Oranjelaan
Objecten met monumentenstatus.
-
Oranjelaan 1
- Datering: 1950
- Oorspronkelijke functie: Schakelstation
- Bouwstijl: Zakelijk Expressionisme
- Architect: Hamerpagt
- Postcode: 3311DH
Algemene beschrijving
Gebouw gebouwd ten behoeve van de energievoorziening als schakelstation, gelegen op de hoek van de Oranjelaan bij de Prins Hendrikbrug.
Ligging
Onderdeel van een ensemble van 3 schakelstations langs de Oranjelaan. Deze vormden het centrale punt in de energieverdeling. Op militaire gronden werd geëist dat deze zich op ruime afstand van het productiebedrijf bevonden. De elektriciteitsproductie verhuist in 1949 naar de Staart.
Hoofdvorm
Gebouw bestaande uit een gekoppelde grote en een kleine bouwmassa op rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met plat dak.
Bouwgeschiedenis
Nadat in 1945 de 150 kV-lijn Amsterdam - Velsen - Haarlem - Leiden - Den Haag- Rotterdam - Dordrecht - Geertruidenberg - Staatsmijnen, in gebruik was genomen, werd ten behoeve van de energievoorziening het eiland van Dordrecht aan dit net gekoppeld. Het schakelstation vormt hierin een onderdeel.
Tijdens de Duitse bezetting en in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam bij de elektriciteitsbedrijven de baksteenarchitectuur opnieuw tot bloei. Twee factoren van organisatorische aard speelden daarbij een grote rol. De belangrijkste was dat vanaf 1940 de Stichting Koppeling Elektriciteitsbedrijven onderstations, schakelstations en hoogspanningslijnen liet ontwerpen door de Bouwkundige Dienst van de KEMA.
Het hoofd van de Bouwkundige Dienst vanaf 1933 en later de bedrijfsarchitect George Hamerpagt (1899-1965), die een grote voorkeur voor baksteenbouw had, kreeg hierdoor een belangrijke positie in de Nederlandse elektriciteitssector. G. Hamerpagt was een leerling van H. Fels, die in de jaren dertig van de vorige eeuw samen met R.L.A. Schoenmaker het KEMA-complex in Arnhem ontwierp. Hamerpagt werkte ook aan dit project.
Verder was van belang dat de directe invloed uit Amerika van de nieuwe bouwwijzen in beton, staal en glas verdween, omdat de contacten met de Verenigde Staten als gevolg van de bezetting waren verbroken.
Hamerpagt tekende zijn schakelstations als combinaties van asymmetrisch gegroepeerde, rechthoekige volumes in gele baksteen met breed overstekende platte daken. De kopwanden van de diverse vleugels hebben meestal lichte 'speklagen'. Deze strepen sieren ook de lisenen die op regelmatige afstanden tegen de lange gevels zijn aangebracht. Voor het interieur gebruikte hij gewoonlijk gele Friese steen.
Opvallend zijn verder de monumentale ingangspartijen. Hamerpagt combineerde de hoofdingangen van de schakelstations met erkerachtige trappenhuizen van beton, glas en staal. Hij accentueerde de functie van de ingangen door deze streng axiaal te ontwerpen. Vrijwel altijd wordt het portiek geflankeerd door twee lage bakstenen uitbouwen.
In 1947 werd in het Bouwkundig Weekblad aandacht besteed aan het 150 kV-schakelstation (Noordendijk 258) in Dordrecht. In het artikel werd ook een korte toelichting van Hamerpagt opgenomen. Hij schreef dat hij de kasten en buizen van de elektronische installatie in sprekende kleuren had laten schilderen, om de verschillende delen van elkaar te onderscheiden. Hamerpagt was van mening dat de installaties van primair belang waren, terwijl het gebouw als 'foudraal' of omhulsel secondair was en van binnen in gematigde kleuren diende te worden gehouden. Het interieur stond met zijn neutrale beige- en geelachtige kleuren dan ook in sterk contrast met de sierlijk gedecoreerde gevels.
Hamerpagt ontwikkelde zijn typische stijl, die opvalt door de strakke architectonische composities en het decoratieve materiaal- en kleurgebruik. De eigen stijl die Hamerpagt bij het onderstation in Dordrecht ontwikkelde, bleef tot het eind van de jaren vijftig vrijwel ongewijzigd en Hamerpagt bleef tot ca. 1960 centrales, schakel- en transformatorstations in baksteenarchitectuur ontwerpen.
Het schakelstation vormt onderdeel van een ensemble van 3 schakelstations langs de Oranjelaan.
Beschrijving exterieur per gevel
Voorgevel
De gevel bezit twee als risaliet iets terugliggende zijgedeelten aan weerszijden van een hoger centraal gedeelte.
De gevels zijn boven een gecementeerde iets vooruitstekende plint uitgevoerd in licht geelbruine baksteen in Vlaams verband met platvol voegwerk. De gevel van de risalieten is verbijzonderd door elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen uit te voeren.
De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak. Het linker risaliet bezit op de begane grond aan de rechterzijde een deuropening met een stalen kozijn en dubbele deur met een rond raam. In lijn hiermee is de gevel hierboven uitgevoerd als betonnen venster met een verdeling van vierkante vierruits ramen voorzien van glasstenen.
Het bovengedeelte van het centrale gedeelte kraagt uit op een betonnen latei. De latei rust op zeven kolommen die met natuursteen platen zijn bekleed. Het terrein voor en tussen de kolommen is voorzien van een afwerking met rode keramische tegels. De acht velden tussen de kolommen zijn voorzien van een betonnen venster met 4 (verticaal) bij 3 (horizontaal) ongedeelde ramen. In het bovengedeelte bevindt zich een strook van zes vierkante vensteropeningen met vierruits ramen voorzien van glasstenen.
Linker zijgevel
De gevel bezit een iets terugliggende lagere aanbouw aan de linkerzijde van de zijbeuk tegen de hoofdbouwmassa.
De gevels zijn boven een gecementeerde iets vooruitstekende plint uitgevoerd in licht geelbruine baksteen in Vlaams verband met platvol voegwerk. De gevel van de aanbouw is verbijzonderd door elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen uit te voeren.
De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak. De gevel van de aanbouw is blind uitgevoerd.
De gevel van de zijbeuk is voorzien van vijf een baksteenkop uitgemetselde pilasters, die met speklagen gelijk aan de aanbouw zijn uitgevoerd. Elk van de vier gevelvelden bezit op de verdieping drie vensteropeningen met binnen een kunststenen kader een drieruits raam. In het eerste en tweede gevelveld van links bevinden zich op de begane grond identieke ramen. In het derde gevelvlak bevindt zich op de begane grond een deuropening binnen een kunststenen kader voorzien van dubbele stalen deuren. Boven de toegang hangt een lamp. In het vierde gevelvlak bevindt zich op de begane grond een kleine deuropening binnen een kunststenen kader voorzien van dubbele stalen deuren. Aan weerszijden bevindt zich een venster gelijk aan de voorgaande. Boven de deur bevinden zich drie kleine gevelopeningen met een rooster.
De gevel van de hoofdbouwmassa is blind uitgevoerd.
De gevelvlakken liggen tussen de pilasters aan de boven- en zijkanten iets verdiept en zijn afgewerkt met witte tegels.
Achtergevel
Aan de linker en rechterzijde staat tegen de gevel van de hoofdbouwmassa een lagere aanbouw. De hoeken van de hoofdbouwmassa zijn met een kanaal uitgemetseld tot bovendaks en beëindigd met een betonnen opbouw, waarin roosters aan vier zijden.
De gevels zijn boven een gecementeerde iets vooruitstekende plint uitgevoerd in licht geelbruine baksteen in Vlaams verband met platvol voegwerk. De langsgevels en de pilasters in de kopgevels van de aanbouwen zijn verbijzonderd door elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen uit te voeren.
De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak.
De kopgevel van de aanbouw is voorzien van een deuropening met in het stalen kozijn dubbele deuren en een tweeruits bovenlicht. Boven de deur bevindt zich een rooster. De langsgevels zijn blind uitgevoerd.
De gevel van de hoofdbouwmassa is voorzien van drie een baksteenkop uitgemetselde pilasters, die met speklagen gelijk aan de aanbouw zijn uitgevoerd. De buitenste velden van de gevel zijn identiek uitgevoerd. Elk van de vier gevelvelden bezit op de begane grond en bovenin een kleine vensteropening met binnen een kunststenen kader een vierruits raam met glasstenen.
De gevelvlakken liggen tussen de pilasters aan de boven- en zijkanten iets verdiept en zijn afgewerkt met witte tegels.
Rechter zijgevel
De gevel bezit een iets terugliggende lagere aanbouw aan de rechterzijde van de zijbeuk tegen de hoofdbouwmassa.
De gevels zijn boven een gecementeerde iets vooruitstekende plint uitgevoerd in licht geelbruine baksteen in Vlaams verband met platvol voegwerk. De gevel van de aanbouw is verbijzonderd door elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen uit te voeren.
De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak. De gevel van de aanbouw is blind uitgevoerd.
De gevel van de zijbeuk is voorzien van vijf een baksteenkop uitgemetselde pilasters, die met speklagen gelijk aan de aanbouw zijn uitgevoerd. Elk van de vier gevelvelden bezit op de begane grond en de verdieping drie vensteropeningen met binnen een kunststenen kader een drieruits raam. In het tweede gevelveld van links bevindt zich op de begane grond een deuropening binnen een kunststenen kader voorzien van dubbele stalen deuren met een drieruits bovenlicht. Boven de toegang hangt een lamp.
De gevel van de hoofdbouwmassa is blind uitgevoerd.
De gevelvlakken liggen tussen de pilasters aan de boven- en zijkanten iets verdiept en zijn afgewerkt met witte tegels.
Kap
Alle bouwdelen zijn voorzien van een plat dak.
Op het dak van de hoofdbouwmassa staat een groot betonnen daklicht met een plat dak en ongedeelde ramen.
Op hetzelfde dak staat een gemetselde dakopbouw in licht geelbruine baksteen in Vlaams verband met platvol voegwerk. De gevels van de opbouw zijn verbijzonderd door elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen uit te voeren. De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak.
Beschrijving interieur per bouwlaag
Kelder
Het gehele gebouw is onderkelderd. De ruimte wordt bepaald door een grid van zware kolommen, deels met een bredere voet, waarover zware betonnen balken liggen die de betonvloer dragen. De elektriciteitskabels lopen vanaf het aanlegniveau buiten over een betonnen talud tot op de keldervloer, waarop verhoogde betonnen loopstroken zijn aangebracht.
Begane grond
De plattegrond is vrijwel symmetrisch van opzet.
De vloeren zijn afgewerkt met gele baksteen in visgraatmotief.
De wanden zijn in schoon metselwerk in gele baksteen in klezorenverband uitgevoerd. Binnendeuren zijn deels in staal uitgevoerd.
De trappen zijn uitgevoerd met een bekleding in hardsteen en een hekwerk van stafijzer met een stalen buisleuning.
Eerste verdieping
De plattegrond is vrijwel symmetrisch van opzet.
De vloeren zijn afgewerkt met gele baksteen in visgraatmotief.
De wanden zijn in schoon metselwerk in gele baksteen in klezorenverband uitgevoerd. Binnendeuren zijn deels in staal uitgevoerd.
Bijzonder is de grote ruimte op de verdieping aan de voorzijde (de vm. schakelwacht) met in het plafond het - in de huidige situatie dichtgezette - daklicht.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het gebouw is van cultuurhistorische waarde als uiting van de ontwikkeling van de energievoorziening op lokaal niveau als onderdeel van het regionale elektriciteitsnet. Van belang in het oeuvre van de architect.
Architectonische waarde
Het gebouw is van architectonische waarde omdat er middels compositie, vormgeving en detaillering een esthetische kwaliteit is gegeven aan een object met een zuiver utilitair karakter.
Gaafheid
Het object is niet gewijzigd, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.
Situering
De markante ligging aan de Oranjelaan en de ensemblewaarde met de twee andere schakelstations aan de Oranjelaan zijn van groot stedenbouwkundig belang.
Unieke waarde
Het object heeft een hoge zeldzaamheidswaarde als industrieel erfgoed.
Bijlage
-
9121947.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 7 (pompstation)
- Naam: Villa Augustus
- Datering: 1941
- Oorspronkelijke functie: Pompstation
- Bouwstijl: Functionalisme
- Postcode: 3311DH
Inleiding
Bij de in 1882 gebouwde watertoren staand POMPSTATION voor de verwerking en de zuivering van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Het uit 1941-1942 daterende pompstation met kantoorruimtes, een onthardings- en filtergebouw en een schakelruimte is gebouwd in opdracht van de Gemeentelijke Hoogdrukwaterleiding in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid met invloeden van Dudok. Het gebouw is prominent gesitueerd aan de Oranjesingel bij het terrein van het Energiebedrijf en de watertoren.
Omschrijving
Het pompstation heeft een uit verschillende rechthoeken samengestelde plattegrond en is boven een plint van zwart geglazuurde baksteen opgetrokken in gele baksteen. De rechthoekige bouwvolumes hebben platte daken met mastiekdekking en overstekende grindbetonnen dakranden. De volumes herbergen een entreegebouw met kantoor, een pompgebouw, een schakelruimte, een onthardingsgebouw en zijn respectievelijk één, twee, twee en half en één bouwlaag hoog. Het gebouw heeft rechthoekige vensters met zes-, acht- en tienruits-vensters. De vensters zijn gevat in geprofileerde, kunststenen omlijstingen met aan de bovenzijde een gestileerde kuif en aan de onderzijde vensterbanken die rusten op twee kleine consoles. Voorts zijn er een aantal ronde en rechthoekige vensters met ijzeren ramen. De hoge schakelruimte en het onthardingsgebouw zijn voorzien van een gemetselde schoorsteen met een uitkragende betonnen dekplaat.
Het symmetrische vooraanzicht heeft centraal een laag, rechthoekig avant corps met in het midden een portiek, bereikbaar via vijf grindbetonnen traptreden. De entree heeft dubbele deuren met smalle deurlichten. Het portiek heeft een betonnen vloerplaat en een betonnen luifel. Aan weerszijden van de ingang bevindt zich een oeil-de-boeuf met roedenverdeling in het ijzeren raam en rondom een rollaag met een betonnen sluitsteen en aan de onderzijde een afwateringssteentje. De linker zijgevel van het avant corps bevat drie tweedelige venstertjes met ijzeren raampjes, in de rechter zijgevel bevindt zich een zesruits venster. In de hoge gevel achter en boven dit lage bouwdeel staan vijf zesruits-vensters.
De linker zijgevel van het pompgebouw heeft drie hoge tienruits-vensters, het daarachter gelegen lagere volume (onthardingsgebouw) heeft vijf achtruits-vensters. De tussengelegen hoge schakelruimte heeft vier kleine tweeledige vensters en op de teruggelegen verdieping twee ijzeren achtruitsvensters en onder de dakrand drie drieledige ijzeren vensters, allen aan de bovenzijde voorzien van een betonnen latei en aan de onderzijde van zwart geglazuurde tegels.
In de achtergevel bevindt zich een reeks van negen zesruits-vensters en ter hoogte van het souterrain een ijzeren luik.
De rechter zijgevel van het pompgebouw heeft drie hoge tienruits-vensters. De hier haaks opstaande, naar de Oranjelaan gerichte gevel van het onthardingsgebouw bevat vier achtruits-vensters, de kop gevel hier rechts is voorzien van een reeks van vijf achtruits-vensters. De schakelruimte heeft twee ijzeren zesruits-vensters en een ijzeren deur, op de verdieping zijn dubbele laaddeuren onder een hijsbalk geplaatst en een driedelig venster.
Waardering
Het pompstation is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische en de ensemblewaarde.
- Het gebouw is van cultuurhistorisch belang als een goed voorbeeld van een pompgebouw dat een bijzondere schakel is in de geschiedenis van de drinkwatervoorziening in Nederland.
- Het gebouw is van architectuurhistorisch belang vanwege de bijzondere kwaliteiten van het ontwerp en vanwege de detaillering en de materiaaltoepassing.
- Het gebouw heeft ensemblewaarde vanwege de bijzondere visuele en functionele samenhang met de nabijgelegen watertoren en het uit dezelfde periode daterend gebouw van het Energiebedrijf.
- Het gebouw is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid.
Publicaties
- H.W.G. van Blokland-Visser, De Dordtse watertoren, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2007.
- André Oerlemans, Verhalen van Dordrecht 9: De watertorens van Dordrecht en Dubbeldam, 2007.
Externe links
-
Oranjelaan 7a (watertoren)
- Naam: Villa Augustus
- Datering: 1882
- Oorspronkelijke functie: Watertoren
- Bouwstijl: Eclecticisme
- Architect: van der Kloes
- Postcode: 3311DH
Inleiding
WATERTOREN voor de drinkwatervoorziening met machinistenwoningen en kantoortje en een aangebouwde machinekamer en ketelhuis. De watertoren is gebouwd in 1882 naar een ontwerp van de directeur van Gemeentewerken van Dordrecht, J.A. van der Kloes.
De 33 meter hoge, niet meer als zodanig in gebruik zijnde watertoren is gebouwd in de voor de bouwtijd karakteristieke stijl van het Eclecticisme met invloeden van de in opkomst zijnde Neo-Hollandse Renaissance. Het robuuste "chateau d'eau" werd ingericht met een reinwaterkelder en het oudste nog bestaande ijzeren vlakbodemreservoir in Nederland met een inhoud van 500 m3.
Om de waterdruk te verhogen werd in 1938 de toren voorzien van een 16 m hoge standpijp met een diameter van drie meter, die inmiddels grotendeels weer is verwijderd. De bovenbouwen van de vier hoektorens zijn in 1938 afgebroken. In de machinekamer en het ketelhuis aan de achterzijde van de toren zijn in de loop der tijd nieuwe vensters geplaatst.
Omschrijving
De vrijstaande watertoren heeft een vierkante plattegrond en is opgetrokken in baksteen. Aan de achtergevel bevindt zich een eenlaagse uitbouw op rechthoekige plattegrond, deels met plat dak en deels met zadeldak. De toren heeft vier bouwlagen en een ronde bovenbouw met meerzijdig tentdak bekroond door een hoge glazen lantaarn met metalen kap. De ronde bovenbouw is geplaatst tussen de restanten van vier achtzijdige hoektorens. In de lantaarn zit een glasdeur en direct onder het overstekende dakschild is een strook kleine raampjes geplaatst. De uitbouw aan de achterzijde heeft een deel met verhoogd zadeldak, een deel met dwarsgeplaatst zadeldak en een houten keet met lessenaarsdak.
De toren heeft op de begane grond rechthoekige deuren en rondboogvensters in rondboogportalen met teruggemetselde profielomlijstingen en op de verdiepingen getoogde venster met houten kozijnen en stalen roedenverdeling en ronde vensters met stalen taatsramen. De vier assen tellende gevels zijn vrijwel identiek en hebben een uitgemetselde plint met een brede hardstenen rand. Op de licht risalerende begane grond bevinden zich vensters met hardstenen afzaten in de plintrand en hardstenen, diamantkoppen sluitstenen. De begane grond heeft een rand van siermetselwerk en een hardstenen cordonlijst. Op de verdiepingen zijn de schuifvensters geplaatst in terugliggende gevelvlakken die op de vierde bouwlaag een rondboog- en segmentboogvormige beëindiging hebben. In dit fries ronde vensters met taatsramen en muurankers. De pilasters en hoekrisalieten hebben hardstenen sluitstukken. De ronde bovenbouw heeft banden van zwarte baksteen en acht uitgemetselde pilasters die door de gootlijst heen steken en die eindigen in een schoorsteen. De toren heeft een geprofileerde, hardstenen dakrand. De hoektorens hebben een omloop met ijzeren omheining, een rondboogdeur met geheng en bovenin zes smalle, rechthoekige ramen met hardstenen boven- en onderdorpels.
De voorgevel (zuidwestzijde) heeft in de middenassen twee dubbele deuren en in de hoeken enkele deuren alle met een inpandig hardstenen trapje. De deuren zijn geplaatst onder een rechthoekig raam met verticale roedenverdeling. Daarboven is een rondboogvormig bovenlicht geplaatst met radiale ijzeren roeden en een hardstenen sluitsteen. De deuren hebben gehengen en een smal deurlicht. De verdiepingen hebben in de middenassen twee en in de zijassen een venster. De eerste en de tweede verdieping hebben een vooruitstekende betonnen vloerplaat met een eenvoudige ijzeren omheining die als balkon fungeert.
De achter- en zijgevels zijn vergelijkbaar met de voorgevel; de vensters in de hoekrisalieten zijn echter gevuld met siermetselwerk van zwartgeglazuurde baksteen. De linker zijgevel heeft geheel rechts een blind venster met een hardstenen gevelsteen met tekst. De gevels van de machinekamer en het ketelhuis beschikken over een aantal originele openingen. De machinekamer heeft aan de rechter zijde een dubbele houten deur met een achtdelig, getoogd bovenlicht met aan weerszijden een venster met zesruits schuifraam en een driedelig venster. De vensters hebben hardstenen onderdorpels. Geheel links een ijzeren luik. Langs de gevelrand een gemetselde tandlijst en een houten dakgoot. Voorts het ketelhuis met een tuitgevel met rechts dubbele inrijdeuren, rood siermetselwerk in de top en een getrapte sierrand. Op het dwars geplaatste zadeldak een verhoogd daklicht met een strook raampjes en hellende dakschilden. De keet aan de achterzijde heeft een horizontale beschieting en nieuwe vensters. Aan de linker zijde een tuitgevel met gemetselde segmentbogen met hardstenen sluitstenen, uitgemetselde penanten en siermetselwerk in de top.
In het interieur van het ketelhuis en de machinekamer zijn nog delen van het oorspronkelijke interieur aanwezig. De begane grond heeft een troggewelf, de houten spanten van de aanbouw worden ondersteund door ijzeren zuiltjes met Corinthische kapiteeltjes. De toren bevat op de verdiepingen de machinistenwoningen. De hoge stalen standpijp is gevat tussen ijzeren hang- en trekstangen. In twee torens bevinden zich ijzeren wenteltrappen.
Waardering
De laat negentiende-eeuwse watertoren met aangebouwde machinekamer en ketelhuis is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische en de ensemblewaarde.
De watertoren is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van een laat negentiende eeuws utilitair gebouw in eclectische trant en als belangrijke schakel in de ontwikkeling van de watertoren in Nederland.
De watertoren heeft architectuurhistorisch belang vanwege de kwaliteiten van het ontwerp, vanwege de detaillering en materiaaltoepassing en vanwege de samenhang tussen in- en exterieur. Bovendien maakt het ontwerp deel uit van het oeuvre van de Dordtse architect Van der Kloes en bevat het gebouw het oudste ijzeren vlakbodemreservoir in Nederland.
De watertoren heeft ensemblewaarde vanwege de samenhang met het nabijstaande pomp- en filtergebouw waarmee het een visuele en functionele relatie heeft.
De watertoren is van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van in- en exterieur.
Publicaties
- H.W.G. van Blokland-Visser, De Dordtse watertoren, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2007.
- André Oerlemans, Verhalen van Dordrecht 9: De watertorens van Dordrecht en Dubbeldam, 2007.
Externe links
-
Oranjelaan 11
- Datering: 1949
- Oorspronkelijke functie: Schakelstation
- Bouwstijl: Zakelijk Expressionisme
- Architect: Hamerpagt
- Postcode: 3311DH
Algemene beschrijving
Gebouw ten behoeve van de energievoorziening - 12,5 kV schakelstation, gelegen aan de Oranjelaan achter het schakelstation op de hoek Noordendijk.
Ligging
Onderdeel van een ensemble van 3 schakelstations langs de Oranjelaan. Deze vormden het centrale punt in de energieverdeling. Op militaire gronden werd geëist dat deze zich op ruime afstand van het productiebedrijf bevonden. De elektriciteitsproductie verhuist in 1949 naar de Staart.
Hoofdvorm
Gebouw bestaande uit een gekoppelde grote en een kleine bouwmassa op rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met plat dak.
Bouwgeschiedenis
Nadat in 1945 de 150 kV-lijn Amsterdam - Velsen - Haarlem - Leiden - Den Haag- Rotterdam - Dordrecht - Geertruidenberg - Staatsmijnen, in gebruik was genomen, werd ten behoeve van de energievoorziening het eiland van Dordrecht aan dit net gekoppeld. Het 12,5 kV schakelstation vormt hierin een onderdeel.
Tijdens de Duitse bezetting en in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam bij de elektriciteitsbedrijven de baksteenarchitectuur opnieuw tot bloei. Twee factoren van organisatorische aard speelden daarbij een grote rol. De belangrijkste was dat vanaf 1940 de Stichting Koppeling Elektriciteitsbedrijven onderstations, schakelstations en hoogspanningslijnen liet ontwerpen door de Bouwkundige Dienst van de KEMA.
Het hoofd van de Bouwkundige Dienst vanaf 1933 en later de bedrijfsarchitect George Hamerpagt (1899-1965), die een grote voorkeur voor baksteenbouw had, kreeg hierdoor een belangrijke positie in de Nederlandse elektriciteitssector. G. Hamerpagt was een leerling van H. Fels, die in de jaren dertig van de vorige eeuw samen met R.L.A. Schoenmaker het KEMA-complex in Arnhem ontwierp. Hamerpagt werkte ook aan dit project.
Verder was van belang dat de directe invloed uit Amerika van de nieuwe bouwwijzen in beton, staal en glas verdween, omdat de contacten met de Verenigde Staten als gevolg van de bezetting waren verbroken.
Hamerpagt tekende zijn schakelstations als combinaties van asymmetrisch gegroepeerde, rechthoekige volumes in gele baksteen met breed overstekende platte daken. De kopwanden van de diverse vleugels hebben meestal lichte 'speklagen'. Deze strepen sieren ook de lisenen die op regelmatige afstanden tegen de lange gevels zijn aangebracht. Voor het interieur gebruikte hij gewoonlijk gele Friese steen.
Opvallend zijn verder de monumentale ingangspartijen. Hamerpagt combineerde de hoofdingangen van de schakelstations met erkerachtige trappenhuizen van beton, glas en staal. Hij accentueerde de functie van de ingangen door deze streng axiaal te ontwerpen. Vrijwel altijd wordt het portiek geflankeerd door twee lage bakstenen uitbouwen.
In 1947 werd in het Bouwkundig Weekblad aandacht besteed aan het 150 kV-schakelstation (Noordendijk 258) in Dordrecht. In het artikel werd ook een korte toelichting van Hamerpagt opgenomen. Hij schreef dat hij de kasten en buizen van de elektronische installatie in sprekende kleuren had laten schilderen, om de verschillende delen van elkaar te onderscheiden. Hamerpagt was van mening dat de installaties van primair belang waren, terwijl het gebouw als 'foudraal' of omhulsel secondair was en van binnen in gematigde kleuren diende te worden gehouden. Het interieur stond met zijn neutrale beige- en geelachtige kleuren dan ook in sterk contrast met de sierlijk gedecoreerde gevels.
Hamerpagt ontwikkelde zijn typische stijl, die opvalt door de strakke architectonische composities en het decoratieve materiaal- en kleurgebruik. De eigen stijl die Hamerpagt bij het onderstation in Dordrecht ontwikkelde, bleef tot het eind van de jaren vijftig vrijwel ongewijzigd en Hamerpagt bleef tot ca. 1960 centrales, schakel- en transformatorstations in baksteenarchitectuur ontwerpen.
Het 12,5 kV schakelstation vormt onderdeel van een ensemble van 3 schakelstations langs de Oranjelaan.
Beschrijving exterieur per gevel
Voorgevel
De gevel bestaat uit een kleinere lagere iets vooruitgeschoven bouwmassa aan de linker zijde met aansluitend aan de rechterzijde een hogere bouwmassa.
De gevels zijn boven een hoge gecementeerde iets vooruitstekende plint uitgevoerd in licht geelbruine baksteen in noors verband met platvol voegwerk. De gevel van de linker bouwmassa is verbijzonderd door elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen uit te voeren.
De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak. De linker bouwmassa bezit op de begane grond aan de rechterzijde een deuropening met een stalen kozijn en dubbele deur met een rond raam. In lijn hiermee is de gevel hierboven uitgevoerd als betonnen venster met een verdeling van overhoeks geplaatste vierkante ramen.
De gevel van de rechter bouwmassa is middels zeven pilasters, die met speklagen gelijk aan de gevel van het linkergedeelte zijn uitgevoerd, verdeeld in zes identiek uitgevoerde traveeën. In elke travee bevindt zich aan op de begane grond en in de bovenzone van de gevel een vensteropening met een kunststenen omkadering met een ongedeeld raam. Het gevelvlak ligt tussen de pilasters aan de boven- en zijkanten iets verdiept en is afgewerkt met witte tegels.
Linker zijgevel
De gevel bestaat uit een lagere bouwmassa tegen een hogere bouwmassa.
De gevels zijn boven een hoge gecementeerde iets vooruitstekende plint uitgevoerd in licht geelbruine baksteen in Noors verband met platvol voegwerk. De gevel van het lage gedeelte is verbijzonderd met aan beide zijden een pilaster, waarvan elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen is uitgevoerd. De gevel van het hoge bouwdeel is gelijk aan de pilasters uitgevoerd.
De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak.
De lage bouwmassa bezit op de begane grond een grote deuropening met een stalen kozijn en dubbele deur. In de bovenzone van de gevel bevinden zich vier vensteropeningen met een kunststenen omkadering met een ongedeeld raam.
Tegen de gevel van de hogere bouwmassa staat een uitbouw, die bovendaks is voorzien van een betonnen beëindiging met ventilatieopeningen en is afgewerkt met een segmentboogvormig gebogen 'plat' dak.
Achtergevel
De gevel bestaat uit een hoge bouwmassa met aansluitend een smalle lagere iets vooruitgeschoven bouwmassa aan de linkerzijde en een kleinere lagere iets vooruitgeschoven bouwmassa de rechterzijde.
De gevels zijn boven een hoge gecementeerde iets vooruitstekende plint uitgevoerd in licht geelbruine baksteen in Noors verband met platvol voegwerk. De gevel van de linker en rechter bouwmassa is verbijzonderd door elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen uit te voeren.
De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak. De linker bouwmassa is geheel blind uitgevoerd.
De gevel van de centrale bouwmassa is middels zeven pilasters, die met speklagen gelijk aan de gevel van het linkergedeelte zijn uitgevoerd, verdeeld in zes identiek uitgevoerde traveeën. In elke travee bevindt zich op de begane grond en in de bovenzone een vensteropening met een kunststenen omkadering met een ongedeeld raam. Het gevelvlak ligt tussen de pilasters aan de boven- en zijkanten iets verdiept en is afgewerkt met witte tegels.
De rechter bouwmassa bezit op de begane grond aan de rechterzijde een deuropening met een stalen kozijn en deur.
Rechter zijgevel
De gevel bestaat uit een lagere bouwmassa aan de rechterzijde gesitueerd tegen een hogere bouwmassa.
De gevels zijn boven een hoge gecementeerde iets vooruitstekende plint uitgevoerd in licht geelbruine baksteen in Noors verband met platvol voegwerk en zijn verbijzonderd met elke achtste metselgang als speklaag in witte baksteen uitgevoerd. De gevels worden beëindigd met een fors overstek van het betonnen dak.
De lage bouwmassa bezit op de begane grond aan de linkerzijde een deuropening met een stalen kozijn en dubbele deur met een rond raam. In lijn hiermee is de gevel hierboven uitgevoerd als betonnen venster met een verdeling van overhoeks geplaatste vierkante ramen.
De hogere bouwmassa bezit op de begane grond aan de linkerzijde een deuropening met een stalen kozijn en dubbele deuren.
Kap
Alle bouwdelen zijn voorzien van een plat dak.
Beschrijving interieur per bouwlaag
(het interieur is niet opgenomen)
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van cultuurhistorische waarde als uiting van de ontwikkeling van de energievoorziening op lokaal niveau als onderdeel van het regionale elektriciteitsnet.
Architectonische waarde
Het pand is van architectonische waarde omdat er middels compositie, vormgeving en detaillering een esthetische kwaliteit is gegeven aan een object met een zuiver utilitair karakter. Van belang in het oeuvre van de architect.
Gaafheid
Het object is niet gewijzigd, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.
Situering
De markante ligging aan de Oranjelaan en de ensemblewaarde met de twee andere schakelstations aan de Oranjelaan zijn van groot stedenbouwkundig belang.
Unieke waarde
Het object een hoge zeldzaamheidswaarde als industrieel erfgoed.
Publicaties
- De Dordtse Puienprijs 2021, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2021.
- Winnaar Puienprijs categorie HERBESTEMMING: Oranjelaan 11, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.2 2022.
Bijlage
-
9121948.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 93
- Datering: 1921
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Nieuwe Haagse School
- Architect: de Kluiver
- Postcode: 3311DJ
Algemene beschrijving
Rechterdeel van een dubbel woonhuis. (zie ook Oranjelaan 95)
Ligging
Het pand vormt onderdeel van een kleine villawijk tussen de Oranjelaan en de Groenedijk met merendeels vrijstaande villa's en dubbele woonhuizen.
Hoofdvorm
Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met een kap.
Bouwgeschiedenis
De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart werd aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1930 ontstond een villawijk met een landschappelijke aanleg waarin vrijstaande en dubbele woonhuizen zijn gebouwd.
De tweekapper is waarschijnlijk gebouwd in 1921.
Beschrijving exterieur per gevel
Voorgevel
De gevel is opgetrokken in gemêleerde roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voeg. De hoge plint is uitgevoerd in mangaansteen in Vlaams verband, waarbij de koppen iets zijn uitgemetseld. De plint wordt afgesloten met een laag van op de kant vermetselde strekken afgewisseld met drie liggende koppen, waarvan de bovenste kop iets is uitgemetseld.
De gevelopeningen zijn beëindigd met een anderhalf steens rollaag, waarvan de koppen en strekken langs de bovenrand iets zijn uitgemetseld. De lekdorpels zijn als schuin gelegde rollaag uitgevoerd.
De gevel wordt beëindigd met een 'fries' in de vorm van iets uitgemetselde metselgang, waarboven een wederom iets uitgemetselde strekkenrollaag en een houten boei, in aansluiting op het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek/bakgoot op bewerkte klossen.
Het linkerdeel van de gevel telt twee bouwlagen en is iets vooruitgeschoven. De buitenrand van dit geveldeel is voorzien van een versiering in de vorm van een om de andere metselgang op de hoek teruggelegde kop.
De gevel is op de begane grond uitgebouwd als driezijdige erker. In elke zijde bevindt zich een vensteropening met in het kozijn met kalf een ongedeeld onder- en bovenraam. De beglazing is gewijzigd in dubbele beglazing, waarin een glas-in-loodpaneel is opgenomen.
De erker fungeert als basis voor een balkon op de verdieping, dat is begrensd met een ijzeren spijlenhekwerk. De gevel grenzend aan het balkon is als loggia onder een latei geopend. Achter de gevelopening bevindt zich een naar binnen gerichte driezijdige pui met centraal een deuropening met een deur met een ongedeeld glaspaneel en aan weerszijden een vensteropening met een ongedeeld glaspaneel.
Het rechterdeel van de gevel telt anderhalve bouwlaag. Op de begane grond bevindt zich de entree tot de woning. Voor de entree ligt een stoep van twee gemetselde treden. De deuropening is omkaderd door een steens brede rand van afwisselend twee strekken en twee verticaal op het plat vermetselde bakstenen. In de deuropening bevindt zich op hoge hardstenen neuten en dorpel een kozijn, waarin een blank gelakte deur is afgehangen. De deur is voorzien van drie vierkante ramen achter een smeedijzeren rooster.
Boven de entree zijn twee metselgangen uitgemetseld als versiering.
Direct onder het dakoverstek bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een ongedeeld raam.
Rechter zijgevel
De afgetopte topgevel telt drie bouwlagen opgetrokken in gemêleerde roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voeg. De hoge plint is uitgevoerd in mangaansteen in Vlaams verband, waarbij de koppen iets zijn uitgemetseld. De plint wordt afgesloten met een laag van op de kant vermetselde strekken afgewisseld met drie liggende koppen, waarvan de bovenste kop iets is uitgemetseld.
De gevelopeningen zijn beëindigd met een anderhalf steens rollaag, waarvan de koppen en strekken langs de bovenrand iets zijn uitgemetseld. De dagkant is aan de bovenzijde versierd met een om de andere metselgang op de hoek teruggelegde kop. De lekdorpels zijn als schuin gelegde rollaag uitgevoerd.
De rand met de voor- en achtergevel is vanaf ongeveer twee meter boven het maaiveld voorzien van een versiering in de vorm van een om de andere metselgang op de hoek teruggelegde kop.
De gevel wordt beëindigd met een rand van iets uitgemetselde metselgang, waarboven een wederom iets uitgemetselde strekkenrollaag en de kantpannen van de dakbedekking.
In de plint bevindt zich een vensteropening met spijlenrooster.
Op de begane grond bevindt zich aan de linker en rechterzijde een vensteropening met een tweelicht met ongedeelde ramen. In beide vensters is de beglazing gewijzigd in dubbele beglazing, waarin een glas-in-loodpaneel.
Aan de linkerzijde bevindt zich nog een kleine vensteropening met in het kozijn een ongedeeld raam. In het midden van de gevel bevinden zich drie smalle vensteropeningen met een kozijn met een glas-in-loodvulling. De vensteropeningen zijn 'klimmend' gepositioneerd.
Op de verdieping bevindt zich aan de linkerzijde een vensteropening met een tweelicht met ongedeelde ramen. Rechts is een tweelicht met een raam in vier vakken.In de top bevindt zich een liggende vensteropening met een raam verdeeld in vier vakken.
Achtergevel
De gevel telt anderhalve bouwlaag en is opgetrokken in gemêleerde roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voeg. De hoge plint is uitgevoerd in mangaansteen in Vlaams verband, waarbij de koppen iets zijn uitgemetseld. De plint wordt afgesloten met een laag van op de kant vermetselde strekken afgewisseld met drie liggende koppen, waarvan de bovenste kop iets is uitgemetseld.
De gevelopeningen zijn beëindigd met een anderhalf steens rollaag, waarvan de koppen en strekken langs de bovenrand iets zijn uitgemetseld. De lekdorpels zijn als schuin gelegde rollaag uitgevoerd.
De gevel wordt beëindigd met een 'fries' in de vorm van een iets uitgemetselde metselgang, waarboven een wederom iets uitgemetselde strekkenrollaag en een houten boei, in aansluiting op het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek/bakgoot op bewerkte klossen.
Het middendeel van de gevel is iets hoger en telt twee bouwlagen. Op de begane grond bevindt zich links een deuropening met in het kozijn een deur met een dicht ondergedeelte en boven een glaspaneel met een segmentboogvormige bovenrand. Aan de rechterzijde bevindt zich een grote gevelopening met in de pui een deuropening met een gemoderniseerde deur en een ongedeeld bovenlicht met het glas-in-loodvulling opgenomen in dubbele beglazing. Rechts hiervan een ongedeeld onderraam en een tweeruits bovenraam, alle voorzien van een glas-in-loodvulling.
Direct onder het dakoverstek bevindt zich aan de linkerzijde een vensteropening met in het kozijn een raam verdeeld in vier vakken.
Kap
De dakvlakken van het tentdak en het daarop aangekapte halve schilddak zijn afgewerkt met rode Tuiles-du-Nordpannen.
In het voordakvlak staat op de scheiding met het buurpand een dakkapel met een plat dak. De voorzijde is voorzien van een gedrukt fronton. In het tweelicht aan de voorzijde bevinden zich ongedeelde ramen.
In de top van het tentdak en het achterdakvlak staat een gemetselde schoorsteen.
Beschrijving interieur per bouwlaag
Begane grond
Achter de entree bevindt zich een portaal annex traphal en aan de achterzijde de keuken. Tegen de bouwmuur bevinden zich een voor- en achterkamer (en suite).
De keuken heeft een mozaïekvloer. De binnendeuren met een opgelegd paneel hebben een getoogde bovendorpel. Hetzelfde element komt terug in de scheiding tussen de voor- en achterkamer met de meerruits schuifdeuren met facetgeslepen glas en de kastdeuren, waarvan de bovendorpel een segmentboog beschrijft. In de plafonds beschrijft de perklijst eenzelfde vorm. In de vrije leuning en de betimmering van de trapopgang komt de segmentboogvorm ook voor.
In de voorkamer is een natuurstenen schouw.
Eerste verdieping
De trap van de begane grond sluit met een bovenkwart aan op de overloop, met aan de voor- en achterzijde een kamer en tegen de bouwmuur twee grote kamers.
De binnendeuren met een opgelegd paneel zijn omkaderd met een forse architraaf. In de plafonds bezit de perklijst kwartronde hoeken. In de achterkamer is een vast bureau in de hoek aangebracht.
Zolder
De trap naar de zolder sluit aan op een overloop met aansluitend meerdere vertrekken.
Op de zolder bevinden zich vaste kastenwanden uit de bouwtijd.
Beschrijving bijgebouw
Vrijstaand aan de achterzijde bevindt zich een eenlaags garage met plat dak opgetrokken in licht roodbruine baksteen in halfsteens verband met platvolle voegen. De gevels wordt beëindigd met het dakoverstek op klossen en een recht boeiboord.
Aan de voorzijde bevindt zich een kanteldeur. Aan de zijkant bevindt zich een deuropening gecombineerd met een venster.
Beschrijving tuin
De tuin bezit geen monumentale waarden.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is als onderdeel van een dubbel woonhuis van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaaleconomische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in dit gedeelte van de negentiende-eeuwse schil langs de hoofdstraten onder andere woningbouw voor de hogere klasse werd gebouwd.
Architectonische waarde
Het pand is als onderdeel van een dubbel woonhuis van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De architectonische opzet en detaillering van het object is karakteristiek voor de bouwstijl.
Gaafheid
Het object is nauwelijks gewijzigd, waardoor de cultuurhistorische- en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.
Situering
De vrijstaande ligging van het object als onderdeel van een dubbel woonhuis is typerend voor dit gedeelte van de bebouwing van de negentiende-eeuwse schil.
Unieke waarde
In architectonisch en bouwkundig opzicht bezit het object een zekere zeldzaamheidswaarde.
Bijlage
-
9121949.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 95
- Datering: 1921
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Nieuwe Haagse School
- Architect: de Kluiver
- Postcode: 3311DJ
Algemene beschrijving
Linkerdeel van een dubbel woonhuis. (zie ook Oranjelaan 93)
Ligging
Het pand vormt onderdeel van een kleine villawijk tussen de Oranjelaan en de Groenedijk met merendeels vrijstaande villa's en dubbele woonhuizen.
Hoofdvorm
Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met een kap.
Bouwgeschiedenis
De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart werd aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1921 ontstond een villawijk met een landschappelijke aanleg waarin vrijstaande en dubbele woonhuizen zijn gebouwd.
Het dubbele woonhuis is waarschijnlijk rond 1921 gebouwd.
Beschrijving exterieur per gevel
Voorgevel
De gevel is opgetrokken in gemêleerde roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voeg. De hoge plint is uitgevoerd in mangaansteen in Vlaams verband, waarbij de koppen iets zijn uitgemetseld. De plint wordt afgesloten met een laag van op de kant vermetselde strekken afgewisseld met drie liggende koppen, waarvan de bovenste kop iets is uitgemetseld.
De gevelopeningen zijn beëindigd met een anderhalf steens rollaag, waarvan de koppen en strekken langs de bovenrand iets zijn uitgemetseld. De lekdorpels zijn als schuin gelegde rollaag uitgevoerd.
De gevel wordt beëindigd met een 'fries' in de vorm van iets uitgemetselde metselgang, waarboven een wederom iets uitgemetselde strekkenrollaag en een houten boei, in aansluiting op het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek/bakgoot op bewerkte klossen.
Het rechterdeel van de gevel telt twee bouwlagen en is iets vooruitgeschoven. De buitenrand van dit geveldeel is voorzien van een versiering in de vorm van een om de andere metselgang op de hoek teruggelegde kop.
De gevel heeft op de begane grond een vensteropening met in het tweelicht met ongedeelde ramen.
Op de verdieping bevindt zich een loggia met een in het midden iets uitstekende vloer, die is begrensd met een smeedijzeren hekwerk. De gevel is onder een latei geopend. Achter de gevelopening bevindt zich een naar binnen gerichte driezijdige pui met centraal een deuropening met een deur met een ongedeeld glaspaneel en aan weerszijden een vensteropening met een ongedeeld glaspaneel.
Het rechterdeel van de gevel telt anderhalve bouwlaag. Op de begane grond is de hoek uitgebouwd en afgeschuind. De hoeken zijn verbijzonderd met om en om doorstekende baksteenstrekken. In de afgeschuinde hoek bevindt zich de entree tot de woning. Voor de entree ligt een stoep van een gemetselde trede met het plateau afgewerkt met rode plavuizen. In de rechte deuropening bevindt zich op hoge hardstenen neuten en dorpel een kozijn, waarin een blank gelakte deur is afgehangen. De deur is voorzien van een verticale strook met drie ramen achter een smeedijzeren rooster. Aan weerszijden bevindt zich in de uitbouw een smal venster met een glas-in-loodvulling.
Direct onder het dakoverstek bevindt zich op de verdieping aan elke zijde een vensteropening met in het kozijn een ongedeeld raam.
Linker zijgevel
De gevel bestaat uit een lijstgevel in anderhalve bouwlaag aan de linkerzijde en aansluitend een topgevel in drie bouwlagen, opgetrokken in gemêleerde roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voeg. De hoge plint is uitgevoerd in mangaansteen in Vlaams verband, waarbij de koppen iets zijn uitgemetseld. De plint wordt afgesloten met een laag van op de kant vermetselde strekken afgewisseld met drie liggende koppen, waarvan de bovenste kop iets is uitgemetseld.
In het bovengedeelte van de geveltop is in de koppenlaag om de andere kop enigszins uitgemetseld.
De gevelopeningen zijn beëindigd met een anderhalf steens rollaag, waarvan de koppen en strekken langs de bovenrand iets zijn uitgemetseld. De dagkant is aan de bovenzijde versierd met een om de andere metselgang op de hoek teruggelegde kop. De lekdorpels zijn als schuin gelegde rollaag uitgevoerd.
De rand met de voor- en achtergevel is vanaf ongeveer twee meter boven het maaiveld voorzien van een versiering in de vorm van een om de andere metselgang op de hoek teruggelegde kop.
De lijstgevel wordt beëindigd met een rand van een iets uitgemetselde metselgang, waarboven een wederom iets uitgemetselde strekkenrollaag en bij de topgevel de kantpannen van de dakbedekking.
In de plint bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een ongedeeld raam. Op de begane grond bevindt zich aan de linkerzijde een vensteropening met een tweelicht met ongedeelde ramen. Aan de rechterzijde bevindt zich nog een kleine vensteropening met in het kozijn een ongedeeld raam met een glas-in-loodvulling. In het midden van de gevel bevinden zich drie smalle vensteropeningen met een kozijn met een glas-in-loodvulling. De vensteropeningen zijn 'klimmend' gepositioneerd.
Op de verdieping bevindt zich aan de linkerzijde een vensteropening met een tweelicht met ongedeelde ramen.
In de top bevindt zich een op de punt geplaatste vierkante vensteropening met een ongedeeld raam.
Achtergevel
De gevel telt anderhalve bouwlaag en is opgetrokken in gemêleerde roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voeg. De hoge plint is uitgevoerd in mangaansteen in Vlaams verband, waarbij de koppen iets zijn uitgemetseld. De plint wordt afgesloten met een laag van op de kant vermetselde strekken afgewisseld met drie liggende koppen, waarvan de bovenste kop iets is uitgemetseld.
De gevelopeningen zijn beëindigd met een anderhalf steens rollaag, waarvan de koppen en strekken langs de bovenrand iets zijn uitgemetseld. De lekdorpels zijn als schuin gelegde rollaag uitgevoerd.
De gevel wordt beëindigd met een 'fries' in de vorm van een iets uitgemetselde metselgang, waarboven een wederom iets uitgemetselde strekkenrollaag en een houten boei, in aansluiting op het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek/bakgoot op bewerkte klossen.
Het middendeel van de gevel is iets hoger en telt twee bouwlagen. Op de begane grond bevindt zich rechts een deuropening met in het kozijn een deur met een dicht ondergedeelte en boven een meerruits glaspaneel met een segmentboogvormige bovenrand. Aan de linkerzijde bevindt zich een grote gevelopening met onderin een schuifpui en een drieruits bovenlicht met ongedeelde ramen.
Direct onder het dakoverstek bevindt zich aan de rechterzijde een vensteropening met in het kozijn een ongedeeld raam.
Aan de linkerzijde bevindt zich een vensteropening met een drielicht met ongedeelde onder- en bovenramen.
Kap
De dakvlakken van het tentdak en het daarop aangekapte halve schilddak zijn afgewerkt met rode Tuiles-du-Nordpannen.
In het voordakvlak staat op de scheiding met het buurpand een dakkapel met een plat dak. De voorzijde is voorzien van een gedrukt fronton. In het tweelicht aan de voorzijde bevinden zich ongedeelde ramen.
In de top van het tentdak en het achterdakvlak staat een gemetselde schoorsteen.
Beschrijving interieur per bouwlaag
Kelder
Het pand is deels onderkelderd.
Begane grond
Achter de entree bevindt zich een portaal annex traphal en aan de achterzijde de keuken. Tegen de bouwmuur bevonden zich oorspronkelijk een voor- en achterkamer (en suite), die zijn samengevoegd.
De hal en gang hebben een terrazzovloer.
Eerste verdieping
De trap van de begane grond sluit met een bovenkwart aan op de overloop, met aan de voor- en achterzijde een kamer en tegen de bouwmuur twee grote kamers.
De binnendeuren met een opgelegd paneel zijn omkaderd met een forse architraaf. In de plafonds bevindt zich de perklijst.
Zolder
De trap naar de zolder sluit aan op een overloop met aansluitend meerdere vertrekken.
Beschrijving bijgebouw
Vrijstaand aan de achterzijde bevindt zich een éénlaagse garage met zadeldak opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voegen. De kopgevels worden beëindigd met de kantpannen van de dakbedekking en de langsgevels met een zinken mastgoot. Het dak is gedekt met rode opnieuw verbeterde pannen.
Aan de voorzijde bevindt zich een segmentboogdeuropening met een moderne garagedeur. Aan de rechter zijkant bevindt zich een aanbouw met een deuropening.
Beschrijving tuin
De tuin bezit geen monumentale waarden.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is als onderdeel van een dubbel woonhuis van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaaleconomische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in dit gedeelte van de negentiende-eeuwse schil langs de hoofdstraten onder andere woningbouw voor de hogere klasse werd gebouwd.
Architectonische waarde
Het pand is als onderdeel van een dubbel woonhuis van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De architectonische opzet en detaillering van het object is karakteristiek voor de bouwstijl.
Gaafheid
Het object is nauwelijks gewijzigd, waardoor de cultuurhistorische- en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven.De bouwkundige staat is goed.
Situering
De vrijstaande ligging van het object als onderdeel van een dubbel woonhuis is typerend voor dit gedeelte van de bebouwing van de negentiende-eeuwse schil.
Unieke waarde
In architectonisch en bouwkundig opzicht bezit het object een zekere zeldzaamheidswaarde.
Bijlage
-
9121950.pdf (opent in een nieuw venster)
Externe links
-
Oranjelaan 109
- Datering: 1925
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Amsterdamse school
- Architect: de Kluiver
- Postcode: 3311DK
Algemene beschrijving
Rechterdeel van een dubbel woonhuis. (zie ook Oranjelaan 111)
Ligging
Het pand vormt onderdeel van een kleine villawijk tussen de Oranjelaan en de Groenedijk met merendeels vrijstaande villa's en dubbele woonhuizen.Hoofdvorm Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met een kap.
Bouwgeschiedenis
De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart is aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1930 ontstond in een landschappelijke aanleg een villawijk met vooral vrijstaande en dubbele woonhuizen.
Op 23 mei 1925 vraagt architect W. de Kluiver vergunning aan voor de realisatie van een dubbele villa. Het jaar daarop vraagt hij vergunning aan voor het plaatsen van een berging.
In 1927 wordt een kleine serre aan de achterzijde vervangen door de huidige serre en wordt een erfafscheiding geplaatst.
In 1967 wordt op de verdieping een venster verkleind.
Beschrijving exterieur per gevel
(er is geen mogelijkheid geboden tot opname; derhalve is de beschrijving gebaseerd op waarnemingen vanaf de openbare weg)
Voorgevel
De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met iets terugliggende voegen. De plint, reikend tot de onderdorpel van de vensteropeningen van de begane grond, is opgetrokken in donkerder baksteen waarbij elke vierde metselgang iets is uitgemetseld. Een iets uitgemetselde anderhalfsteens rollaag markeert als cordonlijst de ligging van de verdiepingsvloer. Op de verdieping is tussen de vensteropeningen in elke zesde metselgang iets uitgemetseld. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.
Op de begane grond aan de linkerzijde bevindt zich de entree. Binnen een vooruitgeschoven kader van rechte kolommen en een gecementeerde latei bevindt zich een deuropening met aan weerszijden een hoog geplaatste kleine vensteropening. Voor de entree ligt een stoep van twee gemetselde treden. In het deurkozijn op hoge kunststenen neuten en dorpel is een blank gelakte deur afgehangen. De deur is voorzien van een hoge stapeldorpel, waarboven een smal raam met een glas-in-loodvulling. De beide zijramen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.
Rechts van de entree bevindt zich een vensteropening met een drielicht met in het midden een ongedeelde raam en aan weerszijden ramen met horizontale roeden.
Op de verdieping bevindt zich links een vensteropening met een tweelicht met vierruits ramen met een horizontale roedeverdeling. Aan de rechterzijde bevindt zich een drielicht met een vierruits verdeling met een horizontale roedeverdeling in de buitenste ramen.
Rechter zijgevel
De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met iets terugliggende voegen. De plint, reikend tot de onderdorpel van de vensteropeningen van de begane grond, is opgetrokken in donkerder baksteen waarbij elke vierde metselgang iets is uitgemetseld. Een iets uitgemetselde anderhalfsteens rollaag markeert als cordonlijst de ligging van de verdiepingvloer. Op de verdieping is tussen de vensteropeningen in elke zesde metselgang iets uitgemetseld. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.
Aan de linkerzijde is de gevel uitgebouwd met een vijfzijdige erker. Op de gemetselde borstwering staat een doorlopend kozijn met aan elke zijde een ongedeeld raam met een glas-in-loodvulling. Aan de voorzijde bevonden zich oorspronkelijk dubbele deuren, die zijn vervangen door vaste beglazing.
Aan de rechterzijde bevindt zich een vensteropening met in het kozijn vaste beglazing.
De erker fungeert op de verdieping als basis voor een balkon, begrensd door een gemetselde borstwering, waarin verticale openingen zijn gespaard. In de gevel bevindt zich een deuropening met in het kozijn dubbele houten deuren met een dicht onderpaneel en boven een vijfruits raam met een horizontale roedeverdeling.
Aan de rechterzijde bevindt zich een vensteropening met een tweelicht met vierruits ramen met een horizontale roedeverdeling.
Achtergevel
De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met iets terugliggende voegen. De plint, reikend tot de onderdorpel van de vensteropeningen van de begane grond, is opgetrokken in donkerder baksteen waarbij elke vierde metselgang iets is uitgemetseld. Een iets uitgemetselde anderhalfsteens rollaag markeert als cordonlijst de ligging van de verdiepingvloer. Op de verdieping is tussen de vensteropeningen in elke zesde metselgang iets uitgemetseld. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.
Aan de linkerzijde is de gevel uitgebouwd met een rechthoekige erker met aan de voorzijde een kleine driezijdige uitbouw. In beide zijkanten bevindt zich een vensteropening met een ongedeeld raam met een glas-in-loodvulling. In de driezijdige uitbouw bevindt zich een deuropening met aan weerszijden een vensteropening. De vensteropeningen zijn voorzien van een ongedeeld raam met een glas-in-loodvulling. In de deuropening bevindt zich een deur met een glas-in-loodpaneel.
Op de verdieping aan de linkerzijde bevindt zich een vensteropening met een tweelicht met vierruits ramen met een horizontale roedeverdeling. Aan de rechterzijde bevindt zich een vensteropening met oorspronkelijk een vierruits raam, dat in 1967 is verkleind tot een hoog geplaatste vensteropening met een tweeruits raam.
Kap
In de omlopende mansarde is gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.
In het ondergedeelte van het voor- en achterdakvlak staat een dakkapel met plat dak met aan de voorzijde een tweelicht met tweeruits ramen met een horizontale roedeverdeling.
In het onder- en bovengedeelte van het achterdakvlak staat een gemetselde schoorsteen.
In het ondergedeelte van het zijdakvlak staat een dakkapel met plat dak met aan de voorzijde aan weerszijden van een betimmering van gepotdekselde delen een tweelicht met tweeruits ramen met een horizontale roedeverdeling. In het bovengedeelte van het zijdakvlak staat een gemetselde schoorsteen.
Beschrijving interieur per bouwlaag
Pand is niet bezocht.
Beschrijving tuin
De tuin heeft een parkachtige aanleg met bomen en struiken en een haag die de tuin van de vijver van de Noordhoveweg scheidt.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het ensemble van pand, onderdeel van een dubbel woonhuis, en tuin is van grote cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaaleconomische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in dit gedeelte van de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de hogere klasse werd gerealiseerd.
Architectonische waarde
Het pand heeft architectonische waarde, met name vanwege de verfijnde detaillering van het exterieur. De architectuur is een gaaf en herkenbaar voorbeeld van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De architectonische opzet en detaillering zijn karakteristiek voor de bouwstijl.
Gaafheid
Het ensemble is vrijwel gaaf, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.
Situering
Het ensemble vormt door de vrijstaande ligging van het object, als onderdeel van een dubbel woonhuis, met bijbehorende parkachtig gelegen tuin aan de waterpartij een bijzonder en kwalitatief dragend onderdeel van dit deel van de negentiende-eeuwse schil.
Unieke waarde
In architectonisch, stedenbouwkundig en bouwkundig opzicht bezit het object een zeldzaamheidswaarde met name door de verfijnde detaillering en de ligging.
Bijlage
-
9121951.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 111
- Datering: 1925
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Amsterdamse school
- Architect: de Kluiver
- Postcode: 3311DK
Algemene beschrijving
Linker deel van een dubbel woonhuis. (zie ook Oranjelaan 109)
Ligging
Het pand vormt onderdeel van een kleine villawijk tussen de Oranjelaan en de Groenedijk met merendeels vrijstaande villa's en dubbele woonhuizen.
Hoofdvorm
Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met een kap.
Bouwgeschiedenis
De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart is aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1930 ontstond in een landschappelijke aanleg een villawijk met vooral vrijstaande en dubbele woonhuizen.
Op 23 mei 1925 vraagt architect W. de Kluiver vergunning aan voor de realisatie van een dubbele villa.
Beschrijving exterieur per gevel
Voorgevel
De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met iets terugliggende voegen. De plint, reikend tot de onderdorpel van de vensteropeningen van de begane grond, is opgetrokken in donkerder baksteen waarbij elke vierde metselgang iets is uitgemetseld. Een iets uitgemetselde anderhalfsteens rollaag markeert als cordonlijst de ligging van de verdiepingvloer. Op de verdieping is tussen de vensteropeningen in elke zesde metselgang iets uitgemetseld. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.
Op de begane grond aan de rechterzijde bevindt zich de entree. Binnen een vooruitgeschoven kader van rechte kolommen en een gecementeerde latei bevindt zich een deuropening met en aan weerszijden een hoog geplaatste kleine vensteropening. Voor de entree ligt een stoep van twee gemetselde treden. In het deurkozijn op hoge kunststenen neuten en dorpel is een blank gelakte deur afgehangen. De deur is voorzien van een hoge stapeldorpel, waar boven een smal raam met een glas-in-loodvulling. De beide zijramen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.
Links van de entree bevindt zich een vensteropening met een drielicht met in het midden een ongedeeld raam en in de smalle zijgedeelten vijfruits met een horizontale roedeverdeling.
Op de verdieping bevindt zich rechts een vensteropening met een tweelicht met vierruits ramen met een horizontale roedeverdeling. Aan de linkerzijde bevindt zich een drielicht met een vierruits verdeling met een horizontale roedeverdeling in de buitenste ramen.
Linker zijgevel
De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met iets terugliggende voegen. De plint, reikend tot de onderdorpel van de vensteropeningen van de begane grond, is opgetrokken in donkerder baksteen waarbij elke vierde metselgang iets is uitgemetseld. Een iets uitgemetselde anderhalfsteens rollaag markeert als cordonlijst de ligging van de verdiepingvloer. Op de verdieping is tussen de vensteropeningen in elke zesde metselgang iets uitgemetseld. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.
Op de begane grond bevindt zich aan de linker en de rechterzijde een vensteropening met een vijfruits raam met een horizontale roedeverdeling.
Op de verdieping bevindt aan de linker- en de rechterzijde zich een vensteropening met een vierruits raam met een horizontale roedeverdeling.
Vanaf het niveau van de eerste verdieping zijn twee schoorstenen uitgemetseld, die door het dakoverstek heen bovendaks zijn opgetrokken.
Achtergevel
De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met iets terugliggende voegen. De plint, reikend tot de onderdorpel van de vensteropeningen van de begane grond, is opgetrokken in donkerder baksteen waarbij elke vierde metselgang iets is uitgemetseld. Een iets uitgemetselde anderhalfsteens rollaag markeert als cordonlijst de ligging van de verdiepingvloer. Op de verdieping is tussen de vensteropeningen in elke zesde metselgang iets uitgemetseld. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.
De gevel is op de begane grond uitgebouwd met aan de rechterzijde een kleine driezijdige uitbouw. Aan de linkerzijde bevindt zich een deuropening gecombineerd met een halfhoog smal venster. Voor de deuropening ligt een stoep met twee gemetselde treden. In de deuropening bevindt zich een blank gelakte deur, voorzien van een hoge stapeldorpel waarboven een ongedeeld raam. Het zijraam is drieruits met een horizontale roedeverdeling. De beide bovenramen zijn ongedeeld.
In de driezijdige uitgebouw bevindt zich een deuropening met aan weerszijden een vensteropening. De vensteropeningen zijn voorzien van een ongedeeld onderraam en een bovenraam met een glas-in-loodvulling. In de deuropening bevinden zich dubbele deuren met een ongedeeld raam en een bovenlicht met een glas-in-loodvulling.
De uitbouw fungeert op de verdieping als balkon, begrensd door een gemetselde borstwering, waarin verticale openingen zijn gespaard. Op de verdieping aan de linkerzijde bevindt zich een vensteropening met een vierruits raam met een horizontale roedeverdeling. Aan de rechterzijde bevindt zich een deuropening met in het kozijn dubbele houten deuren met een dicht onderpaneel en boven een vijfruits raam met een horizontale roedeverdeling.
Kap
De mansardekap is gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.
In het ondergedeelte van het voor-, linker- en achterdakvlak staat een dakkapel met plat dak met aan de voorzijde een tweelicht met tweeruits ramen met een horizontale roedeverdeling.
In het bovengedeelte van het achterdakvlak staat een gemetselde schoorsteen.
In het bovengedeelte van het zijdakvlak staan twee gemetselde schoorstenen.
Beschrijving interieur per bouwlaag
Kelder
Het pand is geheel onderkelderd.
Begane grond
Achter de entree ligt een vestibule en aansluitend de gang met de trapopgang naar de verdieping en het toilet. In de vestibule en gang is een lambrisering van oranje/bruine gekristalliseerde wandtegels van 10,4 x 10,4 cm. Achter de hal ligt de keuken. In de vestibule, gang en keuken ligt nog de originele terrazzovloer. Vanuit de hal zijn de voor- en achterkamer aan de rechterzijde bereikbaar. De beide kamers zijn middels schuifdeuren met elkaar verbonden (en suite). Overal in het huis zijn nog de gietijzeren radiatoren aanwezig.
De schuifdeuren, met achtruits glaspanelen en de paneeldeuren met zesruits glaspaneel aan de bovenzijde, resteren tussen beide kamers. Beide kamers en de hal bezitten een stucplafond met middenornament en perklijst. In de keuken bevinden zich een aanrecht met onderkastjes, een kooknis en een keukenkast met glasdeuren. De trapopgang is nog in originele staat.
Eerste verdieping
De trap van de begane grond sluit met een bovenkwart aan op de overloop, waaraan aan de voorzijde een kleine en een grote kamer grenzen en aan de achterzijde de badkamer met toilet en een tweede grote slaapkamer. In de badkamer ligt nog de originele terrazzovloer.
De traphal en slaapkamers hebben een stucplafond met middenornament en perklijst. De trapopgang is nog in originele staat. Ook de werkkamer heeft nog een stucplafond.
Zolder
Aan de overloop grenzen aan de voor- en achterzijde twee kamers met ertussen een zolderruimte.
In het gehele huis zijn nog de originele paneeldeuren aanwezig.
Beschrijving bijgebouw
Vrijstaand aan de achterzijde bevindt zich een éénlaags garage met zadeldak opgetrokken in licht bruinrode baksteen in halfsteens verband met platvolle voegen. Het dak is gedekt met rode Tuiles-du-Nordpannen.
Aan de voorzijde bevindt zich een deuropening gesloten met een houten latei op aan weerszijde uitstekende houten consoles. In de deuropening zijn dubbele houten deuren afgehangen. De geveltop is voorzien van een beschieting van horizontale houten delen. In de top bevindt zich zowel voor als achter een vensteropening met een tweelicht met tweeruits ramen met een horizontale roedeverdeling. De dakrand wordt gevormd door een boeiboord met windveer.
Aan de rechter zijkant bevinden zich twee vensteropeningen met een tweelicht met tweeruits ramen met een horizontale roedeverdeling.
Beschrijving tuin
De tuin heeft een parkachtige aanleg met gazons, bomen en struiken en is karakteristiek gelegen aan de waterpartij van de Noordhoveweg.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het ensemble van pand, onderdeel van een dubbel woonhuis, garage en bijbehorende tuin is van grote cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaaleconomische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in dit gedeelte van de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de hogere klasse werd gebouwd.
Architectonische waarde
Zowel het pand als de garage hebben architectonische waarde, met name vanwege het exterieur met de verfijnde detaillering en vanwege het nog vrijwel gave interieur. De architectuur is een gaaf en herkenbaar voorbeeld van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De architectonische opzet en detaillering zijn karakteristiek voor de bouwstijl.
Gaafheid
Het ensemble is vrijwel gaaf, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.
Situering
Het ensemble vormt door de vrijstaande ligging van het object, als onderdeel van een dubbel woonhuis, met bijbehorende garage en de ligging van de parkachtige tuin aan de waterpartij een bijzonder en kwalitatief dragend onderdeel van dit deel van de negentiende-eeuwse schil.
Unieke waarde
In architectonisch, stedenbouwkundig en bouwkundig opzicht heeft het ensemble zeldzaamheidswaarde met name door de verfijnde detaillering en de ligging.
Bijlage
-
9121952.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 119
- Naam: Huize de Groene Hoek
- Datering: 1920
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Interbellum-architectuur
- Architect: Wegerif
- Postcode: 3311DK
Inleiding
WOONHUIS 'De Groene Hoek', gebouwd in 1920 in de trant van de Interbellum-architectuur met invloeden van de Engelse landhuisstijl, onder meer in de toepassing van de vlinderplattegrond, naar een ontwerp van de architect A.H. Wegerif (1888-1963). De opdrachtgever was de houthandelaar dhr. Van Es-Gips. Het vrijstaande huis staat in de negentiende-eeuwse schil van Dordrecht op een bijzondere plek op een hoek bij het Merwesteynpark, waar de Oranjelaan de Groenedijk ontmoet. Het pand is omgeven door een gemetseld bordes.
NB In 1996 is de kaplaag afgebrand. De huidige kaplaag is op basis van het originele ontwerp gerestaureerd door architecten Rouw en de Kock.
Omschrijving
Het gehele woonhuis is onderkelderd zodat de begane grondlaag aanmerkelijk hoger ligt dan het maaiveld. De symmetrische woning heeft een vlindervormige plattegrond en twee bouwlagen met een houten kaplaag onder met een riet gedekt overstekend dak dat bestaat uit twee op elkaar aansluitende schilddaken. Op de nokvorsten liggen pannen. De gevels zijn opgetrokken in donkerbruine baksteen en zijn op de verdieping gedeeltelijk voorzien van een verticale, houten beschieting. De rechthoekige vensters hebben houten kozijnen met meerruits ijzeren ramen voorzien van ijzeren roeden, en zijn aan de bovenzijde voorzien van rollagen. De kozijnen hebben brede, houten omlijstingen.
De symmetrische voorgevel heeft twee schuin uitlopende vleugels met in het midden een teruggerooid gevelvlak, waarachter de hal is gesitueerd, met een venster en twee terrasdeuren. Beide vleugels bestaan uit een brede erker met afgeschuinde zijden met in de voor- en zijgevel twee vensters, en in de terraszijde één venster. De linker erker heeft bovendien een terrasdeur. De erkers hebben een plat dak met balkon met dichte borstwering met verticale beschieting en zijn voorzien van een glasdeur en twee vensters. Tussen de balkons zijn vier vensters geplaatst in een gevelvlak dat deels het terras overluifeld. In de kap bevinden zich op beide hoeken een dakkapel met tweeledig venster en in het midden een rondboogvormig ijzeren raam met radiale roedenverdeling.
In de rechter zijgevel de zware voordeur met geheng geplaatst in een brede, houten omlijsting met ijzeren ankers. De entree is voorzien van een glazen luifel met gietijzeren dragers en een ijzeren trekbel. De deur heeft een achthoekig deurraampje en is bereikbaar via gemetselde treden en bordes en heeft een hardstenen drempel. Rechts van de deur een in reliëf gestucte gevelsteen met een afbeelding van een dennenboom en de vermelding "De Groene hoek, 1920". Links een smal venster met glas-in-lood met plantenmotieven, voorts twee grotere vensters en op de hoek twee erkervensters. De verdieping heeft boven de entree een driedelig venster. In de vertikale beschieting van de verdieping zijn twee vensters uitgespaard.
De linker zijgevel heeft twee erkerramen, twee smalle vensters met glas-in-lood met plantenmotieven, een keukenvenster en een kolenluik. Op de verdieping is een tweedelig venster geplaatst.
De achtergevel heeft een keukendeur, bereikbaar via een gemetselde trapje, met een glasluifel. Rechts naast de deur bevindt zich een venster en links ervan vier. De verdieping bevat drie vensters.
In het interieur van de woning een ruime hal die de middenas van de symmetrische plattegrond vormt en die aan de voorzijde toegang biedt tot twee woonvertrekken en aan de achterzijde tot het trappenhuis met aangrenzende vestibule. De woning heeft de originele plavuizen, diverse gemetselde schouwen, houten lambrizeringen met Art Déco decoraties en balkenplafonds. In de hal een zware deur met gehengen, ingebouwde banken en in de gehele woning diverse ingebouwde kasten. Het linker woonvertrek heeft een schouw die is betegeld met Delfts Blauwe tegels; in het rechter vertrek staat een schouw met de originele stalen mantel. De kelder bevat troggewelven, houten provisiekasten en een kolenhok.
Waardering
Het vroeg twintigste-eeuwse woonhuis 'De Groene Hoek' is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde.
- Het woonhuis is van cultuurhistorisch belang als een representatief voorbeeld van een woonhuis voor de gegoede burgerij uit het interbellum.
- Het woonhuis is van architectuurhistorisch belang vanwege de kwaliteiten van het ontwerp en de toepassing van de vlinderplattegrond, de detaillering en de materiaaltoepassing, vanwege de samenhang tussen in- en exterieur, en als een representatief werk uit het oeuvre van een vooraanstaand Nederlands architect.
- Het woonhuis heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarde door de prominente situering aan het kruispunt van de Oranjesingel en de Groenendijk en door de visuele samenhang met de nabijgelegen rietbekapte woonhuizen aan het Merwesteynpark.
- Het woonhuis is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van in- en exterieur.
Publicaties
- Angenetha Balm-Kok, Villa De Groene Hoek, een landhuis in de 19e eeuwse schil: Oranjelaan 119 te Dordrecht, 2023.
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
Externe links
-
Oranjelaan 264
- Naam: Landbouwwinterschool
- Datering: 1921-1922
- Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
- Bouwstijl: Traditionalisme
- Architect: van Ruyven
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Voormalig schoolgebouw met conciërgewoning, momenteel in verbouwing voor onderkomen stichting Seda.
Ligging
Het vrijstaande schoolgebouw is met de (voormalige) hoofdentree gesitueerd aan de Oranjelaan in de Indische Buurt Noord. Deze wijk bestaat voor een groot deel uit woningbouw, gerealiseerd tussen 1910 en 1940. Het gebied vervulde jarenlang een stadsrandfunctie en was daardoor ook zeer geschikt voor openbare functies, zoals scholen en een ziekenhuis. De naast dit pand gelegen HTS en het gemeenteziekenhuis hebben inmiddels plaatsgemaakt voor nieuwe woonbuurten.
De oostgevel van het schoolgebouw grenst aan de Javastraat, de zuidgevel aan de Borneostraat. Het pand beschikt aan de westzijde over een binnenterrein, grenzend aan de percelen van woningen aan de Oranjelaan en Borneostraat. Aan deze zijde zijn nog twee ingangspartijen aanwezig.
Hoofdvorm
Het volume aan de Oranjelaan, gebouwd in 1922, bestaat uit twee bouwlagen op een L-vormige plattegrond met een zolder onder een vierkant afgeknot schilddak en daarop aansluitend ten westen een iets lager gelegen zadeldak en ten zuiden een lager gelegen afgeknot schilddak. Aan de zuidzijde, de achterzijde, is in de jaren vijftig een vleugel aangebouwd. Deze vleugel, geheel in de stijl van het al bestaande pand, bestaat uit twee bouwlagen op een L-vormige plattegrond met een zolder onder een afgeknot schilddak en daarop aansluitend een schilddak. Samen vormen de vleugels een bijna U-vormige plattegrond waarvan de uitgebouwde volumes aan het binnenterrein grenzen.
Bouwgeschiedenis
Het schoolgebouw diende bij oplevering als huisvesting voor de Landbouwwinterschool. Deze vorm van middelbaar landbouwonderwijs bestond sinds eind 19e eeuw in Nederland, en had als voordeel dat al het onderwijs in de wintermaanden werd geconcentreerd als op de boerenbedrijven weinig te doen was. Later zou deze vorm van onderwijs in Dordrecht omgezet worden naar een school voor middelbaar agrarisch onderwijs.
In het archief is correspondentie vanaf 1916 aanwezig, betreffende de bouw van de school. In het dossier bevinden zich ook oude schetsplannen. In de eerste tekeningen bestaat de plattegrond uit een rechthoekig volume, waardoor de voorgevel in lijn zou lopen met het achterliggende dakvlak. Aan de zijde van de Oranjelaan is nog een directeurswoning gepland die niet is uitgevoerd. Hiervoor in de plaats is in de definitieve tekeningen een conciërgewoning opgenomen die zich in het gebouw bevindt. Deze woning had een eigen entree aan de Javastraat, waar via een trap de eerste verdieping bereikt werd. Hier bevond zich een kamer en-suite en een keuken. Op de zolder waren twee kamers aanwezig, uitkomend op het platte dak, en een open ruimte. Het 'demonstratielokaal', op tekening weergegeven als zelfstandig volume aan de zuidzijde, is in de besteksfase vervallen.
Het ontwerp van het schoolgebouw is ondertekend door J.N. van Ruyven (1859-1925), die vanaf 1899 directeur was van de Dienst Gemeentewerken Dordrecht. Ook het nabijgelegen pand voor de HBS aan het Oranjepark (1909) is door hem ontworpen.
Hoewel de school in de loop der jaren verschillende gebruikers heeft gekend, zoals onder andere de Hogere Economische School, scholengemeenschap de Dordtse Waard en als laatste gebruiker het Johan de Witt gymnasium, is de oorspronkelijke structuur van de oude vleugel nog goed herkenbaar. Het pand bestond onder andere uit vier leslokalen, een laboratorium, een natuur- en scheikundelokaal, een directeurskamer, en een lerarenkamer annex bibliotheek. Alleen de ruimte van de woning is later in gebruik genomen ten behoeve van het onderwijs.
In de jaren vijftig wordt aan de achterzijde een extra vleugel aangebouwd. In de bouwdossiers zijn helaas geen tekeningen aangetroffen van deze grootschalige uitbreiding. De nieuwe vleugel met eigen trappenhuis geeft op de begane grond ruimte voor twee leslokalen en een kantine, op de verdieping drie, en op zolder twee lokalen. De zolder van zowel het oude als nieuwe volume worden in de loop van de tijd enkele malen opnieuw ingedeeld.
In 1982 wordt het pand, dan in gebruik als Hogere Economische School gerenoveerd. De grootste wijzigingen betreffen het aanbrengen van systeemplafonds door het hele pand, het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van brandveiligheid en het slopen van de trap aan de Javastraat die toegang gaf tot de voormalige conciërgewoning. De entree in de oude vleugel aan het binnenterrein wordt opgeheven, hier wordt een raam geplaatst. Het kozijn aan de achterzijde van de kantine wordt geheel vervangen door een 'etalage' ten behoeve van de nieuwe lesfunctie van het lokaal.
Nadat het Johan de Witt gymnasium het pand heeft verlaten in 2010, is het schoolgebouw verkocht aan de Stichting Seda. De stichting is voorjaar 2011 gestart met verbouwingswerkzaamheden ten behoeve van een educatief centrum.
Beschrijving exterieur
Alle gevels zijn gemetseld in een rode baksteen in staand verband met iets terugliggende voeg. De geveldelen onder een zadeldak zijn uitgevoerd als puntgevel met vlechtingen en worden afgedekt met cementmortel. De overige geveldelen, met uitzondering van de voorgevel, worden beëindigd door een forse bakgoot, voorzien van geprofileerde houten boorden en afgetimmerde klossen. Alle vensteropeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door een rollaag en zijn voorzien van natuurstenen onderdorpels. De kozijnen, buitendeuren en ramen zijn uitgevoerd in grenenhout met eikenhouten raamroeden. Veel kozijnen zijn identiek uitgevoerd als kruiskozijn. Dit repeterende kozijn is voorzien van twee zesruits ramen, veelal naar binnen draaiend, met boven het kalf twee naar binnen vallende tweeruits ramen. Op oude foto's is te zien dat alle kozijnen in een donkerder kleur waren geverfd dan het hout van de ramen. Metselwerk, daken en kozijnen zijn in de aanbouw uit de jaren vijftig conform bestaand uitgevoerd.
Voorgevel
Het opgaande werk van de voorgevel is geheel symmetrisch, maar in de dakvlakken zit een verspringing ter hoogte van het volume dat in de plattegrond uitgebouwd is richting binnenterrein. De gevel bestaat uit drie traveeën waaronder een middenrisaliet dat is opgebouwd uit twee boven de gootlijn uitstekende geveldelen en een lager iets terugliggend middendeel, de entreepartij. Ter hoogte van de vloeren, in de assen van de vensteropeningen, is door middel van een in rollaag gemetseld vierkant een dichtgesmeerde uitsparing aanwezig, waar oorspronkelijk smeedijzeren rozetvormige sierankers aangebracht waren.
Twee treden, geflankeerd door naar buiten toe uitlopende, gemetselde muurtjes geven toegang tot het bordes voor de entree. De twee openslaande deuren zijn uitgevoerd in eikenhout en voorzien van een raam met smeedijzeren sierhekwerk. Boven de deuren is een drielicht voorzien van vaste ramen, oorspronkelijk voorzien van glas-in-lood. De entree wordt overdekt door het bovenliggende balkon dat ondersteund wordt door twee gemetselde consoles in lijn met de gemetselde borstwering, met op de hoeken een hardstenen aanzetsteen. Aan het balkon is een smeedijzeren vlaggenstokhouder gemonteerd, inclusief extra steun. Twee openslaande deuren, voorzien van raam en paneel geven toegang tot het balkon. Boven de deuren bevinden zich twee naar binnen vallende ramen. Net iets onder de dakrand is door rollagen een rechthoekig vlak uitgespaard. Hier was met smeedijzeren letters de tekst 'rijkslandbouw winterschool' aangebracht. Deze letters zijn verdwenen.
De twee hogere geveldelen van het middenrisaliet zijn identiek. Op het niveau van de begane grond is een smal hoog kozijn voorzien van een raam door roeden verdeeld. Op het niveau van de eerste verdieping een kozijn met een zesruits onderraam en een tweeruits naar binnenvallend raam. Het geveldeel wordt beëindigd door een geschubde zinken dakrand.
De traveeën aan weerszijden zijn identiek en uitgevoerd als puntgevel geflankeerd door lisenen. Aan de buitenzijde zijn de lisenen tweemaal zo breed als de lisenen grenzend aan het middenrisaliet. Deze geveldelen worden beëindigd door een geschubde zinken rand en zijn aan de onderzijde voorzien van een iets uitstekende plint in metselwerk met rollaag. Dit metselwerk gaat omhoog tot onderkant kozijnen en verspringt tussen de kozijnen tot niveau van de plint. Op het niveau van de begane grond en van de eerste verdieping zijn twee kruiskozijnen. Centraal in de top is een hoog smal venster met vast raam, waar oorspronkelijk glas-in-lood aanwezig was.
Westgevel, rechter zijgevel
Deze gevel, grenzend aan het binnenterrein, bestaat uit links een vooruitstekende puntgevel, een geveldeel in twee traveeën en een smalle puntgevel (1922) met grenzend daaraan een terugliggend geveldeel en de gevel van het vooruitstekende volume (1950-1955). De oudere gevel is voorzien van een plint in metselwerk conform voorgevel.
Geheel links de gevel van het vooruitstekende volume onder een zadeldak, uitgevoerd als puntgevel. Centraal in de punt twee kleine, gemoderniseerde vensters (1982). Op verdiepingsniveau zijn twee kruiskozijnen en links op de begane grond is één kruiskozijn aanwezig. Rechts hiervan een gemoderniseerd raam op de plaats waar zich oorspronkelijk een deur bevond. De voormalige gevelopening wordt geflankeerd door lisenen. Boven de opening een tweelicht, oorspronkelijk voorzien van glas in lood. De treden en het bordes zijn gesloopt. De zijgevel van dit volume is geheel blind uitgevoerd.
Het geveldeel in twee traveeën wordt geflankeerd door lisenen en door een brede liseen verdeeld in een smal deel links en breder deel rechts. Onder de goot is een band van decoratief metselwerk aangebracht. In het smalle deel verspringt de lijn van de vensteropeningen ten opzichte van alle overige vensters. Hier is een raampartij ter hoogte van het bordes van het trappenhuis, door stijlen en kalf in zessen verdeeld en voorzien van vaste ramen. Oorspronkelijk was hier glas-in-lood aanwezig. Op begane grond niveau zijn twee vensteropeningen voorzien van een zesruits raam. In het rechterdeel zijn vier kruiskozijnen conform voorgevel aanwezig. Op kelderniveau bevinden zich twee dichtgemaakte raamopeningen. De metselwerk muurtjes rondom deze openingen zijn gesloopt.
Het meest rechter geveldeel uit 1922 bestaat uit een smalle puntgevel, in de top voorzien van een klein smal raam en daaronder op beide niveaus een zesruits onderraam met tweeruits bovenraam. De zijgevel is geheel blind uitgevoerd.
Het eerste geveldeel van de vleugel uit de jaren vijftig ligt terug ten opzichte van de oudere bouwmassa. De gevel is symmetrisch van opzet met in het midden een vensteropening met twee negenruits ramen en daaronder een vensteropening met twee ramen door roeden verdeeld in drie bij zeven ruitjes. Hierachter bevindt zich het trappenhuis. Op begane grond niveau een deuropening met twee dichte deuren, te bereiken via bordes en trap. Geheel links op niveau van de verdieping een kozijn conform naastgelegen puntgevel met hiernaast een kozijn in smallere variant. Op begane grond eveneens een breed en smal raam, maar dan hooggeplaatst met onder- en bovenraam even hoog.
Het meest rechter geveldeel betreft de gevel van het vooruitstekende volume. Dit geveldeel wordt geflankeerd door lisenen. Hierin zijn ter hoogte van de verdieping twee kruiskozijnen met in het midden een dicht veld. Op begane grond niveau zijn drie kruiskozijnen aangebracht. Het linkergeveldeel van dit bouwvolume is op beide niveaus voorzien van twee kruiskozijnen.
Achtergevel
De achtergevel betreft de gevel van het in de jaren vijftig gebouwde volume. De gevel wordt geflankeerd door lisenen. Op verdiepingsniveau zijn zeven kruiskozijnen aanwezig, op de begane grond vijf. Rechts van het eerste kozijn is in een bestaande deuropening in 1982 een 'etalage' aangebracht, die ten dele uitsteekt ten opzichte van de gevel. De etalage is momenteel dichtgetimmerd. Alle kozijnen in deze gevel zijn in 1982 vervangen conform bestaand.
Links van de gevel bevindt zich een smeedijzeren tweedelig toegangshek. Op de muurtjes aan weerszijden is een smeedijzeren bekroning aangebracht.
Oostgevel, linker zijgevel
Deze gevel bestaat uit geheel links een gevel onder schilddak, gebouwd in de jaren vijftig, een smal gedeelte, dat iets terugligt en rechts de gevel onder schilddak, gebouwd in 1922.
De gevel geheel links heeft op beide niveaus zes kruiskozijnen. Het terugliggende deel (1922) heeft op begane grond niveau een kruiskozijn. Op de verdieping ligt de gevel, voorzien van kruiskozijn, nog verder naar achteren, waardoor op het dak van de onderste bouwlaag een buitenruimte is ontstaan. De zijgevel is aan de kant van de nieuwe vleugel blind uitgevoerd, en aan de zijde van de oude vleugel voorzien van een deur en vensteropeningen, waaronder twee tweelichten direct onder de goot. Eén vensteropening is dichtgemetseld. Grenzend aan dit balkon was voorheen de keuken en woonkamer van de conciërgewoning.
Het rechter geveldeel is bijna symmetrisch van opzet met een middenrisaliet uitgevoerd als puntgevel onder zadeldak. In de top bevindt zich centraal een smal hoog raam, oorspronkelijk voorzien van glas-in-lood. Op het niveau van de verdieping is een kozijn met een zesruits onderraam en met boven het kalf een tweeruits raam. Op de begane grond is een deuropening met bordes en traptreden, geflankeerd door lisenen en voorzien van een houten deur met een sierhekwerk in smeedijzer. Boven de deur een tweelicht, oorspronkelijk voorzien van glas-in-lood. Deze deur gaf toegang tot de hal en trap naar de conciërgewoning.
Aan weerszijden bevindt zich een recht geveldeel, uitgevoerd met plint en siermetselwerk onder de goot conform rechter zijgevel. Links en rechts wordt de gevel beëindigd door lisenen die boven de gootlijn uitsteken, en afgewerkt zijn met een geschubde zinken rand. Het linker geveldeel heeft twee tweelichten direct onder de dakgoot met recht daaronder twee schuiframen op niveau van de verdieping. Deze uitzondering in het gevelbeeld wordt bepaald door de voormalige woonkamer van de conciërgewoning. Op de begane grond zijn twee kruiskozijnen. Het rechter geveldeel heeft zowel op de verdieping als op de begane grond twee kruiskozijnen.
Dak
De dakbedekking van de verschillende dakvlakken bestaat uit rode Tuile du Nord pannen met bijbehorende bovenpannen, schubvorsten en hoekkepers. Op drie hoeken van het afgeknotte schilddak en op de hoek aan de zuidzijde van het volume uit 1922 bevinden zich decoratieve ventilatiekokers met kapjes van regelwerk. Op de zuidwestelijke hoek van het afgeknotte schilddak is een grote gemetselde schoorsteen aanwezig. Op de dakvlakken van het oude volume zijn diverse dakkapellen aangebracht. Deze zijn voorzien van een plat dak met overstek met daaronder een kozijn waarin drie naar buiten toe draaiende ramen voorzien van vier eikenhouten roedes in ruitvorm. De dakkapellen bevinden zich recht boven de hoofdentree, twee in de rechter zijgevel waarvan één recht boven het trappenhuis, twee in de linker zijgevel, symmetrisch ten opzichte van middenrisaliet, en één in het achterdakvlak, aan het zicht onttrokken door de nieuwe vleugel. De ramen van de dakkapel aan de voorzijde zijn gemoderniseerd.
De dakvlakken van het volume uit de jaren vijftig zijn ook voorzien van diverse dakkapellen. Deze zijn uitgevoerd onder een met mastiek bekleed schilddak en voorzien van een kozijn met daarin twee openslaande zesruits ramen. In de achter- en linkerzijgevel zijn er drie, centraal geplaatst, in de rechter zijgevel is één boven het trappenhuis geplaatst met daarnaast nog een kleinere variant. In het voor-, zij- en achterdakvlak van het uitgebouwde volume zijn tijdens de huidige verbouwing diverse Velux dakramen geplaatst.
Beschrijving interieur
Vanaf de hoofdentree aan de voorzijde is achter het voorportaal een grote vierkante hal aanwezig met rechts het trappenhuis. Deze hal gaat over in een gang met links drie lokalen en rechts een lokaal, de tweede entree met trappenhuis en diverse kleinere ruimtes. De jongere vleugel sluit naadloos aan op de gang die eindigt in de toegang tot twee lokalen aan de achterzijde. De plattegrond op de verdieping komt overeen, met boven de hoofdentree een extra lokaal. Op de zolder zijn door wandjes diverse extra lesruimten gecreëerd. Tijdens de huidige verbouwing wordt de zolder heringedeeld.
Voorportaal 1922
Het voorportaal, de 'vestibule' is een vierkante ruimte voorzien van terrazzovloer. Onder een lambriseringslijst zijn groen gewolkte tegels aangebracht. Het gestuukte plafond is voorzien van perklijsten. De twee openslaande tochtdeuren die toegang geven tot de hal zijn voorzien van een paneel en hoog raam met een verticale roede. Op de deuren is een sierwerk van smeedijzer aangebracht. Rechts is een deur aanwezig die toegang gaf tot de portiersruimte.
Hal en trappenhuis 1922
Na een voorruimte achter tochtdeuren is een grote, vierkante monumentale hal aanwezig voorzien van terrazzovloer met zwarte banden. Het plafond is voorzien van een vakverdeling met daarin uitgespaarde velden. De balken zijn licht geprofileerd en op de kruisingen voorzien van een klein vierkant ornament. In de muurvelden van voorruimte naar hal en van hal naar gang zijn hoge, trapeziumvormige openingen gemaakt met getrokken profielen. De wanden zijn voorzien van zware lambriseringslijsten. De bordestrap is uitgevoerd met treden, stootborden en harpstukken van comblanchien marmer met twee bordessen in terrazzo. Op de binnenboom van de trap en op de afscheiding van hal en trappenhuis is een smeedijzeren sierhekwerk geplaatst voorzien van blank geverniste houten leuningen. Op de verdieping is aan de overzijde van de trap een houten bordestrap naar de zolder.
Trappenhuis 1950-1955
Aan de rechterzijgevel bevindt zich de ingang met trappenhuis van de vleugel uit de jaren vijftig. De bordestrap is eveneens uitgevoerd in comblanchien marmer en terrazzo bordes met een iets eenvoudiger sierhekwerk van smeedijzer waarop blank geverniste houten leuningen. De trap loopt helemaal door naar zolder. Ter hoogte van het bordes tussen verdieping en zolder is in de middelste ruitjes van de door roeden verdeelde ramen een glas-in-lood raam aangebracht waarin een voorstelling van gestileerde korenaren. Ter hoogte van het bordes tussen verdieping en begane grond zijn de door roeden verdeelde ramen voorzien van glas-in-lood, waarin een abstracte voorstelling is aangebracht. Het glas-in-lood is gesigneerd door Toon Berg (1877-1967), een veelzijdig glazenier met eigen atelier in Dordrecht.
Gangen 1922 en 1950-1955
Alle gangen op de begane grond en verdieping zijn voorzien van een terrazzovloer met zwarte rand. De plinten zijn uitgevoerd in gepolijst hardsteen. Op 1.20 m is op de gestuukte wanden een zware, geprofileerde lambriseringslijst aangebracht. De plafonds zijn aan het zicht onttrokken door de verlaagde systeemplafonds. Op de wand tegenover de entree uit de jaren vijftig is een wandschildering aanwezig met Persephone en paard. Deze godin van de onderwereld vertegenwoordigt als dochter van de godin van de landbouw en vruchtbaarheid ook het komen en gaan van seizoenen. Het bijschrift luidt: '2 oct 1941-aangeboden door persephone-6 januari 1953'. (datum oplevering nieuwe vleugel?)
Lokalen 1922 en 1950-1955
De klaslokalen zijn oorspronkelijk voorzien van houten vloeren, nu aan het zicht onttrokken of verwijderd. De gestuukte wanden, voorzien van een hoge houten plint, worden op 1.20 m onderbroken door een lambriseringslijst. In enkele lokalen zijn deze tijdens de huidige verbouwing al verwijderd. De gestuukte plafonds zijn grotendeels aan het zicht onttrokken. Waar wanden op plafond aansluiten zijn deze voorzien van getrokken, holle hoeken. In sommige lokalen op de begane grond bevinden zich betonnen balken, gepleisterd en voorzien van holle hoeken, getrokken profielen en consoles. De ramen zijn vrijwel in alle ruimten voorzien van origineel hang- en sluitwerk. De vensterbanken in de vleugel van 1922 zijn uitgevoerd in hout. In de vleugel uit de jaren vijftig zijn deze gemaakt van geglazuurde, gele tegels.
De voormalige conciërgewoning
Deze woning is door de vele verbouwingen moeilijk te herkennen. Al voor de renovatie van 1982 waren de interne trappen verwijderd en was de woning met keuken omgebouwd tot leslokaal. Een klein deel van de trap naar de begane grond resteert nu nog. In de entree is de originele voordeur nog aanwezig. Op zolder resteren de originele inbouwkasten van de twee kamers.
De zolder
De zolder is een aaneenschakeling van diverse ruimtes, bepaald door de kapconstructies van de verschillende dakvormen. Licht wordt verkregen door de vele dakkapellen. Hele, halve, hoek- en kilspanten zijn in originele staat aanwezig. Onder een deel van het dak van de bouwmassa uit 1922 is een vliering (niet begaanbaar). De zolder wordt momenteel opnieuw ingedeeld.
De kelder
Onder het gehele pand is een kruipruimte aanwezig, met een kelder uit 1922 die zich achter het trappenhuis, onder het leslokaal aan de rechter zijgevel bevindt. Hier is geen opname gedaan. In 1982 is de fundering onder de huidige kantine, het lokaal aan de achterzijde van het pand, vernieuwd.
Beschrijving tuin
Het buitenterrein heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van cultuurhistorisch belang als 'rijkslandbouwwinterschool'. Deze bijzondere vorm van onderwijs kende rond de bouwperiode van 1921-1922 zo'n twintig scholen, waarvan slechts enkele bewaard zijn gebleven. Het pand is van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de Indische Buurt Noord, gebouwd tussen 1910 en 1940.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp en de detaillering van het exterieur. Het voornamelijk traditioneel ontworpen pand heeft een karakteristieke hoofdentree, geaccentueerd door gemetseld balkon, en heeft verbijzonderingen in de gevel door onder andere de toepassing van uitgebouwde puntgevels onder zadeldak. De vleugel die in de jaren vijftig is aangebouwd is geheel in lijn van het bestaande pand gebouwd en heeft zowel traditionele als voor die tijd karakteristieke kenmerken.
Het pand is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de dienst Gemeentewerken Dordrecht (J.N. van Ruyven).
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het grotendeels originele interieur dat nog aanwezig is. Bijzondere onderdelen zijn onder andere het voorportaal met tochtdeuren, de hal met origineel plafond uit 1922, de trap van comblanchien marmer uit 1922, de trap met trappenhuis uit de jaren vijftig met glas-in-lood ramen van Toon Berg en de wandschildering uit 1953. Tevens zijn van belang alle terrazzovloeren, de originele lambriseringslijsten, het grotendeels originele hang- en sluitwerk op ramen en buitendeuren en de originele plafonds, nu aan het zicht onttrokken door verlaagde systeemplafonds.
Situering
Het pand heeft grote stedenbouwkundige waarde als bijzonder vrijstaand object aan de brede Oranjelaan. Het pand heeft stedenbouwkundige waarde als afsluiting van een rij prominente herenhuizen en woningen aan de Oranjelaan en Borneostraat.
Gaafheid
Het pand is van belang door de gaafheid van het complex, zowel exterieur als interieur. De renovatie in 1982 betrof voornamelijk moderniseringen aan het pand, waarbij de structuur van het pand zoveel mogelijk intact is gebleven.
Unieke waarde
Het pand heeft een zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch, architectonisch en stedenbouwkundig opzicht. Als voormalige rijkslandbouwwinterschool vertegenwoordigt het pand een unieke waarde.
Publicaties
- Herman A. van Duinen & Cees Esseboom, Verhalen van Dordrecht 39: Toon Berg, tovenaar met glas 1877-1967, 2020.
Bijlage
-
9122710.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 284
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Architect: Jorissen
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Herenhuis en hoekpand dat deel uitmaakt van een ensemble van vier gelijktijdig gebouwde woningen (1912). Vanuit het midden van het blok is het ontwerp gespiegeld: de woning van 284 is gespiegeld aan nummer 290. De individuele woningen hebben een asymmetrische voorgevel. De voortuinen van de huizen worden door een lage muur en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Historie gebied
De Oranjelaan is in 1908-1909 aangelegd als 'Hoofdweg naar de Staart', een geheel nieuwe weg over de voormalige buitenplaats Noordhove. Voorheen maakte het gebied rondom de Oranjelaan deel uit van de Noordpolder(1616), boerenland met tuinderijen en boomgaarden. De dijken van de polder, waaronder de Krommedijk en in het verlengde de Groenedijk vormden de grens tussen de Noordpolder en de Oud Dubbeldamse Polder (1603). Eind 19e eeuw brak een periode aan van stadsuitbreidingen, zowel planmatig als in aansluiting op de bestaande structuur. De buitenplaats met villa Noordhove werd in 1907 verkocht, waarna het terrein en de omgeving werden verkaveld. Op de Oranjelaan kwam een spoor te liggen als ontsluiting naar het groeiende industriegebied op De Staart. De locomotief, bekend als 'de trein van Lips' reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.
Aan de nieuwe Oranjelaan zouden twee markante gebouwen verrijzen: de Technische School (1913, gesloopt en nieuwbouwlocatie) en de Landbouwwinterschool (1922). Het Sumatraplein aan het begin van de laan is een verbijzondering van een kruispunt aan wegen. Deze plek is ingericht als groenplek met bomen en een oorlogsmonument. Vanaf dit plein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool werden vanaf 1908 herenhuizen gebouwd door verschillende opdrachtgevers. Naast de eerst gebouwde huizen, de nummers 292-294, werd het blok 284-290 gebouwd. Deze woningen maken deel uit van het karakteristieke ensemble Oranjelaan 266 t/m 294.
Ligging
Het herenhuis staat aan de oostzijde van de Oranjelaan, ten zuiden grenzend aan nummer 286 en ten noorden door een pad gescheiden van het volgende blok herenhuizen. Zowel aan de voor- als achterzijde bevindt zich een bescheiden tuin. Oranjelaan 266 t/m 294 en de voormalige Landbouwwinterschool vallen onder het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een samengesteld dak. Het dak bestaat aan de voorzijde uit een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Aansluitend en haaks op het zadeldak bevindt zich aan de achterzijde een schilddak, terugliggend ten opzichte van de achtergevel. De noklijn is iets verlengd ten behoeve van het dak van de uitgebouwde massa waarin twee openslaande hoge ramen met een afstap toegang geven tot het balkon. De woning beschikt over een bescheiden kelder aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
De kavels aan de Oranjelaan werden stapsgewijs ontwikkeld. In het gehele ensemble komen zowel enkele herenhuizen voor als blokken van gelijktijdig gebouwde woningen. Het perceel voor de latere nummers 284-290 werd in 1911 gekocht door de firma G. Kloppert en A. Brand Hzn. Kloppert was meestertimmerman en had een eigen houtzagerij. De tekeningen zijn gesigneerd door A. Brand Hzn.
De huidige eigenaren (2019) hebben de geschiedenis van de bouw uitvoerig onderzocht, waarbij het ontwerp wordt toegeschreven aan H.C. Jorissen, architect. Jorissen, die eerder werkzaam was als architect in Amsterdam en andere gemeenten, vestigde zich in Dordrecht en ging in 1912 een samenwerkingsverband aan met Kloppert in NV de 'Klopper'.
De architectuur van de herenhuizen is kenmerkend voor de bouwperiode. Er wordt, net als eind 19e eeuw, nog teruggegrepen naar een eclectische vormentaal. Zo zijn invloeden van de neorenaissance duidelijk zichtbaar in de als trapgevel uitgevoerde zijgevels.
Invloeden van de art nouveau architectuur komen tot uitdrukking in de torentjes, loggia's en veranda's van de nummers 286 en 288.
De huidige eigenaar heeft het huis in 2015 gekocht en is sindsdien bezig met het waar mogelijk herstellen van de oorspronkelijke situatie. Een grote verbouwing rond 1980 heeft ervoor gezorgd dat het interieur slechts gedeeltelijk in originele staat is. De eigenaar heeft alle oude details en wijzigingen vastgelegd tijdens de werkzaamheden.
Eveneens is een uitgebreid bewonersonderzoek gedaan en zijn oude foto's verzameld van (familie van) voormalige eigenaren.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gehele voorgevel bestaat uit een spiegelsymmetrisch ontwerp waarbij twee naar voren uitstekende torens de gevel onderbreken. Tussen de torens, waarin de entrees naar 286 en 288 zich bevinden, zijn over de volle breedte twee veranda's op begane grond niveau en twee loggia's op de tweede verdieping gerealiseerd. Het dakschild is hier opgetild ten opzichte van het voordakvlak van de buitenste woningen. De woningen 284 en 290 zijn verbijzonderd door een driezijdige erker en een entree onder een boogvormig portaal. Aan de achterzijde zijn alle woningen op begane grond niveau voorzien van een uitstekende bouwmassa, op tekening de serre of veranda. Op verdiepingsniveau geven openslaande deuren toegang tot het balkon op het dak van deze serres.
De gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kettingverband met een gesneden voeg. Kozijnen en ramen zijn van hout, waarbij alle raampartijen zijn voorzien van door roeden verdeelde bovenramen, voorzien van geel kathedraalglas. Per huisnummer is er verschil in aanwezigheid van bewaard gebleven originele ramen en deels gemoderniseerde of geheel vervangen ramen voorzien van dubbelglas. In de voorgevel is een horizontaal accent aangebracht door een doorlopende betonnen latei boven de raampartij op verdiepingsniveau, onderbroken door de vormgeving van de inpandige balkons van de nummers 286 en 288. Aan de achterzijde wordt eveneens van de latei op verdiepingsniveau gebruik gemaakt, zowel in gemetselde als in betonnen vorm, om de gevels met elkaar te verbinden. De begane grond vloer ligt ca. 60 cm boven maaiveld, waardoor de woningen ontsloten worden middels een stenen trap. In de jaren negentig is het dak van het complex gerenoveerd, met uitzondering van nummer 290. Aan de voorzijde zijn de geglazuurde, rode kruispannen gehandhaafd, aan de achterzijde zijn de pannen vervangen door sneldekkers.
De voorgevel van 284 heeft aan de linkerzijde de entree onder een overkapping rustend op kolommen met kolomvoet. De houten voordeur is uitgevoerd als paneeldeur voorzien van twee zesruits ramen. Boven de deur bevindt zich een halfrond bovenlicht. Rechts van de entree is de erker die voorheen toegang gaf tot de voortuin middels enkele betonnen treden. De openslaande deuren zijn echter eind jaren zeventig vervangen door een vast raam. Het dak van de erker is afgeknot, op het platte vlak rust het houten hekwerk ter afscheiding van het balkon op de verdieping. De dakbedekking van de erker is vervangen door bitumen leien.
Op verdiepingsniveau bevindt zich links een rechthoekig kruiskozijn met twee gemoderniseerde ramen en bovenramen. Rechts is een groot getoogd venster uitgevoerd als 'melkmeisje': openslaande deuren met aan weerszijden een raam. De gevel wordt beëindigd door een eenvoudig fries met een uitgemetselde verticale geleding en daartussen witgeschilderde muurvelden. De houten goot is omtimmerd met een geprofileerd boeibord en rust op houten klossen. Centraal op het dak bevindt zich een dakkapel met schuin dak voorzien van kruispannen en bijbehorende eindgevelpannen.
Het kozijn bestaat uit vijf stijlen met geprofileerde klosjes aan de bovenzijde. Aan weerszijden van de dakkapel is een modern Velux dakraam aangebracht.
De achtergevel bestaat links uit de gevel van de serre die rust op een betonnen voet, ongeveer tot een meter boven maaiveld. De pui van de serre is gedeeltelijk gemoderniseerd. Rechts bevindt zich een venster onder gemetselde strek waarin een kozijn is aangebracht met keukendeur en zijraam, beide voorzien van gemoderniseerde bovenramen. Op verdiepingsniveau is links een groot getoogd venster voorzien van een kozijn met openslaande deuren en zijramen. De zijgevels van de serre zijn doorgezet als afscheidingsmuren van het balkon. Het balkonhek bestaat uit eenvoudig houten stijl- en regelwerk. Rechts bevindt zich een rechthoekig venster met gemoderniseerde ramen. De bovenramen van beide vensters zijn in oorspronkelijke staat. Het terugliggende dak heeft centraal uitgebouwd een kozijn waarin twee openslaande deuren. Bovenramen, zoals nog aanwezig op 290, ontbreken. De goot rust op houten geprofileerde klosjes. Op het linkerdakvlak is een zonneboilersysteem gemonteerd.
Beschrijving interieur
De vier woningen zijn met een zelfde plattegrond gebouwd, waarbij 284 en 286 gespiegeld zijn aan 288 en 290. Oranjelaan 290 is iets breder dan de andere woningen; hier moest aangesloten worden op de al gerealiseerde eerste twee woningen, zodat de schuine aansluiting een verbreding veroorzaakte aan de voorzijde.
De plattegrond is klassiek opgebouwd met aan de ene zijde een voorportaal naar de gang met daarin de ontsluiting naar de verdieping en de kelder en eindigend in de keuken. Aan de andere zijde bevinden zich de kamers en-suite met een serre. Op de verdieping grenst het trappenhuis aan een overloop met een kleine voor- en achterkamer (op bouwtekening bestemd tot keuken, bij nummer 284 gewijzigd in badkamer). De zolder is op tekening een onverdeelde open ruimte. Vermoedelijk werd deze tijdens of vlak na de bouw ingericht, gezien de aangetroffen kraaldelen op de verschillende zolders.
In alle woningen zijn de scheluw, tweekwart houten trappen origineel en voorzien van een houten, gestoken trappaal en gedraaide balusters. De trappen zijn uitgevoerd met een schalmgat en een dakraam voor de lichtinval. De tochtportalen bestaan uit een deur met zijraam en bovenramen in een getoogd kozijn. In de gang is een speciale nis aangebracht met een rek voor paraplu's. De grote voor- en achterkamer op de begane grond en de verdieping worden gescheiden door kasten en-suite, voor zover nog aanwezig. De stucplafonds zijn voorzien van lijstwerk, midden- en hoekrozetten in een geometrisch motief. De plafonds zijn niet in alle woningen voltallig bewaard gebleven.
Originele deuren, voor zover aanwezig, zijn uitgevoerd als paneeldeuren voorzien van een raampaneel, door stijlen verdeeld in drie glas-in-loodramen met geel kathedraalglas. Op nummer 288 is een deur aangetroffen die na het verwijderen van moderne beplating bleek te bestaan uit asbest panelen geschilderd in houtimitatie. Op nummer 284 is hetzelfde materiaal aangetroffen bij kastdeuren met op de achterzijde het stempel van Martinit, een asbestfabriek opgericht in 1912. Vermoedelijk zijn de binnendeuren van alle woningen zo uitgevoerd en betreft dit een vroege en zeldzaam aangetroffen toepassing van asbest. Alle deuren zijn in de huidige situatie overgeschilderd.
Het interieur van 284 is enigszins gewijzigd, dit betreft vooral de begane grond. Eind jaren zeventig is de keuken vergroot ten koste van de gang. De entree naar de kelder is hierdoor komen te vervallen en de trap is verplaatst naar de keuken waar een luik is aangebracht. In de kelder bevindt zich een originele wijnkast met een deur van houten latten.
De huidige eigenaar heeft de muur tussen de achterkamer en de keuken verwijderd ten behoeve van een open keuken. In de gang ligt, na het verwijderen van de vloerafwerking, gedeeltelijk de originele marmeren vloer. De lambrisering bleek na verwijdering van behang gemarmerd. Dit is gerestaureerd, ook ter plaatse van het trappenhuis en de overloop. Ook het paraplurek zal weer in ere hersteld worden. Veel originele details zijn verdwenen op de begane grond, maar in de voorkamer is het geornamenteerde plafond bewaard gebleven. De erker wordt gemarkeerd door een geprofileerde rand met bewerkte consoles. In de kruipruimte zijn tijdens de verbouwing door de huidige eigenaar nog enkele delen teruggevonden van de marmeren schouwen die alle verwijderd zijn (Noir de Mazy).
Op de verdieping zijn het stucplafond in de achterkamer en de binnendeuren naar de kamers origineel. De separatie tussen voor en achterkamer is door vorige eigenaren gewijzigd. In de voorkamer is hier Bauhaus-behang aangetroffen dat nu achter een gipsplaat bewaard is gebleven.
Op de zolder bevinden zich kraaldelen die waarschijnlijk dateren uit de bouwperiode of van vlak daarna, waarbij de zolder met een overloop verdeeld werd in een middenzolder, voor- en achterzolder. De zolder is gemoderniseerd en wordt voorzien van een badkamer.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. Aan de voorzijde is tegen de erker aan een betonnen trap aanwezig die toegang gaf tot de voorkamer. Aan weerszijden bevindt zich een muurtje waar voorheen een betonnen vaas op geplaatst was. De voortuin wordt door een lage betonnen muur met daarop een gemetselde ezelsrug en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. De afscheiding wordt geleed door gemetselde hekpilaren, bekroond met een betonnen bol. De originele erfafscheiding is bij alle vier de woningen bewaard gebleven en maakt deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het in 1912 gebouwde herenhuis heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding die aan de Oranjelaan gerealiseerd werd. De laan werd in 1908 geheel nieuw aangelegd op de grond van de voormalige buitenplaats Noordhove en vormde de directe verbinding met het opkomende industriegebied op de Staart.
Architectonische waarde
Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws herenhuis, gebouwd in een eclectische stijl, met onder andere invloeden van de art nouveau. Het herenhuis heeft architectuurhistorische waarde door de grotendeels originele staat van zowel exterieur als interieur van de vier gelijktijdig gebouwde herenhuizen, Oranjelaan 284 t/m 290. De voorgevel van het complex is karakteristiek en herkenbaar door de verbijzonderde entrees, de twee torens, de veranda's en loggia's. De dakbedekking aan de voorzijde bestaat uit originele kruispannen met bijbehorende eindgevelpannen. De bovenramen, door roeden verdeeld en voorzien van kathedraalglas, zijn voor het grootste deel nog aanwezig. Bij nummer 284 is het glas op de begane grond vervangen door helder glas.
Het interieur van 284 is enigszins gewijzigd, maar heeft architectuurhistorische waarde door de herkenbare klassieke opzet van de plattegrond die bij alle vier de woningen vrijwel identiek is uitgevoerd. Van bijzondere waarde zijn de trappen, de resterende originele plafonds, de gemarmerde lambrisering en de resterende binnendeuren. Deze zijn van bouwhistorisch belang door de vroege toepassing van Martinit asbestbeplating.
Situering
Het herenhuis heeft ensemblewaarde als onderdeel van het gelijktijdig gebouwde blok woningen Oranjelaan 248 t/m 290 én als onderdeel van de bebouwing vanaf het Sumatraplein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
De herenhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als royale, vooroorlogse woningen en zijn sterk beeldbepalend voor de bebouwing aan de Oranjelaan waar zowel ten noorden van de school, als aan de overzijde, jongere bebouwing staat.
De voortuinen van de vier herenhuizen worden van de openbare weg gescheiden door een lage muur met een smeedijzeren hekwerk. De erfafscheiding maakt deel uit van de bescherming evenals de in de voortuinen aanwezige trappen naar erker of veranda.
Gaafheid
De vier herenhuizen zijn van belang door de gaafheid van het complex. Oranjelaan 284 heeft de meeste wijzigingen ondergaan: onder andere aan de voorzijde, waar de erkerdeuren zijn vervangen door een vast raam en aan de achterzijde, waar de pui van de serre gedeeltelijk is gemoderniseerd. Het interieur is op de begane grond gewijzigd door de vergroting van de keuken ten koste van de gang. Kasten-en-suite op de etage en enkele plafonds zijn verdwenen.
Publicaties
- John Goossen, Oranjelaan 284: Een geschiedenis, 2019.
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
- Christine Weijs, Bouwhistorische documentatie van Oranjelaan 284, 2015.
Bijlage
9123622.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 286
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Architect: Jorissen
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Herenhuis dat deel uitmaakt van een ensemble van vier gelijktijdig gebouwde woningen (1912). Vanuit het midden van het blok is het ontwerp gespiegeld: de woning van 286 is gespiegeld aan nummer 288. De individuele woningen hebben een asymmetrische voorgevel. De voortuinen van de huizen worden door een lage muur en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Historie gebied
De Oranjelaan is in 1908-1909 aangelegd als 'Hoofdweg naar de Staart', een geheel nieuwe weg over de voormalige buitenplaats Noordhove. Voorheen maakte het gebiedrondom de Oranjelaan deel uit van de Noordpolder(1616), boerenland met tuinderijen en boomgaarden. De dijken van de polder, waaronder de Krommedijk en in het verlengde de Groenedijk vormden de grens tussen de Noordpolder en de Oud Dubbeldamse Polder (1603). Eind 19e eeuw brak een periode aan van stadsuitbreidingen, zowel planmatig als in aansluiting op de bestaande structuur. De buitenplaats met villa Noordhove werd in 1907 verkocht, waarna het terrein en de omgeving werden verkaveld. Op de Oranjelaan kwam een spoor te liggen als ontsluiting naar het groeiende industriegebied op De Staart. De locomotief, bekend als 'de trein van Lips' reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.
Aan de nieuwe Oranjelaan zouden twee markante gebouwen verrijzen: de Technische School (1913, gesloopt en nieuwbouwlocatie) en de Landbouwwinterschool (1922). Het Sumatraplein aan het begin van de laan is een verbijzondering van een kruispunt aan wegen. Deze plek is ingericht als groenplek met bomen en een oorlogsmonument. Vanaf dit plein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool werden vanaf 1908 herenhuizen gebouwd door verschillende opdrachtgevers. Naast de eerst gebouwde huizen, de nummers 292-294, werd het blok 284-290 gebouwd. Deze woningen maken deel uit van het karakteristieke ensemble Oranjelaan 266 t/m 294.
Ligging
Het herenhuis staat aan de oostzijde van de Oranjelaan, tussen de gelijktijdig gebouwde woningen 284 en 288. Zowel aan de voor- als achterzijde bevindt zich een bescheiden tuin. Oranjelaan 266 t/m 294 en de voormalige Landbouwwinterschool vallen onder het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van drie bouwlagen en heeft een samengesteld dak. Het dak bestaat aan de voorzijde uit een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Aansluitend en haaks op het zadeldak bevindt zich aan de achterzijde een zadeldak met wolfseind, terugliggend ten opzichte van de achtergevel.
Twee hoge openslaande ramen geven hier met een afstap toegang tot het balkon. De woning beschikt over een bescheiden kelder aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
De kavels aan de Oranjelaan werden stapsgewijs ontwikkeld. In het gehele ensemble komen zowel enkele herenhuizen voor als blokken van gelijktijdig gebouwde woningen. Het perceel voor de latere nummers 284-290 werd in 1911 gekocht door de firma G. Kloppert en A. Brand Hzn. Kloppert was meestertimmerman en had een eigen houtzagerij. De tekeningen zijn gesigneerd door A. Brand Hzn.
De huidige eigenaren (2019) hebben de geschiedenis van de bouw uitvoerig onderzocht, waarbij het ontwerp wordt toegeschreven aan H.C. Jorissen, architect. Jorissen, die eerder werkzaam was als architect in Amsterdam en andere gemeenten, vestigde zich in Dordrecht en ging in 1912 een samenwerkingsverband aan met Kloppert in NV de 'Klopper'.
De architectuur van de herenhuizen is kenmerkend voor de bouwperiode. Er wordt, net als eind 19e eeuw, nog teruggegrepen naar een eclectische vormentaal. Zo zijn invloeden van de neorenaissance duidelijk zichtbaar in de als trapgevel uitgevoerde zijgevels.
Invloeden van de art nouveau architectuur komen tot uitdrukking in de torentjes, loggia's en veranda's van de nummers 286 en 288.
De huidige bewoners zijn eigenaren sinds 1976 en hebben niets gewijzigd, behalve de modernisering van badkamer en keuken.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gehele voorgevel bestaat uit een spiegelsymmetrisch ontwerp waarbij twee naar voren uitstekende torens de gevel onderbreken. Tussen de torens, waarin de entrees naar 286 en 288 zich bevinden, zijn over de volle breedte twee veranda's op begane grond niveau en twee loggia's op de tweede verdieping gerealiseerd. Het dakschild is hier opgetild ten opzichte van het voordakvlak van de buitenste woningen. De woningen 284 en 290 zijn verbijzonderd door een driezijdige erker en een entree onder een boogvormig portaal. Aan de achterzijde zijn alle woningen op begane grond niveau voorzien van een uitstekende bouwmassa, op tekening de serre of veranda. Op verdiepingsniveau geven openslaande deuren toegang tot het balkon op het dak van deze serres.
De gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kettingverband met een gesneden voeg. Kozijnen en ramen zijn van hout, waarbij alle raampartijen zijn voorzien van door roeden verdeelde bovenramen, voorzien van geel kathedraalglas. Per huisnummer is er verschil in aanwezigheid van bewaard gebleven originele ramen en deels gemoderniseerde of geheel vervangen ramen voorzien van dubbelglas. In de voorgevel is een horizontaal accent aangebracht door een doorlopende betonnen latei boven de raampartij op verdiepingsniveau, onderbroken door de vormgeving van de inpandige balkons van de nummers 286 en 288. Aan de achterzijde wordt eveneens van de latei op verdiepingsniveau gebruik gemaakt, zowel in gemetselde als in betonnen vorm, om de gevels met elkaar te verbinden. De begane grond vloer ligt ca. 60 cm boven maaiveld, waardoor de woningen ontsloten worden middels een stenen trap. In de jaren negentig is het dak van het complex gerenoveerd, met uitzondering van nummer 290. Aan de voorzijde zijn de geglazuurde, rode kruispannen gehandhaafd, aan de achterzijde zijn de pannen vervangen door sneldekkers.
De voorgevel van 286 bestaat links uit de naar voren uitstekende toren. In de bouwmassa van de toren bevindt zich de entree. De voordeur is een blankgelakte houten paneeldeur waarin een getoogd kozijn verdeeld is in kleine ruiten van facetglas. Boven de deur bevindt zich een halfrond bovenraam, door roeden verdeeld. Op verdiepingsniveau van de toren is een kruiskozijn onder de latei die als horizontale en verspringende band over het gevelvlak is doorgezet. Op het niveau van de tweede verdieping wordt de toren iets breder. Hier bevindt zich een enkel raam met bovenraam.
De gevel van de toren wordt beëindigd door een stenen latei en een omtimmerde goot op klossen. Het dak bestaat uit een koepel op een achtzijdige grondslag en wordt beëindigd door een loden spits. Op oude foto's is te zien dat hier een windhaan aan was bevestigd.
De dakbedekking is gewijzigd en voorzien van bitumen leien. Rechts van de toren bevindt zich de veranda onder een schuin dak. De constructie van de veranda bestaat uit een betonnen portaal met bewerkte consoles. De vloer van de veranda is uitgevoerd in terrazzo. Als begrenzing zijn twee lage muurtjes aangebracht met op de hoeken betonnen vazen. De treden naar de voortuin zijn in beton uitgevoerd en voorzien van hardstenen treden. De dakbedekking is gewijzigd en bestaat uit bitumen leien. In het midden van het dak is een inkeping gemaakt ten behoeve van de openslaande deuren op de verdieping. De deuren worden door een stenen portaal gescheiden van de ramen aan weerszijden. Op het niveau van de tweede verdieping wordt dit portaal doorgezet waarachter zich de loggia bevindt. Ook hier geven twee openslaande deuren toegang naar het balkon. De borstwering bestaat uit gemetselde en betonnen stijlen met daartussen stijlen in siersmeedwerk. Op het dak op de erfgrens van 286 en 288 is een gemetselde schoorsteen, geaccentueerd door enkele gemetselde treden.
De achtergevel bestaat links uit de gevel van de serre die rust op een betonnen voet, ongeveer tot een meter boven maaiveld. De pui van de serre is voorzien van bovenramen waarin eenvoudige glas-in-loodramen zijn aangebracht van licht kathedraalglas met een gele rand. Rechts bevindt zich een venster onder gemetselde strek waarin een kozijn is aangebracht met keukendeur en zijraam. Op verdiepingsniveau is links een groot rechthoekig venster voorzien van een kozijn met openslaande deuren en zijramen. De linkerzijgevel van de serre is doorgezet als afscheidingsmuur van het balkon. Het balkonhek bestaat uit eenvoudig houten stijl- en regelwerk. Rechts bevindt zich een rechthoekig venster uitgevoerd als kruiskozijn. In de terugliggende gevel van de tweede verdieping bevindt zich een groot rechthoekig venster, door stijlen in drieën verdeeld. De goot rust op houten geprofileerde klosjes.
Beschrijving interieur
De vier woningen zijn met een zelfde plattegrond gebouwd, waarbij 284 en 286 gespiegeld zijn aan 288 en 290. Oranjelaan 290 is iets breder dan de andere woningen; hier moest aangesloten worden op de al gerealiseerde eerste twee woningen, zodat de schuine aansluiting een verbreding veroorzaakte aan de voorzijde.
De plattegrond is klassiek opgebouwd met aan de ene zijde een voorportaal naar de gang met daarin de ontsluiting naar de verdieping en de kelder en eindigend in de keuken. Aan de andere zijde bevinden zich de kamers en-suite met een serre. Op de verdieping grenst het trappenhuis aan een overloop met een kleine voor- en achterkamer (op bouwtekening bestemd tot keuken, bij nummer 284 gewijzigd in badkamer). De zolder is op tekening een onverdeelde open ruimte. Vermoedelijk werd deze tijdens of vlak na de bouw ingericht, gezien de aangetroffen kraaldelen op de verschillende zolders.
In alle woningen zijn de scheluw, tweekwart houten trappen origineel en voorzien van een houten, gestoken trappaal en gedraaide balusters. De trappen zijn uitgevoerd met een schalmgat en een dakraam voor de lichtinval. De tochtportalen bestaan uit een deur met zijraam en bovenramen in een getoogd kozijn. In de gang is een speciale nis aangebracht met een rek voor paraplu's. De grote voor- en achterkamer op de begane grond en de verdieping worden gescheiden door kasten en-suite, voor zover nog aanwezig. De stucplafonds zijn voorzien van lijstwerk, midden- en hoekrozetten in een geometrisch motief (Art Deco). De plafonds zijn niet in alle woningen voltallig bewaard gebleven. Originele deuren, voor zover aanwezig, zijn uitgevoerd als paneeldeuren voorzien van een raampaneel, door stijlen verdeeld in drie glas-in-loodramen met geel kathedraalglas. Op nummer 288 is een deur aangetroffen die na het verwijderen van moderne beplating bleek te bestaan uit asbest panelen geschilderd in houtimitatie. Op nummer 284 is hetzelfde materiaal aangetroffen bij kastdeuren met op de achterzijde het stempel van Martinit, een asbestfabriek opgericht in 1912. Vermoedelijk zijn de binnendeuren van alle woningen zo uitgevoerd en betreft dit een vroege en zeldzaam aangetroffen toepassing van asbest. Alle deuren zijn in de huidige situatie overgeschilderd.
Het interieur van 286 is vrijwel origineel. De vloer in het voorportaal en de gang bestaat uit marmeren platen. De lambrisering in het voorportaal is uitgevoerd in lichtgroene tegels voorzien van een rand met geëmailleerde tegels, gelijk aan nummer 288. In deze lambrisering zijn ook losse groene tegels verwerkt met een voorstelling van een papaver. In het tochtportaal is lichtgeel kathedraalglas toegepast. De kasten-en-suite evenals de geornamenteerde plafonds zijn alle nog aanwezig. Tussen de achterkamer en de serre bevindt zich een afscheiding in de vorm van een portaal met bewerkte consoles. Alleen de schouw in de achterkamer is vervangen, in de overige kamers is de zwart marmeren schouw origineel. Alle binnendeuren zijn inclusief glas en hang- en sluitwerk bewaard gebleven.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. De voortuin wordt door een lage betonnen muur met daarop een gemetselde ezelsrug en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. De afscheiding wordt geleed door gemetselde hekpilaren, bekroond met een betonnen bol. De originele erfafscheiding is bij alle vier de woningen bewaard gebleven en maakt deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het in 1912 gebouwde herenhuis heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding die aan de Oranjelaan gerealiseerd werd. De laan werd in 1908 geheel nieuw aangelegd op de grond van de voormalige buitenplaats Noordhove en vormde de directe verbinding met het opkomende industriegebied op de Staart.
Architectonische waarde
Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws herenhuis, gebouwd in een eclectische stijl, met onder andere invloeden van de art nouveau. Het herenhuis heeft architectuurhistorische waarde door de grotendeels originele staat van zowel exterieur als interieur van de vier gelijktijdig gebouwde herenhuizen, Oranjelaan 284 t/m 290. De voorgevel van het complex is karakteristiek en herkenbaar door de verbijzonderde entrees, de twee torens, de veranda's en loggia's. De dakbedekking aan de voorzijde bestaat uit originele kruispannen met bijbehorende eindgevelpannen. De bovenramen, door roeden verdeeld en voorzien van kathedraalglas, zijn voor het grootste deel nog aanwezig.
Het interieur van 286 is grotendeels origineel en heeft architectuurhistorische waarde door de herkenbare klassieke opzet van de plattegrond die bij alle vier de woningen vrijwel identiek is uitgevoerd. Van bijzondere waarde zijn onder andere de trappen, de plafonds, de kasten en-suite, het tochtportaal, de getegelde lambrisering en de binnendeuren. Deze zijn van bouwhistorisch belang door de vroege toepassing van Martinit asbestbeplating.
Situering
Het herenhuis heeft ensemblewaarde als onderdeel van het gelijktijdig gebouwde blok woningen Oranjelaan 248 t/m 290 én als onderdeel van de bebouwing vanaf het Sumatraplein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
De herenhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als royale, vooroorlogse woningen en zijn sterk beeldbepalend voor de bebouwing aan de Oranjelaan waar zowel ten noorden van de school, als aan de overzijde, jongere bebouwing staat.
De voortuinen van de vier herenhuizen worden van de openbare weg gescheiden door een lage muur met een smeedijzeren hekwerk. De erfafscheiding maakt deel uit van de bescherming evenals de in de voortuinen aanwezige trappen naar erker of veranda.
Gaafheid
De vier herenhuizen zijn van belang door de gaafheid van het complex. Oranjelaan 286 verkeert in de meest oorspronkelijke staat en is daardoor van bijzonder belang door de gaafheid van exterieur en interieur.
Publicaties
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
Bijlage
-
9123623.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 288
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Architect: Jorissen
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Herenhuis dat deel uitmaakt van een ensemble van vier gelijktijdig gebouwde woningen (1912). Vanuit het midden van het blok is het ontwerp gespiegeld: de woning van 286 is gespiegeld aan nummer 288. De individuele woningen hebben een asymmetrische voorgevel. De voortuinen van de huizen worden door een lage muur en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Historie gebied
De Oranjelaan is in 1908-1909 aangelegd als 'Hoofdweg naar de Staart', een geheel nieuwe weg over de voormalige buitenplaats Noordhove. Voorheen maakte het gebiedrondom de Oranjelaan deel uit van de Noordpolder(1616), boerenland met tuinderijen en boomgaarden. De dijken van de polder, waaronder de Krommedijk en in het verlengde de Groenedijk vormden de grens tussen de Noordpolder en de Oud Dubbeldamse Polder (1603). Eind 19e eeuw brak een periode aan van stadsuitbreidingen, zowel planmatig als in aansluiting op de bestaande structuur. De buitenplaats met villa Noordhove werd in 1907 verkocht, waarna het terrein en de omgeving werden verkaveld. Op de Oranjelaan kwam een spoor te liggen als ontsluiting naar het groeiende industriegebied op De Staart. De locomotief, bekend als 'de trein van Lips' reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.
Aan de nieuwe Oranjelaan zouden twee markante gebouwen verrijzen: de Technische School (1913, gesloopt en nieuwbouwlocatie) en de Landbouwwinterschool (1922). Het Sumatraplein aan het begin van de laan is een verbijzondering van een kruispunt aan wegen. Deze plek is ingericht als groenplek met bomen en een oorlogsmonument. Vanaf dit plein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool werden vanaf 1908 herenhuizen gebouwd door verschillende opdrachtgevers. Naast de eerst gebouwde huizen, de nummers 292-294, werd het blok 284-290 gebouwd. Deze woningen maken deel uit van het karakteristieke ensemble Oranjelaan 266 t/m 294.
Ligging
Het herenhuis staat aan de oostzijde van de Oranjelaan, tussen de gelijktijdig gebouwde woningen 286 en 290. Zowel aan de voor- als achterzijde bevindt zich een bescheiden tuin. Oranjelaan 266 t/m 294 en de voormalige Landbouwwinterschool vallen onder het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van drie bouwlagen en heeft een samengesteld dak. Het dak bestaat aan de voorzijde uit een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Aansluitend en haaks op het zadeldak bevindt zich aan de achterzijde een zadeldak met wolfseind, terugliggend ten opzichte van de achtergevel.
Twee openslaande hoge ramen geven hier met een afstap toegang tot het balkon. De woning beschikt over een bescheiden kelder aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
De kavels aan de Oranjelaan werden stapsgewijs ontwikkeld. In het gehele ensemble komen zowel enkele herenhuizen voor als blokken van gelijktijdig gebouwde woningen. Het perceel voor de latere nummers 284-290 werd in 1911 gekocht door de firma G. Kloppert en A. Brand Hzn. Kloppert was meestertimmerman en had een eigen houtzagerij. De tekeningen zijn gesigneerd door A. Brand Hzn.
De huidige eigenaren (2019) hebben de geschiedenis van de bouw uitvoerig onderzocht, waarbij het ontwerp wordt toegeschreven aan H.C. Jorissen, architect. Jorissen, die eerder werkzaam was als architect in Amsterdam en andere gemeenten, vestigde zich in Dordrecht en ging in 1912 een samenwerkingsverband aan met Kloppert in NV de 'Klopper'.
De architectuur van de herenhuizen is kenmerkend voor de bouwperiode. Er wordt, net als eind 19e eeuw, soms teruggegrepen naar een eclectische vormentaal. Zo zijn invloeden van de neorenaissance duidelijk zichtbaar in de als trapgevel uitgevoerde zijgevels. Invloeden van de art nouveau architectuur komen tot uitdrukking in de torentjes, loggia's en veranda's van de nummers 286 en 288.
Het herenhuis Oranjelaan 288 is in 2013 van eigenaar gewisseld. De huidige eigenaren zijn sindsdien bezig met de renovatie en restauratie van de woning. Het huis heeft veel originele details, maar in het verleden zijn de kozijnen aan de achterzijde op de beide verdiepingen vervangen door kunststof. De pui van de serre is aangepast in 1962.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gehele voorgevel bestaat uit een spiegelsymmetrisch ontwerp waarbij twee naar voren uitstekende torens de gevel onderbreken. Tussen de torens, waarin de entrees naar 286 en 288 zich bevinden, zijn over de volle breedte twee veranda's op begane grond niveau en twee loggia's op de tweede verdieping gerealiseerd. Het dakschild is hier opgetild ten opzichte van het voordakvlak van de buitenste woningen. De woningen 284 en 290 zijn verbijzonderd door een driezijdige erker en een entree onder een boogvormig portaal. Aan de achterzijde zijn alle woningen op begane grond niveau voorzien van een uitstekende bouwmassa, op tekening de serre of veranda. Op verdiepingsniveau geven openslaande deuren toegang tot het balkon op het dak van deze serres.
De gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kettingverband met een gesneden voeg. Kozijnen en ramen zijn van hout, waarbij alle raampartijen zijn voorzien van door roeden verdeelde bovenramen, voorzien van geel kathedraalglas. Per huisnummer is er verschil in aanwezigheid van bewaard gebleven originele ramen en deels gemoderniseerde of geheel vervangen ramen voorzien van dubbelglas. In de voorgevel is een horizontaal accent aangebracht door een doorlopende betonnen latei boven de raampartij op verdiepingsniveau, onderbroken door de vormgeving van de inpandige balkons van de nummers 286 en 288. Aan de achterzijde wordt eveneens van de latei op verdiepingsniveau gebruik gemaakt, zowel in gemetselde als in betonnen vorm, om de gevels met elkaar te verbinden. De begane grond vloer ligt ca. 60 cm boven maaiveld, waardoor de woningen ontsloten worden middels een stenen trap. In de jaren negentig is het dak van het complex gerenoveerd, met uitzondering van nummer 290. Aan de voorzijde zijn de geglazuurde, rode kruispannen gehandhaafd, aan de achterzijde zijn de pannen vervangen door sneldekkers.
De voorgevel van 288 bestaat rechts uit de naar voren uitstekende toren. In de bouwmassa van de toren bevindt zich de entree. De voordeur is een blankgelakte houten paneeldeur waarin een getoogd kozijn verdeeld is in kleine ruiten van facetglas. Boven de deur bevindt zich een halfrond bovenraam, door roeden verdeeld. Op verdiepingsniveau van de toren is een kruiskozijn onder de latei die als horizontale en verspringende band over het gevelvlak is doorgezet. Op het niveau van de tweede verdieping wordt de toren iets breder. Hier bevindt zich een enkel raam met bovenraam. De gevel van de toren wordt beëindigd door een stenen latei en een omtimmerde goot op klossen. Het dak bestaat uit een koepel op een achtzijdige grondslag en wordt beëindigd door een niet originele spits. Op oude foto's is te zien dat aan de spits een windhaan was bevestigd. De dakbedekking is gewijzigd en bestaat uit dakleer. Links van de toren bevindt zich de veranda onder een schuin dak. De constructie van de veranda bestaat uit een betonnen portaal met bewerkte consoles. De vloer van de veranda is uitgevoerd in terrazzo. Als begrenzing zijn twee lage muurtjes aangebracht met op de hoeken betonnen vazen. De treden naar de voortuin zijn in beton uitgevoerd en voorzien van hardstenen treden. De dakbedekking is gewijzigd en bestaat uit leien. In het midden van het dak is een inkeping gemaakt ten behoeve van de openslaande deuren op de verdieping. De gemoderniseerde deuren worden door een stenen portaal gescheiden van de ramen aan weerszijden. Op het niveau van de tweede verdieping wordt dit portaal doorgezet waarachter zich de loggia bevindt. Ook hier geven twee openslaande deuren toegang naar het balkon. De borstwering bestaat uit gemetselde en betonnen stijlen met daartussen stijlen in siersmeedwerk. Op het dak op de erfgrens van 286 en 288 is een gemetselde schoorsteen, geaccentueerd door enkele gemetselde treden.
De achtergevel bestaat rechts uit de gevel van de serre die rust op een betonnen voet, ongeveer tot een meter boven maaiveld. De pui van de serre is ooit gewijzigd waarbij deopenslaande deuren zijn vervangen door ramen. De bovenramen zijn voorzien van eenvoudig, na-oorlogs glas-in-lood. Links bevindt zich een venster onder gemetselde strek waarin een kozijn is aangebracht met keukendeur en stolpraam. De rechterzijgevel van de serre is doorgezet als afscheidingsmuur van het balkon. Het balkonhek bestaat uit eenvoudig houten stijl- en regelwerk. De kozijnen op de verdiepingen zijn vervangen door kunststof exemplaren. De goot, afgetimmerd met trespa, rust op houten geprofileerde klossen.
Beschrijving interieur
De vier woningen zijn met een zelfde plattegrond gebouwd, waarbij 284 en 286 gespiegeld zijn aan 288 en 290. Oranjelaan 290 is iets breder dan de andere woningen; hier moest aangesloten worden op de al gerealiseerde eerste twee woningen, zodat de schuine aansluiting een verbreding veroorzaakte aan de voorzijde.
De plattegrond is klassiek opgebouwd met aan de ene zijde een voorportaal naar de gang met daarin de ontsluiting naar de verdieping en de kelder en eindigend in de keuken. Aan de andere zijde bevinden zich de kamers en-suite met een serre. Op de verdieping grenst het trappenhuis aan een overloop met een kleine voorkamer, een badkamer, apart toilet en kamers en-suite. Op de originele blauwdrukken van 288 zijn op zolder aparte ruimtes getekend; aan de achterzijde is een badkamer ingetekend.
In alle woningen zijn de scheluw, tweekwart houten trappen origineel en voorzien van een houten, gestoken trappaal en gedraaide balusters. De trappen zijn uitgevoerd met een schalmgat en een dakraam voor de lichtinval. De tochtportalen bestaan uit een deur met zijraam en bovenramen in een getoogd kozijn. In de gang is een speciale nis aangebracht met een rek voor paraplu's en kledinghaken. Bij nummer 288 ontbreekt het rek. De grote voor- en achterkamer op de begane grond en de verdieping worden gescheiden door kasten en-suite, voor zover nog aanwezig. De stucplafonds zijn voorzien van lijstwerk, midden- en hoekrozetten in een geometrisch motief. De plafonds zijn niet in alle woningen voltallig bewaard gebleven. Originele deuren, voor zover aanwezig, zijn uitgevoerd als paneeldeuren voorzien van een raampaneel, door stijlen verdeeld in drie glas-in-loodramen met geel kathedraalglas. Op nummer 288 is een deur aangetroffen die na het verwijderen van moderne beplating bleek te bestaan uit asbest panelen geschilderd in houtimitatie. Op nummer 284 is hetzelfde materiaal aangetroffen bij kastdeuren met op de achterzijde het stempel van Martinit, een asbestfabriek opgericht in 1912. Vermoedelijk zijn de binnendeuren van alle woningen zo uitgevoerd en betreft dit een vroege en zeldzaam aangetroffen toepassing van asbest. Alle deuren zijn in de huidige situatie overgeschilderd.
Het interieur van 288 is voor een groot deel origineel. De vloer in het voorportaal en de gang bestaat uit marmeren platen. De originele vloer in de keuken is uitgevoerd in terrazzo. De lambrisering in het voorportaal is uitgevoerd in lichtgroene tegels voorzien van een rand met geëmailleerde tegels, gelijk aan die toegepast op nummer 286. In hettochtportaal is de beglazing in facetglas uitgevoerd. De wc heeft nog de originele vloer- en wandtegels, een zwart-witte vloer en een witte wand met randtegel met art nouveau motief. In de kelder onder de keuken staat een originele wijnkast met een deur van houten latten en er ligt een plavuizen vloer. De achterkamer was het meest ingrijpend gewijzigd, maar het plafond is inmiddels gereconstrueerd met behulp van mallen. De schouw in deze kamer ontbreekt.
Op de verdieping zijn de kasten en deuren en-suite nog aanwezig. De plafonds zijn uitgevoerd als spanplafonds. Op de tweede verdieping staan wanden opgebouwd uit kraaldelen, vermoedelijk uit de bouwperiode. De zolder is verdeeld in een overloop, een torenkamer en een voor-tussen- en achterkamer.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. De voortuin wordt door een lage betonnen muur met daarop een gemetselde ezelsrug en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. De afscheiding wordt geleed door gemetselde hekpilaren, bekroond met een betonnen bol. De originele erfafscheiding is bij alle vier de woningen bewaard gebleven en maakt deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het in 1912 gebouwde herenhuis heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding die aan de Oranjelaan gerealiseerd werd. De laan werd in 1908 geheel nieuw aangelegd op de grond van de voormalige buitenplaats Noordhove en vormde de directe verbinding met het opkomende industriegebied op de Staart.
Architectonische waarde
Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws herenhuis, gebouwd in een eclectische stijl, met onder andere invloeden van de art nouveau. Het herenhuis heeft architectuurhistorische waarde door de grotendeels originele staat van zowel exterieur als interieur van de vier gelijktijdig gebouwde herenhuizen, Oranjelaan 284 t/m 290. De voorgevel van het complex is karakteristiek en herkenbaar door de verbijzonderde entrees, de twee torens, de veranda's en loggia's. De dakbedekking aan de voorzijde bestaat uit originele kruispannen met bijbehorende eindgevelpannen. De bovenramen, door roeden verdeeld en voorzien van kathedraalglas, zijn op de verdiepingen nog aanwezig.
Het interieur van 288 is grotendeels origineel en heeft architectuurhistorische waarde door de herkenbare klassieke opzet van de plattegrond die bij alle vier de woningen vrijwel identiek is uitgevoerd. Van bijzondere waarde zijn onder andere de trappen, de plafonds op de begane grond, de kasten en-suite, het tochtportaal, de getegelde lambrisering en de binnendeuren. Deze zijn van bouwhistorisch belang door de vroege toepassing van Martinit asbestbeplating.
Situering
Het herenhuis heeft ensemblewaarde als onderdeel van het gelijktijdig gebouwde blok woningen Oranjelaan 248 t/m 290 én als onderdeel van de bebouwing vanaf het Sumatraplein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
De herenhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als royale, vooroorlogse woningen en zijn sterk beeldbepalend voor de bebouwing aan de Oranjelaan waar zowel ten noorden van de school, als aan de overzijde, jongere bebouwing staat.
De voortuinen van de vier herenhuizen worden van de openbare weg gescheiden door een lage muur met een smeedijzeren hekwerk. De erfafscheiding maakt deel uit van de bescherming evenals de in de voortuinen aanwezige trappen naar erker of veranda.
Gaafheid
De vier herenhuizen zijn van belang door de gaafheid van het complex. Oranjelaan 288 is grotendeels in oorspronkelijke staat, maar de achterzijde is aangetast door de kunststof kozijnen en de aanpassing van de serre.
Publicaties
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
Bijlage
-
9123624.pdf (opent in een nieuw venster)
-
Oranjelaan 290
- Datering: 1912
- Oorspronkelijke functie: Woonhuis
- Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
- Architect: Jorissen
- Postcode: 3312GN
Algemene beschrijving
Herenhuis dat deel uitmaakt van een ensemble van vier gelijktijdig gebouwde woningen (1912). Vanuit het midden van het blok is het ontwerp gespiegeld: de woning van 284 is gespiegeld aan nummer 290. De individuele woningen hebben een asymmetrische voorgevel. De voortuinen van de huizen worden door een lage muur en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg.
Historie gebied
De Oranjelaan is in 1908-1909 aangelegd als 'Hoofdweg naar de Staart', een geheel nieuwe weg over de voormalige buitenplaats Noordhove. Voorheen maakte het gebied rondom de Oranjelaan deel uit van de Noordpolder (1616), boerenland met tuinderijen en boomgaarden. De dijken van de polder, waaronder de Krommedijk en in het verlengde de Groenedijk vormden de grens tussen de Noordpolder en de Oud Dubbeldamse Polder (1603). Eind 19e eeuw brak een periode aan van stadsuitbreidingen, zowel planmatig als in aansluiting op de bestaande structuur. De buitenplaats met villa Noordhove werd in 1907 verkocht, waarna het terrein en de omgeving werden verkaveld. Op de Oranjelaan kwam een spoor te liggen als ontsluiting naar het groeiende industriegebied op De Staart. De locomotief, bekend als 'de trein van Lips' reed dagelijks vanaf een wisselspoor op de Krommedijk tot de afbraak van de stadsspoorweg in 1966.
Aan de nieuwe Oranjelaan zouden twee markante gebouwen verrijzen: de Technische School (1913, gesloopt en nieuwbouwlocatie) en de Landbouwwinterschool (1922). Het Sumatraplein aan het begin van de laan is een verbijzondering van een kruispunt aan wegen. Deze plek is ingericht als groenplek met bomen en een oorlogsmonument. Vanaf dit plein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool werden vanaf 1908 herenhuizen gebouwd door verschillende opdrachtgevers. Naast de eerst gebouwde huizen, de nummers 292-294, werd het blok 284-290 gebouwd. Deze woningen maken deel uit van het karakteristieke ensemble Oranjelaan 266 t/m 294.
Ligging
Het herenhuis staat aan de oostzijde van de Oranjelaan, ten zuiden grenzend aan het als eerste gebouwde blok van twee herenhuizen, de nummers 292 en 294. Zowel aan de voor- als achterzijde bevindt zich een bescheiden tuin. Oranjelaan 266 t/m 294 en de voormalige Landbouwwinterschool vallen onder het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
Hoofdvorm
De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een samengesteld dak. Het dak bestaat aan de voorzijde uit een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat. Aansluitend en haaks op het zadeldak bevindt zich aan de achterzijde een schilddak, terugliggend ten opzichte van de achtergevel. De noklijn is iets verlengd ten behoeve van het dak van de uitgebouwde massa waarin twee openslaande hoge ramen met een afstap toegang geven tot het balkon. De woning beschikt over een bescheiden kelder aan de achterzijde.
Bouwgeschiedenis
De kavels aan de Oranjelaan werden stapsgewijs ontwikkeld. In het gehele ensemble komen zowel enkele herenhuizen voor als blokken van gelijktijdig gebouwde woningen. Het perceel voor de latere nummers 284-290 werd in 1911 gekocht door de firma G. Kloppert en A. Brand Hzn. Kloppert was meestertimmerman en had een eigen houtzagerij. De tekeningen zijn gesigneerd door A. Brand Hzn.
De huidige eigenaren (2019) hebben de geschiedenis van de bouw uitvoerig onderzocht, waarbij het ontwerp wordt toegeschreven aan H.C. Jorissen, architect. Jorissen, die eerder werkzaam was als architect in Amsterdam en andere gemeenten, vestigde zich in Dordrecht en ging in 1912 een samenwerkingsverband aan met Kloppert in NV de 'Klopper'.
De architectuur van de herenhuizen is kenmerkend voor de bouwperiode. Er wordt, net als eind 19e eeuw, nog teruggegrepen naar een eclectische vormentaal. Zo zijn invloeden van de neorenaissance duidelijk zichtbaar in de als trapgevel uitgevoerde zijgevels. Invloeden van de art nouveau architectuur komen tot uitdrukking in de torentjes, loggia's en veranda's van de nummers 286 en 288.
De huidige bewoners zijn sinds 1985 eigenaar. In 1989 is de woning iets gewijzigd door het verwijderen van de tussendeuren van de serre en het uitbouwen van de keuken tot aan de gevellijn van de serre.
Beschrijving exterieur woonhuis
De gehele voorgevel bestaat uit een spiegelsymmetrisch ontwerp waarbij twee naar voren uitstekende torens de gevel onderbreken. Tussen de torens, waarin de entrees naar 286 en 288 zich bevinden, zijn over de volle breedte twee veranda's op beganegrond niveau en twee loggia's op de tweede verdieping gerealiseerd. Het dakschild is hier opgetild ten opzichte van het voordakvlak van de buitenste woningen. De woningen 284 en 290 zijn verbijzonderd door een driezijdige erker en een entree onder een boogvormig portaal. Aan de achterzijde zijn alle woningen op begane grond niveau voorzien van een uitstekende bouwmassa, op tekening de serre of veranda. Op verdiepingsniveau geven openslaande deuren toegang tot het balkon op het dak van deze serres.
De gevels zijn gemetseld in een bruine baksteen in kettingverband met een gesneden voeg. Kozijnen en ramen zijn van hout, waarbij alle raampartijen zijn voorzien van door roeden verdeelde bovenramen, voorzien van geel kathedraalglas. Per huisnummer is er verschil in aanwezigheid van bewaard gebleven originele ramen en deels gemoderniseerde of geheel vervangen ramen voorzien van dubbelglas. In de voorgevel is een horizontaal accent aangebracht door een doorlopende betonnen latei boven de raampartij op verdiepingsniveau, onderbroken door de vormgeving van de inpandige balkons van de nummers 286 en 288. Aan de achterzijde wordt eveneens van de latei op verdiepingsniveau gebruik gemaakt, zowel in gemetselde als in betonnen vorm, om de gevels met elkaar te verbinden. De begane grond vloer ligt ca. 60 cm boven maaiveld, waardoor de woningen ontsloten worden middels een stenen trap. In de jaren negentig is het dak van het complex gerenoveerd, met uitzondering van nummer 290. Aan de voorzijde zijn de geglazuurde, rode kruispannen gehandhaafd, aan de achterzijde zijn de pannen vervangen door sneldekkers.
De voorgevel van 290 heeft aan de rechterzijde de entree onder een overkapping rustend op kolommen met kolomvoet. De houten voordeur is uitgevoerd als paneeldeur met een glas-in-loodraam waar voorheen een zesruits venster was. Boven de deur bevindt zich een halfrond bovenlicht. Links van de entree is een erker met openslaande deuren naar de voortuin. De betonnen trap naar de voortuin heeft aan weerszijden muurtjes met op de hoeken betonnen vazen. Deuren en ramen zijn gemoderniseerd en voorzien van dubbelglas, evenals de bovenramen. Het dak van de erker is afgeknot, op het platte vlak rust het houten hekwerk ter afscheiding van het balkon op de verdieping.
De dakbedekking van de erker is vervangen door bitumen leien.
Op verdiepingsniveau bevindt zich rechts een rechthoekig kruiskozijn met twee ramen en bovenramen. Links is een groot getoogd venster uitgevoerd als 'melkmeisje': openslaande deuren met aan weerszijden een raam. De gevel wordt beëindigd door een eenvoudig fries met een uitgemetselde verticale geleding en daartussen witgeschilderde muurvelden. De houten goot is omtimmerd met een geprofileerd boeibord en rust op houten klossen. Centraal op het dak bevindt zich een dakkapel met schuin dak voorzien van kruispannen en bijbehorende eindgevelpannen. Het raam van de dakkapel is gemoderniseerd. Aan weerszijden van de dakkapel is een modern Velux dakraam aangebracht.
De achtergevel bestaat links uit het kozijn van de uitgebouwde keuken. Deze uitbouw valt niet onder de bescherming. Rechts bevindt zich de gevel van de serre die rust op een betonnen voet, ongeveer tot een meter boven maaiveld. De pui van de serre bestaat uit openslaande deuren met aan weerszijden ramen. Het bovenraam wordt over de volle breedte verdeeld door forse, geprofileerde stijlen. Hierin zijn gebrandschilderde glas-in-lood ramen aangebracht in de stijl van de Amsterdamse School. De twee middelste ramen zijn uitgevoerd met een voorstelling van een vogel. Op verdiepingsniveau is links een rechthoekig venster met twee ramen en bovenramen. Rechts bevindt zich een groot getoogd venster voorzien van een kozijn met openslaande deuren en zijramen. De zijgevels van de serre zijn doorgezet als afscheidingsmuren van het balkon, de rechtermuur is verdwenen en vervangen door een hekwerk. Het balkonhek bestaat uit eenvoudig houten stijl- en regelwerk. De bovenramen van beide vensters zijn in oorspronkelijke staat. Het terugliggende dak heeft centraal uitgebouwd een kozijn waarin twee openslaande deuren met twee bovenramen. De goot van deze 'dakkapel' rust op houten geprofileerde klosjes. Het dak heeft als enige van de vier woningen nog de originele dakbedekking van kruispannen aan de achterzijde.
Beschrijving interieur
De vier woningen zijn met een zelfde plattegrond gebouwd, waarbij 284 en 286 gespiegeld zijn aan 288 en 290. Oranjelaan 290 is iets breder dan de andere woningen; hier moest aangesloten worden op de al gerealiseerde eerste twee woningen, zodat de schuine aansluiting een verbreding veroorzaakte aan de voorzijde.
De plattegrond is klassiek opgebouwd met aan de ene zijde een voorportaal naar de gang met daarin de ontsluiting naar de verdieping en de kelder en eindigend in de keuken. Aan de andere zijde bevinden zich de kamers en-suite met een serre. Op de verdieping grenst het trappenhuis aan een overloop met een kleine voor- en achterkamer (op bouwtekening bestemd tot keuken, bij nummer 284 gewijzigd in badkamer). De zolder is op tekening een onverdeelde open ruimte. Vermoedelijk werd deze tijdens of vlak na de bouw ingericht, gezien de aangetroffen kraaldelen op de verschillende zolders.
In alle woningen zijn de scheluw, tweekwart houten trappen origineel en voorzien van een houten, gestoken trappaal en gedraaide balusters. De trappen zijn uitgevoerd met een schalmgat en een dakraam voor de lichtinval. De tochtportalen bestaan uit een deur met zijraam en bovenramen in een getoogd kozijn. In de gang is een speciale nis aangebracht met een rek voor paraplu's. De grote voor- en achterkamer op de begane grond en de verdieping worden gescheiden door kasten en-suite, voor zover nog aanwezig. De stucplafonds zijn voorzien van lijstwerk, midden- en hoekrozetten in een geometrisch motief. De plafonds zijn niet in alle woningen voltallig bewaard gebleven.
Originele deuren, voor zover aanwezig, zijn uitgevoerd als paneeldeuren voorzien van een raampaneel, door stijlen verdeeld in drie glas-in-loodramen met geel kathedraalglas. Op nummer 288 is een deur aangetroffen die na het verwijderen van moderne beplating bleek te bestaan uit asbest panelen geschilderd in houtimitatie.
Op nummer 284 is hetzelfde materiaal aangetroffen bij kastdeuren met op de achterzijde het stempel van Martinit, een asbestfabriek opgericht in 1912. Vermoedelijk zijn de binnendeuren van alle woningen zo uitgevoerd en betreft dit een vroege en zeldzaam aangetroffen toepassing van asbest. Alle deuren zijn in de huidige situatie overgeschilderd.
De begane grond van 290 is vrijwel origineel, op de uitbreiding van de keuken na en een gemoderniseerde schouw in de achterkamer. De vloer van het voorportaal en de gang bestaat uit grote marmeren tegels. Het tochtportaal is voorzien van vermoedelijk na-oorlogs lichtgroene glas-in-loodramen met bescheiden onderbrekingen in gekleurd glas en correspondeert met het glas-in-lood in de voordeur. De plafonds en de kasten-en-suite zijn origineel, evenals de zwart marmeren schouw in de voorkamer.
Van de verdieping en de zolder is geen opname gemaakt.
Beschrijving tuin
De woning heeft een voor- en achtertuin. Aan de voorzijde is tegen de erker aan een betonnen trap aanwezig die toegang geeft tot de voorkamer. Aan weerszijden van de trap is een muurtje gemaakt met op de hoek een betonnen vaas. De voortuin wordt door een lage betonnen muur met daarop een gemetselde ezelsrug en een smeedijzeren hekwerk gescheiden van de openbare weg. De afscheiding wordt geleed door gemetselde hekpilaren, bekroond met een betonnen bol. De originele erfafscheiding is bij alle vier de woningen bewaard gebleven en maakt deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het in 1912 gebouwde herenhuis heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de stadsuitbreiding die aan de Oranjelaan gerealiseerd werd. De laan werd in 1908 geheel nieuw aangelegd op de grond van de voormalige buitenplaats Noordhove en vormde de directe verbinding met het opkomende industriegebied op de Staart.
Architectonische waarde
Het herenhuis is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een vroeg 20e-eeuws herenhuis, gebouwd in een eclectische stijl, met onder andere invloeden van de art nouveau.
Het herenhuis heeft architectuurhistorische waarde door de grotendeels originele staat van zowel exterieur als interieur van de vier gelijktijdig gebouwde herenhuizen, Oranjelaan 284 t/m 290. De voorgevel van het complex is karakteristiek en herkenbaar door de verbijzonderde entrees, de twee torens, de veranda's en loggia's. De dakbedekking aan de voorzijde bestaat uit originele kruispannen met bijbehorende eindgevelpannen. De bovenramen, door roeden verdeeld en voorzien van kathedraalglas, zijn voor het grootste deel nog aanwezig. Oranjelaan 290 heeft als bijzondere toevoeging de gebrandschilderde glas-in-lood bovenramen in de serre aan de achterzijde.
Het interieur van 290 heeft architectuurhistorische waarde door de herkenbare klassieke opzet van de plattegrond die bij alle vier de woningen vrijwel identiek is uitgevoerd. Van bijzondere waarde zijn de trappen, de originele plafonds, de marmeren schouw, het tochtportaal en de originele binnendeuren. Deze zijn van bouwhistorisch belang door de vroege toepassing van Martinit asbestbeplating.
Situering
Het herenhuis heeft ensemblewaarde als onderdeel van het gelijktijdig gebouwde blok woningen Oranjelaan 248 t/m 290 én als onderdeel van de bebouwing vanaf het Sumatraplein tot aan de voormalige Landbouwwinterschool. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht 19e-eeuwse Schil Dordrecht.
De herenhuizen hebben stedenbouwkundige waarde als royale, vooroorlogse woningen en zijn sterk beeldbepalend voor de bebouwing aan de Oranjelaan waar zowel ten noorden van de school, als aan de overzijde, jongere bebouwing staat.
De voortuinen van de vier herenhuizen worden van de openbare weg gescheiden door een lage muur met een smeedijzeren hekwerk. De erfafscheiding maakt deel uit van de bescherming evenals de in de voortuinen aanwezige trappen naar erker of veranda.
Gaafheid
De vier herenhuizen zijn van belang door de gaafheid van het complex. Oranjelaan 290 is in geringe mate gewijzigd door de uitgebouwde keuken en de toepassing van dubbel glas op de begane grond. Het interieur van de begane grond is vrijwel gaaf.
Publicaties
- Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.
Bijlage
-
9123625.pdf (opent in een nieuw venster)