gang is een speciale nis aangebracht met een rek voor paraplu's en kledinghaken. Bij nummer 288 ontbreekt het rek. De grote voor- en achterkamer op de begane grond en de verdieping worden gescheiden door kasten en-suite, voor zover nog aanwezig. De stucplafonds zijn voorzien van lijstwerk, midden- en hoekrozetten in een geometrisch motief. De plafonds zijn niet in alle woningen voltallig bewaard gebleven. Originele deuren, voor zover aanwezig, zijn uitgevoerd als paneeldeuren voorzien van een raampaneel, door stijlen verdeeld in drie glas-in-loodramen met geel kathedraalglas. Op nummer 288 is een deur aangetroffen die na het verwijderen van moderne beplating bleek te bestaan uit asbest panelen geschilderd in houtimitatie. Op nummer 284 is hetzelfde materiaal aangetroffen bij kastdeuren met op de achterzijde het stempel van Martinit, een asbestfabriek opgericht in 1912. Vermoedelijk zijn de binnendeuren van alle woningen zo uitgevoerd en betreft dit een vroege en zeldzaam aangetroffen toepassing van asbest. Alle deuren zijn in de huidige situatie overgeschilderd.
Het interieur van 288 is voor een groot deel origineel. De vloer in het voorportaal en de gang bestaat uit marmeren platen. De originele vloer in de keuken is uitgevoerd in terrazzo. De lambrisering in het voorportaal is uitgevoerd in lichtgroene tegels voorzien van een rand met geëmailleerde tegels, gelijk aan die toegepast op nummer 286. In hettochtportaal is de beglazing in facetglas uitgevoerd. De wc heeft nog de originele vloer- en wandtegels, een zwart-witte vloer en een witte wand met randtegel met art nouveau motief. In de kelder onder de keuken staat een originele wijnkast met een deur van houten latten en er ligt een plavuizen vloer. De achterkamer was het meest ingrijpend gewijzigd, maar het plafond is inmiddels gereconstrueerd met behulp van mallen. De schouw in deze kamer ontbreekt.
Op de verdieping zijn de kasten en deuren en-suite nog aanwezig. De plafonds zijn uitgevoerd als spanplafonds. Op de tweede verdieping staan wanden opgebouwd uit kraaldelen, vermoedelijk uit de bouwperiode. De zolder is verdeeld in een overloop, een torenkamer en een voor-tussen- en achterkamer.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. De voortuin wordt door een lage betonnen muur met daarop een gemetselde ezelsrug en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. De afscheiding wordt geleed door gemetselde hekpilaren, bekroond met een betonnen bol. De originele erfafscheiding is bij alle vier de woningen bewaard gebleven en maakt deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het in 1912 gebouwde herenhuis heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding die aan de Oranjelaan gerealiseerd werd. De laan werd in 1908 geheel nieuw aangelegd op de grond van de voormalige buitenplaats Noordhove en vormde de directe verbinding met het opkomende industriegebied op de Staart.
Architectonische waarde
Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws herenhuis, gebouwd in een eclectische stijl, met onder andere invloeden van de art nouveau. Het herenhuis heeft architectuurhistorische waarde door de grotendeels originele staat van zowel exterieur als interieur van de vier gelijktijdig gebouwde herenhuizen, Oranjelaan 284 t/m 290. De voorgevel van het complex is karakteristiek en herkenbaar door de verbijzonderde entrees, de twee torens, de veranda's en loggia's. De dakbedekking aan de voorzijde bestaat uit originele kruispannen met bijbehorende eindgevelpannen. De bovenramen, door roeden verdeeld en voorzien van kathedraalglas, zijn op de verdiepingen nog aanwezig.
Het interieur van 288 is grotendeels origineel en heeft architectuurhistorische waarde door de herkenbare klassieke opzet van de plattegrond die bij alle vier de woningen vrijwel identiek is uitgevoerd. Van bijzondere waarde zijn onder andere de trappen, de plafonds op de begane grond, de kasten en-suite, het tochtportaal, de getegelde lambrisering en de binnendeuren. Deze zijn van bouwhistorisch belang door de vroege toepassing van Martinit asbestbeplating.
Situering
Het herenhuis heeft ensemblewaarde als onderdeel van het gelijktijdig gebouwde blok woningen Oranjelaan 248 t/m 290 én als onderdeel van de bebouwing vanaf het Sumatraplein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
De herenhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als royale, vooroorlogse woningen en zijn sterk beeldbepalend voor de bebouwing aan de Oranjelaan waar zowel ten noorden van de school, als aan de overzijde, jongere bebouwing staat.
De voortuinen van de vier herenhuizen worden van de openbare weg gescheiden door een lage muur met een smeedijzeren hekwerk. De erfafscheiding maakt deel uit van de bescherming evenals de in de voortuinen aanwezige trappen naar erker of veranda.
Gaafheid
De vier herenhuizen zijn van belang door de gaafheid van het complex. Oranjelaan 288 is grotendeels in oorspronkelijke staat, maar de achterzijde is aangetast door de kunststof kozijnen en de aanpassing van de serre.
Publicaties
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
Bijlage
-
9123624.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 290
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Architect: Jorissen
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Herenhuis dat deel uitmaakt van een ensemble van vier gelijktijdig gebouwde woningen (1912). Vanuit het midden van het blok is het ontwerp gespiegeld: de woning van 284 is gespiegeld aan nummer 290. De individuele woningen hebben een asymmetrische voorgevel. De voortuinen van de huizen worden door een lage muur en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Historie gebied
De Oranjelaan is in 1908-1909 aangelegd als 'Hoofdweg naar de Staart', een geheel nieuwe weg over de voormalige buitenplaats Noordhove. Voorheen maakte het gebied rondom de Oranjelaan deel uit van de Noordpolder (1616), boerenland met tuinderijen en boomgaarden. De dijken van de polder, waaronder de Krommedijk en in het verlengde de Groenedijk vormden de grens tussen de Noordpolder en de Oud Dubbeldamse Polder (1603). Eind 19e eeuw brak een periode aan van stadsuitbreidingen, zowel planmatig als in aansluiting op de bestaande structuur. De buitenplaats met villa Noordhove werd in 1907 verkocht, waarna het terrein en de omgeving werden verkaveld. Op de Oranjelaan kwam een spoor te liggen als ontsluiting naar het groeiende industriegebied op De Staart. De locomotief, bekend als 'de trein van Lips' reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.
Aan de nieuwe Oranjelaan zouden twee markante gebouwen verrijzen: de Technische School (1913, gesloopt en nieuwbouwlocatie) en de Landbouwwinterschool (1922). Het Sumatraplein aan het begin van de laan is een verbijzondering van een kruispunt aan wegen. Deze plek is ingericht als groenplek met bomen en een oorlogsmonument. Vanaf dit plein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool werden vanaf 1908 herenhuizen gebouwd door verschillende opdrachtgevers. Naast de eerst gebouwde huizen, de nummers 292-294, werd het blok 284-290 gebouwd. Deze woningen maken deel uit van het karakteristieke ensemble Oranjelaan 266 t/m 294.
Ligging
Het herenhuis staat aan de oostzijde van de Oranjelaan, ten zuiden grenzend aan het als eerste gebouwde blok van twee herenhuizen, de nummers 292 en 294. Zowel aan de voor- als achterzijde bevindt zich een bescheiden tuin. Oranjelaan 266 t/m 294 en de voormalige Landbouwwinterschool vallen onder het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een samengesteld dak. Het dak bestaat aan de voorzijde uit een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Aansluitend en haaks op het zadeldak bevindt zich aan de achterzijde een schilddak, terugliggend ten opzichte van de achtergevel. De noklijn is iets verlengd ten behoeve van het dak van de uitgebouwde massa waarin twee openslaande hoge ramen met een afstap toegang geven tot het balkon. De woning beschikt over een bescheiden kelder aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
De kavels aan de Oranjelaan werden stapsgewijs ontwikkeld. In het gehele ensemble komen zowel enkele herenhuizen voor als blokken van gelijktijdig gebouwde woningen. Het perceel voor de latere nummers 284-290 werd in 1911 gekocht door de firma G. Kloppert en A. Brand Hzn. Kloppert was meestertimmerman en had een eigen houtzagerij. De tekeningen zijn gesigneerd door A. Brand Hzn.
De huidige eigenaren (2019) hebben de geschiedenis van de bouw uitvoerig onderzocht, waarbij het ontwerp wordt toegeschreven aan H.C. Jorissen, architect. Jorissen, die eerder werkzaam was als architect in Amsterdam en andere gemeenten, vestigde zich in Dordrecht en ging in 1912 een samenwerkingsverband aan met Kloppert in NV de 'Klopper'.
De architectuur van de herenhuizen is kenmerkend voor de bouwperiode. Er wordt, net als eind 19e eeuw, nog teruggegrepen naar een eclectische vormentaal. Zo zijn invloeden van de neorenaissance duidelijk zichtbaar in de als trapgevel uitgevoerde zijgevels. Invloeden van de art nouveau architectuur komen tot uitdrukking in de torentjes, loggia's en veranda's van de nummers 286 en 288.
De huidige bewoners zijn sinds 1985 eigenaar. In 1989 is de woning iets gewijzigd door het verwijderen van de tussendeuren van de serre en het uitbouwen van de keuken tot aan de gevellijn van de serre.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gehele voorgevel bestaat uit een spiegelsymmetrisch ontwerp waarbij twee naar voren uitstekende torens de gevel onderbreken. Tussen de torens, waarin de entrees naar 286 en 288 zich bevinden, zijn over de volle breedte twee veranda's op beganegrond niveau en twee loggia's op de tweede verdieping gerealiseerd. Het dakschild is hier opgetild ten opzichte van het voordakvlak van de buitenste woningen. De woningen 284 en 290 zijn verbijzonderd door een driezijdige erker en een entree onder een boogvormig portaal. Aan de achterzijde zijn alle woningen op begane grond niveau voorzien van een uitstekende bouwmassa, op tekening de serre of veranda. Op verdiepingsniveau geven openslaande deuren toegang tot het balkon op het dak van deze serres.
De gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kettingverband met een gesneden voeg. Kozijnen en ramen zijn van hout, waarbij alle raampartijen zijn voorzien van door roeden verdeelde bovenramen, voorzien van geel kathedraalglas. Per huisnummer is er verschil in aanwezigheid van bewaard gebleven originele ramen en deels gemoderniseerde of geheel vervangen ramen voorzien van dubbelglas. In de voorgevel is een horizontaal accent aangebracht door een doorlopende betonnen latei boven de raampartij op verdiepingsniveau, onderbroken door de vormgeving van de inpandige balkons van de nummers 286 en 288. Aan de achterzijde wordt eveneens van de latei op verdiepingsniveau gebruik gemaakt, zowel in gemetselde als in betonnen vorm, om de gevels met elkaar te verbinden. De begane grond vloer ligt ca. 60 cm boven maaiveld, waardoor de woningen ontsloten worden middels een stenen trap. In de jaren negentig is het dak van het complex gerenoveerd, met uitzondering van nummer 290. Aan de voorzijde zijn de geglazuurde, rode kruispannen gehandhaafd, aan de achterzijde zijn de pannen vervangen door sneldekkers.
De voorgevel van 290 heeft aan de rechterzijde de entree onder een overkapping rustend op kolommen met kolomvoet. De houten voordeur is uitgevoerd als paneeldeur met een glas-in-loodraam waar voorheen een zesruits venster was. Boven de deur bevindt zich een halfrond bovenlicht. Links van de entree is een erker met openslaande deuren naar de voortuin. De betonnen trap naar de voortuin heeft aan weerszijden muurtjes met op de hoeken betonnen vazen. Deuren en ramen zijn gemoderniseerd en voorzien van dubbelglas, evenals de bovenramen. Het dak van de erker is afgeknot, op het platte vlak rust het houten hekwerk ter afscheiding van het balkon op de verdieping.
De dakbedekking van de erker is vervangen door bitumen leien.
Op verdiepingsniveau bevindt zich rechts een rechthoekig kruiskozijn met twee ramen en bovenramen. Links is een groot getoogd venster uitgevoerd als 'melkmeisje': openslaande deuren met aan weerszijden een raam. De gevel wordt beëindigd door een eenvoudig fries met een uitgemetselde verticale geleding en daartussen witgeschilderde muurvelden. De houten goot is omtimmerd met een geprofileerd boeibord en rust op houten klossen. Centraal op het dak bevindt zich een dakkapel met schuin dak voorzien van kruispannen en bijbehorende eindgevelpannen. Het raam van de dakkapel is gemoderniseerd. Aan weerszijden van de dakkapel is een modern Velux dakraam aangebracht.
De achtergevel bestaat links uit het kozijn van de uitgebouwde keuken. Deze uitbouw valt niet onder de bescherming. Rechts bevindt zich de gevel van de serre die rust op een betonnen voet, ongeveer tot een meter boven maaiveld. De pui van de serre bestaat uit openslaande deuren met aan weerszijden ramen. Het bovenraam wordt over de volle breedte verdeeld door forse, geprofileerde stijlen. Hierin zijn gebrandschilderde glas-in-lood ramen aangebracht in de stijl van de Amsterdamse School. De twee middelste ramen zijn uitgevoerd met een voorstelling van een vogel. Op verdiepingsniveau is links een rechthoekig venster met twee ramen en bovenramen. Rechts bevindt zich een groot getoogd venster voorzien van een kozijn met openslaande deuren en zijramen. De zijgevels van de serre zijn doorgezet als afscheidingsmuren van het balkon, de rechtermuur is verdwenen en vervangen door een hekwerk. Het balkonhek bestaat uit eenvoudig houten stijl- en regelwerk. De bovenramen van beide vensters zijn in oorspronkelijke staat. Het terugliggende dak heeft centraal uitgebouwd een kozijn waarin twee openslaande deuren met twee bovenramen. De goot van deze 'dakkapel' rust op houten geprofileerde klosjes. Het dak heeft als enige van de vier woningen nog de originele dakbedekking van kruispannen aan de achterzijde.
Beschrijving interieur
De vier woningen zijn met een zelfde plattegrond gebouwd, waarbij 284 en 286 gespiegeld zijn aan 288 en 290. Oranjelaan 290 is iets breder dan de andere woningen; hier moest aangesloten worden op de al gerealiseerde eerste twee woningen, zodat de schuine aansluiting een verbreding veroorzaakte aan de voorzijde.
De plattegrond is klassiek opgebouwd met aan de ene zijde een voorportaal naar de gang met daarin de ontsluiting naar de verdieping en de kelder en eindigend in de keuken. Aan de andere zijde bevinden zich de kamers en-suite met een serre. Op de verdieping grenst het trappenhuis aan een overloop met een kleine voor- en achterkamer (op bouwtekening bestemd tot keuken, bij nummer 284 gewijzigd in badkamer). De zolder is op tekening een onverdeelde open ruimte. Vermoedelijk werd deze tijdens of vlak na de bouw ingericht, gezien de aangetroffen kraaldelen op de verschillende zolders.
In alle woningen zijn de scheluw, tweekwart houten trappen origineel en voorzien van een houten, gestoken trappaal en gedraaide balusters. De trappen zijn uitgevoerd met een schalmgat en een dakraam voor de lichtinval. De tochtportalen bestaan uit een deur met zijraam en bovenramen in een getoogd kozijn. In de gang is een speciale nis aangebracht met een rek voor paraplu's. De grote voor- en achterkamer op de begane grond en de verdieping worden gescheiden door kasten en-suite, voor zover nog aanwezig. De stucplafonds zijn voorzien van lijstwerk, midden- en hoekrozetten in een geometrisch motief. De plafonds zijn niet in alle woningen voltallig bewaard gebleven.
Originele deuren, voor zover aanwezig, zijn uitgevoerd als paneeldeuren voorzien van een raampaneel, door stijlen verdeeld in drie glas-in-loodramen met geel kathedraalglas. Op nummer 288 is een deur aangetroffen die na het verwijderen van moderne beplating bleek te bestaan uit asbest panelen geschilderd in houtimitatie.
Op nummer 284 is hetzelfde materiaal aangetroffen bij kastdeuren met op de achterzijde het stempel van Martinit, een asbestfabriek opgericht in 1912. Vermoedelijk zijn de binnendeuren van alle woningen zo uitgevoerd en betreft dit een vroege en zeldzaam aangetroffen toepassing van asbest. Alle deuren zijn in de huidige situatie overgeschilderd.
De begane grond van 290 is vrijwel origineel, op de uitbreiding van de keuken na en een gemoderniseerde schouw in de achterkamer. De vloer van het voorportaal en de gang bestaat uit grote marmeren tegels. Het tochtportaal is voorzien van vermoedelijk na-oorlogs lichtgroene glas-in-loodramen met bescheiden onderbrekingen in gekleurd glas en correspondeert met het glas-in-lood in de voordeur. De plafonds en de kasten-en-suite zijn origineel, evenals de zwart marmeren schouw in de voorkamer.
Van de verdieping en de zolder is geen opname gemaakt.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. Aan de voorzijde is tegen de erker aan een betonnen trap aanwezig die toegang geeft tot de voorkamer. Aan weerszijden van de trap is een muurtje gemaakt met op de hoek een betonnen vaas. De voortuin wordt door een lage betonnen muur met daarop een gemetselde ezelsrug en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. De afscheiding wordt geleed door gemetselde hekpilaren, bekroond met een betonnen bol. De originele erfafscheiding is bij alle vier de woningen bewaard gebleven en maakt deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het in 1912 gebouwde herenhuis heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding die aan de Oranjelaan gerealiseerd werd. De laan werd in 1908 geheel nieuw aangelegd op de grond van de voormalige buitenplaats Noordhove en vormde de directe verbinding met het opkomende industriegebied op de Staart.
Architectonische waarde
Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws herenhuis, gebouwd in een eclectische stijl, met onder andere invloeden van de art nouveau.
Het herenhuis heeft architectuurhistorische waarde door de grotendeels originele staat van zowel exterieur als interieur van de vier gelijktijdig gebouwde herenhuizen, Oranjelaan 284 t/m 290. De voorgevel van het complex is karakteristiek en herkenbaar door de verbijzonderde entrees, de twee torens, de veranda's en loggia's. De dakbedekking aan de voorzijde bestaat uit originele kruispannen met bijbehorende eindgevelpannen. De bovenramen, door roeden verdeeld en voorzien van kathedraalglas, zijn voor het grootste deel nog aanwezig. Oranjelaan 290 heeft als bijzondere toevoeging de gebrandschilderde glas-in-lood bovenramen in de serre aan de achterzijde.
Het interieur van 290 heeft architectuurhistorische waarde door de herkenbare klassieke opzet van de plattegrond die bij alle vier de woningen vrijwel identiek is uitgevoerd. Van bijzondere waarde zijn de trappen, de originele plafonds, de marmeren schouw, het tochtportaal en de originele binnendeuren. Deze zijn van bouwhistorisch belang door de vroege toepassing van Martinit asbestbeplating.
Situering
Het herenhuis heeft ensemblewaarde als onderdeel van het gelijktijdig gebouwde blok woningen Oranjelaan 248 t/m 290 én als onderdeel van de bebouwing vanaf het Sumatraplein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
De herenhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als royale, vooroorlogse woningen en zijn sterk beeldbepalend voor de bebouwing aan de Oranjelaan waar zowel ten noorden van de school, als aan de overzijde, jongere bebouwing staat.
De voortuinen van de vier herenhuizen worden van de openbare weg gescheiden door een lage muur met een smeedijzeren hekwerk. De erfafscheiding maakt deel uit van de bescherming evenals de in de voortuinen aanwezige trappen naar erker of veranda.
Gaafheid
De vier herenhuizen zijn van belang door de gaafheid van het complex. Oranjelaan 290 is in geringe mate gewijzigd door de uitgebouwde keuken en de toepassing van dubbel glas op de begane grond. Het interieur van de begane grond is vrijwel gaaf.
Publicaties
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
Bijlage
-
9123625.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Reeweg Oost 123
- Naam: Technische School
- Datering: 1918-1919
- Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
- Bouwstijl: Rationalisme
- Architect: van Bilderbeek & Reus
- Postcode: 3312CM
Inleiding
SCHOOLGEBOUW uit 1918-1919, gebouwd als Nieuwe Ambachtsschool naar een ontwerp van de Dordtse architecten B. van Bilderbeek & H.A. Reus in de trant van het Rationalisme met invloeden van de Art Déco. De ambachtsschool is gebouwd ter vervanging van de school aan het Kromhout. De school is teruggerooid zodat aan de voorzijde ruimte werd gecreëerd voor een schoolplein. De school is aan de achterzijde uitgebreid in 1958 en 1962 en ook inwendig aangepast. De bescherming betreft het oorspronkelijke, door Van Bilderbeek en Reus ontworpen volume.
Omschrijving
Het schoolgebouw heeft een L-vormige plattegrond en is opgetrokken in baksteen over twee bouwlagen met plat dak met mastiekdekking. Linksachter bevindt zich een eenlaags praktikumlokaal met vierledig sheddak. De symmetrische voorgevel heeft op beide hoeken een eenlaags aanbouw met aan de voorzijde drie en aan de zijkant vier smalle vensters. De gevels zijn verlevendigd met siermetselwerk en met zwart geglazuurde baksteen. Er bevinden zich hoofdzakelijk rechthoekige, hoge vensters met drie houten tuimelkozijnen met vierruitsroedenverdeling, geplaatst onder een hanenkam. Langs de gevelrand siermetselwerk en een granieten rand.
In het midden van de symmetrische voorgevel bevindt zich een driedelig ingangsportaal met korf- en segmentbogen, voorzien van granitovloeren en betegelde wanden van geglazuurd keramiek. In het portaal twee vaste granieten banken. De bredere, korfboogvormige doorgang in het midden is bereikbaar via drie granieten treden. De kleinere zijbogen zijn van gemetselde balustraden voorzien. Beide granieten, geblokte penanten hebben een in de gevel opgenomen meerhoekige lantaarn van staal met klokdak, ondersteund door een granieten console waarin een beeltenis van een ambachtsman is uitgehakt. De entree bestaat uit twee enkele glasdeuren en een dubbele glasdeur met Art Déco-afwerking geplaatst in een zwaar kozijn met hardstenen poeren en met een segmentboogvormig bovenlicht met vertikale roeden. Aan weerszijden van de deuren een meervoudig, rondboogvormig venster.
Aan weerszijden van het portaal bevindt zich een risaliet met afgeschuinde zijden, en een geveldeel met 3 gekoppelde hoge vensters per verdieping. De risaliet is op beide verdiepingen drie vensters breed en heeft in beide schuine zijden een venster. Op de verdieping boven het portaal bevinden zich acht vensters.
De linker zijgevel wordt door vijf risalieten onderverdeeld in gevelvlakken voor de klaslokalen. De rechter- en de middenrisaliet hebben een zij-ingang in een portiek met granieten treden, vloer en latei. Boven het portiek een drieledig bovenlicht en op de verdieping twee vensters. De andere risalieten zijn voorzien van drie smalle venster op beide lagen. De tussenliggende gevelvlakken hebben telkens vier dubbele vensterassen. Ter hoogte van de verdiepingsvloer bevinden zich vlakken met siermetselwerk. De gevel van het praktijklokaal ligt iets teruggerooid en heeft vier tweeledige meerruitsvensters onder ijzeren lateien met vensterbanken van grèstegels. Op de verdieping vier dubbele houten vierruitsvensters.
De achtergevel van het hoofdgebouw heeft op de verdieping vijf smalle vensters en in witte kalkletters "Ambachtschool". In de achtergevel van het praktikumlokaal zijn twee dubbele houten, vierruitsvensters en drie dubbele stalen deuren, voorts een hoger bouwdeel met zaagtandkap en met vier stalen zesruitsvensters.
Aan het binnenplein ligt een gevelwand van het originele gebouw met een zij-ingang met dubbele deuren met afgeschuinde bovenhoeken. Aan weerszijden twee smalle hoge vensters en rechts nog twee kleine vensters. Op de verdieping boven de ingang drie hoge vensters met twee kleinere vensters en aan weerszijden twee hoge vensters.
De rechter zijgevel van de school heeft in beide lagen voor de klaslokalen drie grote vensters met houten kozijnen en stalen roedenverdeling. Links een portiek met zij-ingang met op de verdieping twee hoge vensters. Geheel rechts drie hooggeplaatste smalle vensters op beide verdiepingen.
In het interieur een centrale hal met granitovloer en twee enkele en een dubbele glasdeur met stolpnaald en in de bovenlichten glas-in-lood met gestileerde motieven. Bijzonder zijn de lambrizeringen van lichtblauwe tegels in de gangen en het trappenhuis, de lichtbruine marmeren trappen, de doorgangen en deuromlijstingen met aan de Art Déco verwante getrapte bovenhoeken, de vele glas-in-loodramen met gestileerde decoraties in de diverse bovenlichten en het glas-in-lood met afbeeldingen van verschillende ambachten in het trappenhuis. Langs de trap een smeedijzeren balustrade. Het sheddak van het praktikumlokaal rust op een onderstel van ijzeren trekstangen.
Waardering
Het vroeg twintigste-eeuwse schoolgebouw is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische en de stedenbouwkundige waarde.
- De school is van cultuurhistorisch belang als een goed voorbeeld van een praktijkschool en is als zodanig een representatieve schakel in de ontwikkeling van de scholenbouw in Nederland.
- De school is van architectuurhistorisch belang vanwege het bijzondere ontwerp, de detaillering en het materiaalgebruik, vanwege de samenhang tussen in- en exterieur en omdat het een representatief werk is uit het oeuvre van de Dordtse architecten Reus en Van Bilderbeek.
- Het complex is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van de oorspronkelijke hoofdvorm en de detaillering, zowel wat het exterieur als het interieur betreft.
- De school heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de prominente situering langs een oude uitvalsroute van Dordrecht.
Publicaties
- Pieter Breman, De Dordrechtsche Ambachtsschool: Technische School voor Dordrecht en Omstreken 1883-1983, Kwartaal & Teken van Dordrecht nr.1 1983.
- Michiel van Maurik Broekman, Die een ambacht heeft geleerd, wordt waar hij verkeert geëerd: De Ambachtsschool aan de Reeweg Oost - in gesprek met Jan van Zurk, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2012.
- De Dordtse Puienprijs 2019, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2019.
Externe links
-
Reeweg Oost 145
- Datering: 1913
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Art Deco
- Postcode: 3312CN
Inleiding
Middenstandswoning uit 1913, vanwege de INTERIEURAFWERKING uit het begin van de jaren twintig van de twintigste eeuw.
De woning is in het begin van de jaren twintig inwendig ingrijpend verbouwd in opdracht van dhr. Treure. De beneden- en de bovenwoning werden hierbij samengevoegd en het pand kreeg een in Art Déco stijl uitgevoerd interieur met glas-in-lood uit de ateliers van de glazeniers Toon Berg en Willem Bogtman te Haarlem.
De bescherming van rijkswege betreft alleen de interieurafwerking en interieurelementen en het glas-in-lood in de gevels.
Omschrijving
Het woonhuis waarin zich het interieur bevindt, heeft een min of meer traditionele plattegrond met beneden kamers-en-suite met voor en achter een erker en op de verdieping diverse vertrekken aan een brede hal. De kamers zijn allen voorzien van eikenhouten lambrizeringen en ingebouwde kasten, banken en fauteuils, die telkens worden afgewerkt door elementen van zwart notenhout in Art Déco stijl.
De entree van de woning bestaat uit een voordeur in een samengesteld kozijn, met zij- en bovenlichten met opvallend gekleurd en gestileerd glas-in-lood. De deur heeft een klein luikje en een rijk geprofileerde deuromlijsting en een granieten drempel. Een ruim tochtportaal met een verlaagde tegelvloer en een houten tochtdeur met ovaal deurlicht en gekleurd glas-in-lood rondom.
De kamers zijn bereikbaar via deuren met smalle deurlichten met glas-in-lood en met verchroomde deurklinken. In de woonkamer zijn beide schouwen voorzien van een houten ombouw, de ingebouwde meubels zijn voorzien van twee bewerkte lichtstaanders. De erker aan de achterzijde heeft afgeschuinde zijden met in de bovenlichten glas-in-lood van Toon Berg. In de keuken betegelde wanden en ramen met eveneens glas-in-lood in de bovenlichten. De kamer aan de voorzijde op de verdieping is geheel betimmerd en heeft een wijnrood Deventer tapijt met geometrische motieven, vaste banken en een houtrelief met een mythologische afbeelding. Het pand bevat voorts een marmeren schouw op de verdieping, stucplafonds met eenvoudige profiellijsten en bewerkte houten lambrizeringen en kasten.
Waardering
Het vroeg twintigste-eeuwse woonhuisinterieur is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische en de zeldzaamheidswaarde.
- Het interieur is van cultuurhistorisch belang als een bijzonder voorbeeld van een in Art Déco uitgevoerd interieur en als een bijzondere schakel in de ontwikkeling van het woonhuisinterieur in Nederland.
- Het interieur is van architectuurhistorisch belang vanwege de bijzondere kwaliteiten van het ontwerp, vanwege de detaillering en de materiaaltoepassing.
- Het interieur is ook van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid.
- Het interieur heeft tevens zeldzaamheidswaarde als een van de weinige bewaard gebleven Art Déco woonhuisinterieurs in Nederland.
Opmerking
Op deze locatie is sinds 1985 het Nationaal Landschapskundig Museum en Documentatiecentrum gevestigd.
Publicaties
- Michiel van Maurik Broekman, Henk Visscher: een leven lang op de bres voor het landschap, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2017.
- Herman A. van Duinen & Cees Esseboom, Verhalen van Dordrecht 39: Toon Berg, tovenaar met glas 1877-1967, 2020.
Externe links
-
Standhasenstraat 47
- Naam: Groen van Prinstererschool
- Datering: 1933-1934
- Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
- Bouwstijl: Zakelijk Expressionisme
- Architect: van Dongen
- Postcode: 3312LN
Algemene beschrijving
Schoolgebouw voor lager onderwijs, inclusief trafohuisje.
Ligging
Het vrijstaande schoolgebouw is met de hoofdentree en het voorplein gelegen aan de Standhasenstraat in het 'Land van Valk', loodrecht op de as van het water van de vijver aan de Weedeweg. Het plein wordt door een gemetselde muur gescheiden van de openbare ruimte. De achterzijde is gesitueerd aan de Vorensaterstraat, door een lage muur gescheiden van de openbare weg en iets terugliggend van de rooilijn van de naastgelegen woningen. De zijgevels bevinden zich met enige afstand tussen de bebouwde percelen met tuin.
Hoofdvorm
Het pand bestaat uit een hoofdvolume in twee bouwlagen met zolder onder een hoog schilddak op een voornamelijk rechthoekige plattegrond met aan de linkerzijde een kleinere bouwmassa van één bouwlaag met zolder onder ingestoken hoog schilddak. Tegen deze bouwmassa is een transformatorhuis gebouwd in een kubusvormig volume met plat dak. De voor- en achtergevel zijn asymmetrisch van opzet en hebben beide een verbijzondering in de vorm van verticale elementen.
Bouwgeschiedenis
In heel Nederland worden na 1920 veel scholen gebouwd. Niet alleen de bevolkingsgroei en de stadsuitbreidingen veroorzaken deze explosieve toename van schoolgebouwen, maar ook de rijkssubsidies die nu mogelijk zijn voor zowel openbaar als bijzonder onderwijs op basis van de Onderwijswet uit 1920 stimuleren de bouw van scholen. Deze wet wordt overigens binnen enkele jaren enigszins aangepast. Naar aanleiding van deze herziening volgt een nieuw Bouwbesluit in 1924. Hierin zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op onder andere daglichttoetreding, oriëntatie van het gebouw, ventilatie en hygiëne. Onderwijshervormingen in deze tijd hebben ook invloed op de vorm van het schoolgebouw. Vanaf de jaren dertig worden schoolgebouwen steeds belangrijker als esthetisch element in de stedenbouw. De scholen vormen vaak het architectonisch en stedenbouwkundig middelpunt van de nieuw te ontwikkelen gebieden.
Deze school, de toenmalige 'Groen van Prinstererschool' staat in de woonwijk 'Land van Valk', zo genoemd naar de voormalige eigenaar van de grond die de gemeente Dordrecht in 1930 kocht voor een uitbreiding van de stad. De woningen zijn gebouwd in een traditionele baksteen architectuur die kenmerkend is voor de jaren dertig. De bouw van de school vormde de afronding van het uitbreidingsplan.
Het ontwerp van de school is gemaakt door de lokale architect K. van Dongen, gevestigd aan het Kromhout. Kleine aanpassingen in de loop van de tijd, zoals een transformatorhuisje (1933, tijdens de bouw), een fietsenberging (1940) en aanpassingen kelder (1941) worden ook door hem uitgevoerd.
In 1989 wordt het pand licht gemoderniseerd. Op de begane grond worden een berging en een leslokaal samengevoegd tot speellokaal. Op het schoolterrein aan de voorzijde staat een noodgebouw.
Beschrijving exterieur per gevel
De gevels van het pand zijn gemetseld in een rode baksteen in kettingverband. De plint tot aan onderzijde kozijnen is uitgevoerd in een grauwe baksteen. Alle vensteropeningen zijn voorzien van houten kozijnen en gemoderniseerde ramen en worden aan de onderzijde beëindigd door een onderdorpel van zwarte, geglazuurde steen. De gevels worden beëindigd door een fors uitkragende, betimmerde goot.
Voorgevel Standhasenstraat
De voorgevel bestaat links uit de gevel van het secundaire volume en rechts uit de gevel van de hoofdmassa, verdeeld in vijf traveeën. Geheel links bevindt zich een klein vooruitstekend volume (voormalige berging voor tuingereedschap), voorzien van een deur met daarachter een iets hoger kubusvormig volume (transformatorruimte), aan de voorzijde blind uitgevoerd.
De gevel van het volume van één bouwlaag met hoog schilddak heeft centraal een raampartij met drie vensterassen, gescheiden door een muurdam. Iets onder het midden is een doorgetrokken, betonnen latei aanwezig waaronder gemoderniseerde kiepramen. Boven de latei is de invulling van de drie kozijnen ook gemoderniseerd. Oorspronkelijk waren deze kozijnen voorzien van horizontale lamellen.
De gevel van het hoofdvolume bestaat geheel links uit een muurvlak met drie vensteropeningen op beide niveaus. Tussen de vensteropeningen is een hoog vooruitstekend vlak gemetseld, oorspronkelijk bedoeld als bloembak. Op straatniveau bevindt zich een met beton dichtgezet vlak, waarin oorspronkelijk beplanting was opgenomen. De tweede travee betreft de entreepartij die is opgenomen in een risalerend en boven de gootlijn uitstekend verticaal element.
Op verdiepingsniveau zijn twee vensteropeningen aanwezig. De linkerzijde van de entree wordt geaccentueerd door een naar voren uitstekend muurtje en door een in grauwe baksteen gemetselde muurdam tot halverwege de verdieping. In het midden van het metselwerk is een strook gele steen aangebracht, die wordt beëindigd door een stenen ornament. De rechterzijde van de entreepartij wordt geaccentueerd door een (afgebroken) vlaggenstok, gevat in stenen houders. Op begane grond niveau bevindt zich een naar voren uitstekend muurtje waartegen een L-vormige, gemetselde bloembak is gemaakt. Deze is nu dichtgezet met beton. Onder een uitkragende, betonnen luifel zijn iets verdiept, twee blank gelakte, houten deuren, voorzien van raam en horizontale, opgelegde roedes. De entree naar de deuren bestaat uit twee grijs betegelde treden met bordes.
De drie rechter traveeën bestaan uit twee raampartijen boven elkaar. De raampartij is identiek aan die van de linkertravee. Tussen de raampartijen en op de hoek zijn op straatniveau gemetselde bloembakken aanwezig.
Linkerzijgevel
De linkerzijgevel bestaat uit de gevel van het aangebouwde transformatorhuis met daarin een blinde deur. Rechts bevindt zich de iets terugliggende gevel van de tuinberging met een dichtgezet raam. Achter deze volumes is de zijgevel van het schoolgebouw geheel blind uitgevoerd.
Achtergevel Vorensaterstraat
De achtergevel bestaat links uit de gevel van het hoofdvolume, verdeeld in vijf traveeën, en met de risalerende verticale bouwmassa van het trappenhuis, en rechts uit de gevel van het secundaire volume.
De linkertravee is op beide niveaus voorzien van vier smalle, hoge ramen. Op straatniveau is een gemetselde bloembak aanwezig. De gevel loopt ter hoogte van één bouwlaag links iets door, en wordt daar beëindigd door een betimmerde goot.
De tweede travee heeft op beide niveaus vijftien identieke vensteropeningen, voorzien van gemoderniseerde ramen. Op de begane grond is één raam gewijzigd in een deur. Achter dit geveldeel bevinden zich de gangen. De indeling van de derde travee is identiek aan die van de linkertravee. De vierde travee bestaat uit de gevel van de naar voren toe uitstekende bouwmassa die boven de gootlijn uitsteekt met geheel links een gemetselde schoorsteen tot boven het dak. De linkerzijgevel van deze bouwmassa heeft een hoge, smalle vensteropening. Van links naar rechts bevinden zich achtereenvolgens een hoge, smalle vensteropening, een kleine vensteropening en een smal, hoog hoekraam over beide verdiepingen en door een iets doorgetrokken latei verdeeld in kleine onderramen met hoge bovenramen. Deze bovenramen en overige vensteropeningen zijn door roeden verdeeld en voorzien van glas-in-lood. De vijfde travee heeft op beide niveaus twee vensteropeningen identiek aan linkertravee.
De gevel van het secundaire bouwvolume in één bouwlaag heeft onder een betonnen, uitkragende latei aan weerszijden dubbele deuren identiek aan voorzijde, met in het midden drie ramen en een bloembak. De deuren worden geflankeerd door bakstenen pilasters.
Geheel rechts bevindt zich de naar achteren gelegen, blind uitgevoerde gevel van het transformatorhuis.
Rechterzijgevel
Deze gevel heeft links op verdiepingsniveau een nooduitgang met stalen brandtrap. Rechts bevindt zich een licht risalerend geveldeel, uitgevoerd als topgevel onder zadeldak met drie smalle vensteropeningen. Boven het pannendak bevinden zich eveneens drie ramen.
Dak
De beide schilddaken zijn voorzien van rode en grijs verglaasde, holle pannen. In het schilddak van het secundaire volume bevindt zich aan de voorzijde en aan de zijkant een brede dakkapel, voorzien van plat dak en gemoderniseerde ramen.
Beschrijving interieur
De entree aan de Standhasenstraat geeft toegang tot het voorportaal. Deze is door tochtdeuren gescheiden van de hal. De hal ontsluit op beide verdiepingen de trap en rechts de gang die toegang geeft tot de drie lokalen per verdieping aan de voorzijde. Aan het uiteinde van de gangen bevindt zich een berging. Op de begane grond is links van de entree een kamer en nog een speellokaal, dat bestaat uit de samengevoegde ruimten van een leslokaal en een fietsenberging. Aan de achterzijde is links van het trappenhuis een entree. Op de verdieping bevindt zich aan de voorzijde een lerarenkamer (voormalige dokterskamer) en links, onder het dak van het secundaire volume een vergaderruimte.
Het interieur is behoudens enkele moderniseringen, zoals systeemplafonds in de leslokalen, vrijwel geheel origineel.
Voorportaal en hal
Het voorportaal heeft een lambrisering bestaande uit een zwarte tegelrand met daarboven rechthoekige, staand aangebrachte, bruine gewolkte tegels met een hardblauwe afdekrand. Aan de linkerzijde is een betegelde bloembak opgenomen.
De tochtdeuren zijn origineel en zijn met roeden op identieke wijze uitgevoerd als de voordeuren. De hal heeft dezelfde lambrisering als het voorportaal. De vloer is uitgevoerd als bruin gemêleerde terrazzovloer met donkergrijze rand.
Trap
De trap is uitgevoerd in twee rechte steektrappen met in het midden een korte steektrap en voorzien van twee bordessen. De traptreden zijn uitgevoerd in terrazzo met een donkergrijze rand. Het opgaande werk, zoals wangen en lambrisering, is getrapt uitgevoerd in zelfde tegelwerk als voorportaal. Alle uitstekende delen worden beëindigd door een zwarte deksteen. De eerste steek bevindt zich rechts. In het midden is voor de tweede steek een nis gemaakt met betegelde waterbak en kraan op geheel betegelde achterwand.
De ramen bij de bordessen en de tweede steektrap zijn alle voorzien van glas-in-lood in een geometrisch patroon met gebruik van diverse kleuren. Het is afkomstig van het atelier van de fa. Heinle uit Dordrecht. Enkele ramen kunnen middels een stalen constructie opengedraaid worden.
Gangen
De gangen zijn voorzien van een terrazzovloer en lambrisering conform hal. Op beide niveaus is aan de linkerzijde een toiletgroep, in de originele indeling met terrazzovloer en gele wandtegels. Ter hoogte van de scheidingsmuren van de lokalen bevindt zich aan de linkerzijde een pilaar, door een lage, betegelde muur verbonden met linker buitenmuur. Wanden boven tegelwerk, plafonds en pilaren zijn gestuukt. Alle ramen zijn voorzien van hardblauw betegelde vensterbanken. In de muren tussen gang en lokaal is per lokaal een horizontale raampartij aanwezig, in het midden naar buiten springend, en voorzien van originele roeden en hang- en sluitwerk. Alle binnendeuren zijn origineel, en voorzien van een bovenraam, door een roede verdeeld.
Leslokalen
De lokalen zijn onderling gekoppeld door een deur. Onder de raampartij van de gang zijn aan weerszijden originele houten kasten aanwezig, met in het midden een onderkastje voorzien van spoelbak en een kraan op betegelde achterwand. De muur tot aan onderzijde kozijnen van de buitengevel is betegeld met vensterbanken in hardblauwe tegels.
Zolder
De zolder bestaat uit een open ruimte met geheel beschoten Hollandse spantenkap met schaargebinten en makelaars. De zolder is in gebruik als bergruimte en te bereiken via vlizo trap in bergruimte aan het eind van de gang.
Kelder
Onder het trappenhuis tot aan de leslokalen bevindt zich een rechthoekige stookkelder.
Geen opname.
Beschrijving tuin
Aan de voorzijde van het schoolgebouw is een groot schoolplein aanwezig, door een gemetselde, lage muur gescheiden van de openbare weg. Het metselwerk wordt beëindigd door een rollaag. Aan de Vorensaterstraat is een zelfde muur aanwezig. Een deel van de bestrating is origineel.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een in de jaren dertig van de vorige eeuw gebouwde school. Het pand is van cultuurhistorisch belang als verbijzondering van de stadsuitbreiding 'Land van Valk'.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp en detaillering van het exterieur. De traditionele bouwvolumes onder schilddak worden verbijzonderd door een asymmetrische indeling van de gevels met uitstekende, verticale elementen, waarin invloeden van een zakelijk expressionistische stijl te herkennen zijn. Karakteristiek voor het pand zijn de entreepartij, geaccentueerd door uitgebouwde muren en vlaggenstokhouder, en de bouwmassa van het trappenhuis met hoekraam en hoge schoorsteen.
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het interieur, dat in vrijwel geheel originele staat bewaard is gebleven, waaronder terrazzo vloeren in hal en gangen, betegelde lambriseringen, getimmerde kasten, binnendeuren en kozijnen, het trappenhuis en het glas-in-lood van de firma Heinle.
Situering
Het vrijstaande gebouw vormt door zijn ligging in de rooilijn van de Vorensaterstraat en met het monumentale voorplein aan de Standhasenstraat, gelegen in de as van de vijver aan de Weedeweg een volledig geïntegreerd verbijzonderd onderdeel van de stedenbouwkundige structuur van de woonwijk. De hoge schoorsteen aan de Vorensaterstraat benadrukt het bijzondere karakter van het gebouw en versterkt de stedenbouwkundige waarde.
Gaafheid
Het pand is van belang door de gaafheid van het complex. Het exterieur is behoudens de modernisering van alle ramen in originele staat. Het interieur is vrijwel gaaf bewaard gebleven.
De bouwkundige staat is redelijk.
Unieke waarde
Het pand heeft een zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch, architectonisch en stedenbouwkundig opzicht. Met een vrijwel gaaf bewaard schoolinterieur uit de jaren dertig vertegenwoordigt het pand een unieke waarde in Dordrecht.
Bijlage
-
9122712.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Wantijpark
- Datering: 1932-1940
- Oorspronkelijke functie: Park
- Bouwstijl: Landschapsstijl
- Architect: Argelo & Tersteeg
Algemene beschrijving
Deze redengevende omschrijving betreft de aanleg en de beplanting van het Wantijpark, de voormalige tuinmanswoning aan de Baden Powelllaan 4, het elektriciteitshuisje Baden Powelllaan 2 en de begrenzing van muurtjes met hekwerken aan de Baden Powelllaan.
De aanwijzing tot gemeentelijk monument betreft niet:
- de schietmuur, deze is reeds beschermd als rijksmonument;
- het Wantijpaviljoen met de directe omgeving, met uitzondering van de heuvel in het landschap is dit niet beschermingswaardig;
- het onderhoudsgebouw van Stadsbeheer aan de Baden Powelllaan 8;
- het elektriciteitshuisje gelegen ten noorden van het Wantijpaviljoen;
- de uitsparing in de begrenzing aan de Badweg, die in gebruik is bij watersportvereniging De Biesbosch.
Bij ontwikkelingen op genoemde locaties zoals vervanging van de bebouwing, dienen deze qua omvang en uitstraling uiteraard binnen het karakter van het beschermde gebied te passen.
Ligging
Het park is gelegen ten oosten van de historische binnenstad van Dordrecht en ten noorden van de Noordendijk. Het park, gelegen ten zuiden van de jachthavens aan het Wantij, wordt begrensd door de Baden Powelllaan, de Badweg en de oevers van het Vlij.
Tegenover het park, aan de Baden Powelllaan, ligt het Wantijplantsoen. Dit is ook aangelegd naar ontwerp van tuinarchitect D.F. Tersteeg. Het rechtlijnige plantsoen dient als voorportaal van het Wantijpark en heeft de status van rijksmonument.
Wantijpark 1932-1940
Het park is in de crisisjaren aangelegd als werkverschaffingsproject. Met een oppervlakte van ongeveer 16 hectare maakte het park onderdeel uit van een groter stedenbouwkundig plan voor de gronden en wateren tussen Noordendijk, Oranjelaan, Wantij en de 'Uitwateringsgeul der Vier Polders'. Zowel bebouwing als recreatie doeleinden werden in het plan opgenomen. Met subsidie van het rijk kon het project voor twee jaar werkgelegenheid bieden aan ongeveer 70 werklozen. Het plan leende zich uitstekend voor uitbreiding van de werkgelegenheid en de subsidie is in de navolgende jaren tot driemaal toe verleend voor onder andere het afronden en inrichten van het park.
Voor 1932 bestond het terrein van het huidige park uit een wilgenbos, griendhout en riet- en wilgenaanwas. Aan de rand bij het Vlij stond de omstreeks 1910 aangelegde schietbaan van het Corps der Pontonniers. De muur van de schietbaan werd opgenomen in het ontwerp voor het park. Het restant van de muur heeft nu de status van rijksmonument. Ten noorden van het park werden de bestaande houthavens verkleind en ingericht als jachthavens. De grond tussen de twee havens werd gereserveerd voor de aanleg van een zweminrichting.
Ontwerp en aanleg
In 1932 zijn de eerste tekeningen voor het park gemaakt door Gemeentewerken. Om het terrein te beschermen tegen hoog water werd in het plan opgenomen dat als eerste alle kaden verzwaard en opgehoogd moesten worden met de grond van de grote vijver. Ook werd op enkele punten het terrein opgespoten, en een groot deel van de eerste houthaven gedempt voor de aanleg van het plantsoen. Met de gefaseerde uitvoering in gedachten kon zo het werk al in 1933 beginnen. Uitgangspunt voor het ontwerp van het park was, dat het zowel een ontspanningsoord zou zijn, als een 'natuurpark'. Dit had betrekking op de inrichting van het park waarbij de wateren die al rond het park aanwezig waren, zoveel mogelijk intact bleven en op de beplanting die uit bomen, laag houtgewas en heesters moest bestaan. Sierheesters en bloemperken werden niet geschikt geacht voor het park. In het plan van Gemeentewerken waren opgenomen de grote vijver, een speelweide, een theehuis op verhoogd plateau en in de noordoosthoek een hoge heuvel. De verhogingen in het park waren bedoeld voor het creëren van vergezichten. Na een verzoek van de Neederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen, afdeling Dordrecht, werd ook nog een plasvijver opgenomen in het plan. In deze plasvijver zouden kinderen 'in warme dagen tot boven de knieën in het frissche water kunnen spartelen, terwijl de jonge moeders op het gras of onder de schaduw van het geboomte het gelukkige gedartel van hunne jonge spruiten kunnen volgen.'
Voor de inrichting van het park werd een verzoek gedaan aan de Bond van Nederlandsche Tuinarchitecten om een lijst van tuinarchitecten door te geven die in het kader van de crisis bereid waren om tegen 50% van het honorarium een definitief plan te maken. Uiteindelijk is gekozen voor D.F. Tersteeg uit Naarden, een nationaal bekende tuinarchitect. In hoofdlijnen heeft hij het plan van gemeentewerken aangehouden. Hij heeft de definitieve contouren van de waterpartijen aangegeven en het verloop van de kronkelige paden iets gewijzigd. Met zijn beplantingsschema's werd vervolgens scherp ingekocht na diverse offerterondes bij kwekerijen. In de keuze voor beplanting nam hij de vrijheid om ook voor uitbundiger heesters te kiezen dan gemeentewerken wellicht voor ogen had. Zo komen in de lijsten planten als kamperfoelie, Gelderse roos, gouden regen en boerenjasmijn voor. In de groepen bomen en beplanting werd in het plan op verschillende plaatsen de ruimte vrij gehouden, zodat ook hier diverse zichtlijnen in het park zouden ontstaan. In zijn plan van 1933-1934 is het Wantijplantsoen in het ontwerp opgenomen. Ook Tersteeg voerde het werk gefaseerd uit; zo is bijvoorbeeld in een tekening van 1935 de hoofdentree met de paardenkastanjes ontworpen.
Na al het grondwerk kon in 1935 de werkverschaffing uitgebreid worden. In de begroting waren vele onderdelen opgenomen waaronder de aanleg van paden, de beplanting, het theehuis, een bergloods en openbare toiletten. Ook het zwembad (dit valt buiten de aanwijzing) was nu opgenomen in de plannen, dat men vanwege de crisis had uitgesteld, maar dat door het zinken van een bestaande drijvende zweminrichting voorrang had gekregen. In zes maanden tijd werd het zwembad in werkverschaffing gerealiseerd onder de bezielende leiding van Argelo, architect en opzichter bij Gemeentewerken.
De tuinmanswoning en elektriciteitshuisje
In 1938 wordt een bouwvergunning aangevraagd voor een tuinmanswoning met bergloods en openbare toiletten op een betonplaat. Deze woning aan de Baden Powelllaan 4 ligt aan de rand van het park. De bergloods is nu bij de woning getrokken, de overdekte bergruimte en openbare toiletten zijn gesloopt. Ook de woning is als werkverschaffingsproject uitgevoerd. Het elektriciteitshuisje aan de rand van het park is vermoedelijk in dezelfde tijd gebouwd.
De hoofdentree en de tuinmuren
Voor de monumentale hoofdentree werd in 1937 een ontwerp gemaakt met centraal twee baksteen toegangspijlers verbonden met een in carré vorm gemetselde lage muur aansluitend op de entrees aan weerszijden. Het decoratieve ontwerp voor het hekwerk van de hoofdentree werd uitbesteed aan Toon Berg, een bekende Dordtse glazenier. Het 6 meter brede ijzeren hekwerk is voorzien van vier rijen met een vakverdeling waarin om en om in plaatijzer uitgevijlde symbolische voorstellingen zijn aangebracht. De ontwerpen geven een beeld van de wording en voltooiing van het park. De bovenste rijverbeeldt de situatie voor de aanleg, de tweede rij het ontwerp, de derde rij het werk en de vierde rij een dag in het park. Het werk is uitgevoerd door de jongens van de Centrale Werkplaats die er zoveel mee te stellen hadden dat het tot april 1939 duurde voordat de hekken geplaatst konden worden.
De begrenzing van het park met de Baden Powelllaan is pas in 1940 gerealiseerd. Hiervoor was een ontwerp gemaakt voor een lage door pilasters gelede bakstenen dubbele muur met daarin ligusterhagen.
Het Wantijpaviljoen
Waarschijnlijk door de oplopende kosten en het vele werk dat het project met zich meebracht, is de bouw van het theehuis lange tijd uitgesteld. Het ontwerp voor het paviljoen was een chaletachtig gebouw dat echter nooit gerealiseerd is. Uiteindelijk is in 1940 het paviljoen van Wilgenplas uit Rotterdam Schiebroek op een veiling aangekocht en in het Wantijpark herbouwd. Begin jaren zeventig is het paviljoen geheel afgebrand. Op dezelfde locatie is een nieuw paviljoen gebouwd in prefab houtskeletbouw.
Het huidige paviljoen heeft geen monumentale waarde.
Tuinarchitect D.F. Tersteeg (1876-1942)
Met een opleiding aan de tuinbouwschool in Amsterdam vestigde Tersteeg zich vanaf 1899 als kweker in Naarden. Vanaf 1903 werkte hij als tuinarchitect en was vooral bekend om zijn vele particuliere tuinen die hij heeft ontworpen in de zogenaamde 'Nieuwe Architectonische Tuinstijl'. Tersteeg ontwikkelde tuinplannen in overeenstemming met de architectuur van de huizen en villa's, vaak in samenwerking met de architect. Hij streefde naar eenheid en zag de tuin als verlenging van de woning. Zijn particuliere tuinen zijn rechtlijnig van aanleg en bevatten vaak bouwkundige elementen, zoals zitjes, pergola's en bakstenen muurtjes.
Tersteeg was met zijn interesse in de gebouwde, moderne architectuur een van de meest vooruitstrevende tuinarchitecten van zijn tijd. Hij was ook betrokken bij de ontwerpen van een aantal grote parken in een functionele landschapsstijl. Voor zover bekend zijn dit de parken in Sittard, Eindhoven, Amstelveen en het Zuiderpark in Den Haag. Karakteristiek voor deze parken is de combinatie van lange zichtlijnen, vloeiend verlopende paden en meer formele delen.
Het zogenaamde 'volkspark' is een begrip dat al voor 1900 in de stedenbouw ontstond. Het park moet daarbij doelmatig worden ingericht en voor alle lagen van de bevolking bruikbaar en toegankelijk zijn. Aan het begin van de vorige eeuw groeide het besef dat sport en lichaamsbeweging bijdragen aan een goede gezondheid en werden in steeds meer parken voorzieningen aangelegd. Het eerste voorbeeld van een dergelijk park van formaat is het stadspark in Groningen (1906-1921).
Wantijpark na 1940
Het park is vrijwel in originele staat wat betreft de aanleg. Wel hebben wat wijzigingen plaatsgevonden in de inrichting. Zo is van het originele parkmeubilair dat in de Centrale Werkplaats werd vervaardigd niets bewaard gebleven. Op oude foto's is te zien dat de plasvijver enkele jaren intensief is gebruikt. Niet is teruggevonden wanneer deze vijver is veranderd in een kleinere, gewone vijver met op het vrijgekomen terrein een ommuurd peuterbadje met waterpaddenstoel, het kikkerbad. De watersnoodramp in 1953 heeft waarschijnlijk ook gezorgd voor wat wijzigingen; het hele park heeft toen onder water heeft gestaan.
Het dierenkamp dateert van 1956. Door middel van hekken rondom het vrije terrein in de as van de entree is een weide gemaakt voor dieren met een houten verblijf langs het hek. Langs de weide is aan beide zijden een nieuw pad aangelegd met een aantal doorsteken naar het oude pad. De hekken en de opstallen van het dierenverblijf hebben geen monumentale waarde. Bij de bouw van het nieuwe Wantijpaviljoen in 1974 zijn ten oosten hiervan enkele parkeerplaatsen gerealiseerd, grenzend aan de speelweide.
De vruchtbare rivierklei heeft ervoor gezorgd dat de bomen in het park zijn uitgegroeid tot grote, volwassen bomen. De struikgroepen lijden echter onder verschraling en uitdunning van de soorten. De beoogde zichtlijnen en de afwisseling tussen open ruimten en dichte beplanting zijn hierdoor vertroebeld. De ouderdom van het park betekent ook dat bomen en struiken aan het eind van hun leven zijn. Het park is momenteel in afwachting van een nieuw inrichting- en beheerplan.
Beschrijving Wantijpark
Het park beslaat een terrein van circa 16 hectare. Komend vanaf de brug over de Vlij bevindt zich rechts een elektriciteitshuisje met daarnaast de tuinmanswoning. Langs de gehele Baden Powelllaan wordt het park begrensd door een tuinmuur met daarin het hekwerk naar ontwerp van Toon Berg.
Voor het Wantijbad loopt een weg naar rechts, de Badweg, langs het zwembad en langs de tweede jachthaven. Hier wordt het park begrensd door ligusterhagen met daarachter struiken en boompartijen. Voor de afvoer van overtollig water bevindt zich nog een klein gemaaltje in de buurt van de voormalige plasvijver. De Badweg loopt over in een fietspad op het voormalig uitzichtplateau. Vanaf de badweg zijn twee entrees naar het park, éénrichting Wantijpaviljoen en één richting kleine vijver. De begrenzing van het park gaat in oostelijke richting over op de met riet begroeide oevers met daarnaast de opgehoogde griendkades. De natuurlijke oevers aan de Vlij vormen de zuidelijke begrenzing.
In het noorden van het park bevindt zich de kleine vijver met daarboven het ommuurde peuterbad met de waterpaddenstoel, het zogenaamde kikkerbad. De grote vijver bevindt zich in het zuidoosten en heeft naar het westen en naar het noorden een kronkelige uitloop. In de vijver is een zwaneneiland gemaakt. Ten zuiden van de grote vijver bevindt zich de voormalige schietbaan. Boven het centrale deel, waar zich nu het dierenkamp bevindt is de speelweide met rechts daarvan het Wantijpaviljoen.
Het park is glooiend aangelegd met op enkele punten verhogingen waaronder het tableau waarop het paviljoen is gebouwd. Er zijn twee bruggen in het park, één links van de grote vijver en een originele stenen brug in de buurt van het paviljoen. De paden in het park zijn met een kronkelig verloop aangelegd met een hoofdstructuur rondom de waterpartijen en de speelweide. De meeste paden zijn geasfalteerd.
De bomen in het park komen voor als solitaire bomen of in boomgroepen. De es, esdoorn, kastanje en populier zijn de meest gebruikte soorten. Op een aantal plaatsenstaan kleine groepjes van een bijzondere soort, zoals bijvoorbeeld de moerascipres.
Beschrijving hoofdentree en de tuinmuren
De monumentale hoofdentree aan de Baden Powelllaan bestaat uit twee baksteen toegangspijlers verbonden met een in carré vorm gemetselde lage muur aansluitend op de entrees aan weerszijden. Het 6 meter brede ijzeren hekwerk is voorzien van vier rijen met een vakverdeling waarin naar ontwerp van Toon Berg om en om in plaatijzer uitgevijlde symbolische voorstellingen zijn aangebracht. De ontwerpen geven een beeld van de wording en voltooiing van het park. De bovenste rij verbeeldt de situatie voor de aanleg, de tweede rij het ontwerp, de derde rij het werk en de vierde rij een dag in het park.
De begrenzing van het park bestaat uit een lage door pilasters gelede bakstenen dubbele muur met daarin ligusterhagen.
Beschrijving tuinmanswoning
Exterieur
De in 1938 gerealiseerde woning is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond en bestaat uit één bouwlaag met een zolder onder zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. De gevels zijn gemetseld met een roodbruine baksteen in staand verband en met iets terugliggende voeg. Gevelopeningen worden beëindigd door een rollaag van metselwerk en zijn voorzien van in klinkers uitgevoerde lekdorpels. Het zadeldak is gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen. De goten zijn uitgevoerd als fors omtimmerde goten die iets doorsteken in de kopgevels. De houten kozijnen zijn voorzien van gemoderniseerde ramen.
De voorgevel bestaat links uit twee ronde ramen, waarvan één dichtgemetseld, een originele houten voordeur en rechts een raam. De hoger gelegen deur is te bereiken via een aantal betonnen treden. In het midden van het dak bevindt zich een dakkapel onder plat dak met fors overstek.
De rechterzijgevel heeft op de begane grond twee ramen die in de plaats zijn gekomen van twee erkerramen. De daken van deze ramen zijn nog in de gevel aanwezig. Centraal op de eerste verdieping zijn twee kleinere kozijnen met aan de onderzijde een houten bloembak.
De achtergevel heeft links een raam en rechts een terugliggend gevelvlak met de achterdeur. Zeven betonnen treden vanuit de achtertuin leiden naar het overdekte bordes voor de hoger gelegen deur.
De rechterzijgevel heeft op de begane grond links een raam met op de verdieping centraal twee ramen. Rechts bevindt zich halverwege de begane grond de aanbouw van de bergruimte. Deze ruimte die eerst in verbinding stond met de nu gesloopte open bergruimte is ten opzichte van de woning verdiept aangelegd.
Interieur
Bij binnenkomst bevindt zich achter de hal de keuken en rechts de woonkamer. De schouw en de kasten-en-suite zijn verwijderd. Via een trap naast de keuken wordt de lager gelegen bergruimte met douche ontsloten. Op de verdieping is de originele indeling met drie kamers gehandhaafd. Inbouwkasten zijn gewijzigd. Het interieur heeft geen monumentale waarde.
Tuin
De woning heeft rondom een tuin. Aan de straatzijde wordt de voortuin door een lage ligusterhaag gescheiden van de straat, met in het midden een hek tussen gemetselde muurtjes. Links van de entree bevindt zich een betonnen bloembak in lijn met de aanbouw van de bergruimte. Rechts van de entree en langs het huis loopt een betegeld pad. Omdat het huis hoger ligt, bestaat de achtertuin uit begroeiing op het hellende vlak met daaraan grenzend een terras. Aan de zij- en achterkant bevinden zich enkele volwassen bomen. Het naastgelegen perceel met nieuwe loods is nu in gebruik door een kunstenaar.
Beschrijving elektriciteitshuisje
Het elektriciteitshuisje staat aan de rand van het park, ten oosten van de tuinmanswoning en aan de verhoogde kade langs de Vlij. Het huisje op rechthoekige plattegrond bestaat uit één bouwlaag onder zadeldak, gedekt met grijze pannen. De omtimmerde goten rusten op houten klossen. De gevels zijn gemetseld met eenroodbruine baksteen in halfsteens verband en met iets terugliggende voeg. Het hoogteverschil van het lager gelegen park ten opzichte van de straat wordt opgevangen door een plint uitgevoerd in iets donkerder baksteen.
De voorgevel aan de Baden Powelllaan heeft links één en rechts twee gemoderniseerde deuren onder vooruitstekende geschilderde, betonnen lateien en voorzien van betonnen drempels met op de hoeken een bakstenen muurtje.
De kopgevels zijn geheel blind uitgevoerd met in de top een kleine ruitvormige paring. De oostgevel is voorzien van twee nieuwe ventilatieroosters.
Aan de achterzijde bevindt zich, op lager niveau dan de voorzijde, nog een deur.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het Wantijpark is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van een in de jaren dertig van de vorige eeuw aangelegd volkspark dat voor alle lagen van de bevolking toegankelijk moest zijn en gelegenheid bood voor ontspanning en recreatie.
Het park is van cultuurhistorisch belang als geslaagd werkverschaffingsproject gedurende de crisisjaren waarbij acht jaar lang vele werklozen tewerkgesteld konden worden bij de aanleg van het park en de bijbehorende inrichting.
De tuinmanswoning en het elektriciteitshuisje zijn van cultuurhistorisch belang als (voormalige) functionele onderdelen van het Wantijpark.
Architectonische waarde
Het Wantijpark is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een park aangelegd in landschapsstijl en in architectonische stijl, voor wat betreft de aanleg van de entree die daarmee verbonden wordt met het Wantijplantsoen. Kenmerkend voor het park zijn de overgangen van open naar geslotenheid en de grote variatie in uitzichten.
Het park is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het ontwerp en als representatief onderdeel van het oeuvre van de tuin- en landschapsarchitect D.F. Tersteeg.
Het park is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de dienst Gemeentewerken Dordrecht. A.J. Argelo heeft als gemeente architect een grote bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het park en vermoedelijk alle bouwkundige onderdelen ontworpen.
Het park is van architectuurhistorisch belang door het hekwerk van de hoofdentree,ontworpen door Toon Berg, een Dordtse glazenier. In het ijzeren hekwerk wordt de wording en voltooiing van het park in symbolische voorstellingen verbeeld.
De tuinmanswoning en het elektriciteitshuisje zijn van architectuurhistorisch belang door het sobere, maar doelmatige ontwerp in een stijl die kenmerkend is voor de jaren dertig.
Gaafheid
Het park is van belang door de gaafheid en nog grote herkenbaarheid van de oorspronkelijke aanleg. De enige verstoringen in het park zijn de later aangelegde parkeerplaatsen en het in 1956 gerealiseerde dierenkamp. Paden, waterpartijen en groenstructuren zijn bijna volledig bewaard gebleven.
Situering
Het park heeft een uitzonderlijke stedenbouwkundige waarde als ruim opgezet park in de nabijheid van de binnenstad. De unieke ligging aan de jachthavens van het Wantij en de natuurlijke oevers van de Vlij en de afwateringsgeul, geven het park een extra dimensie die in contrast staat met de formele entree aan het Wantijplantsoen. De verhogingen en doorkijken op strategische punten in het park zorgen voor bijzondere vergezichten.
Het park heeft ensemblewaarde in relatie tot het in architectonische stijl ontworpen Wantijplantsoen. Dit formele plantsoen dient als voorportaal naar het park en is reeds beschermd als rijksmonument.
Het park heeft ensemblewaarde als onderdeel van een groter stadsuitbreidingsplan dat zowel de bebouwing ten oosten als de recreatie voorzieningen ten zuiden van het park betrof.
Unieke waarde
Het park heeft een hoge zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig opzicht. Het is een van de weinige en gaaf bewaard gebleven volksparken die tijdens het interbellum in Nederland zijn aangelegd.
Publicaties
- Herman A. van Duinen & Cees Esseboom, Verhalen van Dordrecht 39: Toon Berg, tovenaar met glas 1877-1967, 2020.
- E. van Kammen & C. Esseboom, Spijzig de armen: Rumfordse Soep in Dordrecht (1801-2001), Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2002.
- Joop Wammes, De achterkant van de Dordtse Glorie: Armen en paupers tijdens de crisisjaren (1929-1936), Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2022.
Bijlage
-
9123481.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Wantijpark (schietmuur)
- Datering: 1919
- Oorspronkelijke functie: Schietmuur
- Bouwstijl: Traditionalisme
Inleiding
Een aan de rand van het Wantijpark staand restant van een MUUR van een schietbaan, omstreeks 1910 opgetrokken in Ambachtelijk-traditionele trant. De schietbaan was in gebruik bij het in Dordrecht gelegerde Corps der Pontonniers, een genie-eenheid van het Nederlandse leger die zich onder meer bezighield met het bouwen van schipbruggen. Het schietbaanterrein is later toegevoegd aan het in de jaren 1933-1936 als werkgelegenheidsproject aangelegde Wantijpark.
Omschrijving
De in rode baksteen in kruisverband gemetselde muur bestaat uit een arcade van vijf gepleisterde segmentbogen tussen vierkante muurdammen en een rechthoekig muurrestant op het rechter deel van de arcade.
Waardering
De schietbaanmuur is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de ensemblewaarde en de zeldzaamheidswaarde.
- De muur is van cultuurhistorisch belang als een bijzonder voorbeeld van een militaire schietbaanmuur uit het begin van de twintigste eeuw.
- De muur heeft ensemblewaarde als een bijzonder onderdeel van het Wantijpark.
- De muur is tevens van belang vanwege de zeldzaamheidswaarde.
Publicaties
- Jeanine Katsman, De schietmuur in het Wantijpark, DiEP Magazine nr.17 2011.
Externe links
-
Wantijplantsoen
- Datering: 1933-1936
- Oorspronkelijke functie: Park
- Bouwstijl: Nieuw Architectonische tuinstijl
- Architect: Tersteeg
- Postcode: 3312AW
Inleiding
Verdiept gelegen PLANTSOEN in Nieuwe Architectonische tuinstijl, aangelegd naar ontwerp van de tuinarchitect D.F. Tersteeg (1876-1942), die ook het stedenbouwkundig plan van de omgeving ontwierp. Het rechtlijnige plantsoen dient als voorportaal van het ten zuidoosten ervan gelegen Wantijpark. Zowel het in een gemengde tuinstijl aangelegde volkspark het Wantijpark als het eraan grenzende Wantijplantsoen zijn aangelegd in de periode 1933-1936 als werkverschaffingsproject.
Omschrijving
Het rechthoekige plantsoen met gemetselde muurtjes en geordende perken is symmetrisch opgezet met de symmetrie-as in het verlengde van de Parklaan. De laan eindigt in het zuidoosten in een rond rozenperk dat direct grenst aan het plantsoen. Vanaf de straat leiden drie gemetselde trappen naar het laaggelegen plantsoen. In de as ligt een rechthoekige vijverpartij met drie aaneengeschakelde bassins met afgeschuinde hoeken. De bassins verschillen onderling van hoogte en hebben gemetselde ommuringen met een hardstenen rand. De vijverpartij wordt geflankeerd met bordessen en struikgewas. In het gazon ligt aan weerszijden van de vijverpartij een vierkante border met rondom plaveisel. Langs de korte zijden van het plantsoen staan in totaal vier gemetselde banken met afgeronde rugleuningen en houten zittingen. Op het gazon staan diverse treurwilgen, langs de randen van het gazon staan verschillende monumentale bomen.
Waardering
Het vroeg twintigste-eeuwse plantsoen is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de tuinarchitectuurhistorische, de stedenbouwkundige en de ensemblewaarde.
- Het plantsoen is van cultuurhistorisch belang als een goed voorbeeld van een plantsoen in Nieuwe Architectonische tuinstijl, die karakteristiek is voor het interbellum, en als onderdeel van een werkverschaffingsproject uit deze periode.
- Het plantsoen is van architectuurhistorisch belang vanwege de kwaliteiten van het ontwerp en als een representatief werk uit het oeuvre van een vooraanstaand tuinarchitect.
- Het plantsoen heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarde vanwege de samenhang met de Parklaan en het Wantijpark waarmee het een sterke functionele en visuele relatie heeft en als onderdeel van een grotere stedenbouwkundige aanleg.
- Het plantsoen is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid.
Externe links