Tag

Ottersluis

  • Otterkanaal (dam)
    • Datering: 1863
    • Oorspronkelijke functie: Dam
    • Architect: Rijkswaterstaat

     

    Algemene beschrijving

    Dam van basaltkeien ter afsluiting van het Wantij en de Kikvorskil i.v.m. de aanleg van de Nieuwe Merwede (1850-1879). Deels vormt de dam de zuidwand van het in 1863 aangelegde Otterkanaal.

    Historie gebied

    Nadat in 1421 de Grote of Zuid-Hollandse Waard was ingebroken en voor een groot deel in een uitgestrekte waterplas was veranderd, vonden daarbinnen langzamerhand belangrijke aanslibbingen plaats. Zo vormden zich eilanden en kreken, waardoor de grote en kleine killen in het Bergsche Veld - later de Biesbosch - ontstonden. Deze aanslibbingen leidden tot grote problemen voor de scheepvaart van Dordrecht en tot de belemmering in de afvoer van hoog opperwater en ijs. Al in 1581 werden voorstellen tot beteugeling van het Oude Wiel nabij Werkendam gedaan. In 1730 werd op verzoek van de stad Gorinchem en enkele dorpen in de Alblasserwaard én op advies van de professoren 's Gravezande en Wittichius en de landmeter Cruquius een overlaat gevormd waarvoor opruimwerkzaamheden tussen het Oude Wiel en de westkant van de Bassekil nodig waren. Deze zogenoemde Cruquius Overlaat was ongeveer 5650 meter lang en lag op een hoogte van ongeveer 0,90 m +NAP. Bij Staatsbesluit van 16 juli 1805 werd bepaald, dat ten zuiden van de rivier de Merwede geen bekadingen hoger dan 2,64 m + NAP mochten worden aangelegd.

    In 1738 deed men een poging tot volledige afsluiting van de killen, maar de aanzienlijke verhoging van de waterspiegel op de Merwede die daarvan het gevolg was, gaf aanleiding tot de grotendeelse opruiming van de al uitgevoerde werken. Alleen de afsluiting van de Bassekil en de Hoogkil in de latere Sliedrechtse Biesbosch bleven waarschijnlijk behouden. Daarna werden o.a. door Brunings verschillende plannen tot beteugeling van de killen gemaakt. In 1818 stelde de inspecteur-generaal van den waterstaat J. Blanken Jz. zijn ontwerp tot vorming van een Nieuwe Merwede voor.

    Volgens de voorstellen van de inspecteurs Ferrand en Van der Kun in 1850 startte men in 1851 met de aanvankelijke beteugeling en de geleidelijke afsluiting van alle killen en zijdelingse aftakkingen met behoud van één enkele. Aan die ene overblijvende kil werd zowel door aan te leggen werken als door natuurlijke schuring zoveel vermogen gegeven dat - met behoud en verbetering van de (Oude) Merwede - al het water dat uit Waal en Maas werd aangevoerd, geregeld kon worden afgevoerd. Er werd gegraven op de plaats waar ondermeer 'De Grote Hel of Westkil', het 'Gat van de Puttesteek', het 'Gat van de Vogelaar' en het 'Gat van Kielen' hebben gelegen. Men begon in 1850 met het aanleggen van kribben in de Merwede ter hoogte van Dordrecht, Papendrecht en Sliedrecht. Daarna volgden het uitbaggeren van platen in het geplande stroombed van de nieuw aan te leggen rivier. Deze werkzaamheden werden voltooid in 1866. In 1897 werden in de rivier een aantal dammen en kribben aangelegd en was het werk gereed. De rivier kreeg de naam Nieuwe Merwede.

    De gronden in de Cruquius Overlaat waren intussen door aanslibbing fors verhoogd en daarop waren bekadingen aangelegd. In 1849 lagen deze kades al op een hoogte van 2 tot 2,5 m +NAP.

    De inspecteurs Ferrand en Van der Kun stelden in 1850 voor de overlaat van Cruquius te behouden, maar lieten het terrein van de overlaat wel tot 2m +NAP afgraven. Door de goede werking van de Nieuwe Merwede was het niet meer nodig zich aan die hoogte houden en al snel werden concessies verleend voor bekadingen tot een hoogte van 3m +NAP. Op de rechteroever van de Nieuwe Merwede - de Hollandse kant - werd een doorlopende bekading aangebracht, geen dijk; men had toen al door dat bij extreme waterstanden de Biesbosch als waterberging moest blijven fungeren. Op de linkeroever - de Brabantse kant - werd tot op de Deeneplaat een bandijk aangelegd.

    De realisatie van de Nieuwe Merwede - 20 kilometer lang en 500 meter breed - betekende niet alleen de scheiding van de Biesbosch in een Hollands en een Brabants deel, de rivier werd ook de nieuwe provinciegrens. De Hollandse Biesbosch werd opgedeeld in de noordelijk gelegen Sliedrechtse Biesbosch en de zuidelijk gelegen Dordtse Biesbosch: bij de Kop van het Land ligt het raakpunt van deze gebieden.

    Ligging

    De dam is ruim 600 meter lang en loopt vanaf de dijk van de Noordbovenpolder tot aan de dijk van de polder de Nieuwe Kat. De dam heeft een duidelijke knik om zo in één keer zowel het Wantij als de Kikvorskil af te kunnen sluiten.

    Hoofdvorm

    In het oostelijke deel is de dam bestraat en heeft de straatnaam Ottersluis. Hier functioneert de dam ook als kanaalwand/oever van het Otterkanaal. In het westelijk deel, na de knik loopt hij verder als een met gras begroeide basaltkeiendam.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De dam en het Otterkanaal zijn van groot belang binnen het systeem dat zorgt voor het optimaal functioneren van de Beneden en de Nieuwe Merwede als belangrijkste waterafvoerroutes. Het is een functioneel onderdeel van de waterhuishouding in het gebied. De dam is doorbroken door de Ottersluis, een schutsluis waardoor de scheepvaart toch toegang krijgt tot de verder door dammen afgesloten Sliedrechtse Biesbosch.

    Het westelijke deel van de dam heeft een belangrijke rol gespeeld in de vestiging van zalmzegenvisserijcomplex Nieuwe Merwede op de Noordwal.

    Ensemblewaarde/Situering

    De dam tussen de Nieuwe Bovenpolder en de polder de Nieuwe Kat is onderdeel van een groot systeem van afdammingen van killen in de Biesbosch voor de aanleg van de Nieuwe Merwede. Tot het systeem behoren ook de dam in het Houweningse Water, in het Gat van de Hengst, in het Gat van Kielen (de Dam van Engeland) en de Zoetemelkskil.

    De dammen in de Hoogkil en de Bassekil aan de Beneden Merwede zijn van oudere datum maar functioneren ook binnen dit systeem.

    Gaafheid

    De dam/kanaalwand is intact, gaaf en functioneel.

    Unieke waarde

    De dam op zich is niet uniek, maar het is een integraal onderdeel van het nieuwe waterhuishoudingsysteem dat nodig was in verband met de aanleg van de Nieuwe Merwede.  

    Bijlage


  • Ottersluis
    • Datering: 1864
    • Oorspronkelijke functie: Sluis

     

    Algemene beschrijving

    Schutsluiscomplex dat is aangelegd rond 1864. Het complex vormt samen met het Helsluiscomplex de enige directe verbinding tussen Beneden Merwede en Nieuwe Merwede, dwars door de Sliedrechtse Biesbosch. De bescherming betreft de schutsluis, de twee woningen en de oriëntatiepaal op de oostelijke kade.

    Historie gebied

    Het huidige gebied van de Sliedrechtse Biesbosch was eeuwenlang onderdeel van de 'Groote Waard', het achterland van de stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 veranderde het ondergelopen land in een zoetwater getijdengebied. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen zijn op 17e-eeuwse kaarten zichtbaar als 'Opgecomen landen'. In de 18e, maar vooral vanaf begin 19e eeuw werden nieuwe polders aangelegd, grotendeels ontsloten door de bestaande watergangen.

    Met de aanleg van de Nieuwe Merwede halverwege de 19e eeuw werden in de Sliedrechtse Biesbosch alle aanwezige killen afgedamd. Zo werd overtollig water buiten de Biesbosch gehouden en weggeleid via de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede. Door de Sliedrechtse Biesbosch liepen vele gebieds- en eigendomsgrenzen: het westelijk deel was Dordts grondgebied, het middendeel behoorde tot de gemeente Sliedrecht en de meest oostelijke punt met de Kop van de Oude Wiel, viel onder Werkendam.

    Na de gemeentelijke herindeling in 1970 en na de sluiting van het Haringvliet is men begonnen met de ontpoldering van landbouwenclaves in het kader van 'Ruimte voor de Rivier'. De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebieden en het recreatiepark de 'Hollandsche Biesbosch'. Bebouwing is schaars en omvat een paar boerderijen, griendketen en opzichters- of dienstwoningen.

    Ligging

    Het complex ligt op grond die oorspronkelijk de meest zuidwestelijke punt vormde van het onbedijkte gebied 'Kikvorsch of Otter'. Onder deze punt kwamen het Wantij, de Kikvorschkil en de Groote Hel (later Nieuwe Merwede) samen. Met de aanleg van de sluis werden de Kikvorschkil en het Wantij afgedamd. De schutsluis zorgt voor de doorvaart van de Nieuwe Merwede naar het in 1864 gegraven Otterkanaal. De woningen zijn aan weerszijden van de schutkolk gebouwd op de binnenhoofden van de sluis, op heuvels van 2.70 m. + NAP.

    Hoofdvorm

    Dubbelkerende schutsluis met twee sluishoofden, twee stel puntdeuren, een rolvoetbrug en een groene schutkolk. De woningen zijn gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder zadeldak. Beide woningen zijn eind vorige eeuw uitgebreid met een loods. De aanbouwen aan de achterzijde zijn geheel vernieuwd. Deze aanbouwen en loodsen vallen niet onder de bescherming.

    Bouwgeschiedenis

    De aanleg van de Nieuwe Merwede die rond 1850 van start ging, was een onderdeel van de waterstaatkundige werken van ingenieur Jan Blanken. Om de Sliedrechtse Biesbosch toegankelijk te houden en een verbinding tussen de twee rivieren te realiseren werden in 1864 twee met elkaar in verbinding staande schutsluizen gebouwd: de Helsluis (rijksmonument) in het noorden en de Ottersluis in het zuiden. Beide sluizen werden gebouwd als 'groene sluizen': hun kommen werden uitgevoerd met een basaltglooiing en daarboven met gras begroeide bermen. Om het Wantij en de Kikvorschkil weer met elkaar te verbinden, werd het Otterkanaal gegraven ten noorden van de sluis. In eerste instantie werd naast de sluis één woning gebouwd. In 1888 werden de huidige woningen aan weerszijden gerealiseerd. Omdat de sluis 24 uur per dag bemand moest worden werden twee dienstwoningen gebouwd ter afwisseling van de wacht. In het bestek van 1888 staat omschreven dat de bestaande woningen geheel afgebroken en opgeruimd moesten worden. De woningen werden in de loop van de tijd diverse keren aangepast.

    Eind jaren twintig van de vorige eeuw werd de voorgevel, die beëindigd werd door een dakschild, doorgetrokken tot een puntgevel. Eind jaren zeventig en in de jaren tachtig zijn de woningen gemoderniseerd en bestaande bergingen vervangen door de huidige loodsen.

    De sluis en omringende werken zijn doorlopend vernieuwd. In 1910 werd een ijzeren rolbrug aangebracht voor voetverkeer over het binnenhoofd van de sluis. In 1933 werd de sluis grondig gerenoveerd. Sluishoofden en beschoeiingen werden voorzien van gewapend beton, sluisdeuren werden vervangen en de steenglooiing werd geheel vernieuwd. De voetbrug werd vervangen en verplaatst naar het buitenhoofd. Jarenlang werd de sluis handmatig bediend, totdat eind jaren zeventig overgegaan werd op mechanische bediening. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zijn diverse delen van de sluis vernieuwd, waaronder de houten sluisdeuren. De jaartallen staan aangegeven in de deuren.

    Beschrijving sluis

    De sluis heeft een groene schutkolk: de sluiswanden zijn niet rechtopgaand en worden gevormd door aarden belopen ofwel met gras begroeide hellingen. De hellingen of wanden zijn aangelegd onder een talud van 1:1 (= 45 graden). Beneden de hoogste waterstand wordt de helling verdedigd met een steenzetting van basaltkeien. Om te voorkomen dat schepen in het talud lopen, zijn doorlopende remmingwerken van houten meerpalen geplaatst, zowel vóór de beide sluishoofden als binnen de kolk.

    De sluis heeft een dubbel stel houten puntdeuren als afsluitmiddel. De puntdeuren wijzen richting de Nieuwe Merwede. Tot in de jaren zeventig moest er regelmatig gespuid worden, als het verschil tussen de waterhoogte van 'binnen' (Wantij) en 'buiten' (Nieuwe Merwede) te groot was geworden. Door de sluiting van het Haringvliet en door het aanbrengen van een vergrendeling werd dit probleem verholpen.

    De lensvormige schutkolk heeft een lengte van 39 m en een breedte van 7 m. De kolk op zich is breder, maar wordt beperkt door het remmingwerk.

    Over de kolk, nabij de buitendeuren van het buitenhoofd, loopt een rolvoetbrug.

    Beschrijving perceel

    De woningen werden in 1888 gebouwd op bestaande heuvels die tijdens de bouw van de sluis in 1864 waren aangelegd. De bewoners van de voormalige dienstwoningen zijn ten dele eigenaar van de gronden rondom de woning en hebben deze naar eigen behoeven ingericht. Voor de woning op nummer 51 staan twee oude leilindes. Ten noordwesten van deze woning is een klein bakstenen dienstgebouw geplaatst. Nabij het oostelijke buitenhoofd staat een zogenaamde hoekpuntpaal van basalt. In de kop is één keer het paalnummer 15 gebeiteld aan de zijde gericht op de Nieuwe Merwede. De paal werd gebruikt bij de driehoeksmetingen van Rijkswaterstaat, een systeem dat tijdens de aanleg van de Nieuwe Merwede nog volop in gebruik was en ook op rivierkaarten werd aangeduid. Rondom de sluis zijn nog enkele oude bolders aanwezig evenals een oude waterpeilmeter.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex Ottersluis heeft cultuurhistorische waarde als 'groene' sluis die samen met de Helsluis in 1864 gebouwd werd als ontsluiting van de Nieuwe Merwede naar de Beneden Merwede in samenhang met de waterstaatkundige werken in dit gebied van ingenieur Jan Blanken. Het is de enige dwarsverbinding in de Sliedrechtse Biesbosch.

    Het complex is van belang als bewaard gebleven 19e-eeuws kunstwerk dat, ondanks de vele noodzakelijke moderniseringen, een grote herinneringswaarde heeft als belangrijke toegang naar het voormalige landbouw- en griendwerkersgebied.

    Architectonische waarde

    De schutsluis is van belang als onderdeel van het industrieel erfgoed van het Eiland van Dordrecht. Typologisch is de sluis van belang als zeldzaam bewaard gebleven 'groene' sluis waarbij de schutkolk voorzien is van een met gras begroeide helling met basaltglooiing. De woningen hebben architectuurhistorische waarde als laat 19e eeuwse dienstwoningen met kenmerkende onderdelen waaronder de getoogde gevelopeningen en de geprofileerde gevellijsten.

    Het interieur is van belang door de bewaard gebleven structuur van de oorspronkelijke woning met gang, voor- en achterkamer en trap naar zolder.

    Situering

    De ensemblewaarde van het complex is groot, zowel binnen het Ottersluiscomplex zelf als in samenhang met het Helsluiscomplex, de Beneden Merwede, de Nieuwe Merwede, het Wantij, de Kikvorskil en de gehele Sliedrechtse Biesbosch. Het is letterlijk een entreepoort tot een verder vrij ontoegankelijk gebied.

    Op het terrein rondom de sluis en de woningen zijn een aantal elementen van belang, waaronder de hoekpuntpaal, de leilindes, de oude bolders en de waterpeilmeter. De positie van de hoekpuntpaal was cruciaal binnen het driehoeksmeetsysteem.

    Gaafheid

    Hoewel zowel de schutsluis als de woningen enkele malen grondig gerenoveerd zijn, doet dit geen afbreuk aan de waarde van het complex als geheel. De renovatie van de sluis in 1933 en het wijzigen van de bedieningstechniek naar elektrische bediening zijn de meest ingrijpende veranderingen geweest. De sluis heeft nog steeds zijn karakteristieke rolbrug.

    Op het terrein is voor de sluiswachter een dienstgebouw geplaatst aan de oostzijde van het complex. De voormalige dienstwoningen zijn in gebruik als particuliere woningen. Het casco, de bouwvolumes en de structuur van de woningen zijn gaaf bewaard gebleven.

    Unieke waarde

    De Ottersluis en de Helsluis zijn de enige schutsluizen op het Eiland van Eiland. Beide hebben zij hun oorspronkelijke functie behouden en zijn als complexen nog intact.

    Publicaties

    • W. van Wijk. Ik hoor hier. Portret van de Biesbosch en zijn bewoners. Kampen 1989.
    • W. van Wijk. Het Biesboschboek. Zwolle 2009.
    • W. van Wijk. Zes eeuwen Biesbosch in 78 kaarten. Historische Atlas van de Biesbosch. Dordrecht 2013.

    Bijlage


    Externe links


  • Ottersluis 47-49
    • Datering: 1887
    • Oorspronkelijke functie: Volkskeet
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Architect: Coepijn
    • Postcode: 3329KL

     

    Algemene beschrijving

    Complex voor de zalmzegenvisserij op de toen net aangelegde Nieuwe Merwede, aangelegd tussen ca 1870 en 1908 en als zodanig in functie tot 1931. Het complex bestaat uit gebouwen en enkele bedrijfsrestanten op het terrein.

    Het omvat buitendijkse gebieden ten zuiden van de Otterpolder en het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat en bestaat uit:

    1. een voormalige volkskeet met drie gebruikseenheden: een woning voor de bovenbaas, een gedeelte voor de vissers en een gedeelte voor de directie.
    2. een boetkeet op het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat, met bijbehorende Hang voor het drogen van de netten.
    3. een ijzeren windas met een cirkelvormig tredstraatje, voor het binnenhalen van de netten.
    4. een zegenkade parallel aan de Nieuwe Merwede, met ijzeren rail waarlangs de netten werden binnengehaald en een graskade ter verbinding tussen de zegenkade met de haal en de volkskeet. Van de haal zijn geen sporen bewaard.

    Op het terrein is nog een bij het complex behorende metalen zegenboot aanwezig. Deze valt echter buiten deze beschrijving.

    Historie gebied

    Het huidige gebied van de Sliedrechtse Biesbosch was eeuwenlang onderdeel van de 'Groote Waard', het achterland van de stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 veranderde het ondergelopen land in een zoetwater getijdengebied. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen zijn op 17e-eeuwse kaarten zichtbaar als 'Opgecomen landen'. In de 18e, maar vooral vanaf begin 19e eeuw werden nieuwe polders aangelegd, grotendeels ontsloten door de bestaande watergangen. De Kikvorsch- of Otterpolder is in deze tijd ontstaan uit de gorzen ten zuiden van de Nieuwe Zuilespolder tussen de Kikvorschkil, de Rookekil en het Wantij.

    Met de aanleg van de Nieuwe Merwede tussen 1850 en 1897 werden in de Sliedrechtse Biesbosch alle aanwezige killen afgedamd. Zo werd overtollig water buiten de Biesbosch gehouden en weggeleid via de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede. Hiervoor legde Rijkswaterstaat in 1863-1864 een 600 meter lange dam en kanaal aan tussen de Boompolder en de polder Nieuwe Kat waarmee het Wantij en de Kikvorschkil werden afgesloten. Beide killen bleven bereikbaar voor de scheepvaart via de Ottersluis. Sinds de gemeentelijke herindeling in 1970 valt de Sliedrechtse Biesbosch onder de gemeente Dordrecht.

    De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebieden en het recreatiepark de 'Hollandsche Biesbosch'. Bebouwing is schaars en omvat een paar boerderijen, griendketen en opzichters- of dienstwoningen.

    Ligging

    Het terrein van het zalmcomplex omvat de buitendijkse gebieden ten zuiden van de Otterpolder, ten oosten van de Ottersluis en het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat aan de Nieuwe Merwede.

    De Volkskeet staat noordwestelijk op het terrein op een woonheuvel die tegen de dam van de Ottersluis en het Otterkanaal aan ligt.

    Vanuit de keet loopt een graspad of -kade naar het zuiden naar de oever van de Nieuwe Merwede; dit graspad eindigt bij de voormalige zegenkade. De oost-west lopende zegenkade loopt niet meer door tot de boetkeet, maar houdt op bij het zomerhuis 'Het Scholversnest' dat halverwege ligt.

    Op de westelijke punt van het terrein ligt een ijzeren windas met een tredstraatje.

    Van de haal aan de zegenkade zijn geen sporen bewaard. De boetkeet staat op de polder de Nieuwe Kat. Het gehele complex ligt buitendijks.

    Geschiedenis van de zalmvisserij

    Eeuwenlang werd zalm gevangen in kreken, killen en smalle riviertjes met behulp van steken: een soort schutting die vanuit bootjes en handmatig dwars in het watertje werd geplaatst en waarin de zalm zich klem zwom. Omdat de Nieuwe Merwede veel breder en dieper was, konden deze kleine steken niet meer geplaatst worden. Zo verdween deze viswijze aan het eind van de 19e eeuw en ontwikkelde zich een nieuwe en veel grootschaliger vorm van zalmvisserij met behulp van drijfnetten of zalmzegens, stoommachines en stoomschepen. Het net van 200 meter - de zegen genoemd - werd met het ene uiteinde op een ijzeren rail aan de oever vastgezet en met het andere uiteinde aan een stoomsleepboot. Het schip voer circa anderhalve kilometer de rivier op en liet zich vervolgens met het lange net mee terugvoeren op de ebstroom. Het net bleef rechtop staan met behulp van zegenstenen aan de onderkant en kurk aan de bovenkant.

    Bij de spil - halverwege de zegenkade - voer de sleepboot naar de oever zodat het net in een lus getrokken werd en de vis niet kon ontsnappen. De spil trok het net nog strakker aan zodat de vissers de zalm bij de haal - aan de westelijke punt van de zegenkade - uit de kleine lus konden scheppen.

    De Nederlandse overheid gaf de zalmvisserij vrij middels openbare verpachtingen. De eerste pacht in de Nieuwe Merwede werd in 1861 gegund aan de heer C. Horsman. Hij hield het niet lang vol, omdat de onderneming verliesgevend was. Na hem volgden verschillende pachters die met meer of minder succes de visserij verder ontwikkelden en professionaliseerden.

    In 1870 deed A. Volker Lzn iets verder stroomopwaarts een nieuwe poging. Op de westelijke punt van polder De Nieuwe Kat, waarvan hij de eigenaar was, legde hij een visserijkade aan met drie gebouwen erbij.

    In 1881 namen twee zalmhandelaren, de heren G. A. ten Houten en A.L. de Raadt, de visserij over. Bij hen gingen de zaken zo goed dat zij in 1887 besloten om de zalmzegenvisserij op de Noordwal te vergroten en uit te breiden naar de zuidelijke oever van de Nieuwe Merwede - de Zuidwal - zodat de netten nu van twee kanten de zalm konden insluiten. Op de noordelijke oever verlengden ze de zegenkade tot bij de Ottersluis en legden daar een nieuwe haal en spil aan die na 1896 met stoomkracht de zware netten binnenhaalden. De stoomspil trok het uiteinde van het zware net, dat midden in de rivier dreef, naar de oever zodat de grote lus ontstond. De paarden haalden bij de haal die grote lus beetje bij beetje naar de kant. De spil stond waar nu het zomerhuis 'Het Scholversnest' staat, de haal bij het stenen tredstraatje op de westelijke punt van de zegenkade, nabij de in 2014 gesloopte vakantiewoning 'De Zalmen'.

    In 1931 zwom er nog maar zo weinig zalm in de rivieren dat de zegenvisserij werd opgedoekt. De volksketen werden omgebouwd tot boerderijen voor de werkeloos geraakte visserijbazen. P. van Wijk kreeg de keet op de Noordwal toegewezen, A. Kok die op de Zuidwal. De boetkeet van de Noordwal werd door de firma Mak verkocht aan W. Kleijn Fzn, die het inrichtte als zomerhuis.

    Beschrijving object

    Volkskeet met bijgebouwen (nr. 47-49).

    Hoofdvorm

    Het pand staat op een woonheuvel tegen de dam langs het Otterkanaal en is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag en een zolderverdieping onder een zadeldak waarvan het noordelijke dakschild verlengd is. De nok van het dak ligt parallel aan het Otterkanaal. Het pand is later uitgebreid met een aanbouw tegen de noordgevel. Aan de zuidwestkant staat een bakstenen schuur (nu logeerkamer) onder lessenaardak.

    Bouwgeschiedenis

    In 1887 lieten de eigenaren van de zalmvisserij Ten Houten en De Raadt twee volksketen bouwen, één op de zuidelijke en één op de noordelijke oever van de Nieuwe Merwede. De bijna 30 meter lange keet op de Noordwal bood ruimte voor de vissers (die hier verbleven van zondagavond tot zaterdagmiddag), een woning voor de onderbaas en een apart vertrek voor de directie met een klein keukentje waar de vrouw van de onderbaas voor de heren zalm bereidde. In het midden van de achtergevel - aan het Otterkanaal - was een halfopen ruimte gebouwd waar zich de buitenprivaten voor de vissers bevonden. Over een graspad of -kade vanaf de volkskeet liepen de vissers naar de zegenkade met de haal en de spil. De keet op de noordelijke oever is in 1916 met 2 meter opgehoogd vanwege het vele hoge water. De keet aan de zuidoever 'de Zuidwal' is in mei 1945 door de daar ingekwartierde Duitsers opgeblazen.

    Na de teloorgang van de zalmzegenvisserij in 1931 is het gebouw in gebruik genomen als boerderij en is aan het directieverblijf een deel aangebouwd zodat ook daar een woning van kon worden gemaakt. Dat is gedaan door aan de lange zijde langs het Otterkanaal het dakvlak te verlengen. In de jaren '60 zijn de zuidwest- en een deel van de zuidoostgevels (aan de rivierzijde) links vervangen door een gemetselde gevel met grote doorzonramen. In 1989 is de oude situatie met houten delen grotendeels hersteld; een wijziging betreft de zuidzijde waar links een deur is geplaatst tussen de beide vensters. De volkskeet is waarschijnlijk ontworpen door W.C. Coepijn, architect bij de Dienst Gemeentewerken te Rotterdam. Coepijn (1838 -1909) is bekend van zijn werkmanswoningen in Rotterdam.

    Beschrijving exterieur

    De keet staat op een gemetselde plint. De buitenmuren bestaan uit drijfsteen die is bekleed met gepotdekselde houten delen die in hun oorspronkelijke lichte blauwgrijze kleur zijn geschilderd. Van de deuren en luiken is de oorspronkelijke kleur niet bekend.

    Voorgevel

    In de westelijke kopse kant - en gericht op de Ottersluis - bevindt zich de entree van het voormalige directieverblijf (nr. 49). De voordeur (reconstructie) is voorzien van twee panelen en een gedeeld bovenlicht. Links hiervan ligt de moderne keukenuitbouw met een vierkant keukenvenster, rechts is een dubbel zesruits schuifraam met openslaande luiken. In de topgevel bevinden zich twee tweelichtvensters. Oorspronkelijk zat hier een hoger geplaatste venster. Onder de nok bevindt zich een replica houten beeld van twee ineen gestrengelde zalmen.

    Linker zijgevel

    De noordwestgevel (parallel aan het Otterkanaal) bestaat uit drie functionele delen. Rechts is de iets uitstekende keukenaanbouw van kort na 1931 opgetrokken in metselwerk in kruisverband. Hierin bevinden zich achtereenvolgens een tweelichtvenster met luiken, twee enkele vensters met luiken en een paneeldeur met raam. In het middendeel is de oorspronkelijke ingang voor de vissers: een houten paneeldeur met gedeeld bovenlicht. Ernaast de voormalige buitenprivaten voor de vissers, thans is dit een schuur. In de gestuukte achterwand hiervan bevinden zich twee gietijzeren stalramen (wel origineel, maar verplaatst). De open zijwanden zijn dichtgezet met drijfsteen. In het achterste deel van de noordgevel bevinden zich twee brede en een (niet origineel) smal T-vensters met luiken, op de hoek is een hooggeplaatst bolkozijntje; in dit deel bevond zich oorspronkelijk de onderbaaswoning.

    Achtergevel

    De oostelijke kopse kant die hierop aansluit, heeft een meer gesloten karakter. Hier is haaks op de gevel een moderne entree geplaatst met een gemetselde borstwering en daarboven een glaswand gevat in een houten kozijn. Links hiervan een zesruits schuifvenster met glas-in-lood bovenramen en luiken. In de top twee tweelichtvensters. De gepotdekselde delen vertonen rechts een bouwnaad.

    Rechter zijgevel

    De lange zuidoostzijde is symmetrisch van opzet. Links en rechts zijn twee zesruits ramen, waarvan rechts glas-in-lood invulling in de bovenramen, en een deur met dubbel bovenlicht. In het midden is een dubbel zesruits schuifvenster met links en rechts twee maal een enkel zesruits schuifvenster. Een latere toevoeging is de deur met dubbel bovenlicht die tussen de twee linker vensters is gemaakt. Aan de linker kant van de zuidoostelijke zijde zijn de gepotdekselde delen in 1988 grotendeels hersteld en zijn de muren geïsoleerd. De planken sluiten hier niet meer naadloos aan op de rest van de zuidoostelijke gevel.

    Dak

    Het zadeldak is gedekt met de originele gesmoorde kruispannen met in rode pannen een motief in de vorm van een V van Volker. Vorstpannen op de nok. De houten daklijsten en de omtimmerde goten rusten op houten geprofileerde klossen. Het noordelijke dakvlak heeft geen V-motief ter plaatse van de keukenaanbouw van kort na 1931. In het noordelijke dakvlak is een diepe inham die de scheidslijn markeert tussen de voormalige onderbaaswoning en de privaten van de vissers. In dit dakvlak bevinden zich diverse kleine schoorstenen, twee veluxramen (uit 1992) en twee originele hooggeplaatste dakraampjes. In het zuidelijke dakvlak bevinden zich links en rechts twee dakkapellen met zadeldakje (rechts uit 1992) en twee eveneens originele hooggeplaatste dakraampjes. Voor beide woningen is op de nok een gemetselde schoorsteen voorzien en in het midden bevindt zich een moderne dubbelwandige stalen schoorsteen.

    Bijgebouwen

    Aan de zuidkant van de keet (nabij nr. 49) bevindt zich een huisje/logeerkamer. Dit was oorspronkelijk de pisbak voor de vissers.

    Aan de oostkant (nabij nr. 47) bevindt zich een gemetseld schuurtje dat dienst deed als washok en bijkeuken. Het staat op een vierkante grondslag met een lessenaardak van golfplaten. Het schuurtje heeft links een houten strokendeur en een bolkozijn met oren, aan de voorzijde een strokendeur en rechts een kruiskozijntje met stenen onderdorpel.

    Beschrijving interieur Volkskeet

    De structuur van de voorste woning (nr. 49) is grotendeels bewaard gebleven. Achter de entree ontsluit een gang links de gemoderniseerde keuken en rechts de woonkamer (het voormalige directieverblijf). Achterin de hal leidt een moderne open trap naar de zolderverdieping. Hiervan is geen opname gemaakt. In het verlengde van de hal ligt een achterkamer/eetkamer, die oorspronkelijk onderdeel was van het vissersverblijf. Links is een badkamer en toilet en een portaal met doorgang naar de schuur (voorheen buitenprivaten). In de woonkamer bevindt zich een origineel stucplafond en paneeldeur.

    Alle overige vertrekken zijn gemoderniseerd.

    Op de verdieping bevinden zich twee kleine kamers aan de kopse kant (boven de woonkamer en hal) en een grote kamer boven de eetkamer.

    Van het interieur van de achterste woning (nr. 47) is geen opname gemaakt. Bekend is dat de woning weliswaar van gelijke grootte was als de voormalige ruimtes voor de directieleden, maar soberder van opzet. Er is ooit sprake geweest van een opkamer, deze is niet meer aanwezig. In de woonkamer is een originele schoorsteenmantel bewaard gebleven.

    Beschrijving perceel Volkskeet

    De Volkskeet ligt op een woonheuvel die aansluit op de dam langs het Otterkanaal en het graspad/kade van de polder. Het gebouw is bereikbaar via de Ottersluis en een kade met tegelpad. De tuinen liggen onderaan de woonheuvel.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex van de zalmzegenvisserij is van cultuurhistorische waarde als representant van de geïndustrialiseerde zalmvisserij die eind 19e eeuw opkwam in de Nieuwe Merwede en standhield tot begin jaren '30 van de 20e eeuw. Met grote drijfnetten (de zegen), stoomsleepboten en stoommachines werd gevist op zalm, steur en elft.

    De cultuurhistorische waarde betreft zowel het omkade terrein zelf, als de relicten en de bebouwingen behorend bij de zalmzegenvisserij, die bedreven werd van ca 1870 tot 1931. Hieronder vallen een volkskeet annex onderbazenwoning annex directieverblijf uit 1887 met schuurtje en een boetkeet uit 1887, een graspad of -kade, de zegenkade, een windas, een cirkelvormig tredstraatje, het hang en een zegenboot.

    Architectonische waarde

    De volkskeet met bijbehorende schuurtjes en de boetkeet zijn van architectuurhistorisch belang vanwege de onlosmakelijke band met de zalmzegenvisserij. De volkskeet is bovendien van architectonische waarde als vermoedelijk ontwerp van de Rotterdamse architect W.C. Coepijn.

    Situering

    Alle hierboven genoemde terreinen, relicten en bebouwingen hebben ensemblewaarde in relatie tot de zalmzegenvisserij op de Noordwal en de daarvan in het landschap zichtbare restanten.

    Het complex is onlosmakelijk verbonden met de aanleg van de Nieuwe Merwede en de geschiedenis van de Ottersluis en de polder de Nieuwe Kat en kende een tegenhanger op de tegenovergelegen oever, de Zuidwal.

    Gaafheid

    Het terrein met kades, dijken, windas, tredstraatje, spil en hang is nog duidelijk herkenbaar als werkgebied van de zalmzegenvisserij. De bebouwingen van volkskeet en boetkeet zijn grotendeels ongewijzigd gebleven.

    Unieke waarde

    Dit visserijcomplex op de Noordwal (noordoever) van de Nieuwe Merwede kende oorspronkelijk een tegenhanger op de Zuidwal (de zuidoever). Van deze tegenhanger zijn geen restanten meer aanwezig, in tegenstelling tot het complex op de Noordwal. Op de Noordwal zijn nog zoveel restanten en gebouwen aanwezig dat zij als ensemble/complex nog altijd bij elkaar het verhaal van de zalmzegenvisserij kunnen vertellen.

    Het complex met restanten, relicten en bebouwingen is daarnaast het enige overgebleven en behoorlijk gaaf bewaarde complex van geïndustrialiseerde zalmvisserij in Nederland.

    Publicaties

    • Rob Haan e.a., De onherbergzame Biesbosch: over griendketen, woonarken en kooihuizen in de Dordtse en Brabantse Biesbosch, Raamsdonksveer 2002.
    • Rob Haan, De zalmvisserij op het Bergsche Veld en de Nieuwe Merwede (1), tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2014.
    • Rob Haan, De zalmvisserij op het Bergsche Veld en de Nieuwe Merwede (2): De zalmzegenvisserij, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2014.
    • C. Weltevrede, De Zalmzegenvisserij 'De Nieuwe Merwede': een bedrijfsgeschiedenis, afstudeerscriptie, Dordrecht 1979.
    • W. van Wijk, Heden en verleden van zalm en zegen in de Biesbosch, Dordrecht 1991.

    Bijlage


  • Ottersluis 51
    • Datering: 1888
    • Oorspronkelijke functie: Sluiswachterswoning
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3329KL

     

    Algemene beschrijving

    Schutsluiscomplex dat is aangelegd rond 1864. Het complex vormt samen met het Helsluiscomplex de enige directe verbinding tussen Beneden Merwede en Nieuwe Merwede, dwars door de Sliedrechtse Biesbosch. De bescherming betreft de schutsluis, de twee woningen en de oriëntatiepaal op de oostelijke kade.

    Historie gebied

    Het huidige gebied van de Sliedrechtse Biesbosch was eeuwenlang onderdeel van de 'Groote Waard', het achterland van de stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 veranderde het ondergelopen land in een zoetwater getijdengebied. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen zijn op 17e-eeuwse kaarten zichtbaar als 'Opgecomen landen'. In de 18e, maar vooral vanaf begin 19e eeuw werden nieuwe polders aangelegd, grotendeels ontsloten door de bestaande watergangen.

    Met de aanleg van de Nieuwe Merwede halverwege de 19e eeuw werden in de Sliedrechtse Biesbosch alle aanwezige killen afgedamd. Zo werd overtollig water buiten de Biesbosch gehouden en weggeleid via de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede. Door de Sliedrechtse Biesbosch liepen vele gebieds- en eigendomsgrenzen: het westelijk deel was Dordts grondgebied, het middendeel behoorde tot de gemeente Sliedrecht en de meest oostelijke punt met de Kop van de Oude Wiel, viel onder Werkendam.

    Na de gemeentelijke herindeling in 1970 en na de sluiting van het Haringvliet is men begonnen met de ontpoldering van landbouwenclaves in het kader van 'Ruimte voor de Rivier'. De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebieden en het recreatiepark de 'Hollandsche Biesbosch'. Bebouwing is schaars en omvat een paar boerderijen, griendketen en opzichters- of dienstwoningen.

    Ligging

    Het complex ligt op grond die oorspronkelijk de meest zuidwestelijke punt vormde van het onbedijkte gebied 'Kikvorsch of Otter'. Onder deze punt kwamen het Wantij, de Kikvorschkil en de Groote Hel (later Nieuwe Merwede) samen. Met de aanleg van de sluis werden de Kikvorschkil en het Wantij afgedamd. De schutsluis zorgt voor de doorvaart van de Nieuwe Merwede naar het in 1864 gegraven Otterkanaal. De woningen zijn aan weerszijden van de schutkolk gebouwd op de binnenhoofden van de sluis, op heuvels van 2.70 m. + NAP.

    Hoofdvorm

    Dubbelkerende schutsluis met twee sluishoofden, twee stel puntdeuren, een rolvoetbrug en een groene schutkolk. De woningen zijn gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder zadeldak. Beide woningen zijn eind vorige eeuw uitgebreid met een loods. De aanbouwen aan de achterzijde zijn geheel vernieuwd. Deze aanbouwen en loodsen vallen niet onder de bescherming.

    Bouwgeschiedenis

    De aanleg van de Nieuwe Merwede die rond 1850 van start ging, was een onderdeel van de waterstaatkundige werken van ingenieur Jan Blanken. Om de Sliedrechtse Biesbosch toegankelijk te houden en een verbinding tussen de twee rivieren te realiseren werden in 1864 twee met elkaar in verbinding staande schutsluizen gebouwd: de Helsluis (rijksmonument) in het noorden en de Ottersluis in het zuiden. Beide sluizen werden gebouwd als 'groene sluizen': hun kommen werden uitgevoerd met een basaltglooiing en daarboven met gras begroeide bermen. Om het Wantij en de Kikvorschkil weer met elkaar te verbinden, werd het Otterkanaal gegraven ten noorden van de sluis. In eerste instantie werd naast de sluis één woning gebouwd. In 1888 werden de huidige woningen aan weerszijden gerealiseerd. Omdat de sluis 24 uur per dag bemand moest worden werden twee dienstwoningen gebouwd ter afwisseling van de wacht. In het bestek van 1888 staat omschreven dat de bestaande woningen geheel afgebroken en opgeruimd moesten worden. De woningen werden in de loop van de tijd diverse keren aangepast.

    Eind jaren twintig van de vorige eeuw werd de voorgevel, die beëindigd werd door een dakschild, doorgetrokken tot een puntgevel. Eind jaren zeventig en in de jaren tachtig zijn de woningen gemoderniseerd en bestaande bergingen vervangen door de huidige loodsen.

    De sluis en omringende werken zijn doorlopend vernieuwd. In 1910 werd een ijzeren rolbrug aangebracht voor voetverkeer over het binnenhoofd van de sluis. In 1933 werd de sluis grondig gerenoveerd. Sluishoofden en beschoeiingen werden voorzien van gewapend beton, sluisdeuren werden vervangen en de steenglooiing werd geheel vernieuwd. De voetbrug werd vervangen en verplaatst naar het buitenhoofd. Jarenlang werd de sluis handmatig bediend, totdat eind jaren zeventig overgegaan werd op mechanische bediening. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zijn diverse delen van de sluis vernieuwd, waaronder de houten sluisdeuren. De jaartallen staan aangegeven in de deuren.

    Beschrijving exterieur woningen

    De woningen liggen recht tegenover elkaar en zijn identiek, maar spiegelbeeldig uitgevoerd. Door latere verbouwingen verschillen de woningen enigszins van elkaar.In de witgepleisterde gevels bevinden zich originele getoogde vensteropeningen. Kozijnen, ramen en waterdorpels zijn gemoderniseerd. De hoeken van de gevels zijn voorzien van pilasters die beëindigd worden door de doorgetrokken houten, geprofileerde gevellijst van de zijgevels. De gevels zijn voorzien van een licht uitstekende, hoge plint. De dakbedekking van beide woningen is gemoderniseerd. In de zijgevels zijn smeedijzeren muurankers aangebracht ter hoogte van de zoldervloer.

    Gevels Ottersluis 51

    De voorgevel, een kopgevel, heeft geheel rechts de gevelopening van de voormalige voordeur met daarnaast twee vensters. De entree tot de woning is verschoven naar de nieuwe loods aan de zijkant. De getoogde gevelopening van de oude voordeur is later rechtgemaakt. In de top bevindt zich het venster dat in de jaren twintig is geplaatst bij het wijzigen van deze gevel. Het dak wordt beëindigd door een houten windveer.

    De achtergevel van de woning wordt deels aan het zicht onttrokken door de moderne aanbouw van één bouwlaag. De gevel is uitgevoerd als tuitgevel en voorzien van één venster in de top, vermoedelijk nog met origineel kozijn en raam.

    De linkerzijgevel (noord) heeft links één getoogde vensteropening en rechts een vermoedelijk later aangebracht kleiner venster.

    De rechterzijgevel (zuid) heeft één getoogde vensteropening, dicht tegen de achterzijde aan. De loods die tegen de achterste hoek van de gevel aangebouwd is vormt een verbinding met de gemoderniseerde aanbouw aan de achterzijde.

    Beschrijving interieur Ottersluis 51

    Door het verplaatsen van de entree is de oorspronkelijke voordeur in onbruik geraakt. De gang vanuit deze entree richting keuken is gehandhaafd met aan de voorzijde de woonkamer. De gang heeft een wandbetegeling van gele tegels met een zwarte rand, die typerend is voor de jaren dertig. In deze woning zijn ook nog enkele paneeldeuren aanwezig. In de hoek van de voorkamer bevindt zich de originele trap naar zolder. De zolder is later verdeeld in twee kamers en een overloop. De houten trapleuning en het traphek op zolder zijn origineel.

    Beschrijving perceel

    De woningen werden in 1888 gebouwd op bestaande heuvels die tijdens de bouw van de sluis in 1864 waren aangelegd. De bewoners van de voormalige dienstwoningen zijn ten dele eigenaar van de gronden rondom de woning en hebben deze naar eigen behoeven ingericht. Voor de woning op nummer 51 staan twee oude leilindes. Ten noordwesten van deze woning is een klein bakstenen dienstgebouw geplaatst. Nabij het oostelijke buitenhoofd staat een zogenaamde hoekpuntpaal van basalt. In de kop is één keer het paalnummer 15 gebeiteld aan de zijde gericht op de Nieuwe Merwede. De paal werd gebruikt bij de driehoeksmetingen van Rijkswaterstaat, een systeem dat tijdens de aanleg van de Nieuwe Merwede nog volop in gebruik was en ook op rivierkaarten werd aangeduid. Rondom de sluis zijn nog enkele oude bolders aanwezig evenals een oude waterpeilmeter.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex Ottersluis heeft cultuurhistorische waarde als 'groene' sluis die samen met de Helsluis in 1864 gebouwd werd als ontsluiting van de Nieuwe Merwede naar de Beneden Merwede in samenhang met de waterstaatkundige werken in dit gebied van ingenieur Jan Blanken. Het is de enige dwarsverbinding in de Sliedrechtse Biesbosch.

    Het complex is van belang als bewaard gebleven 19e-eeuws kunstwerk dat, ondanks de vele noodzakelijke moderniseringen, een grote herinneringswaarde heeft als belangrijke toegang naar het voormalige landbouw- en griendwerkersgebied.

    Architectonische waarde

    De schutsluis is van belang als onderdeel van het industrieel erfgoed van het Eiland van Dordrecht. Typologisch is de sluis van belang als zeldzaam bewaard gebleven 'groene' sluis waarbij de schutkolk voorzien is van een met gras begroeide helling met basaltglooiing. De woningen hebben architectuurhistorische waarde als laat 19e eeuwse dienstwoningen met kenmerkende onderdelen waaronder de getoogde gevelopeningen en de geprofileerde gevellijsten.

    Het interieur is van belang door de bewaard gebleven structuur van de oorspronkelijke woning met gang, voor- en achterkamer en trap naar zolder.

    Situering

    De ensemblewaarde van het complex is groot, zowel binnen het Ottersluiscomplex zelf als in samenhang met het Helsluiscomplex, de Beneden Merwede, de Nieuwe Merwede, het Wantij, de Kikvorskil en de gehele Sliedrechtse Biesbosch. Het is letterlijk een entreepoort tot een verder vrij ontoegankelijk gebied.

    Op het terrein rondom de sluis en de woningen zijn een aantal elementen van belang, waaronder de hoekpuntpaal, de leilindes, de oude bolders en de waterpeilmeter. De positie van de hoekpuntpaal was cruciaal binnen het driehoeksmeetsysteem.

    Gaafheid

    Hoewel zowel de schutsluis als de woningen enkele malen grondig gerenoveerd zijn, doet dit geen afbreuk aan de waarde van het complex als geheel. De renovatie van de sluis in 1933 en het wijzigen van de bedieningstechniek naar elektrische bediening zijn de meest ingrijpende veranderingen geweest. De sluis heeft nog steeds zijn karakteristieke rolbrug.

    Op het terrein is voor de sluiswachter een dienstgebouw geplaatst aan de oostzijde van het complex. De voormalige dienstwoningen zijn in gebruik als particuliere woningen. Het casco, de bouwvolumes en de structuur van de woningen zijn gaaf bewaard gebleven.

    Unieke waarde

    De Ottersluis en de Helsluis zijn de enige schutsluizen op het Eiland van Eiland. Beide hebben zij hun oorspronkelijke functie behouden en zijn als complexen nog intact.

    Publicaties

    • W. van Wijk. Ik hoor hier. Portret van de Biesbosch en zijn bewoners. Kampen 1989.
    • W. van Wijk. Het Biesboschboek. Zwolle 2009.
    • W. van Wijk. Zes eeuwen Biesbosch in 78 kaarten. Historische Atlas van de Biesbosch. Dordrecht 2013.

    Bijlage


  • Ottersluis 53
    • Datering: 1888
    • Oorspronkelijke functie: Sluiswachterswoning
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3329KL

     

    Algemene beschrijving

    Schutsluiscomplex dat is aangelegd rond 1864. Het complex vormt samen met het Helsluiscomplex de enige directe verbinding tussen Beneden Merwede en Nieuwe Merwede, dwars door de Sliedrechtse Biesbosch. De bescherming betreft de schutsluis, de twee woningen en de oriëntatiepaal op de oostelijke kade.

    Historie gebied

    Het huidige gebied van de Sliedrechtse Biesbosch was eeuwenlang onderdeel van de 'Groote Waard', het achterland van de stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 veranderde het ondergelopen land in een zoetwater getijdengebied. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen zijn op 17e-eeuwse kaarten zichtbaar als 'Opgecomen landen'. In de 18e, maar vooral vanaf begin 19e eeuw werden nieuwe polders aangelegd, grotendeels ontsloten door de bestaande watergangen.

    Met de aanleg van de Nieuwe Merwede halverwege de 19e eeuw werden in de Sliedrechtse Biesbosch alle aanwezige killen afgedamd. Zo werd overtollig water buiten de Biesbosch gehouden en weggeleid via de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede. Door de Sliedrechtse Biesbosch liepen vele gebieds- en eigendomsgrenzen: het westelijk deel was Dordts grondgebied, het middendeel behoorde tot de gemeente Sliedrecht en de meest oostelijke punt met de Kop van de Oude Wiel, viel onder Werkendam.

    Na de gemeentelijke herindeling in 1970 en na de sluiting van het Haringvliet is men begonnen met de ontpoldering van landbouwenclaves in het kader van 'Ruimte voor de Rivier'. De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebieden en het recreatiepark de 'Hollandsche Biesbosch'. Bebouwing is schaars en omvat een paar boerderijen, griendketen en opzichters- of dienstwoningen.

    Ligging

    Het complex ligt op grond die oorspronkelijk de meest zuidwestelijke punt vormde van het onbedijkte gebied 'Kikvorsch of Otter'. Onder deze punt kwamen het Wantij, de Kikvorschkil en de Groote Hel (later Nieuwe Merwede) samen. Met de aanleg van de sluis werden de Kikvorschkil en het Wantij afgedamd. De schutsluis zorgt voor de doorvaart van de Nieuwe Merwede naar het in 1864 gegraven Otterkanaal. De woningen zijn aan weerszijden van de schutkolk gebouwd op de binnenhoofden van de sluis, op heuvels van 2.70 m. + NAP.

    Hoofdvorm

    Dubbelkerende schutsluis met twee sluishoofden, twee stel puntdeuren, een rolvoetbrug en een groene schutkolk. De woningen zijn gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder zadeldak. Beide woningen zijn eind vorige eeuw uitgebreid met een loods. De aanbouwen aan de achterzijde zijn geheel vernieuwd. Deze aanbouwen en loodsen vallen niet onder de bescherming.

    Bouwgeschiedenis

    De aanleg van de Nieuwe Merwede die rond 1850 van start ging, was een onderdeel van de waterstaatkundige werken van ingenieur Jan Blanken. Om de Sliedrechtse Biesbosch toegankelijk te houden en een verbinding tussen de twee rivieren te realiseren werden in 1864 twee met elkaar in verbinding staande schutsluizen gebouwd: de Helsluis (rijksmonument) in het noorden en de Ottersluis in het zuiden. Beide sluizen werden gebouwd als 'groene sluizen': hun kommen werden uitgevoerd met een basaltglooiing en daarboven met gras begroeide bermen. Om het Wantij en de Kikvorschkil weer met elkaar te verbinden, werd het Otterkanaal gegraven ten noorden van de sluis. In eerste instantie werd naast de sluis één woning gebouwd. In 1888 werden de huidige woningen aan weerszijden gerealiseerd. Omdat de sluis 24 uur per dag bemand moest worden werden twee dienstwoningen gebouwd ter afwisseling van de wacht. In het bestek van 1888 staat omschreven dat de bestaande woningen geheel afgebroken en opgeruimd moesten worden. De woningen werden in de loop van de tijd diverse keren aangepast.

    Eind jaren twintig van de vorige eeuw werd de voorgevel, die beëindigd werd door een dakschild, doorgetrokken tot een puntgevel. Eind jaren zeventig en in de jaren tachtig zijn de woningen gemoderniseerd en bestaande bergingen vervangen door de huidige loodsen.

    De sluis en omringende werken zijn doorlopend vernieuwd. In 1910 werd een ijzeren rolbrug aangebracht voor voetverkeer over het binnenhoofd van de sluis. In 1933 werd de sluis grondig gerenoveerd. Sluishoofden en beschoeiingen werden voorzien van gewapend beton, sluisdeuren werden vervangen en de steenglooiing werd geheel vernieuwd. De voetbrug werd vervangen en verplaatst naar het buitenhoofd. Jarenlang werd de sluis handmatig bediend, totdat eind jaren zeventig overgegaan werd op mechanische bediening. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zijn diverse delen van de sluis vernieuwd, waaronder de houten sluisdeuren. De jaartallen staan aangegeven in de deuren.

    Beschrijving exterieur woningen

    De woningen liggen recht tegenover elkaar en zijn identiek, maar spiegelbeeldig uitgevoerd. Door latere verbouwingen verschillen de woningen enigszins van elkaar.In de witgepleisterde gevels bevinden zich originele getoogde vensteropeningen. Kozijnen, ramen en waterdorpels zijn gemoderniseerd. De hoeken van de gevels zijn voorzien van pilasters die beëindigd worden door de doorgetrokken houten, geprofileerde gevellijst van de zijgevels. De gevels zijn voorzien van een licht uitstekende, hoge plint. De dakbedekking van beide woningen is gemoderniseerd. In de zijgevels zijn smeedijzeren muurankers aangebracht ter hoogte van de zoldervloer.

    Gevels Ottersluis 53

    De voorgevel, een kopgevel, heeft geheel links de gevelopening van de voormalige voordeur met daarnaast twee vensters. De entree tot de woning is verschoven naar de nieuwe loods aan de zijkant. In de top bevindt zich het venster dat in de jaren twintig is geplaatst bij het wijzigen van deze gevel. Het venster bestaat uit een origineel kozijn voorzien van dubbel raam met horizontale roede. Het dak wordt beëindigd door gevelpannen.

    De achtergevel van de woning wordt deels aan het zicht onttrokken door de moderne aanbouw van één bouwlaag. De gevel is uitgevoerd als tuitgevel en voorzien van één geheel vernieuwd venster in de top.

    De rechterzijgevel (noord) heeft rechts één getoogde vensteropening met links een getoogd blindvenster. Geheel links op de gevel bevindt zich een bout die volgens eigenaar nog lange tijd gebruikt werd door landmeters.

    De linkerzijgevel (zuid) heeft één getoogde vensteropening, dicht tegen de achterzijde aan. De loods die tegen de achterste hoek van de gevel aangebouwd is vormt een verbinding met de gemoderniseerde aanbouw aan de achterzijde.

    Beschrijving interieur Ottersluis 53

    Door het verplaatsen van de entree is de oorspronkelijke voordeur in onbruik geraakt. De gang vanuit deze entree richting keuken is gehandhaafd met aan de voorzijde de woonkamer. In de hoek van deze voorkamer bevindt zich de trap naar zolder. De keuken is verplaatst naar de aanbouw. In de achterkamer bevindt zich een luik naar een kleine kelder die in 1888 is aangelegd. De zolder is later verdeeld in twee kamers en een overloop. De houten trapleuning en het traphek op zolder zijn origineel.

    Beschrijving perceel

    De woningen werden in 1888 gebouwd op bestaande heuvels die tijdens de bouw van de sluis in 1864 waren aangelegd. De bewoners van de voormalige dienstwoningen zijn ten dele eigenaar van de gronden rondom de woning en hebben deze naar eigen behoeven ingericht. Voor de woning op nummer 51 staan twee oude leilindes. Ten noordwesten van deze woning is een klein bakstenen dienstgebouw geplaatst. Nabij het oostelijke buitenhoofd staat een zogenaamde hoekpuntpaal van basalt. In de kop is één keer het paalnummer 15 gebeiteld aan de zijde gericht op de Nieuwe Merwede. De paal werd gebruikt bij de driehoeksmetingen van Rijkswaterstaat, een systeem dat tijdens de aanleg van de Nieuwe Merwede nog volop in gebruik was en ook op rivierkaarten werd aangeduid. Rondom de sluis zijn nog enkele oude bolders aanwezig evenals een oude waterpeilmeter.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex Ottersluis heeft cultuurhistorische waarde als 'groene' sluis die samen met de Helsluis in 1864 gebouwd werd als ontsluiting van de Nieuwe Merwede naar de Beneden Merwede in samenhang met de waterstaatkundige werken in dit gebied van ingenieur Jan Blanken. Het is de enige dwarsverbinding in de Sliedrechtse Biesbosch.

    Het complex is van belang als bewaard gebleven 19e-eeuws kunstwerk dat, ondanks de vele noodzakelijke moderniseringen, een grote herinneringswaarde heeft als belangrijke toegang naar het voormalige landbouw- en griendwerkersgebied.

    Architectonische waarde

    De schutsluis is van belang als onderdeel van het industrieel erfgoed van het Eiland van Dordrecht. Typologisch is de sluis van belang als zeldzaam bewaard gebleven 'groene' sluis waarbij de schutkolk voorzien is van een met gras begroeide helling met basaltglooiing. De woningen hebben architectuurhistorische waarde als laat 19e eeuwse dienstwoningen met kenmerkende onderdelen waaronder de getoogde gevelopeningen en de geprofileerde gevellijsten.

    Het interieur is van belang door de bewaard gebleven structuur van de oorspronkelijke woning met gang, voor- en achterkamer en trap naar zolder.

    Situering

    De ensemblewaarde van het complex is groot, zowel binnen het Ottersluiscomplex zelf als in samenhang met het Helsluiscomplex, de Beneden Merwede, de Nieuwe Merwede, het Wantij, de Kikvorskil en de gehele Sliedrechtse Biesbosch. Het is letterlijk een entreepoort tot een verder vrij ontoegankelijk gebied.

    Op het terrein rondom de sluis en de woningen zijn een aantal elementen van belang, waaronder de hoekpuntpaal, de leilindes, de oude bolders en de waterpeilmeter. De positie van de hoekpuntpaal was cruciaal binnen het driehoeksmeetsysteem.

    Gaafheid

    Hoewel zowel de schutsluis als de woningen enkele malen grondig gerenoveerd zijn, doet dit geen afbreuk aan de waarde van het complex als geheel. De renovatie van de sluis in 1933 en het wijzigen van de bedieningstechniek naar elektrische bediening zijn de meest ingrijpende veranderingen geweest. De sluis heeft nog steeds zijn karakteristieke rolbrug.

    Op het terrein is voor de sluiswachter een dienstgebouw geplaatst aan de oostzijde van het complex. De voormalige dienstwoningen zijn in gebruik als particuliere woningen. Het casco, de bouwvolumes en de structuur van de woningen zijn gaaf bewaard gebleven.

    Unieke waarde

    De Ottersluis en de Helsluis zijn de enige schutsluizen op het Eiland van Eiland. Beide hebben zij hun oorspronkelijke functie behouden en zijn als complexen nog intact.

    Publicaties

    • W. van Wijk. Ik hoor hier. Portret van de Biesbosch en zijn bewoners. Kampen 1989.
    • W. van Wijk. Het Biesboschboek. Zwolle 2009.
    • W. van Wijk. Zes eeuwen Biesbosch in 78 kaarten. Historische Atlas van de Biesbosch. Dordrecht 2013.

    Bijlage


  • Ottersluis 55
    • Naam: Hoeve Otterpolder
    • Datering: ca. 1865
    • Oorspronkelijke functie: Opzichterswoning
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3329KL

     

    Algemene beschrijving

    Hoeve bestaande uit een woning verbonden met schuur en achterliggend vrijstaand bijgebouw. Het complex is gebouwd op een terp in de Otterpolder. De hoeve is in gebruik.

    Historie gebied

    Het huidige gebied van de Sliedrechtse Biesbosch was eeuwenlang onderdeel van de 'Groote Waard', het achterland van de stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 veranderde het ondergelopen land in een zoetwater getijdengebied. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen zijn op 17e-eeuwse kaarten zichtbaar als 'opgecomen landen'. In de 18e, maar vooral vanaf begin 19e eeuw werden nieuwe polders aangelegd, grotendeels ontsloten door de bestaande watergangen. Met de aanleg van de Nieuwe Merwede halverwege de 19e eeuw werden in de Sliedrechtse Biesbosch alle aanwezige killen afgedamd. Zo werd overtollig water buiten de Biesbosch gehouden en weggeleid via de Beneden-Merwede en de Nieuwe Merwede. Door de Sliedrechtse Biesbosch liepen vele gebieds- en eigendomsgrenzen: het westelijk deel was Dordts grondgebied, het middendeel behoorde tot de gemeente Sliedrecht en de meest oostelijke punt met de Kop van de Oude Wiel, viel onder Werkendam.

    Na de gemeentelijke herindeling in 1970 en na de sluiting van het Haringvliet is men begonnen met de ontpoldering van landbouwenclaves in het kader van 'Ruimte voor de Rivier'. De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebieden en het recreatiepark de 'Hollandsche Biesbosch'. Bebouwing is schaars en omvat een paar boerderijen, griendketen en opzichters- of dienstwoningen.

    Ligging

    De hoeve ligt op een terp nabij de Ottersluis en de Kop van 't Land. Bij de bouw van de Ottersluis in 1864, werd het Otterkanaal gegraven als nieuwe verbinding tussen het Wantij en de Kikvorschkil. De noordelijke kade van dit kanaal werd aangelegd op gronden van de Kikvorsch- of Ottergriend, een gebied dat langzaamaan ingepolderd werd. Bij het omkaden werd voorzien in een terp op de zuidwestelijke hoek van de nieuwe Otterpolder, op de plek waar het kanaal en het Wantij samenkomen. De polder is alleen per boot bereikbaar. De hoeve is de laatste 'vaarboerderij' op het Eiland van Dordrecht die nog op deze wijze in gebruik is.

    Hoofdvorm

    De hoeve bestaat uit een grote schuur onder zadeldak met de nok evenwijdig aan het Otterkanaal. Aan de noordzijde bevindt zich in het verlengde van de schuur het oudste bouwvolume op vierkante plattegrond van één bouwlaag met een zolder onder later gebouwde mansardekap. Tegen dit volume aan bevindt zich aan de oostzijde een kleine uitbouw onder plat dak. Deze uitbouw valt niet onder de bescherming. Naast het volume, in het verlengde van de voorzijde van de schuur, bevindt zich de rond 1900 gebouwde woning op rechthoekige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder mansardedak. Achter de hoeve, aan de noordzijde, staat een vrijstaande schuur op een bijna vierkante plattegrond voorzien van een schilddak.

    Bouwgeschiedenis

    De oudste kern van de hoeve bevindt zich aan de noordoostzijde waar nu de keuken is gevestigd en een deel van de stal zich bevindt. Oorspronkelijk was de bebouwing bestemd voor de opzichter van de polder die geheel in gebruik kon worden genomen na het graven van het Otterkanaal in 1864. De polder was in particulier eigendom van de familie Tiedeman uit Princenhage die de verschillende stukken grond verpachtte. Vanaf het begin was een lid van de familie Stoop verbonden aan de polder als opzichter. In 1898 betrok de grootvader van de huidige pachter de woning. Een deel van het bouwland was voor eigen gebruik. Rond 1900 werd de bestaande bebouwing uitgebreid met de woonvertrekken richting Otterkanaal en met de verlenging van de schuur. Ook werd in deze periode de schuur achter de hoeve gebouwd, ook wel 'het machine' genoemd. Achterin liep een groot rad dat werd aangedreven door een paard. Deze moest zorgen voor een betere ontwatering van de polder. Het rad is verwijderd, omdat het niet afdoende werkte.

    Tijdens de watersnoodramp van 1953 heeft de hoeve wat schade geleden. Dit betrof voornamelijk de kopgevel op het westen die opnieuw is opgetrokken in metselwerk. De huidige pachter, Piet Stoop, bewoont de hoeve. Hij heeft zich toegelegd op het houden van schapen en enkele koeien. Nog steeds is hij afhankelijk van het transport over water, wat hem uniek maakt als laatste vaarboer van Dordrecht. De gronden en de hoeve zijn inmiddels in eigendom van Staatsbosbeheer. De toekomst van de hoeve is onzeker door het aflopen van de erfpacht in 2018.

    Beschrijving exterieur bouwmassa ca. 1865

    Aan de noordzijde, in het verlengde van de schuur, bevindt zich een deel van de oude kern van de hoeve. De gevels zijn opgetrokken in baksteen in kruisverband. Vanaf het niveau van de zoldervloer is het metselwerk van een latere datum. De dakbedekking van het mansardedak is geheel vernieuwd. In de noordgevel bevinden zich een opgeklampte deur met bovenlicht en een lichtgetoogde vensteropening. Het houten kozijn is voorzien van een schuifraam. De oostgevel wordt deels aan het zicht onttrokken door een latere aanbouw onder plat dak (datum onbekend). Rechts van deze aanbouw bevindt zich een rechthoekig schuifvenster.

    Beschrijving exterieur uitbreiding woning ca. 1900

    Aan de zuidzijde, in het verlengde van de schuur is rond 1900 de woning uitgebreid. De achtergevel wordt deels aan het zicht onttrokken door de jongere aanbouw. De gevels zijn gemetseld in staand verband met gesneden voegen en staan op een hoge stenen plint. De vensteropeningen zijn alle getoogd uitgevoerd en voorzien van een gedecoreerd spaarveld en een gefrijnd hardstenen waterdorpel. Het mansardedak is gedekt met blauw gesmoorde kruispannen. Op de nok staat op beide uiteinden een gemetselde schoorsteen.

    De kopgevel heeft links een schuifvenster op begane grondniveau en een venster in de top. De voorgevel is voorzien van een gemoderniseerde voordeur met bovenlicht, links twee schuifvensters en rechts een T-venster. De gevel wordt beëindigd door een stenen lijst met daarboven de houten, geprofileerde betimmering van de goot, afgewerkt met zinken kraal.

    Beschrijving exterieur stal ca. 1900-1953 (klein deel 1865)

    De gevels van de stal bestaan deels uit metselwerk en deels uit houten gepotdekselde delen. De dakbedekking is aan de voorzijde vernieuwd met grijze en lichtgrijze golfplaten. De achterzijde is voorzien van een rieten dakbedekking. De voorgevel wordt links voor de helft aan het zicht onttrokken door later gebouwde uitbreidingen. Deze uitbreidingen vallen niet onder de bescherming. Rechts is de gevel opgebouwd uit metselwerk in staand verband tot het niveau van de hooizolder met daarboven houten geveldelen. Op de scheiding van metselwerk en hout zijn smeedijzeren muurankers aangebracht met daaronder lichte steunberen. In de twee muurvelden links bevindt zich een getoogde staldeur. Geheel rechts is ook een entree naar de stal. In het houten gevelgedeelte zijn luiken aanwezig voor berging van het hooi.

    De achtergevel bestaat uit een gemetselde borstwering die na de watersnoodramp is aangebracht. Boven het metselwerk is de gevel bekleed met houten delen. In de gevel bevinden zich enkele houten opgeklampte deuren en houten vensters. Geheel links eindigt de gevel in ouder metselwerk dat doorloopt in de bouwmassa van ca. 1865.

    De kopgevel op het westen is na de watersnoodramp geheel nieuw gemetseld ter vervanging van een houten gevel. Centraal in de gevel staan twee hoge deuren onder betonnen latei met aan weerszijden een betonnen stalraam. Geheel rechts is een getoogde doorgang met daarnaast een gietijzeren stalraam. Het metselwerk in deze hoek lijkt ouder. De kopgevel op het oosten is deels zichtbaar tussen de daken van de twee mansardekappen. In het metselwerk zijn bouwsporen zichtbaar van een verdwenen schoorsteen.

    Beschrijving vrijstaande schuur ca. 1900

    De schuur, gebouwd als ruimte voor het rad met paard, was oorspronkelijk helemaal van hout. De borstwering is hier in 1953 vervangen door metselwerk. Het schilddak is voorzien van een rieten dakbedekking. De houten constructie is origineel. De plek van het rad is nog zichtbaar aan een stenen muurtje in de stalvloer.

    Beschrijving interieur woning

    Het originele interieur van de woning uit 1865 is vrijwel geheel bewaard gebleven. In het oudste gedeelte bevindt zich de keuken met een deur naar de stal. Het plafond bestaat uit een enkelvoudige houten balklaag. Het forse rookkanaal is voorzien van een eenvoudige schoorsteenmantel. De oude servieskast en de wasbak waarin de melkbussen werden gekoeld zijn bewaard gebleven. De zolder is in gebruik als opslag voor hooi.

    Vanuit de keuken leidt een smalle, hoge gang in het rond 1900 gebouwde gedeelte naar de voordeur. Originele paneeldeuren aan weerszijden geven toegang tot woonkamers, de kelder en de trap naar zolder. De kelder is mogelijk ouder en heeft een houten plafond en een vloer van gesmoorde tegels. De woonvertrekken aan de voorzijde zijn voorzien van plafonds van enkelvoudige houten balken, houten vloeren en een plafondhoge, houten kastenwand met onder andere ingebouwde bedsteden. De westelijke kamer was bestemd voor de eigenaar, deze kamer heeft een schouw in rood marmer uitgevoerd. Tussen de bedsteden is een servieskast aanwezig. In de oostelijke kamer bevindt zich achter de kastdeuren een toegang naar de kelder. In één bedstede is tegen de kopse kant een houten kinderwiegje geplaatst.

    De zolderverdieping bestaat uit twee vertrekken en een overloop. De gordingenkap met dakbeschot is geheel in het zicht gebleven. In de oostelijke kamer is een kastenwand aangebracht.

    Beschrijving interieur schuur

    Het oudste gedeelte van de schuur bevindt zich tegen de keuken. In een klein vertrek tegen de keukenmuur staat een grote schouw met links daarin een oven. Dit was de ruimte waarin de dagloners verbleven en eventueel bleven slapen. De driebeukige schuur bestaat uit vijf gebinten met driehoekspanten. Vermoedelijk is er sprake van hergebruik van hout voor een deel van de constructie. Centraal bevindt zich de deel met aan weerszijden in de noordelijke en zuidelijke beuk de stalruimten. Een groot deel boven de stallen is in gebruik als hooizolder.

    Beschrijving perceel

    Op de heuvel rondom de hoeve staan diverse opstallen die geen specifieke monumentale waarde hebben. Karakteristiek zijn de hoge bomen op de kop van de heuvel aan het water. Hier bevindt zich ook de 'entree' naar de hoeve: in de terp zijn stenen treden aangelegd om zo vanuit de boot het terrein op te komen.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De hoeve is van belang als voormalige polderwachterswoning die rond 1865 na het gereedkomen van de Otterpolder gebouwd is. De woning is rond 1900 uitgebreid tot het huidige complex. De hoeve heeft cultuurhistorische waarde als laatste vaarboerderij op het Eiland van Dordrecht die nog als zodanig in gebruik is. De vrijwel ongewijzigde situatie van de hoeve versterkt deze waarde.

    Architectonische waarde

    Het complex is van belang door de oudere kern van de hoeve uit 1865 in combinatie met de rond 1900 gebouwde uitbreiding. De herstelwerkzaamheden na 1953 doen geen afbreuk aan de kwaliteit van het complex. De vrijstaande schuur, 'het Machine', die rond 1900 gebouwd is, is van waarde door de originele houtconstructie en zichtbare sporen van het rad. De schuur is van waarde door de gebinten, waar mogelijk hergebruik van hout heeft plaatsgevonden en door de deels gemetselde, deels gepotdekselde gevels aan voor- en achterzijde. Bijzonder is de ruimte ingericht voor dagloners tegen de keuken aan. De uitbreiding van de woning is karakteristiek voor de periode en voorzien van een mansardedak gedekt met kruispannen. De statige voorgevel heeft getoogde vensteropeningen voorzien van schuiframen met gedecoreerde spaarvelden. Het interieur is van groot belang door de ongewijzigde structuur en de vele gaaf bewaard gebleven onderdelen, waaronder de gescheiden woonvertrekken voorzien van kastenwanden met bedsteden, kinderwiegje, de kelder en de inrichting van de keuken.

    Situering

    Het complex heeft ensemblewaarde in relatie tot de bijbehorende Otterpolder en het omringende water van het Wantij en het in 1864 gegraven Otterkanaal. Het complex heeft landschappelijke waarde als vrijstaande bebouwing op de hoek waar de twee watergangen samenkomen. Gelegen op de met bomen begrensde heuvel is het een karakteristiek herkenningspunt.

    Gaafheid

    Het exterieur van zowel de vrijstaande schuur, als de hoeve met woning is vrijwel geheel in originele staat. Het metselwerk van de kopgevel en achtergevel van de stal dateert van 1953. De dakbedekking van golfplaten die aan de voorzijde van de stal is aangebracht (na 1993), doet afbreuk aan de kwaliteit van het gevelbeeld. Het interieur van zowel de stal als de woning is van groot belang door de originele staat.

    Unieke waarde

    Het complex heeft een unieke waarde als laatste, nog in bedrijf zijnde vaarboerderij op het Eiland van Dordrecht. Het bewaard gebleven interieur en het vrijwel ongewijzigde exterieur weerspiegelen de situatie van rond 1900, hetgeen voor een hoeve op het Eiland van Dordrecht zeer uitzonderlijk is.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.
    • Deborah Paalman, Achter de gevel van Ottersluis 55,DiEP Magazine nr.7 2007.
    • Christine Weijs en Fietje Hoyer, Verleden en toekomst van Ottersluis 55: monument in de Otterpolder, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2022.

    Bijlage


  • Ottersluis (boetkeet)
    • Datering: 1881
    • Oorspronkelijke functie: Boetkeet
    • Bouwstijl: Traditionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Complex voor de zalmzegenvisserij op de toen net aangelegde Nieuwe Merwede, aangelegd tussen ca 1870 en 1908 en als zodanig in functie tot 1931. Het complex bestaat uit gebouwen en enkele bedrijfsrestanten op het terrein.

    Het omvat buitendijkse gebieden ten zuiden van de Otterpolder en het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat en bestaat uit:

    1. een voormalige volkskeet met drie gebruikseenheden: een woning voor de bovenbaas, een gedeelte voor de vissers en een gedeelte voor de directie.
    2. een boetkeet op het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat, met bijbehorende Hang voor het drogen van de netten.
    3. een ijzeren windas met een cirkelvormig tredstraatje, voor het binnenhalen van de netten.
    4. een zegenkade parallel aan de Nieuwe Merwede, met ijzeren rail waarlangs de netten werden binnengehaald en een graskade ter verbinding tussen de zegenkade met de haal en de volkskeet. Van de haal zijn geen sporen bewaard.

    Op het terrein is nog een bij het complex behorende metalen zegenboot aanwezig. Deze valt echter buiten deze beschrijving.

    Historie gebied

    Het huidige gebied van de Sliedrechtse Biesbosch was eeuwenlang onderdeel van de 'Groote Waard', het achterland van de stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 veranderde het ondergelopen land in een zoetwater getijdengebied. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen zijn op 17e-eeuwse kaarten zichtbaar als 'Opgecomen landen'. In de 18e, maar vooral vanaf begin 19e eeuw werden nieuwe polders aangelegd, grotendeels ontsloten door de bestaande watergangen. De Kikvorsch- of Otterpolder is in deze tijd ontstaan uit de gorzen ten zuiden van de Nieuwe Zuilespolder tussen de Kikvorschkil, de Rookekil en het Wantij.

    Met de aanleg van de Nieuwe Merwede tussen 1850 en 1897 werden in de Sliedrechtse Biesbosch alle aanwezige killen afgedamd. Zo werd overtollig water buiten de Biesbosch gehouden en weggeleid via de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede. Hiervoor legde Rijkswaterstaat in 1863-1864 een 600 meter lange dam en kanaal aan tussen de Boompolder en de polder Nieuwe Kat waarmee het Wantij en de Kikvorschkil werden afgesloten. Beide killen bleven bereikbaar voor de scheepvaart via de Ottersluis. Sinds de gemeentelijke herindeling in 1970 valt de Sliedrechtse Biesbosch onder de gemeente Dordrecht.

    De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebieden en het recreatiepark de 'Hollandsche Biesbosch'. Bebouwing is schaars en omvat een paar boerderijen, griendketen en opzichters- of dienstwoningen.

    Ligging

    Het terrein van het zalmcomplex omvat de buitendijkse gebieden ten zuiden van de Otterpolder, ten oosten van de Ottersluis en het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat aan de Nieuwe Merwede.

    De Volkskeet staat noordwestelijk op het terrein op een woonheuvel die tegen de dam van de Ottersluis en het Otterkanaal aan ligt. Vanuit de keet loopt een graspad of -kade naar het zuiden naar de oever van de Nieuwe Merwede; dit graspad eindigt bij de voormalige zegenkade. De oost-west lopende zegenkade loopt niet meer door tot de boetkeet, maar houdt op bij het zomerhuis 'Het Scholversnest' dat halverwege ligt. Op de westelijke punt van het terrein ligt een ijzeren windas met een tredstraatje.

    Van de haal aan de zegenkade zijn geen sporen bewaard. De boetkeet staat op de polder de Nieuwe Kat. Het gehele complex ligt buitendijks.

    Geschiedenis van de zalmvisserij

    Eeuwenlang werd zalm gevangen in kreken, killen en smalle riviertjes met behulp van steken: een soort schutting die vanuit bootjes en handmatig dwars in het watertje werd geplaatst en waarin de zalm zich klem zwom. Omdat de Nieuwe Merwede veel breder en dieper was, konden deze kleine steken niet meer geplaatst worden. Zo verdween deze viswijze aan het eind van de 19e eeuw en ontwikkelde zich een nieuwe en veel grootschaliger vorm van zalmvisserij met behulp van drijfnetten of zalmzegens, stoommachines en stoomschepen. Het net van 200 meter - de zegen genoemd - werd met het ene uiteinde op een ijzeren rail aan de oever vastgezet en met het andere uiteinde aan een stoomsleepboot. Het schip voer circa anderhalve kilometer de rivier op en liet zich vervolgens met het lange net mee terugvoeren op de ebstroom. Het net bleef rechtop staan met behulp van zegenstenen aan de onderkant en kurk aan de bovenkant. Bij de spil - halverwege de zegenkade - voer de sleepboot naar de oever zodat het net in een lus getrokken werd en de vis niet kon ontsnappen. De spil trok het net nog strakker aan zodat de vissers de zalm bij de haal - aan de westelijke punt van de zegenkade - uit de kleine lus konden scheppen.

    De Nederlandse overheid gaf de zalmvisserij vrij middels openbare verpachtingen. De eerste pacht in de Nieuwe Merwede werd in 1861 gegund aan de heer C. Horsman. Hij hield het niet lang vol, omdat de onderneming verliesgevend was. Na hem volgden verschillende pachters die met meer of minder succes de visserij verder ontwikkelden en professionaliseerden.

    In 1870 deed A. Volker Lzn iets verder stroomopwaarts een nieuwe poging. Op de westelijke punt van polder De Nieuwe Kat, waarvan hij de eigenaar was, legde hij een visserijkade aan met drie gebouwen erbij.

    In 1881 namen twee zalmhandelaren, de heren G. A. ten Houten en A.L. de Raadt, de visserij over. Bij hen gingen de zaken zo goed dat zij in 1887 besloten om de zalmzegenvisserij op de Noordwal te vergroten en uit te breiden naar de zuidelijke oever van de Nieuwe Merwede - de Zuidwal - zodat de netten nu van twee kanten de zalm konden insluiten. Op de noordelijke oever verlengden ze de zegenkade tot bij de Ottersluis en legden daar een nieuwe haal en spil aan die na 1896 met stoomkracht de zware netten binnenhaalden. De stoomspil trok het uiteinde van het zware net, dat midden in de rivier dreef, naar de oever zodat de grote lus ontstond. De paarden haalden bij de haal die grote lus beetje bij beetje naar de kant. De spil stond waar nu het zomerhuis 'Het Scholversnest' staat, de haal bij het stenen tredstraatje op de westelijke punt van de zegenkade, nabij de in 2014 gesloopte vakantiewoning 'De Zalmen'.

    In 1931 zwom er nog maar zo weinig zalm in de rivieren dat de zegenvisserij werd opgedoekt. De volksketen werden omgebouwd tot boerderijen voor de werkeloos geraakte visserijbazen. P. van Wijk kreeg de keet op de Noordwal toegewezen, A. Kok die op de Zuidwal. De boetkeet van de Noordwal werd door de firma Mak verkocht aan W. Kleijn Fzn, die het inrichtte als zomerhuis.

    Beschrijving object

    Boetkeet (en hang).

    Hoofdvorm

    De boetkeet staat op een heuvel en is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag onder een zadeldak. De nok staat haaks op de rivier de Nieuwe Merwede.

    Bouwgeschiedenis

    Op deze plek begon A. Volker in 1870 zijn zalmvisserij, waarvoor hij drie gebouwen neerzette. Deze lieten Ten Houten de De Raadt in 1881 vervangen door twee gebouwen - een grote boetkeet en een paardenloods. De paardenloods is gesloopt.

    De netten werden in de boetkeet geboet (= een net breien of knopen), gerepareerd en gewassen na gebruik. Daarna werden ze te drogen gehangen tussen de bomen langs het kreekje achter de paardenstal. Dit werd 't Hang genoemd, of de Hangsloot of Boetersloot. De boetkeet is in 1932 verkocht aan een van de aandeelhouders van de Maatschappij, W. Klein.

    Beschrijving exterieur boetkeet

    De boetkeet staat op een hoge gemetselde plint en is opgetrokken van gepotdekselde houten delen. Het zadeldak is belegd met betonpannen, een gemetselde schoorsteen in de nok en in het westelijke dakvlak voorzien van twee veluxramen. Alleen boven de entree is een dakgoot.

    Voorgevel

    De voorgevel is de lange gevelwand aan de zuidzijde. De deelbare houten voordeur bevindt zich links van het midden. Ter linker zijde hiervan is een breed zesruits vensters, rechts twee gemoderniseerde hoge zesruiters en een gietijzeren stalraam.

    Rechter zijgevel

    De oostelijke kopse kant heeft op de begane grond dubbele houten staldeuren waarachter een glaswand is gerealiseerd. In de nok bevindt zich een tweelichtvenster.

    Linker zijgevel

    De westelijke kopse kant staat op de helling van de heuvel en heeft derhalve een hogere plint. Op de begane grond zijn twee zesruits schuiframen met buitenluiken, op de zolderverdieping is een tweelichtvenster.

    Achtergevel

    Links bevindt zich een kleine uitbouw, vermoedelijk de wc. In het midden bevinden zich van links naar rechts een groot zesruitvenster, een klein en een groot kruiskozijn.

    Beschrijving interieur boetkeet

    Van het interieur is geen opname gemaakt.

    Beschrijving perceel boetkeet

    De keet staat op een ruime heuvel die ontsloten is via graskades langs de rivier de Nieuwe Merwede en het Otterkanaal. De keet is alleen langs de Ottersluis en de Volkskeet via deze grasdijken en de rivier en kreken bereikbaar.

    Achter de boetkeet is een ophoging, mogelijk een tweede heuvel, wellicht om vee in veiligheid te kunnen brengen bij hoog water. Hierachter ligt de kreek met de Hang.

    Er zijn geen sporen waargenomen van de gesloopte paardenstal.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex van de zalmzegenvisserij is van cultuurhistorische waarde als representant van de geïndustrialiseerde zalmvisserij die eind 19e eeuw opkwam in de Nieuwe Merwede en standhield tot begin jaren '30 van de 20e eeuw. Met grote drijfnetten (de zegen), stoomsleepboten en stoommachines werd gevist op zalm, steur en elft.

    De cultuurhistorische waarde betreft zowel het omkade terrein zelf, als de relicten en de bebouwingen behorend bij de zalmzegenvisserij, die bedreven werd van ca 1870 tot 1931. Hieronder vallen een volkskeet annex onderbazenwoning annex directieverblijf uit 1887 met schuurtje en een boetkeet uit 1887, een graspad of -kade, de zegenkade, een windas, een cirkelvormig tredstraatje, het hang en een zegenboot.

    Architectonische waarde

    De volkskeet met bijbehorende schuurtjes en de boetkeet zijn van architectuurhistorisch belang vanwege de onlosmakelijke band met de zalmzegenvisserij. De volkskeet is bovendien van architectonische waarde als vermoedelijk ontwerp van de Rotterdamse architect W.C. Coepijn.

    Situering

    Alle hierboven genoemde terreinen, relicten en bebouwingen hebben ensemblewaarde in relatie tot de zalmzegenvisserij op de Noordwal en de daarvan in het landschap zichtbare restanten.

    Het complex is onlosmakelijk verbonden met de aanleg van de Nieuwe Merwede en de geschiedenis van de Ottersluis en de polder de Nieuwe Kat en kende een tegenhanger op de tegenovergelegen oever, de Zuidwal.

    Gaafheid

    Het terrein met kades, dijken, windas, tredstraatje, spil en hang is nog duidelijk herkenbaar als werkgebied van de zalmzegenvisserij. De bebouwingen van volkskeet en boetkeet zijn grotendeels ongewijzigd gebleven.

    Unieke waarde

    Dit visserijcomplex op de Noordwal (noordoever) van de Nieuwe Merwede kende oorspronkelijk een tegenhanger op de Zuidwal (de zuidoever). Van deze tegenhanger zijn geen restanten meer aanwezig, in tegenstelling tot het complex op de Noordwal. Op de Noordwal zijn nog zoveel restanten en gebouwen aanwezig dat zij als ensemble/complex nog altijd bij elkaar het verhaal van de zalmzegenvisserij kunnen vertellen.

    Het complex met restanten, relicten en bebouwingen is daarnaast het enige overgebleven en behoorlijk gaaf bewaarde complex van geïndustrialiseerde zalmvisserij in Nederland.

    Publicaties

    • Rob Haan e.a., De onherbergzame Biesbosch: over griendketen, woonarken en kooihuizen in de Dordtse en Brabantse Biesbosch, Raamsdonksveer 2002.
    • Rob Haan, De zalmvisserij op het Bergsche Veld en de Nieuwe Merwede (1), tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2014.
    • Rob Haan, De zalmvisserij op het Bergsche Veld en de Nieuwe Merwede (2): De zalmzegenvisserij, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2014.
    • C. Weltevrede, De Zalmzegenvisserij 'De Nieuwe Merwede': een bedrijfsgeschiedenis, afstudeerscriptie, Dordrecht 1979.
    • W. van Wijk, Heden en verleden van zalm en zegen in de Biesbosch, Dordrecht 1991.

    Bijlage


  • Ottersluis (windas en tredstraatje)
    • Datering: 1880
    • Oorspronkelijke functie: Windas en tredstraatje

     

    Algemene beschrijving

    Complex voor de zalmzegenvisserij op de toen net aangelegde Nieuwe Merwede, aangelegd tussen ca 1870 en 1908 en als zodanig in functie tot 1931. Het complex bestaat uit gebouwen en enkele bedrijfsrestanten op het terrein.

    Het omvat buitendijkse gebieden ten zuiden van de Otterpolder en het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat en bestaat uit:

    1. een voormalige volkskeet met drie gebruikseenheden: een woning voor de bovenbaas, een gedeelte voor de vissers en een gedeelte voor de directie.
    2. een boetkeet op het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat, met bijbehorende Hang voor het drogen van de netten.
    3. een ijzeren windas met een cirkelvormig tredstraatje, voor het binnenhalen van de netten.
    4. een zegenkade parallel aan de Nieuwe Merwede, met ijzeren rail waarlangs de netten werden binnengehaald en een graskade ter verbinding tussen de zegenkade met de haal en de volkskeet. Van de haal zijn geen sporen bewaard.

    Op het terrein is nog een bij het complex behorende metalen zegenboot aanwezig. Deze valt echter buiten deze beschrijving.

    Historie gebied

    Het huidige gebied van de Sliedrechtse Biesbosch was eeuwenlang onderdeel van de 'Groote Waard', het achterland van de stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 veranderde het ondergelopen land in een zoetwater getijdengebied. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen zijn op 17e-eeuwse kaarten zichtbaar als 'Opgecomen landen'. In de 18e, maar vooral vanaf begin 19e eeuw werden nieuwe polders aangelegd, grotendeels ontsloten door de bestaande watergangen. De Kikvorsch- of Otterpolder is in deze tijd ontstaan uit de gorzen ten zuiden van de Nieuwe Zuilespolder tussen de Kikvorschkil, de Rookekil en het Wantij.

    Met de aanleg van de Nieuwe Merwede tussen 1850 en 1897 werden in de Sliedrechtse Biesbosch alle aanwezige killen afgedamd. Zo werd overtollig water buiten de Biesbosch gehouden en weggeleid via de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede. Hiervoor legde Rijkswaterstaat in 1863-1864 een 600 meter lange dam en kanaal aan tussen de Boompolder en de polder Nieuwe Kat waarmee het Wantij en de Kikvorschkil werden afgesloten. Beide killen bleven bereikbaar voor de scheepvaart via de Ottersluis. Sinds de gemeentelijke herindeling in 1970 valt de Sliedrechtse Biesbosch onder de gemeente Dordrecht.

    De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebieden en het recreatiepark de 'Hollandsche Biesbosch'. Bebouwing is schaars en omvat een paar boerderijen, griendketen en opzichters- of dienstwoningen.

    Ligging

    Het terrein van het zalmcomplex omvat de buitendijkse gebieden ten zuiden van de Otterpolder, ten oosten van de Ottersluis en het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat aan de Nieuwe Merwede.

    De Volkskeet staat noordwestelijk op het terrein op een woonheuvel die tegen de dam van de Ottersluis en het Otterkanaal aan ligt. Vanuit de keet loopt een graspad of -kade naar het zuiden naar de oever van de Nieuwe Merwede; dit graspad eindigt bij de voormalige zegenkade. De oost-west lopende zegenkade loopt niet meer door tot de boetkeet, maar houdt op bij het zomerhuis 'Het Scholversnest' dat halverwege ligt. Op de westelijke punt van het terrein ligt een ijzeren windas met een tredstraatje.

    Van de haal aan de zegenkade zijn geen sporen bewaard. De boetkeet staat op de polder de Nieuwe Kat. Het gehele complex ligt buitendijks.

    Geschiedenis van de zalmvisserij

    Eeuwenlang werd zalm gevangen in kreken, killen en smalle riviertjes met behulp van steken: een soort schutting die vanuit bootjes en handmatig dwars in het watertje werd geplaatst en waarin de zalm zich klem zwom. Omdat de Nieuwe Merwede veel breder en dieper was, konden deze kleine steken niet meer geplaatst worden. Zo verdween deze viswijze aan het eind van de 19e eeuw en ontwikkelde zich een nieuwe en veel grootschaliger vorm van zalmvisserij met behulp van drijfnetten of zalmzegens, stoommachines en stoomschepen. Het net van 200 meter - de zegen genoemd - werd met het ene uiteinde op een ijzeren rail aan de oever vastgezet en met het andere uiteinde aan een stoomsleepboot. Het schip voer circa anderhalve kilometer de rivier op en liet zich vervolgens met het lange net mee terugvoeren op de ebstroom. Het net bleef rechtop staan met behulp van zegenstenen aan de onderkant en kurk aan de bovenkant.

    Bij de spil - halverwege de zegenkade - voer de sleepboot naar de oever zodat het net in een lus getrokken werd en de vis niet kon ontsnappen. De spil trok het net nog strakker aan zodat de vissers de zalm bij de haal - aan de westelijke punt van de zegenkade - uit de kleine lus konden scheppen.

    De Nederlandse overheid gaf de zalmvisserij vrij middels openbare verpachtingen. De eerste pacht in de Nieuwe Merwede werd in 1861 gegund aan de heer C. Horsman. Hij hield het niet lang vol, omdat de onderneming verliesgevend was. Na hem volgden verschillende pachters die met meer of minder succes de visserij verder ontwikkelden en professionaliseerden.

    In 1870 deed A. Volker Lzn iets verder stroomopwaarts een nieuwe poging. Op de westelijke punt van polder De Nieuwe Kat, waarvan hij de eigenaar was, legde hij een visserijkade aan met drie gebouwen erbij.

    In 1881 namen twee zalmhandelaren, de heren G. A. ten Houten en A.L. de Raadt, de visserij over. Bij hen gingen de zaken zo goed dat zij in 1887 besloten om de zalmzegenvisserij op de Noordwal te vergroten en uit te breiden naar de zuidelijke oever van de Nieuwe Merwede - de Zuidwal - zodat de netten nu van twee kanten de zalm konden insluiten. Op de noordelijke oever verlengden ze de zegenkade tot bij de Ottersluis en legden daar een nieuwe haal en spil aan die na 1896 met stoomkracht de zware netten binnenhaalden. De stoomspil trok het uiteinde van het zware net, dat midden in de rivier dreef, naar de oever zodat de grote lus ontstond. De paarden haalden bij de haal die grote lus beetje bij beetje naar de kant. De spil stond waar nu het zomerhuis 'Het Scholversnest' staat, de haal bij het stenen tredstraatje op de westelijke punt van de zegenkade, nabij de in 2014 gesloopte vakantiewoning 'De Zalmen'.

    In 1931 zwom er nog maar zo weinig zalm in de rivieren dat de zegenvisserij werd opgedoekt. De volksketen werden omgebouwd tot boerderijen voor de werkeloos geraakte visserijbazen. P. van Wijk kreeg de keet op de Noordwal toegewezen, A. Kok die op de Zuidwal. De boetkeet van de Noordwal werd door de firma Mak verkocht aan W. Kleijn Fzn, die het inrichtte als zomerhuis.

    Beschrijving object

    Windas met tredstraatje.

    Hoofdvorm

    Rond gelegd straatje van klinkers waarover een paard in tred rond een centrale ijzeren windas werd geleid ten behoeve van het binnenhalen van de zegens.

    Beschrijving

    Het tredstraatje bestaat uit kleine gele klinkers die in vlechtwerkpatroon zijn gelegd met in het midden een uitsparing voor een (verdwenen) windas. Het straatje is voor de helft vrijgelegd. De ijzeren windas is nog aanwezig.

    Beschrijving perceel

    De windas en het tredstraatje liggen op de uiterste westelijke punt van de polder ten oosten van de Ottersluis, ten zuiden van de in 2014 gesloopte zomerwoning 'De Zalmen'.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex van de zalmzegenvisserij is van cultuurhistorische waarde als representant van de geïndustrialiseerde zalmvisserij die eind 19e eeuw opkwam in de Nieuwe Merwede en standhield tot begin jaren '30 van de 20e eeuw. Met grote drijfnetten (de zegen), stoomsleepboten en stoommachines werd gevist op zalm, steur en elft.

    De cultuurhistorische waarde betreft zowel het omkade terrein zelf, als de relicten en de bebouwingen behorend bij de zalmzegenvisserij, die bedreven werd van ca 1870 tot 1931. Hieronder vallen een volkskeet annex onderbazenwoning annex directieverblijf uit 1887 met schuurtje en een boetkeet uit 1887, een graspad of -kade, de zegenkade, een windas, een cirkelvormig tredstraatje, het hang en een zegenboot.

    Architectonische waarde

    De volkskeet met bijbehorende schuurtjes en de boetkeet zijn van architectuurhistorisch belang vanwege de onlosmakelijke band met de zalmzegenvisserij. De volkskeet is bovendien van architectonische waarde als vermoedelijk ontwerp van de Rotterdamse architect W.C. Coepijn.

    Situering

    Alle hierboven genoemde terreinen, relicten en bebouwingen hebben ensemblewaarde in relatie tot de zalmzegenvisserij op de Noordwal en de daarvan in het landschap zichtbare restanten.

    Het complex is onlosmakelijk verbonden met de aanleg van de Nieuwe Merwede en de geschiedenis van de Ottersluis en de polder de Nieuwe Kat en kende een tegenhanger op de tegenovergelegen oever, de Zuidwal.

    Gaafheid

    Het terrein met kades, dijken, windas, tredstraatje, spil en hang is nog duidelijk herkenbaar als werkgebied van de zalmzegenvisserij. De bebouwingen van volkskeet en boetkeet zijn grotendeels ongewijzigd gebleven.

    Unieke waarde

    Dit visserijcomplex op de Noordwal (noordoever) van de Nieuwe Merwede kende oorspronkelijk een tegenhanger op de Zuidwal (de zuidoever). Van deze tegenhanger zijn geen restanten meer aanwezig, in tegenstelling tot het complex op de Noordwal. Op de Noordwal zijn nog zoveel restanten en gebouwen aanwezig dat zij als ensemble/complex nog altijd bij elkaar het verhaal van de zalmzegenvisserij kunnen vertellen.

    Het complex met restanten, relicten en bebouwingen is daarnaast het enige overgebleven en behoorlijk gaaf bewaarde complex van geïndustrialiseerde zalmvisserij in Nederland

    Publicaties

    • Rob Haan e.a., De onherbergzame Biesbosch: over griendketen, woonarken en kooihuizen in de Dordtse en Brabantse Biesbosch, Raamsdonksveer 2002.
    • Rob Haan, De zalmvisserij op het Bergsche Veld en de Nieuwe Merwede (1), tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2014.
    • Rob Haan, De zalmvisserij op het Bergsche Veld en de Nieuwe Merwede (2): De zalmzegenvisserij, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2014.
    • C. Weltevrede, De Zalmzegenvisserij 'De Nieuwe Merwede': een bedrijfsgeschiedenis, afstudeerscriptie, Dordrecht 1979.
    • W. van Wijk, Heden en verleden van zalm en zegen in de Biesbosch, Dordrecht 1991.

    Bijlage


  • Ottersluis (zegenkade)
    • Datering: 1880
    • Oorspronkelijke functie: Graspad en zegenkade
    • Bouwstijl: Traditionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Complex voor de zalmzegenvisserij op de toen net aangelegde Nieuwe Merwede, aangelegd tussen ca 1870 en 1908 en als zodanig in functie tot 1931. Het complex bestaat uit gebouwen en enkele bedrijfsrestanten op het terrein.

    Het omvat buitendijkse gebieden ten zuiden van de Otterpolder en het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat en bestaat uit:

    1. een voormalige volkskeet met drie gebruikseenheden: een woning voor de bovenbaas, een gedeelte voor de vissers en een gedeelte voor de directie.
    2. een boetkeet op het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat, met bijbehorende Hang voor het drogen van de netten.
    3. een ijzeren windas met een cirkelvormig tredstraatje, voor het binnenhalen van de netten.
    4. een zegenkade parallel aan de Nieuwe Merwede, met ijzeren rail waarlangs de netten werden binnengehaald en een graskade ter verbinding tussen de zegenkade met de haal en de volkskeet. Van de haal zijn geen sporen bewaard.

    Op het terrein is nog een bij het complex behorende metalen zegenboot aanwezig. Deze valt echter buiten deze beschrijving.

    Historie gebied

    Het huidige gebied van de Sliedrechtse Biesbosch was eeuwenlang onderdeel van de 'Groote Waard', het achterland van de stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 veranderde het ondergelopen land in een zoetwater getijdengebied. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen zijn op 17e-eeuwse kaarten zichtbaar als 'Opgecomen landen'. In de 18e, maar vooral vanaf begin 19e eeuw werden nieuwe polders aangelegd, grotendeels ontsloten door de bestaande watergangen. De Kikvorsch- of Otterpolder is in deze tijd ontstaan uit de gorzen ten zuiden van de Nieuwe Zuilespolder tussen de Kikvorschkil, de Rookekil en het Wantij.

    Met de aanleg van de Nieuwe Merwede tussen 1850 en 1897 werden in de Sliedrechtse Biesbosch alle aanwezige killen afgedamd. Zo werd overtollig water buiten de Biesbosch gehouden en weggeleid via de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede. Hiervoor legde Rijkswaterstaat in 1863-1864 een 600 meter lange dam en kanaal aan tussen de Boompolder en de polder Nieuwe Kat waarmee het Wantij en de Kikvorschkil werden afgesloten. Beide killen bleven bereikbaar voor de scheepvaart via de Ottersluis. Sinds de gemeentelijke herindeling in 1970 valt de Sliedrechtse Biesbosch onder de gemeente Dordrecht.

    De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebieden en het recreatiepark de 'Hollandsche Biesbosch'. Bebouwing is schaars en omvat een paar boerderijen, griendketen en opzichters- of dienstwoningen.

    Ligging

    Het terrein van het zalmcomplex omvat de buitendijkse gebieden ten zuiden van de Otterpolder, ten oosten van de Ottersluis en het westelijke puntje van de polder de Nieuwe Kat aan de Nieuwe Merwede.

    De Volkskeet staat noordwestelijk op het terrein op een woonheuvel die tegen de dam van de Ottersluis en het Otterkanaal aan ligt. Vanuit de keet loopt een graspad of -kade naar het zuiden naar de oever van de Nieuwe Merwede; dit graspad eindigt bij de voormalige zegenkade. De oost-west lopende zegenkade loopt niet meer door tot de boetkeet, maar houdt op bij het zomerhuis 'Het Scholversnest' dat halverwege ligt. Op de westelijke punt van het terrein ligt een ijzeren windas met een tredstraatje.

    Van de haal aan de zegenkade zijn geen sporen bewaard. De boetkeet staat op de polder de Nieuwe Kat. Het gehele complex ligt buitendijks.

    Geschiedenis van de zalmvisserij

    Eeuwenlang werd zalm gevangen in kreken, killen en smalle riviertjes met behulp van steken: een soort schutting die vanuit bootjes en handmatig dwars in het watertje werd geplaatst en waarin de zalm zich klem zwom. Omdat de Nieuwe Merwede veel breder en dieper was, konden deze kleine steken niet meer geplaatst worden. Zo verdween deze viswijze aan het eind van de 19e eeuw en ontwikkelde zich een nieuwe en veel grootschaliger vorm van zalmvisserij met behulp van drijfnetten of zalmzegens, stoommachines en stoomschepen. Het net van 200 meter - de zegen genoemd - werd met het ene uiteinde op een ijzeren rail aan de oever vastgezet en met het andere uiteinde aan een stoomsleepboot. Het schip voer circa anderhalve kilometer de rivier op en liet zich vervolgens met het lange net mee terugvoeren op de ebstroom. Het net bleef rechtop staan met behulp van zegenstenen aan de onderkant en kurk aan de bovenkant.

    Bij de spil - halverwege de zegenkade - voer de sleepboot naar de oever zodat het net in een lus getrokken werd en de vis niet kon ontsnappen. De spil trok het net nog strakker aan zodat de vissers de zalm bij de haal - aan de westelijke punt van de zegenkade - uit de kleine lus konden scheppen.

    De Nederlandse overheid gaf de zalmvisserij vrij middels openbare verpachtingen. De eerste pacht in de Nieuwe Merwede werd in 1861 gegund aan de heer C. Horsman. Hij hield het niet lang vol, omdat de onderneming verliesgevend was. Na hem volgden verschillende pachters die met meer of minder succes de visserij verder ontwikkelden en professionaliseerden.

    In 1870 deed A. Volker Lzn iets verder stroomopwaarts een nieuwe poging. Op de westelijke punt van polder De Nieuwe Kat, waarvan hij de eigenaar was, legde hij een visserijkade aan met drie gebouwen erbij.

    In 1881 namen twee zalmhandelaren, de heren G. A. ten Houten en A.L. de Raadt, de visserij over. Bij hen gingen de zaken zo goed dat zij in 1887 besloten om de zalmzegenvisserij op de Noordwal te vergroten en uit te breiden naar de zuidelijke oever van de Nieuwe Merwede - de Zuidwal - zodat de netten nu van twee kanten de zalm konden insluiten. Op de noordelijke oever verlengden ze de zegenkade tot bij de Ottersluis en legden daar een nieuwe haal en spil aan die na 1896 met stoomkracht de zware netten binnenhaalden. De stoomspil trok het uiteinde van het zware net, dat midden in de rivier dreef, naar de oever zodat de grote lus ontstond. De paarden haalden bij de haal die grote lus beetje bij beetje naar de kant. De spil stond waar nu het zomerhuis 'Het Scholversnest' staat, de haal bij het stenen tredstraatje op de westelijke punt van de zegenkade, nabij de in 2014 gesloopte vakantiewoning 'De Zalmen'.

    In 1931 zwom er nog maar zo weinig zalm in de rivieren dat de zegenvisserij werd opgedoekt. De volksketen werden omgebouwd tot boerderijen voor de werkeloos geraakte visserijbazen. P. van Wijk kreeg de keet op de Noordwal toegewezen, A. Kok die op de Zuidwal. De boetkeet van de Noordwal werd door de firma Mak verkocht aan W. Kleijn Fzn, die het inrichtte als zomerhuis.

    Beschrijving object

    Zegenkade en graspad of -kade.

    Beschrijving perceel

    De zegenkade is een graspad dat loopt langs de oever van de Nieuwe Merwede tot het zomerhuis 'Het Scholversnest' halverwege (Merwelanden 43). Oorspronkelijk liep de kade door tot de boetkeet, maar het stuk van het zomerhuis naar de boetkeet is verwilderd en onbereikbaar. Langs de zegenkade lag een ijzeren rail waarlangs de netten naar de haal getrokken werden. Van deze rail is een losliggend restant bewaard.

    Langs de zegenkade liggen van west naar oost: de haal en windas ten oosten van de Ottersluis, het zomerhuis ter plaatse van de machinekamer voor de stoomspil en de boetkeet. Van de Volkskeet loopt een graspad naar de zegenkade parallel aan de oever van de Nieuwe Merwede.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex van de zalmzegenvisserij is van cultuurhistorische waarde als representant van de geïndustrialiseerde zalmvisserij die eind 19e eeuw opkwam in de Nieuwe Merwede en standhield tot begin jaren '30 van de 20e eeuw. Met grote drijfnetten (de zegen), stoomsleepboten en stoommachines werd gevist op zalm, steur en elft.

    De cultuurhistorische waarde betreft zowel het omkade terrein zelf, als de relicten en de bebouwingen behorend bij de zalmzegenvisserij, die bedreven werd van ca 1870 tot 1931. Hieronder vallen een volkskeet annex onderbazenwoning annex directieverblijf uit 1887 met schuurtje en een boetkeet uit 1887, een graspad of -kade, de zegenkade, een windas, een cirkelvormig tredstraatje, het hang en een zegenboot.

    Architectonische waarde

    De volkskeet met bijbehorende schuurtjes en de boetkeet zijn van architectuurhistorisch belang vanwege de onlosmakelijke band met de zalmzegenvisserij. De volkskeet is bovendien van architectonische waarde als vermoedelijk ontwerp van de Rotterdamse architect W.C. Coepijn.

    Situering

    Alle hierboven genoemde terreinen, relicten en bebouwingen hebben ensemblewaarde in relatie tot de zalmzegenvisserij op de Noordwal en de daarvan in het landschap zichtbare restanten.

    Het complex is onlosmakelijk verbonden met de aanleg van de Nieuwe Merwede en de geschiedenis van de Ottersluis en de polder de Nieuwe Kat en kende een tegenhanger op de tegenovergelegen oever, de Zuidwal.

    Gaafheid

    Het terrein met kades, dijken, windas, tredstraatje, spil en hang is nog duidelijk herkenbaar als werkgebied van de zalmzegenvisserij. De bebouwingen van volkskeet en boetkeet zijn grotendeels ongewijzigd gebleven.

    Unieke waarde

    Dit visserijcomplex op de Noordwal (noordoever) van de Nieuwe Merwede kende oorspronkelijk een tegenhanger op de Zuidwal (de zuidoever). Van deze tegenhanger zijn geen restanten meer aanwezig, in tegenstelling tot het complex op de Noordwal. Op de Noordwal zijn nog zoveel restanten en gebouwen aanwezig dat zij als ensemble/complex nog altijd bij elkaar het verhaal van de zalmzegenvisserij kunnen vertellen.

    Het complex met restanten, relicten en bebouwingen is daarnaast het enige overgebleven en behoorlijk gaaf bewaarde complex van geïndustrialiseerde zalmvisserij in Nederland.  

    Publicaties

    • Rob Haan e.a., De onherbergzame Biesbosch. over griendketen: woonarken en kooihuizen in de Dordtse en Brabantse Biesbosch, Raamsdonksveer 2002.
    • Rob Haan, De zalmvisserij op het Bergsche Veld en de Nieuwe Merwede (1), tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2014.
    • Rob Haan, De zalmvisserij op het Bergsche Veld en de Nieuwe Merwede (2): De zalmzegenvisserij, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2014.
    • C. Weltevrede, De Zalmzegenvisserij 'De Nieuwe Merwede': een bedrijfsgeschiedenis, afstudeerscriptie, Dordrecht 1979.
    • W. van Wijk, Heden en verleden van zalm en zegen in de Biesbosch, Dordrecht 1991.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).