Tag

Noorder Elsweg

Objecten met monumentenstatus.

  • Noorder Elsweg 1
    • Naam: Het Bergsche Veld
    • Datering: 1935
    • Oorspronkelijke functie: Pachterswoning
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Architect: Bakker & van Herwijnen
    • Postcode: 3329KH

     

    Algemene beschrijving

    Voormalige pachterswoning met brug, bekend als de hoeve Het Bergsche Veld en onderdeel van een complex van woning en schuren. De oudste schuren zijn in 2004 afgebroken. Op de hoek van de Oude Veerweg en Noorder Elsweg is in 1961 een tweede woning gebouwd (1A). Deze valt buiten de bescherming.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje. In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren. De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving. De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    De pachterswoning ligt aan de zuidelijke kant van de Noorder Elsweg, naast de hoek bij de Oude Veerweg. De woning wordt ontsloten door een brug over de sloot die het perceel van de weg scheidt.

    Hoofdvorm

    De woning is in hoofdopzet gebouwd in twee bouwlagen op een rechthoekige plattegrond onder zadeldak. In de bouwmassa zijn kleine verspringingen gemaakt die met steekkap aansluiten op het dak. Het dak bestaat uit een hoog en iets lager gedeelte. Het hoge zadeldak heeft aan de kopse kanten een vanuit de gevel doorgemetselde schoorsteen. Aan de achterzijde bevindt zich een tot het ontwerp behorende uitbouw.

    Bouwgeschiedenis

    De naamgeving van bijna alle hoeves in de polder verwijst naar de voormalige keten en zandplaten in de Biesbosch. Het Bergsche Veld is de oude benaming voor de Biesbosch dat in de begintijd na de St. ELisabethsvloed een grote binnenzee was.

    De eerste pachterswoningen in de polder werden op bestaande griendheuvels gebouwd, rondom de oude keten. De bouw werd gesubsidieerd als werkgelegenheidsproject. De geheel nieuw te bouwen woning voor Het Bergsche Veld was na de bouw van Bij den Peppel de tweede in rij van ontwerpen van het Dordtse bureau Bakker en Van Herwijnen. Op verzoek van de Vereeniging De Biesbosch werden vanaf begin 1935 pachters aangespoord een architectenbureau uit Dordrecht in te schakelen. In het begin had men pachters de vrije hand gegeven in de keuze van de architect, maar dit had tot gevolg, in de woorden van de secretaris Johannes Vis: "dat eenige boerderijen zijn verrezen, welke uit architectonisch oogpunt bezien, producten van wansmaak worden genoemd."

    Ook de gebroeders Hakkers uit Werkendam, pachters van de gronden op de hoek van de Oude Veerweg en Noorder Elsweg, hadden een eigen architect uit Werkendam ingeschakeld. Deze had echter een kubus met schuin oplopend dak ontworpen, volgens Vis "een monster van een gebouw voor het platte land." Zij kregen hier dan ook geen toestemming voor.

    Het bureau Bakker en Van Herwijnen ontwierp in de polder tevens de hoeves Bij den Peppel, Het Kooigat, de smederij en vermoedelijk ook Luctor et Emergo en die Maeshoeve. In architectuur vertonen deze hoeves grote verwantschap die voor die tijd én voor de agrarische bouw vrij modern was. Kenmerkend is dat alle woningen van deze hoeves vrijstaand van de schuur werden gebouwd, in tegenstelling tot de iets eerder gebouwde hoeves in de polder.

    Voor de bouw van de woning bevonden zich al twee schuren op het perceel, die verplaatst werden richting Oude Veerweg. In 1937 verrees ten zuiden van deze schuren een open hangar, gebouwd door de Vereeniging. Deze valt niet onder de bescherming. Tot eind jaren tachtig van de vorige eeuw bewoonde de familie van de eerste pachter de hoeve. Het interieur van de woning is volgens de eigenaar nadien gemoderniseerd.

    Beschrijving exterieur

    De gevels zijn gemetseld in een halfsteens verband. Vensteropeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door een latei achter schoon metselwerk dat strak doorloopt tot aan de bovenzijde van het kozijn. De houten kozijnen zijn origineel, maar alle ramen zijn vervangen. Op enkele plekken zijn de haken van de luiken nog aanwezig. De onderdorpels zijn uitgevoerd als integraal onderdeel van het kozijn en steken iets door voorbij de vensteropening. Het dak is gedekt met rode Hollandse pannen waarbij de kopse gevels beëindigd worden door een gevelpan. Het hoogste zadeldak is voorzien van een omtimmerde bakgoot, rustend op houten klossen.

    De asymmetrische voorgevel bestaat uit een licht vooruitstekende entree partij die geaccentueerd wordt door een vanuit de gevel doorgemetselde dakkapel die met een steekkapje halverwege aansluit op het dak. Rechts sluit deze dakkapel aan op een iets lager bouwdeel onder zadeldak. De entree is verbijzonderd door schuin metselwerk aan weerszijden van het kozijn van de voordeur en door een klein houten afdakje. Recht hierboven bevindt zich een smal, hoog kozijn waarin zich een origineel raam bevindt door roeden verdeeld en voorzien van gekleurd glas-in-lood. Rechts van de deur bevinden zich in hetzelfde gevelvlak twee kleine en een grote vensteropening. Links van de deur bevindt zich in het terugliggende gevelveld een grote vensteropening. Boven het kozijn is een licht uitstekende boog gemetseld.

    De linkerzijgevel (oost) is de kopgevel van het hoogste bouwvolume, dat op de begane grond is uitgebouwd met een driezijdige erker. Deze is opgebouwd uit een stenen borstwering met houten opbouw en plat dak. Boven de erker bevindt zich een venster.

    De achtergevel bestaat uit de gevel van het hoogste volume met rechts twee vensters en links een rechthoekige, gemetselde uitbouw die doorloopt in de borstwering van het balkon op de verdieping. De openslaande deuren naar het balkon steken als geveldeel door de goot, waarna de gevel eindigt met een steekkap aansluitend op het grote dak. Rechts hiervan bevindt zich een dakkapel eveneens onder steekkap. De driehoekige gevelvelden zijn voorzien van nieuwe beplating. Hoog in het dakvlak bevinden zich nog drie originele dakramen. Geheel links, naast de uitbouw is de achtergevel van het lagere deel waarin een klein, breed venster.

    De rechterzijgevel (west) is de kopgevel van het lagere bouwdeel. Hierin bevindt zich een deur in boogvormig kozijn met links en boven een venster.

    Beschrijving interieur

    Van het interieur is geen opname gemaakt.

    Beschrijving erf

    Het perceel wordt ontsloten door een gemetselde brug die ook onder de bescherming valt. Aan de achterzijde van de woning is het perceel ingericht als tuin met een verhoogd terras dat gewijzigd is ten opzichte van de originele situatie. Rechts van de woning bevindt zich een vermoedelijk op de oude regenkelder later gebouwd schuurtje.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De pachterswoning en de brug zijn van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de bebouwing die tussen 1930 en 1940 gerealiseerd werd in de Polder de Biesbosch. De inpoldering en een groot deel van de overige werken werden gerealiseerd in het kader van de werkverschaffing. Op de architectuur van de pachterswoningen werd vanaf ongeveer 1935 grote invloed uitgeoefend door de Vereeniging de Biesbosch.

    Architectonische waarde

    De pachterswoning is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het asymmetrische ontwerp. De verspringende bouwmassa's en de strak gedetailleerde voorgevel zijn een goed voorbeeld van een voor die tijd moderne vormgeving in de agrarische bouw. De woning is tevens van belang als onderdeel van het oeuvre van het Dordtse bureau Bakker en Van Herwijnen dat in deze bouwperiode ook enkele andere woningen realiseerde in de polder.

    Situering

    Het perceel van het Bergsche Veld beslaat de hoek van de Noorder Elsweg en Oude Veerweg. De woning, ontsloten door een gemetselde brug, ligt van de hoek af en is gericht op de Noorder Elsweg. De bebouwing heeft ensemblewaarde in relatie tot de overige gebouwen rond het kruispunt. Kenmerkend in de polder zijn de groeperingen van de hoeves rond de kruispunten van de hoofdwegen. Tevens heeft de woning ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder en vanwege de relatie met het polderlandschap.

    Gaafheid

    De woning is van belang door de gaafheid van de gevels en de bouwmassa's.

    Publicaties

    • Rob Haan, De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk, 2006.
    • Rob Haan, Verhalen van Dordrecht 40: Het ontstaan van de Dordtse Biesbosch - De inpoldering van Polder De Biesbosch, 2020.
    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Noorder Elsweg 2 (GSP 23)
    • Naam: Groepsschuilplaats
    • Datering: 1940
    • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

    Historie landsverdediging Nederland

    Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

    Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

    Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

    Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

    Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

    Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

    Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

    Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

    De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

    Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

    Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

    Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

    Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

    De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

    In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

    Typen versterkingen

    In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

    Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

    Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

    Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

    Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

    Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

    Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

    De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

    Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

    Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

    Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

    Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

    Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

    De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

    Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

    De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

    Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

    Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

    • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
    • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
    • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

    De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

    Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

    De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

    De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

    In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

    De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

    Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

    De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

    De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

    De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

    Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

    De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

    De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

    De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

    De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

    Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

    De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

    Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

    De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

    Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

    De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

    Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

    Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

    De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

    Architectonische waarde

    De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

    Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

    Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

    Situering

    Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

    • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
    • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
    • bij sluizen/duikers en langs killen
    • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
    • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

    De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

    Gaafheid

    De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

    Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

    De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

    Unieke waarde

    De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

    In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

    De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

    Opmerking

    Liggende aan de T-splitsing Zuidwestdijk en Noorder Elsweg. Inmiddels volledig door bos en begroeiing omgeven en daardoor geheel onzichtbaar geworden.

    Publicaties

    • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
    • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

    Bijlage


    Externe links


  • Noorder Elsweg 2A
    • Naam: Jong Dordrecht
    • Datering: 1937-1938
    • Oorspronkelijke functie: Landbouwbedrijf
    • Bouwstijl: Functionalisme
    • Postcode: 3329KH

     

    Algemene beschrijving

    Hangar, bekend als 'Hoeve Jong Dordrecht', die als dichte landbouwschuur gebouwd is voor de vestiging van het kantoor en het eigen bedrijf van de Vereeniging de Biesbosch. Heden in gebruik als kantoor, opslag en ontvangstruimte van de Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht. De muurtjes bij de entree vallen ook onder de bescherming.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje.

    In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren. De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving. De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    De hangar ligt in het uiterste westen van de polder aan het begin van de Noorder Elsweg, bij de sluis achter de Zuidwestdijk. De hangar, als voormalig onderdeel van het eigen bedrijf van de Vereeniging, ligt op een perceel met aan de achterzijde enkele bijgebouwen. Deze vallen niet onder de bescherming.

    Hoofdvorm

    De hangar is gebouwd in één bouwlaag op een rechthoekige plattegrond onder asymmetrisch zadeldak. De lage muren bij de entree zijn gemetseld in een halfronde vorm die vanuit het midden, waar het hekwerk is bevestigd, boogvormig aflopen.

    Bouwgeschiedenis

    In de polder werden tussen 1937 en 1938 dertien landbouwhangars gebouwd. Sommige pachterswoningen beschikten al over een stenen schuur, maar er was grote behoefte aan een overdekte opslag. Ook de hangars werden uitgevoerd als werkgelegenheidsproject. De bouw werd officieel aanbesteed, maar de aannemer was verplicht werklozen in te huren voor de uitvoering. Gekozen werd voor de firma Kloos en Zonen uit Kinderdijk. Kloos stond bekend om zijn stalen constructies die in verschillende typen uitgevoerd konden worden. In de polder zijn twee types gebouwd: Cz 8, de grote hangar van 41 x 25 meter, en type Cz 6, een kleinere hangar van 31 x 25 meter. In 1939 werden enkele van deze hangars dichtgemaakt. Een uitzondering is de hangar van hoeve Jong Dordrecht. Als laatste in de rij (hangar nummer 13), komt hij niet voor in de bouwvergunningen van de eerste twaalf open hangars. In december 1937 wordt wel een vergunning aangevraagd voor het aan vier zijden dichtmaken van deze hangar met daarin kantoor en paardenstallen. In een brief aan het Ministerie wordt hierover geschreven; "Met de bouw van de laatste hangar is kort geleden een aanvang gemaakt. Het ligt in de bedoeling deze geheel dicht te maken, waarbij ook van de werkkracht van jonge werkloozen zal worden gebruik gemaakt (metselaars en timmerlieden)."

    Het eigen landbouwbedrijf van de Vereeniging was vanaf 1934 met een kantoor gevestigd in de schuur van de Hoeve de Biesbosch aan de Van Elzelingenweg. Voor de bedrijfsleider werd in de nieuw te bouwen hangar aan de Noorder Elsweg eveneens een kantoor gebouwd. Na oplevering verhuisde het eigen bedrijf naar deze locatie. De hangar werd voor het overige gedeelte ingericht met een paardenstal, een garage en een tuigkamer. De gronden rondom de hoeve waren ingericht als fruitboomgaard. In 1949 werd een vergunning aangevraagd voor een fruitbewaarplaats achter de hangar. Het naastgelegen koelhuis kwam in 1960 tot stand.

    In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de boomgaard aan het Rijk verkocht. Het gebied veranderde eerst in het productiebos 'De Elzen' en werd later als recreatiegebied ingericht. Natuur- en Vogelwacht Dordrecht maakt heden gebruik van de hangar als biologisch centrum. Het koelhuis is verbouwd tot natuur- en cultuurhistorisch museum Twintighoeven.

    Beschrijving exterieur

    Alle gevels zijn deels opgebouwd uit metselwerk, deels uit groene gevelplaten van damwandprofiel. De platen vervangen of bedekken de originele gevelbekleding van verticale, geschaafde latten. Het metselwerk is in Noors verband uitgevoerd. Vensteropeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door een rollaag waarboven één laag metselverband licht naar voren uitstekend is aangebracht over de volledige breedte van de gemetselde gevels. Tot iets boven de onderzijde van de kozijnen is een trasraam van klinkers aangebracht, eindigend met een rollaag. De originele houten kozijnen zijn voorzien van originele ramen door roeden verdeeld. De onderdorpels zijn uitgevoerd in baksteen. De dakbedekking is vernieuwd en bestaat uit golfplaat.

    De asymmetrische voorgevel, een kopgevel, heeft links een groot venster dat door een stijl en kalf wordt verdeeld. De bovenramen zijn voorzien van glas-in-lood. Hiernaast bevindt zich een nieuwe entree in aangeheeld metselwerk: hier bevond zich oorspronkelijk een grote loodsdeur. De oude garagedeuren zijn dichtgemetseld. Ramen en deuren van de oude paardenstal worden aan het zicht onttrokken door begroeiing. De top van de gevel is later bekleed met damwandprofielplaat waarop de originele belettering 'Hoeve Jong Dordrecht' weer is aangebracht.

    De hoge zijgevel aan de linkerzijde wordt door de spanten van de constructie in zes gevelvelden geleed. Tegen de spanten aan zijn gemetselde steunberen aangebracht. De rechter twee gevelvlakken zijn tot aan de dakrand gemetseld. De rest van de gevel is tot halverwege gemetseld waarboven gevelplaat is aangebracht. Geheel rechts bevindt zich een venster eveneens voorzien van bovenramen in glas-in-lood. Links daarvan is de originele houten deur naar het kantoor in een kozijn met hardsteen onderdorpel en neuten. De deur bestaat uit verticale, genagelde delen en een klein raam. Links van de deur bevindt zich een rechthoekig venster door roeden in zessen verdeeld. Het metselwerk boven de deur en het venster is beschadigd door de verwijdering van de luifel. In het bovenste gemetselde gevelveld bevinden zich vier rechthoekige vensters. Identieke vensters, twee per gevelveld, bevinden zich in de rest van de gevel, sommige slecht zichtbaar door de begroeiing.

    De achtergevel is evenals de voorgevel deels gemetseld en deels voorzien van een nieuwe gevelplaat met damwandprofiel. Ook hier is op de locatie van de oude loodsdeur een nieuwe entree aangebracht met daaromheen nieuw metselwerk. In het oude metselwerk bevinden zich de originele vensters.

    De lage linkerzijgevel is geheel gemetseld. In de drie gevelvelden links bevinden zich centraal per veld de oude staldeuren met aan weerszijden een origineel venster. De entreedeur is gemoderniseerd. De vensters rechts zijn ook origineel. Op het dak zijn zonnepanelen aangebracht.

    Beschrijving interieur

    De Kloos-hangars werden aangeprezen vanwege hun spanten die weinig ruimte in beslag namen. Deze zijn samengesteld uit C-balken, aan beide zijden ondersteund door twee schoren. Het geheel rust op stijlen van I-balken op betonnen fundering. In de open variant werd de hoge zijde van de asymmetrische constructie gebruikt als overstekende luifel waar de wagens direct onder konden rijden.

    In de 'verbouwing' van deze hangar was een kantoor voorzien en paardenstallen met garage en tuigkamer. Het kantoortje is gehandhaafd, waarin nog een originele ingebouwde kast met schuifdeuren, voorzien van glas-in-lood, aanwezig is. De schoorsteen is verdwenen, maar de gemetselde haardombouw is bewaard gebleven. Op de schoorsteen bevond zich een gedenkplaat in de vorm van een gedicht. Bij enkele gebouwen in de polder, waaronder Hoeve de Biesbosch, Hoeve de Griendheuvel en de smederij, was dit eveneens toegepast. Bij de verbouwing in 1991 is het gedicht verloren gegaan bij het slopen van de schoorsteen. De tekst is vanaf de foto niet meer te reconstrueren. Achter het kantoor bevindt zich een portaal en een trap naar de vloer boven dit gedeelte.

    In de open hangar zijn diverse nieuwe wanden aangebracht om de ruimten te scheiden. Boven deze ruimten bevinden zich vloeren die dienst doen als opslagruimte.

    Beschrijving erf

    Het perceel wordt ontsloten door een toegang via de Noorder Elsweg. Aan weerszijden bevindt zich een lage, in boogvorm gemetselde muur ter ondersteuning van het hekwerk. Aan de achterzijde is een voormalige kas omgebouwd tot werkplaats. Een oude stal is verbouwd tot vogelhuis. Verder bevindt zich op het terrein nog een houten lattenloods. Het erf en de bijgebouwen vallen niet onder de bescherming. De muren bij de entree zijn wel van belang en dateren uit de bouwperiode van de hangar.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De hangar en de gemetselde muren ter begeleiding van de entree zijn van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de bebouwing die tussen 1930 en 1940 gerealiseerd werd in de Polder de Biesbosch. De inpoldering en ook de bouw van de hangars werden uitgevoerd in het kader van de werkverschaffing. Tevens is de hangar van belang als voormalig onderkomen van het eigen bedrijf van de Vereeniging de Biesbosch.

    Architectonische waarde

    De hangar heeft architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een door Kloos en Zonen geleverde hangar die bestaat uit stalen spanten, een grote vrije luifel en kopschotten, oorspronkelijk afgedekt door houten latten. In de polder zijn in 1937-1938 twee types door de firma gebouwd, waarvan enkele een jaar later werden dichtgemetseld. Van belang bij deze hangar zijn de constructie, het oude metselwerk en de originele kozijnen. De als kantoor ingerichte ruimte is van belang door het bewaard gebleven glas-in-lood in kast en bovenramen, de haardombouw en de kast.

    Situering

    De hangar heeft ensemblewaarde in relatie tot de omliggende gebouwen op het perceel die onderdeel waren van het eigen bedrijf van de Vereeniging de Biesbosch. De ontsluiting aan de Noorder Elsweg wordt gemarkeerd door lage, gemetselde muren uit de bouwperiode. De hangar heeft tevens ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder.

    Gaafheid

    De hangar is ten dele gaaf bewaard gebleven. Van belang zijn de constructie en de originele kozijnen, ramen en deuren.

    Opmerking

    Het natuur- en cultuurhistorisch museum Twintighoeven is gevestigd in het voormalige koelhuis van hoeve Jong Dordrecht.

    Publicaties

    • R. Haan. De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk. Dordrecht 2006.
    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


    Externe links


  • Noorder Elsweg 3
    • Naam: Luctor et Emergo
    • Datering: 1935
    • Oorspronkelijke functie: Pachterswoning
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Architect: Bakker & van Herwijnen
    • Postcode: 3329KH

     

    Algemene beschrijving

    Pachterswoning met brug en in 1942 herbouwde vrijstaande schuur met paardenstal uit 1935, bekend als de hoeve 'Luctor et Emergo'. Het complex is in gebruik als landbouwbedrijf.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje. In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren.

    De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving. De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    De woning ligt aan de zuidelijke kant van de Noorder Elsweg recht tegenover de hoeve de Biesbosch op een perceel op de hoek van de Noorder Elsweg en de Van Elzelingenweg. De vrijstaande schuur ligt achter de woning met een uitrit op de Van Elzelingenweg.

    Hoofdvorm

    De woning is gebouwd in een hoger bouwvolume in twee bouwlagen en een lager, iets smaller bouwvolume in één bouwlaag op een rechthoekige plattegrond. De beide zadeldaken liggen in elkaars verlengde met de nok evenwijdig aan de weg. Het hoogste zadeldak heeft aan de kopse kanten een vanuit de gevel doorgemetselde schoorsteen.

    De schuur is gebouwd in één bouwlaag op rechthoekige plattegrond onder hoog wolfdak. De nok van de schuur is evenwijdig aan de Van Elzelingenweg, haaks op de richting van de woning. De paardenstal die onderdeel uitmaakte van de schuur uit 1935, is behouden gebleven. Het vooruitstekende volume onder zadeldak staat deels tegen de rechterzijgevel van de schuur aan.

    Bouwgeschiedenis

    De eerste pachterswoningen in de polder werden op bestaande griendheuvels gebouwd, rondom de oude keten. De bouw werd gesubsidieerd als werkgelegenheidsproject. De geheel nieuw te bouwen woning én de vrijstaande schuur voor 'Luctor et Emergo' zijn hoogstwaarschijnlijk ontworpen door het Dordtse bureau Bakker en Van Herwijnen. De bouwtekeningen zijn niet gesigneerd, maar tekening en ontwerp vertonen grote overeenkomsten met andere projecten in de polder die door dit bureau uitgewerkt zijn.

    Op verzoek van de Vereeniging De Biesbosch werden vanaf begin 1935 pachters aangespoord een architectenbureau uit Dordrecht in te schakelen. In het begin had men pachters de vrije hand gegeven in de keuze van de architect, maar dit had tot gevolg, in de woorden van de secretaris Johannes Vis: 'dat eenige boerderijen zijn verrezen, welke uit architectonisch oogpunt bezien, producten van wansmaak worden genoemd.' Het bureau Bakker en Van Herwijnen werd echter zeer aanbevolen door de Vereeniging.

    In 1942 brandde de schuur af en deze werd herbouwd door de gemeente-architect van Dubbeldam, A. van Walraven, volgens Van den Hoek naar een voorbeeld uit de Wieringermeer. De in 1935 gebouwde paardenstal was wel blijven staan en werd op dezelfde wijze weer met de schuur verbonden. Het complex wordt tot heden door leden van dezelfde familie gepacht als in de beginjaren.

    Beschrijving pachterswoning

    De beschrijving is gebaseerd op waarneming vanaf de openbare weg en op tekeningen en oude foto's uit het Regionaal Archief Dordrecht.

    De gevels zijn gemetseld in halfsteens verband. Vensteropeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door een strek. Op begane grond niveau zijn de kozijnen vermoedelijk geheel vervangen. Het metselwerk vertoont in deze gevels sporen van aanheling en de onderdorpels zijn uitgevoerd in keramische tegels in tegenstelling tot het raam op de kopse gevel op verdiepingsniveau. De onderdorpel is hier uitgevoerd als integraal onderdeel van het kozijn en steekt iets door voorbij de vensteropening. Een dergelijke detaillering is ook bij andere woningen in de polder te zien. Het dak is gedekt met rode Hollandse pannen waarbij de kopse gevels beëindigd worden door een gevelpan. Het hoogste zadeldak is voorzien van een omtimmerde bakgoot, rustend op houten klossen.

    De voorgevel bestaat rechts uit de gevel van de hoogste bouwmassa. Hier bevindt zich de entree, geaccentueerd door een luifel en boogvormig bovenlicht. Boven de entree bevindt zich een later gewijzigde dakkapel. Geheel rechts is een venster, oorspronkelijk voorzien luiken. Links is de gevel van de lagere bouwmassa met een originele vensteropening en twee kleine vensters van latere datum.

    De rechterzijgevel (west) is de kopgevel van het hoogste bouwvolume, dat op de begane grond is uitgebouwd met een driezijdige erker. Deze is opgebouwd uit een stenen borstwering met houten opbouw en plat dak. Boven de erker is een licht uitstekende boog gemetseld. In de top bevindt zich een venster. De linkerzijgevel (oost) is niet waarneembaar.

    De achtergevel, ten dele waarneembaar, bestaat rechts uit de gevel van het lagere bouwvolume. Links daarvan de gevel van de hoge bouwmassa met rechts een rechthoekige, gemetselde uitbouw die doorloopt in de borstwering van het balkon op de verdieping. De openslaande deuren naar het balkon steken als geveldeel door de goot, waarna de gevel eindigt met een steekkap aansluitend op het grote dak.

    Beschrijving schuur

    De schuur is gemetseld in Noors verband met vlechtwerk langs de randen van de kopgevels. Het forse wolfdak is gedekt met rode Hollandse pannen en voorzien van enkele dakramen. Op de nok bevindt zich een gemetselde schoorsteen tegen het noordelijke wolfseind aan. De goten worden ondersteund door houten klossen.

    De voor- en achtergevel zijn kopgevels met daarin enkele smeedijzeren ankers. De voorgevel heeft links een getoogde gevelopening voorzien van rollaag met daarin originele, dubbele houten deuren met verticaal raam. Dit was de entree naar de wagenruimte. Rechts is een grote gevelopening aanwezig met originele, houten schuifdeur op bovenrails. In het midden onder de goot bevindt zich een klein venster. De achtergevel is identiek gespiegeld uitgevoerd, alleen de grote schuifdeur is verdwenen. Dit vlak is geheel dichtgemetseld. De zijgevels zijn voorzien van kleine getoogde vensters door een stijl verdeeld.

    De paardenstal uit 1935 bevindt zich voor een klein deel tegen de rechterzijgevel van de schuur. Het zadeldak is gedekt met rode Hollandse pannen. Het metselwerk is evenals de schuur uitgevoerd in Noors verband. De voorgevel is een kopgevel in de top bekleed met horizontale houten rabatdelen waarin een hooiluik. Geheel links en rechts bevindt zich een houten deur. De zijgevels zijn, voor zover waarneembaar, voorzien van rechthoekige stalramen.

    Beschrijving interieur

    Van het interieur is geen opname gemaakt.

    Beschrijving erf

    De woning wordt ontsloten door een gemetselde brug die ook onder de bescherming valt. Het erf achter de woning is ingericht als tuin en bedrijfsruimte.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex van pachterswoning, brug, schuur en paardenstal is van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de bebouwing die tussen 1930 en 1940 gerealiseerd werd in de Polder de Biesbosch. De schuur is als uitzondering een herbouwproject uit 1942 en is daarmee ook van cultuurhistorisch belang. De inpoldering en een groot deel van de overige werken werden gerealiseerd in het kader van de werkverschaffing. Op de architectuur van de pachterswoningen werd vanaf ongeveer 1935 grote invloed uitgeoefend door de Vereeniging de Biesbosch.

    Architectonische waarde

    De pachterswoning is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het asymmetrische ontwerp en als voorbeeld van een voor die tijd moderne vormgeving in de agrarische bouw. De woning en paardenstal zijn tevens van belang als onderdeel van het oeuvre van het Dordtse bureau Bakker en Van Herwijnen dat in deze bouwperiode ook enkele andere woningen realiseerde in de polder. De in 1942 herbouwde schuur is van belang door de meer traditionele, maar ook karakteristieke vormgeving met het hoge wolfdak.

    Situering

    Het perceel van Luctor et Emergo beslaat de hoek van de Noorder Elsweg en Van Elzelingenweg. De woning, ontsloten door een gemetselde brug, ligt van de hoek af en is gericht op de Noorder Elsweg. De bebouwing heeft ensemblewaarde in relatie tot de overige gebouwen rond het kruispunt. Kenmerkend in de polder zijn de groeperingen van de hoeves rond de kruispunten van de hoofdwegen. Tevens heeft het complex ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder en vanwege de relatie met het polderlandschap.

    Gaafheid

    De woning is van belang door de redelijke gaafheid van de gevels en de bouwmassa's. De schuur en paardenstal zijn van belang door de vrijwel originele staat van de gevels, met uitzondering van de dichtgemetselde geveldelen.

    Publicaties

    • R. Haan. De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk. Dordrecht 2006.
    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.
    • 'P. van Damme, Biesbosch' in Oud-Dubbeldam, deel 20, pag. 33-34.

    Bijlage


  • Noorder Elsweg 4
    • Naam: Jacht- en Vischlust
    • Datering: 1930
    • Oorspronkelijke functie: Opzichterswoning
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3329KH

     

    Algemene beschrijving

    Voormalige jachtopzienerswoning uit 1930 met schuur en brug, nu woning met bijgebouw en brug.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje. In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren.

    De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving. De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    Het complex ligt aan de noordelijke kant van de Noorder Elsweg tegenover de hoeve 'Jong Dordrecht'. Het perceel bevindt zich in het uiterste westen van de polder aan het begin van de Noorder Elsweg, grenzend aan het water van het Noorderdiep en de bergboezem bij het Johannes Visgemaal.

    Hoofdvorm

    Het complex van woning en bijgebouw is toegankelijk vanaf de Noorder Elsweg via een betonnen brug. De woning is gebouwd in één bouwlaag op een rechthoekige plattegrond met een zolder onder een mansardedak. De schuur op rechthoekige plattegrond heeft een zadeldak met de nok haaks op de richting van de woning.

    De woning en de schuur zijn met elkaar verbonden door latere aanbouwen. Deze aanbouwen vallen niet onder de bescherming.

    Bouwgeschiedenis

    Na het indijken van de polder in 1928 werden de gronden in cultuur gebracht om te kunnen verpachten. Ook in werkverschaffing werden wegen en bruggen gebouwd. Het recht op de jacht en visserij, dat van oudsher in het gebied vastgelegd was, heeft de Vereeniging direct na de inpoldering verhuurd aan één partij om te voorkomen dat er wantoestanden ontstonden tussen de diverse pachters en de tewerkgestelde arbeiders. Deze partij, de heer Krafft, oefende dit recht ook al voor de indijking uit. Vanaf 1930 deelde hij het recht met de heer Lebret en in datzelfde jaar kregen zij toestemming om in het gebied een woning te bouwen voor de jachtopziener. Op kaarten uit deze periode staat het huis aangeduid als 'Jacht- en Vischlust'. Samen met de woning van de Stichting 'Hulp door Arbeid' aan de Oude Veerweg, vormde dit de eerste bebouwing in de nieuwe polder.

    De bewoner, Jacob van Ham, was al vanaf 1916 jachtopziener van het Eiland van Dordrecht en onbezoldigd rijksveldwachter. Na het overlijden van de 'herenjagers' kwam hij in 1950 in dienst van de Vereeniging de Biesbosch. Het was zijn taak de wildstand op niveau te houden. In 1958 werd de erfpacht van het huis met de bijbehorende gronden teruggekocht door de vereniging/stichting. Na vertrek van Jacob van Ham ging het complex onderdeel uitmaken van het eigen fruitteeltbedrijf. Bij de opheffing van het eigen bedrijf in 1989 werd de woning particulier eigendom.

    Beschrijving exterieur woning en schuur

    De beschrijving is gebaseerd op waarneming vanaf de openbare weg.

    De gevels zijn gemetseld in een roodbruine baksteen in Noors verband. Gevelopeningen worden beëindigd door een rollaag met aan de onderzijde bakstenen onderdorpels. De houten kozijnen zijn op begane grond niveau uitgevoerd met luiken en voorzien van bovenramen waarvan enkele met gekleurd glas-in-lood. Het mansardedak is gedekt met rode Hollandse pannen en voorzien van brede, met hout omtimmerde bakgoten die doorsteken in de kopgevels. Het dak is aan de kopgevels met licht overstek uitgevoerd, afgewerkt met houten windveren. Aan weerszijden bevindt zich in het midden een houten dakkapel van bescheiden afmetingen onder plat dak. Tegen de noordelijke dakrand aan is een gemetselde schoorsteen aanwezig.

    De voorgevel aan de Noorder Elsweg is een kopgevel met in de top een venster. Op begane grond niveau bevindt zich geheel links de entree onder een betonnen luifel. De originele, houten voordeur is voorzien van een verticaal raam door twee roeden verdeeld. Over de hoogte van de deur bevindt zich links een zijlicht uitgevoerd in glas-in-lood. Rechts van de deur is een breed venster door een kalf en twee stijlen gedeeld.

    De rechterzijgevel bestaat geheel links uit een venster met een enkel raam en geheel rechts uit een venster met een dubbel raam. Beide zijn uitgevoerd met luiken en bovenramen. In het verlengde van deze gevel bevinden zich diverse aanbouwen. De linkerzijgevel wordt geheel aan het zicht onttrokken door aanbouwen die niet onder de bescherming vallen. De achtergevel is niet waarneembaar.

    Beschrijving exterieur schuur

    De schuur bestaat deels uit met houten horizontale delen, deels met staalplaat, beklede gevels. Het zadeldak is gedekt met rode, Hollandse pannen. In de zijgevel richting de woning bevinden zich twee paar dubbele deuren met smeedijzeren gehengen. De schuur is uitgebreid met diverse aanbouwen die niet onder de bescherming vallen.

    Beschrijving interieur

    Van het interieur is geen opname gemaakt.

    Beschrijving erf

    Het erf wordt ontsloten door een betonnen brug met betonnen pijlers waaraan een ijzeren hekwerk is bevestigd met spijlen geplaatst in een radiaal. De brug met hekwerk valt ook onder de bescherming. De inrichting van het terrein valt niet onder de bescherming.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex van voormalige jachtopzienerswoning met schuur en brug, bekend als 'Jacht- en Vischlust', is van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de bebouwing die tussen 1930 en 1940 gerealiseerd werd in de Polder de Biesbosch. De inpoldering en een groot deel van de overige werken werden gerealiseerd in het kader van de werkverschaffing. Deze woning vormt echter een uitzondering en kwam als een van eerste gebouwen in de polder tot stand op particulier initiatief. De woning is tevens van belang als herinnering aan de voormalige jacht- en visrechten in het gebied.

    Architectonische waarde

    Het complex is van architectuurhistorisch belang door het traditionele ontwerp dat kenmerkend is voor de bouwperiode. Karakteristieke onderdelen zijn de voordeur met zijlicht en betonnen luifel en de nog resterende glas-in-loodramen.

    Situering

    Het complex van woning, schuur en brug met hekwerk heeft ensemblewaarde in relatie tot elkaar en in relatie tot het achter de dijk gelegen landschap van de Dordtse Biesbosch waarin nog lange tijd een deel van het jachtgebied zich bevond. Het complex heeft tevens ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder.

    Gaafheid

    Het complex is van belang door de redelijke gaafheid van de gevels en de bouwmassa's. De aanbouwen hebben de kwaliteit van het beeld aan de westzijde aangetast.

    Unieke waarde

    De woning heeft unieke waarde als een van de eerste gebouwen in de nieuwe Polder de Biesbosch en als voormalig verblijf van de jachtopziener van het gebied.  

    Publicaties

    • R. Haan. De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk. Dordrecht 2006.
    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Noorder Elsweg 6B (GSP 26)
    • Naam: Groepsschuilplaats
    • Datering: 1940
    • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

    Historie landsverdediging Nederland

    Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

    Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

    Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

    Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

    Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

    Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

    Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

    Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

    De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

    Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

    Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

    Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

    Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

    De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

    In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

    Typen versterkingen

    In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

    Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

    Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

    Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

    Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

    Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

    Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

    De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

    Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

    Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

    Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

    Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

    Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

    De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

    Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

    De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

    Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

    Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

    • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
    • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
    • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

    De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

    Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

    De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

    De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

    In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

    De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

    Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

    De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

    De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

    De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

    Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

    De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

    De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

    De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

    De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

    Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

    De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

    Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

    De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

    Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

    De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

    Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

    Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

    De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

    Architectonische waarde

    De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

    Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

    Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

    Situering

    Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

    • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
    • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
    • bij sluizen/duikers en langs killen
    • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
    • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

    De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

    Gaafheid

    De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

    Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

    De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

    Unieke waarde

    De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

    In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

    De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

    Publicaties

    • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
    • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

    Bijlage


    Externe links


  • Noorder Elsweg 6B (molen)
    • Naam: Bosmanmolen
    • Datering: 1981-1988
    • Oorspronkelijke functie: Windwatermolen voor onderbemaling
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    De Bosmanmolen is een kleine stalen weidemolen of windwatermolen voor de onderbemaling van laag gelegen weilanden en akkers, waarbij het water maar over een kleine hoogte hoeft te worden opgevoerd. Hiertoe beschikt het molentje over een kleine centrifugaalpomp die door vier stalen windbladen wordt aangedreven.

    De molen is ontworpen in 1929 en sinds 1935 een zeer bekende verschijning in de Nederlandse polders.

    De bescherming betreft alleen de Bosmanmolen.

    Historie Bosmanmolen

    Het Bosmanmolentje bestaat uit een betonnen onderbouw met daarop een stalen toren van 4 tot 7 meter hoog. De diameter van het wiekenkruis met zijn vier vaste stalen wieken bedraagt 3 tot 3,5 meter. Opmerkelijk is dat de meeste kleine stalen poldermolentjes, als je ervoor staat, met de klok mee draaien in tegenstelling tot de traditionele Nederlandse windmolens. Via een haakse tandwieloverbrenging wordt een kleine centrifugaalpomp aangedreven.

    De toepassing van een via een vlotter en een stangenmechanisme beweegbare molenstaart en een dubbele vaan maakt sinds 1937 een volautomatische peilbeheersing mogelijk. Sinds 1947 heeft de Bosmanmolen een geprefabriceerde betonnen onderbouw, daarvoor werd die onderbouw ter plaatse gebouwd. Sinds 1935 zijn voor de molen vier verschillende differentieelmodellen gebruikt. Een differentieel is een stelsel van tandwielen waarmee met één aandrijvende as meerdere rotaties met verschillende snelheden afgetakt kunnen worden. Het 1e model tot circa 1960 heeft een A-Ford differentieel, het 2e model tot 1977 een Ford V8 differentieel, het 3e model een eigen differentieel onder de naam Type 77 en het 4e model heeft sinds 2006 een differentieel van het type B4.

    Na 1970 nam de behoefte aan het stalen weidemolentje aanzienlijk af omdat het door ruikverkavelingen steeds minder noodzakelijk werd om de waterstand in afzonderlijke weilanden bij te sturen. Bovendien konden beheerders, zoals boeren en waterschappen, door de uitbreiding van het elektriciteitsnet ook op afgelegen plekken steeds makkelijker elektrische pompen installeren. De laatste jaren neemt de behoefte weer wat toe door de vraag van natuurorganisaties. Behalve voor het ontwateren van agrarisch land kan het stalen weidemolentje namelijk ook worden ingezet voor de bevloeiing en waterverversing van natuurgebieden.

    Machinefabriek Bosman Watermanagement BV in Piershil bouwt nog zo'n 10 tot 15 molentjes per jaar.

    In Nederland werden vele duizenden Bosmanmolens geplaatst. In het buitengebied van Dordrecht hebben gebaseerd op historische kaarten oorspronkelijk ook tientallen Bosmanmolentjes gestaan. In 2008 waren in de gemeente nog slechts 12 exemplaren aanwezig, waarvan er toen al drie in zeer slechte staat verkeerden.

    Deze Bosmanmolen bij de Noorderelsweg 6b verschijnt pas tussen 1981 en 1988 op kaarten, maar is waarschijnlijk ouder en/of herplaatst.

    Historie gebied

    De Polder De Biesbosch werd gerealiseerd in 1926, als laatste polder op het Eiland van Dordrecht. De oude killen - van noord naar zuid zijn dit het Noorderdiep, de Noorderels, het Kwalgat, de Middenels en de Zuiderels - zijn in verband met de afwatering van de polder behouden. De perceel - en ontginningsloten in de polder wateren allen af op de killen. In enkele van de sloten zijn Bosmanmolens geplaatst, waarschijnlijk tussen 1935 en 1970.

    Alle killen waterden samen oorspronkelijk op natuurlijke wijze uit via de grote uitwateringsluis aan het begin van de Noorderelsweg bij de Westhaven. Sinds 1955 draagt het Johan Visgemaal - nabij de sluis - zorg voor de afwatering van de polder.

    Ligging

    De molen staat relatief verscholen in het groen, direct aan/ten zuiden van de kil de Noorderels, nabij de toegang tot het jeu-de-boule terrein van 'De Dolle Boule' en ten oosten van het Paviljoen.

    Beschrijving

    De Bosmanmolen verkeert in redelijk goede staat, maar heeft geen bemalingsfunctie meer.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    In 2008 werd de Bosmanmolen uitverkozen als nummer één op de lijst in Zuid-Holland in de strijd om een plaats in de historische canon der Provinciën. De herinneringswaarde is hoog.

    De volautomatische werking van de molens was een belangrijke vooruitgang in de bemalingstechniek.

    Bosmanmolens zijn een karakteristiek beeld in het Zuid-Hollandse agrarische landschap en zeker ook in de agrarische polder De Biesbosch. Het agrarische karakter heeft hier wel inmiddels plaatsgemaakt voor bosbouw (boswachterij De Elzen).

    Ensemblewaarde/Situering

    De molen staat direct aan de Noorderels, één van de killen die voor de ontwatering van de Polder De Biesbosch zorgt.

    De molen staat op een vanwege hoge begroeiing nu vrij slecht zichtbare locatie, maar wel op het goed toegankelijke terrein van het Paviljoen en nabij de jeu-de-boulebaan.

    Vanaf de Noorderelsweg en vanaf/vanuit de Viersprong is de molen te zien.

    Gaafheid

    De Bosmanmolen is nog intact en compleet, maar heeft geen bemalingsfunctie meer.

    Unieke waarde

    In het nu nader onderzochte buitengebied van Dordrecht zijn nog maar vijf vrijwel intacte Bosmanmolens aangetroffen: drie in de polder De Biesbosch en twee in de in Louw Simonswaard in de Sliedrechtse Biesbosch. Dit is één van de drie molens in de polder De Biesbosch. Het zal in deze polder in de toekomst de enige Bosmanmolen zijn die nog op zijn oorspronkelijke locatie staat.  

    Publicaties

    • Gemalen... het behouden waard, ing. R. Polderman & ir. C. J. M. Tak, 2001
    • Het water de baas: geschiedenis van de mechanische bemaling in Nederland, D. van Rijn & R. Polderman, 2010
    • C.J.P. Grol & J. Zondervan-van Heck, Draaiende wieken, stappende paarden: Molens op het Eiland van Dordrecht, Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2008.

    Bijlage


  • Noorder Elsweg 7
    • Naam: Die Maeshoeve
    • Datering: 1938-1939
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Architect: Bakker & van Herwijnen
    • Postcode: 3329KH

     

    Algemene beschrijving

    Voormalige arbeiderswoning met brug, onderdeel van Die Maeshoeve. De naastgelegen landbouwhangar die in 1939 werd dichtgemaakt ten behoeve van stallen is in 2012 afgebrand. De herbouwde loods valt niet onder de bescherming.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje. In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren. De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving.

    De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    De woning ligt op een perceel op de zuidwest hoek van de Noorder Elsweg en de Springerweg. De woning ligt van de hoek af aan de Noorder Elsweg en wordt ontsloten door een brug over de sloot die het perceel van de weg scheidt.

    Hoofdvorm

    De woning is gebouw op een T-vormige plattegrond in één bouwlaag met een zolder onder zadeldak. De nok van het breedste dak bevindt zich evenwijdig aan de Noorder Elsweg met aan de achterzijde haaks aansluitend het tweede zadeldak. De woning is voor een klein deel onderkelderd.

    Bouwgeschiedenis

    De eerste pachterswoningen in de polder werden op bestaande griendheuvels gebouwd, rondom de oude keten. De bouw werd gesubsidieerd als werkgelegenheidsproject. Op verzoek van de Vereeniging De Biesbosch werden vanaf begin 1935 pachters aangespoord een architectenbureau uit Dordrecht in te schakelen. In het begin had men pachters de vrije hand gegeven in de keuze van de architect, maar dit had tot gevolg, in de woorden van de secretaris Johannes Vis: "dat eenige boerderijen zijn verrezen, welke uit architectonisch oogpunt bezien, producten van wansmaak worden genoemd."

    'Die Maeshoeve' is de laatste van de woningen die in de periode 1930-1940 gebouwd werd. De bijbehorende gronden en de hangar waren al in pacht uitgegeven, maar de pachter bleef in Dubbeldam wonen. De woning werd bestemd voor zijn eerste knecht met gezin. In ontwerp en detaillering lijkt de woning veel op andere projecten in de polder van het architectenbureau Bakker en Herwijnen, waaronder Het Bergsche Veld, Het Kooigat (gesloopt) en Luctor et Emergo.

    In de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft de woning lange tijd leeggestaan. De huidige eigenaar heeft de woning vrij recent geheel opgeknapt en het interieur gemoderniseerd. De gevels zijn gezandstraald en ten dele opnieuw gevoegd. Aan de achterzijde is een nieuwe aanbouw geplaatst. Deze valt niet onder de bescherming. De hoeve is nu in gebruik als pensionstal voor paarden.

    Beschrijving exterieur

    De gevels zijn gemetseld in een halfsteens verband met aan de onderzijde een trasraam van enkele lagen donkere klinkers. De kopgevels zijn alle uitgevoerd als tuitgevels met betonnen afdekplaatjes. De randen langs het dak zijn in rollagen gemetseld. De vensters bestaan uit houten kozijnen voorzien van ramen door roeden verdeeld. Voor deze ramen bevinden zich originele, houten voorzetramen die er eventueel af geschroefd kunnen worden. Aan de bovenzijde van de vensteropeningen is een rollaag aangebracht. De onderdorpels zijn uitgevoerd als integraal onderdeel van het kozijn en steken iets door voorbij de vensteropening. Het dak is gedekt met rode Hollandse pannen en voorzien van een omtimmerde bakgoot, rustend op forse, houten klossen.

    De voorgevel bestaat uit een centrale entree partij die vanuit de gevel is doorgemetseld als tuitgevel, met een steekkap aansluitend op het dak. Het kozijn van de deur is uitgevoerd met hardstenen neuten en onderdorpel. De houten deur in verticale delen en voorzien van weldorpel, heeft in het midden een smal, hoog raam met een beglazing van glas-in-lood. Boven de houten luifel bevindt zich een trapeziumvormig raam met een driehoekige vulling van glas-in-lood. In de top is een smal, hoog venster, door roeden verdeeld en eveneens voorzien van glas-in-lood. Rechts van de entree is de woning iets naar voren uitgebouwd. De twee treden naar de deur sluiten aan op deze gevel. Hierin bevindt zich een breed venster met een dubbel raam. Links van de entree is een identiek venster aanwezig met daarboven in smeedijzeren letters: 'Die Maeshoeve'.

    De linkerzijgevel (oost) is een kopgevel die op de begane grond is uitgebouwd met een driezijdige erker. Deze is opgebouwd uit een stenen borstwering met een houten opbouw en een plat dak. Boven de erker bevindt zich een venster. De rechterzijgevel (west) heeft links een breed venster als aan voorzijde en in de top gemoderniseerde openslaande deuren met een klein, houten balkon.

    De achtergevel bestaat centraal uit het volume van de achterbouw met een kopgevel richting tuin. In het linkerdakvlak is een nieuwe dakkapel geplaatst, in het rechterdakvlak bevindt zich een gemetselde schoorsteen. Op begane grond niveau bevindt zich een venster met enkel raam. Het venster in de top is dichtgemetseld. Links is een nieuwe aanbouw geplaatst van één bouwlaag onder plat dak. Deze valt niet onder de bescherming. De rechterzijgevel van de achterbouw is later gewijzigd en heeft een groot vlak nieuw metselwerk. De achtergevel van de voorbouw is links bijna geheel aan het zicht onttrokken door de nieuwe aanbouw. De linkerhoek van deze gevel wordt beëindigd door een brede, gemetselde schoorsteen. De achtergevel aan de rechterzijde heeft een hoge, uitgemetselde schoorsteen vanaf het maaiveld en is verder geheel blind uitgevoerd.

    Beschrijving interieur

    Het interieur is gemoderniseerd, maar de oorspronkelijke indeling is grotendeels aanwezig. Bij binnenkomst in de hal bevindt zich aan weerszijden een kamer en de originele trap naar boven. Aan de achterzijde is de keuken, waarbij de oude gevel die grenst aan de aanbouw, bewaard is gebleven inclusief venster. Op de verdieping bevinden zich drie kamers, uitkomend op de overloop. Bewaard gebleven in het interieur zijn onder andere deuren, een aftimmering met kasten op de verdieping, en het houten traphek op de overloop.

    Beschrijving erf

    Het perceel wordt ontsloten door een betonnen brug met gemetselde pijlers die ook onder de bescherming valt. Oorspronkelijk waren achter de woning een boomgaard en een aardappelbewaarplaats aanwezig. Deze zijn verdwenen en het erf rondom de woning is grotendeels als tuin ingericht. Aan de voorzijde staan enkele grote bomen, waaronder een wilg en kastanjebomen. Het perceel heeft geen monumentale waarde.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De voormalige arbeiderswoning en brug zijn van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de bebouwing die tussen 1930 en 1940 gerealiseerd werd in de Polder de Biesbosch. De inpoldering en een groot deel van de overige werken werden gerealiseerd in het kader van de werkverschaffing. Op de architectuur van de pachterswoningen werd vanaf ongeveer 1935 grote invloed uitgeoefend door de Vereeniging de Biesbosch.

    Architectonische waarde

    De arbeiderswoning is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het ontwerp. De variëteit in gevelbeeld en de zorgvuldige detaillering zijn een goed voorbeeld van een voor die tijd moderne vormgeving in de agrarische bouw. Van bijzondere waarde is de voorgevel die vrijwel in originele staat bewaard is gebleven, met de vensters van de entreepartij voorzien van een abstracte glas-in-loodvulling.

    Situering

    Het perceel van 'Die Maeshoeve' beslaat de zuidwesthoek van de Noorder Elsweg en de Springerweg. De woning, ontsloten door een betonnen brug met gemetselde pijlers, ligt van de hoek af en is gericht op de Noorder Elsweg. De bebouwing heeft ensemblewaarde in relatie tot de overige gebouwen rond het kruispunt. Kenmerkend in de polder zijn de groeperingen van de hoeves rond de kruispunten van de hoofdwegen. Tevens heeft de woning ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder en vanwege de relatie met het polderlandschap.

    Gaafheid

    De woning is van belang door de gaafheid van de voorgevel, de zijgevels en door de herkenbare indeling van het interieur met originele ontsluitingen en bewaard gebleven interieuronderdelen, waaronder de trap met traphek, deuren en aftimmeringen. De bouwkundige staat is goed.

    Publicaties

    • R. Haan, De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk,2006.
    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Noorder Elsweg 8
    • Datering: 1935
    • Oorspronkelijke functie: Garage-schuur
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Postcode: 3329KH

     

    Algemene beschrijving

    Voormalige garage/schuur die deel uitmaakte van de Hoeve de Biesbosch (bestaande uit woning met vrijstaande schuur, beide rijksmonument) en in 1949 werd verbouwd tot woning.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje.

    In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren. De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving. De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    De woning ligt aan een secundaire weg ten noorden van de Noorder Elsweg, de voormalige Zwartenhoekweg langs het water van de Noorder Els. De woning ligt enigszins van deze weg af met een eigen grote oprit naast de voortuin. De oprit is alleen toegankelijk vanaf het voor de polder belangrijkste kruispunt van Noorder Elsweg en Van Elzelingenweg. Rond dit kruispunt ligt dan ook een opvallende concentratie van hoeves/woningen.

    Rechts van het perceel bevindt zich de monumentale schuur van de Hoeve de Biesbosch.

    Hoofdvorm

    De woning is gebouwd in één bouwlaag op een rechthoekige plattegrond met een zolder onder zadeldak met de nok haaks op de weg. Aan de achterzijde bevinden zich een aanbouw en een serre van latere datum. Deze vallen niet onder de bescherming.

    Bouwgeschiedenis

    Na het indijken van de polder in 1926 werden de gronden in cultuur gebracht om te kunnen verpachten. De Vereeniging de Biesbosch had ook een eigen landbouwbedrijf dat enkele jaren met een kantoor gevestigd was in de grote schuur van Hoeve de Biesbosch, voordat het in 1938 verhuisde naar de landbouwhangar 'Hoeve Jong Dordrecht'.

    In 1935-1936, een jaar na de realisatie van de grote schuur, werd de autogarage gebouwd naar een ontwerp dat grote overeenkomsten vertoont met de architectuur van de schuur. Na de verhuizing van het eigen bedrijf werd de hoeve met gronden verpacht. Voor de pachter werd een nieuwe woning gebouwd op de hoek van de Van Elzelingenweg en Noorder Elsweg. Zowel schuur als woning zijn rijksmonumenten.

    In 1949 werd de bijbehorende garage omgebouwd tot dienstwoning voor de Vereniging. De wijzigingen betroffen vooral het vergroten van de vensterpartijen in de zijgevels en het plaatsen van wanden voor de inrichting tot woning.

    In 1973 betrok de huidige eigenaar de woning. De woning is toen opnieuw ingedeeld; de kamers op begane grond zijn doorgebroken voor de woonkamer en de zolder is ingericht als slaapverdieping. Vrijwel alle kozijnen zijn gemoderniseerd en vervangen door kunststof kozijnen voorzien van dubbel glas.

    Beschrijving exterieur

    De gevels zijn gemetseld in Noors verband met iets verdiept voegwerk en door een rollaag gescheiden van een trasraam in enkele lagen donkere klinkers. De kopgevels zijn uitgevoerd met vlechtwerk, langs de randen getrapt eindigend in een strekken- en een koppenlaag. Het dak is gedekt met rode Muldenpannen en gevelpannen ter beëindiging van de dakrand van de kopgevels. Op het rechterdakvlak zijn twee schoorstenen ter hoogte van de kopgevels gemetseld. Het linkerdakvlak is voorzien van een nieuw dakraam.

    De voorgevel aan de Noorder Elsweg is een kopgevel met in de top een rond venster voorzien van een stalen raam, door roeden verdeeld in vieren. Op begane grond niveau zijn twee nieuwe vensters aangebracht. In deze gevel bevonden zich oorspronkelijk de garagedeuren. De achtergevel wordt aan het zicht onttrokken door de aanbouwen.

    In de rechterzijgevel (oost) bevinden zich twee grote vensteropeningen uit 1949 met centraal de toegang naar de woning. Deze in 1949 aangebrachte entree is voorzien van een houten luifel onder schuin dak, gedekt met leien. Boven de gemoderniseerde voordeur bevindt zich een bovenlicht. De linkerzijgevel (west) heeft drie venster openingen van verschillende breedten, ook daterend uit 1949.

    Beschrijving interieur

    Het interieur is in de jaren zeventig van de 20e eeuw gemoderniseerd en heeft geen monumentale waarde. Van enige waarde is de gemetselde schouw en het plafond, uitgevoerd in pleisterwerk en door halfronde latten in vlakken verdeeld (beide in 1949 aangebracht).

    Beschrijving erf

    Het perceel heeft geen monumentale waarde. De toegangsweg naar het perceel is nog een restant van de oude/vervallen Zwartenhoekweg die direct ten noorden en parallel aan de Noorder Els heeft gelopen.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het pand is van cultuurhistorisch belang als voormalige autogarage, behorend tot de monumentale Hoeve de Biesbosch die in 1934 gebouwd werd voor het eigen landbouwbedrijf van de Vereeniging de Biesbosch.

    Architectonische waarde

    Het pand is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit en de detaillering van het oorspronkelijk ontwerp uit 1935. Van belang zijn onder andere het metselwerk in de kopgevels en de dakbedekking van rode Muldenpannen.

    Situering

    Het pand heeft ensemblewaarde vanwege de directe samenhang met de naastgelegen schuur en de woning van de Hoeve de Biesbosch. De woning heeft tevens ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder.

    Gaafheid

    Het pand is in de huidige situatie een resultaat van de herbestemming/verbouwing uit 1949 en latere moderniseringen. In oorspronkelijke staat zijn de constructie, de dakbedekking en een deel van het metselwerk.

    Publicaties

    • M.C. Dorst, Dordrecht Ondergronds 133: Noorder Elsweg 8 - Een archeologisch bureauonderzoek en verkennend, inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, 2021.
    • R. Haan. De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk. Dordrecht 2006.
    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Noorder Elsweg 9
    • Naam: Heer Gheenemanshoeve
    • Datering: 1938
    • Oorspronkelijke functie: Pachterswoning
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Architect: de Maaker & Bakker
    • Postcode: 3329KH

     

    Algemene beschrijving

    Voormalige pachterswoning met aangebouwde schuur aan de Noorder Elsweg. De schuur is verbouwd tot woning, zodat twee woningen ontstaan zijn onder één gezamenlijke zolder.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje. In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren. De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving. De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    De woning ligt op een perceel op de zuidoost hoek van de Noorder Elsweg en de Springerweg. De woning ligt van de hoek af aan de Noorder Elsweg en wordt ontsloten door een brug over de sloot die het perceel van de weg scheidt. Links naast de woning staat een loods, deze valt niet onder de bescherming.

    Hoofdvorm

    Het pand is in hoofdopzet gebouwd in twee bouwlagen op rechthoekige plattegrond, met enkele licht uitstekende bouwvolumes die onder steekkap aansluiten op het dak. Onder het forse zadeldak is een hele verdieping gebouwd met zolder.

    Bouwgeschiedenis

    De eerste pachterswoningen in de polder werden op bestaande griendheuvels gebouwd, rondom de oude keten. De bouw werd gesubsidieerd als werkgelegenheidsproject. Op verzoek van de Vereeniging De Biesbosch werden vanaf begin 1935 pachters aangespoord een architectenbureau uit Dordrecht in te schakelen. In het begin had men pachters de vrije hand gegeven in de keuze van de architect, maar dit had tot gevolg, in de woorden van de secretaris Johannes Vis: 'dat eenige boerderijen zijn verrezen, welke uit architectonisch oogpunt bezien, producten van wansmaak worden genoemd.'

    De Heer Gheenemanshoeve, vernoemd naar een oud ambacht in de verdronken Grote Waard, is een van de laatste woningen die in de periode 1930-1940 gebouwd werd. De hoeve werd als enige in het gebied ontworpen door een architect van buitenaf, Andries de Maaker uit Haarlem in samenwerking met de vader van de pachter, Boudewijn Bakker. De Maaker was in die tijd vooral bekend als architect van landhuizen en villa's, die gebouwd werden in de provincie Overijssel en in Haarlem en omgeving.

    De architectuur van de hoeve wijkt af van die van de overige woningen en schuren in de polder. Het forse bouwvolume, waarin schuur en woning qua exterieur tot één landhuis versmelten, is wat rijker in voorkomen. De pachter was een bloembollenteler en in de bovenramen van glas-in-lood en in de luiken werden tulpen uitgebeeld als verwijzing naar zijn beroep. In 1954 werd een houten bloembollenloods gebouwd op het perceel, later uitgebreid met een tweede. Deze zijn inmiddels gesloopt en vervangen door een loods voor het grondzetbedrijf van de huidige eigenaar. De schuur van de hoeve is omgebouwd tot woning.

    Beschrijving exterieur

    De gevels zijn gemetseld in Vlaams verband. Vensteropeningen worden aan de bovenzijde beëindigd door een latei achter schoon metselwerk dat strak doorloopt tot aan de bovenzijde van het kozijn. Vensteropeningen zijn voorzien van houten kozijnen waarin gemoderniseerde ramen met dubbel glas voorzien van roeden en uitgevoerd met keramische waterdorpels. Sommige vensters op begane grond niveau zijn uitgevoerd als dubbel raam met bovenraam. De bovenramen zijn voorzien van glas-in-lood met daarin een tulp verwerkt. Enkele zijn in originele staat, maar de meeste zijn gerestaureerd of vervangen door een replica. De aan de kozijnen bevestigde luiken zijn alle vervangen en nagemaakt naar origineel. Het dak is gedekt met rode Hollandse pannen waarin over twee lagen originele dakramen aanwezig zijn. Een aantal is vervangen. Op de nok, geheel tegen de westzijde aan bevindt zich een gemetselde schoorsteen. Het dak is bij alle kopgevels uitgevoerd met een fors overstek, voorzien van gevelpannen en aan de onderzijde betimmerd. De brede bakgoten zijn geheel omtimmerd en steken door voorbij de dakrand.

    De voorgevel bestaat uit bijna centraal een licht vooruitstekende bouwmassa onder zadeldak die haaks op het hoofdvolume aansluit, ongeveer halverwege het dak. In het midden bevindt zich een dubbel raam met bovenramen met in de top nog een klein venster. Tussen de vensters is in smeedijzeren letters op de gevel de tekst 'Heer Gheenemans Hoeve' bevestigd. Rechts van deze bouwmassa ligt de voorgevel iets meer naar achteren dan links. Het dakschild eindigt hier dan ook hoger. Links in deze gevel bevindt zich een dubbel raam met bovenramen, de entree (van 9A) en rechts een enkel raam. Het kozijn van de voordeur wordt onderbroken door een houten luifel. Het bovenlicht is voorzien van origineel glas-in-lood. Links van de vooruitstekende bouwmassa is de voorgevel van de voormalige schuur. Vensteropeningen zijn hier vergroot en de deur is gemoderniseerd.

    De rechterzijgevel (west) bestaat uit de kopgevel van het hoofdvolume met asymmetrisch geplaatst de kopgevel van een licht vooruitstekend bouwvolume onder zadeldak. De dakschilden aan de achterzijde sluiten op elkaar aan. In beide gevels bevindt zich een kozijn met dubbel raam en bovenramen met daarboven een kozijn met dubbel raam. In de top van het hoofvolume zijn twee kleine vensters aangebracht.

    De achtergevel bestaat uit een licht vooruitstekende bouwmassa onder zadeldak die haaks op het hoofdvolume aansluit. De kopgevel van deze bouwmassa heeft twee vensters boven elkaar, uitgevoerd met dubbele ramen en bovenramen. Links bevindt zich de achtergevel van de woning met een venster met dubbel raam en bovenramen. Rechts is de gevel van de voormalige schuur. Vensteropeningen zijn hier vergroot en de entree die de zolder ontsluit, is later aangebracht.

    De linkerzijgevel (oost) is de kopgevel van de schuur. Op begane grond niveau is in het midden een nieuw kozijn aangebracht op de plaats van grote openslaande deuren. De latei van deze deuren is zichtbaar en witgeschilderd, om het nieuwe kozijn heen is de voormalige toegang dichtgemetseld. Aan weerszijden is een nieuw kozijn aangebracht in originele vensteropening. Op verdiepingsniveau bevinden zich in het midden de originele openslaande deuren naar de hooizolder. Deze zijn uitgevoerd als paneeldeuren met raam door roeden verdeeld. Aan weerszijden van de deuren is een origineel kozijn met raam door roeden verdeeld. Een zelfde venster bevindt zich in de top.

    Beschrijving interieur

    Het interieur van de woning aan de westzijde van de hoeve is voor een groot deel in originele staat. De begane grond is ingedeeld met een voorportaal, een hal met trap naar boven en met rechts de entree naar de woonkamer. Op de verdieping is een overloop met toegang naar de slaapkamers. Aan de zijde waar de woning aan de schuur grenst, is een en ander gewijzigd ten behoeve van de modernisering van de keuken en de ontsluiting van de zolder. Het interieur van de woning in de voormalige schuur heeft geen monumentale waarde. Wel van belang zijn constructieve onderdelen van de schuur.

    In het voorportaal van de woning is de vloer betegeld met rode en gele vierkante tegels. De wanden zijn tot halverwege betegeld met beige, gevlamde tegels voorzien van een rode plint. De woonkamer wordt verdeeld door en-suite kasten met vermoedelijk gemoderniseerde kastdeuren. De balken van het plafond zijn in het zicht gelaten. Tegen de hoek van de achtergevel bevindt zich een schouw van paarsbruine, gevlamde tegels met gouden, verticale sierstrips in tegelwerk. De originele, houten trap naar de verdieping is uitgevoerd met bewerkte trappalen en met spijlen die boven en onder getrapt gezaagd zijn. Op de verdieping zijn de deuren uitgevoerd als eenvoudige paneeldeuren met enkel paneel en raam.

    Vanuit de nieuwe entree aan de achterzijde is de trap naar de verdieping boven de schuur toegankelijk. De verdieping is in gebruik als opslag. Vanaf deze ruimte wordt de zolder ontsloten die de gehele breedte van het pand beslaat. De zolder is in originele staat met houten vloerdelen, dakbeschot en onbeschilderde dakspanten.

    Beschrijving erf

    Het perceel heeft geen monumentale waarde. De brug naar de woning is gemoderniseerd.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex van woning en voormalige schuur, bekend als de 'Heer Gheenemanshoeve', is van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de bebouwing die tussen 1930 en 1940 gerealiseerd werd in de Polder de Biesbosch. De inpoldering en een groot deel van de overige werken werden gerealiseerd in het kader van de werkverschaffing. Op de architectuur van de pachterswoningen werd vanaf ongeveer 1935 grote invloed uitgeoefend door de Vereeniging de Biesbosch.

    Architectonische waarde

    Het complex van woning en schuur is van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het ontwerp en als onderdeel van het oeuvre van de Haarlemse architect Andries de Maaker. Het atypische ontwerp voor de hoeve vormt een uitzondering in de architectuur van de bebouwing in de polder. In een voor die tijd moderne vormgeving voor de agrarische bouw, vertoont de hoeve door het volume van de woning en de schuur als één geheel in de breedte te positioneren, enige gelijkenis met een landhuis. Van belang zijn onder andere de originele vensterpartijen voorzien van bovenramen in glas-in-lood, de entree van het woonhuis met luifel en bovenlicht en de vrijwel originele kap. Het interieur van de oorspronkelijke woning heeft bijzondere waarde; het is een van de weinige interieurs in het gebied waarin originele elementen bewaard zijn gebleven, waaronder het voorportaal, de trap, plafond, de deuren-en-suite in de woonkamer en de betegelde schouw.

    Situering

    Het perceel van de 'Heer Gheenemanshoeve' beslaat de zuidoosthoek van de Noorder Elsweg en de Springerweg. De woning, ontsloten door een brug, ligt van de hoek af en is gericht op de Noorder Elsweg. De bebouwing heeft ensemblewaarde in relatie tot de overige gebouwen rond het kruispunt. Kenmerkend in de polder zijn de groeperingen van de hoeves rond de kruispunten van de hoofdwegen. Tevens heeft de woning ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder en vanwege de relatie met het polderlandschap.

    Gaafheid

    Het pand is voor een deel in originele staat, het schuurgedeelte is later gewijzigd ten behoeve van een tweede woning. Het pand is van belang door de gaafheid van gevels en genoemde interieuronderdelen van de oorspronkelijke woning, het gehele dak met zolder en door de resterende onderdelen van de schuur, waaronder de constructie en de openslaande deuren in de kopgevel.

    Publicaties

    • Rob Haan, De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk, 2006.
    • Rob Haan, Verhalen van Dordrecht 40: Het ontstaan van de Dordtse Biesbosch - De inpoldering van Polder De Biesbosch, 2020.
    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Noorder Elsweg 12 (boerderijcomplex "De Griendheuvel")
    • Datering: 1937
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Postcode: 3329KH

     

    Inleiding

    Complex van BOERDERIJ, TUINKOEPEL en BOOGBRUG. De in de Polder de Biesbosch staande boerderij 'De Griendheuvel' is in 1937 gebouwd in een vanaf 1926 ingepolderd gedeelte van de Biesbosch. De gemeente Dordrecht was met de inpoldering van het betreffende gebied begonnen als een werkloosheidsproject. Initiatiefnemer en opdrachtgever tot de bouw van de boerderij voor akkerbouw was de Vereeniging De Biesbosch. De agrarische bedrijven in deze polder kwamen ook in het beheer van deze vereniging, die ze vervolgens verpachtte. De boerderij is gebouwd naar ontwerp van een door de Vereeniging aangetrokken architect, waarvan de naam niet bekend is.

    Het woonhuis, de schuur en de overige onderdelen van de boerderij zijn met elkaar verbonden. De boerderij heeft de uiterlijke kenmerken van de Interbellum architectuur met invloeden van de Delftse School.

    Omschrijving

    Complex van boerderij, tuinkoepel en boogbrug. De boerderij is in baksteen opgetrokken, met een hoog opgaand centraal bouwdeel en lagere vleugels, alle onder met pannen gedekte kappen. De boerderij is samengesteld uit een woonhuis en een ermee verbonden bedrijfsgedeelte met een in een terp ondergebrachte kelder en garage. Op de terp staat een octogonale theekoepel. Een gemetselde boogbrug over het voormalige gat van de Noorder Els markeert de toegang tot het erf.

    Waardering

    Het agrarisch complex 'De Griendheuvel' is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarde.

    • Het boerderijcomplex heeft cultuurhistorische waarde als een bijzondere uitdrukking van een landschappelijke ontwikkeling en vanwege het belang voor een typologische ontwikkeling in de agrarische bouwkunst.
    • Het boerderijcomplex heeft architectuurhistorische waarde als een goed voorbeeld van een voor de bouwtijd moderne vormgeving in de boerderijbouw en vanwege de samenhang tussen in- en exterieur.
    • Het boerderijcomplex heeft ensemblewaarde vanwege de bijzondere samenhang tussen de samenstellende onderdelen en vanwege de bijzondere relatie met de ontwikkeling van het gebied.
    • Het boerderijcomplex is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van in- en exterieur van de samenstellende onderdelen.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Externe links


  • Noorder Elsweg 12 (boerderij)
    • Naam: De Griendheuvel
    • Datering: 1937
    • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Postcode: 3329KH

     

    Inleiding

    BOERDERIJ uit 1937, hoofdonderdeel van het boerderijcomplex 'De Griendheuvel' dat in 1937 werd gebouwd in een vanaf 1926 ingepolderd gedeelte van de Biesbosch. De boerderij is gebouwd naar ontwerp van een door de Vereeniging De Biesbosch aangetrokken architect, waarvan de naam niet bekend is. Het woonhuis, de schuur en de overige onderdelen van de boerderij zijn inwendig met elkaar verbonden. De boerderij heeft de uiterlijke kenmerken van de Interbellum architectuur met invloeden van de Delftse School.

    Omschrijving

    De in rode baksteen opgetrokken boerderij staat onder een met rode, verbeterde Hollandse pannen gedekt samengesteld dak. De boerderij heeft een centraal hoofdvolume met een verdieping onder een zadeldak met schildeinde. De drie vleugels zijn verdiepingsloos en staan respectievelijk onder wolfdak, zadeldak en plat dak. Vrijwel alle gevelopeningen zijn rechtgesloten en zijn aan de bovenzijde afgesloten met strekken met een zeer flauw getoogde onderrand. De schuine geveldelen zijn voorzien van vlechtingen. De meeste dakgoten rusten op klampen.

    De naar de weg gekeerde zuid-oostelijke zijde van het woongedeelte van de boerderij is de meest representatieve met links als kopgevel van het hoger opgaande hoofdvolume een tuitgevel met de naam 'DE GRIENDHEUVEL' en een rond venster met roedenverdeling. De begane grond bestaat links uit een onder een lessenaardak staande erker met een meerruits vensterpartij. Het inpandige terras hier rechts van is voorzien van een tegelvloer en een klein muurtje aan weerszijden van de brede opening. De gevel is voorzien van openslaande tuindeuren.

    De woonvleugel rechts van de tuitgevel staat onder een zadeldak met wolfseind. De symmetrische kopgevel heeft op de begane grond een acht-ruits vensterpartij en onder het wolfseind een kleiner venster met openslaande ramen. De langsgevel rechts hiervan bevat de rechts in de gevel staande entree met tweedelig zijraam, dat is ingevuld met glas-in-lood. De deur staat rechts van een hoge uit de gevel uitgemetselde schoorsteen. Een klein venster rechts ervan is ingevuld met glas-in-lood. De hoog opgaande gevel van het hier loodrecht opstaande hoofdvolume heeft op de begane grond vier vensters van verschillend formaat en een stel getoogde inrijdeuren geheel rechts in de gevel. De vier openslaande verdiepingsvensters zijn identiek aan elkaar. Uit het dakschild hierboven steekt een slanke opgemetselde schoorsteen. De hier weer loodrecht opslaande gevel bevat vier vensters met een kruisraam en een eveneens van een kruisraam voorziene deur onder bovenlicht. Tegen de kopgevel van deze vleugel staat een toegevoegde houten schuur. De kopgevel is een tuitgevel met een luik boven door de aanbouw aan het oog onttrokken inrijdeuren. De op een binnenplaats georiënteerde langsgevel is blind. De hier dwars opstaande, eveneens op de binnenplaats gerichte gevel van het hoofdvolume bevat op de begane grond een inpandige entreepartij met een deur met zijlichten in een ondiepe portiek met tegelvloertje en een latei onder een flauw getoogde segmentboog. Rechts ervan staat een klein venster. De verdieping bevat een reeks van vijf identieke vensters rechts van een deur die uitkomt op een klein ijzeren balkon. Een geveldeel van het hoofdvolume boven het dakterras van een loodrecht op het hoofdvolume staande platte vleugel, bevat twee vensters rechts van een op een terras uitkomende deur. De gevel van de dwarsvleugel, tegenover de al eerder genoemde blinde muur, is van een verdiepingloos volume met een garage, motor- en opslagruimte die staan onder een plat dak met betegeld terras. In deze gevel een deur met aan weerszijden twee vensters met kruisraam en onderdorpels van grèstegels. Op de gevel staat een terrasmuur met buizenrailingen in de gemetselde rondboogopeningen. Voornoemd bouwdeel verdwijnt grotendeels onder een kunstmatige ophoging. De andere zijde van deze vleugel is gericht op de weg en bevat onder meer twee deuren en een gemetselde trap met betegelde treden, die voert naar de op de terp geplaatste theekoepel.

    Het interieur van de boerderij is gemoderniseerd, maar een aantal oorspronkelijke onderdelen is bewaard gebleven. Het halletje achter de voordeur wordt verlevendigd door glas-in-lood. Het halletje bevat de oorspronkelijke tegellambrizeringen en vloerbetegeling. Ook de trap naar de verdieping is aan een zijde voorzien van een tegellambrizering, net als de muren aan de overloop. De deuren zijn over het algemeen ook ongewijzigd.

    De woonkamer bevat een schouw met de oorspronkelijke betegeling onder een houten wandplaat met de tekst: "1421 1926/'t Is nu veel better klei dan vóór de vloed hier lei. Gods goedertierenheid deen op Zyn wyz' en tyd wat 't water had genomen veel schoner wederkomen".

    Een kamer op de verdieping bevat ook een betegelde schouw. De keuken voor het pachtersgezin is, in tegenstelling tot die voor de landarbeiders, eveneens voorzien van een tegellambrizering.

    Waardering

    Het boerderij is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarde.

    • De boerderij heeft cultuurhistorische waarde als een bijzondere uitdrukking van een landschappelijke ontwikkeling en als een bijzondere schakel in een typologische ontwikkeling in de agrarische bouwkunst.
    • De boerderij heeft architectuurhistorische waarde als een goed voorbeeld van een voor de bouwtijd moderne vormgeving in de boerderijbouw en vanwege de bijzondere samenhang tussen de samenstellende onderdelen.
    • De boerderij heeft ensemblewaarde vanwege de bijzondere samenhang met de brug en de tuinkoepel en vanwege de bijzondere relatie met het polderlandschap.
    • De boerderij is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid van het exterieur en delen van het interieur.

    Publicaties

    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Externe links


  • Noorder Elsweg 12 (tuinkoepel)
    • Naam: De Griendheuvel
    • Datering: 1937
    • Oorspronkelijke functie: Tuinkoepel
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Postcode: 3329KH

     

    Inleiding

    TUINKOEPEL uit ca. 1937, behorende bij het boerderijcomplex 'De Griendheuvel', dat gebouwd is in 1937 in een vanaf 1926 ingepolderd gedeelte van de Biesbosch. De octogonale tuinkoepel staat op een kunstmatige verhoging, die enkele gebouwde ruimtes bevat die deel uitmaken van de boerderij. De terp is te beklimmen door middel van een gemetselde trap met betegelde treden aan de wegzijde en via het door middel van een verdiepingsdeur bereikbare terras.

    Omschrijving

    De tuinkoepel is vanuit een octogonale plattegrond opgetrokken in baksteen, hout en glas en staat onder een met rode daktegels en zadelvorsten gedekt octogonaal tentdak met een pumeelbekroning. De koepel heeft een gemetselde onderbouw en een bovenbouw van grote, tussen houten penanten staande ramen. De penanten staan op hardstenen poeren en zijn met elkaar verbonden door de onderdorpels. In een van de acht zijden bevindt zich een deur met raam.

    Waardering

    De tuinkoepel is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarde.

    • De tuinkoepel heeft cultuurhistorische waarde als een onderdeel van een bijzondere uitdrukking van een landschappelijke ontwikkeling, die tevens belangrijk is voor een typologische ontwikkeling in de agrarische bouwkunst.
    • De tuinkoepel heeft architectuurhistorische waarde als een bijzonder voorbeeld van een tuinkoepel ter verfraaiing van een agrarische tuin uit de eerste helft van de twintigste eeuw.
    • De tuinkoepel heeft ensemblewaarde vanwege de bijzondere samenhang met de boerderij en de boogbrug, en vanwege de bijzondere relatie met de ontwikkeling van het gebied.
    • De tuinkoepel is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de redelijke mate van gaafheid.

    Externe links


  • Noorder Elsweg 12 (verkeersbrug)
    • Naam: De Griendheuvel
    • Datering: 1937
    • Oorspronkelijke functie: Brug
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Postcode: 3329KH

     

    Inleiding

    BRUG, behorende bij het boerderijcomplex 'De Griendheuvel' uit 1937 en gelegen over het voormalige gat van de Noorder Els. De in baksteen in een aan de Delftse School verwante bouwstijl uitgevoerde boogbrug geeft toegang tot het boerderijerf.

    Omschrijving

    De boogbrug is vervaardigd van rode baksteen en verbindt de oevers van de Noorder Els met elkaar. De brug heeft drie gemetselde rondboogvormige overspanningen (tongewelven). De grote boog in het midden wordt geflankeerd door kleinere bogen, die aan beide zijden worden geaccentueerd door een dunne uitgemetselde rand. Het brugdek heeft aan weerszijden een opengewerkte, door middel van een tandfries verlevendigde borstwering van baksteen, die in het midden hoger is en wordt afgedekt door een rollaag van staande baksteen. De hoger opgaande delen staan tussen lisenen. De landhoofden worden aan weerszijden van de brug verstevigd door gemetselde kademuren met schuine bovenrand.

    Waardering

    De boogbrug is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische en de architectuurhistorische waarde.

    • De brug heeft cultuurhistorische waarde als een belangrijk onderdeel van een bijzondere uitdrukking van een landschappelijke ontwikkeling en als goed voorbeeld van een baksteen boogbrugje uit de eerste helft van de twintigste eeuw.
    • De brug heeft architectuurhistorische waarde als goed voorbeeld van een voor de bouwtijd karakteristieke, traditionalistische bouwtrant, en vanwege de stilistische samenhang met de boerderij.
    • De brug heeft ensemblewaarde vanwege de bijzondere samenhang met de boerderij en de tuinkoepel en vanwege de bijzondere relatie met het omringende landschap.
    • De brug is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de grote mate van gaafheid.

    Publicaties

    • Jan Willem Boezeman, Dordtse bruggen op de Rijksmonumentenlijst, tijdschrift Dordrecht Monumenteel nr.50 2014.

    Externe links


  • Noorder Elsweg 14
    • Naam: 't Kerkje
    • Datering: 1933
    • Oorspronkelijke functie: Pachterswoning
    • Bouwstijl: Interbellum-architectuur
    • Postcode: 3329KH

     

    Algemene beschrijving

    Pachterswoning gebouwd op een voormalige griendheuvel met bergloodsje, bekend als 't Kerkje. Op het perceel staan enkele bijgebouwen, waaronder een landbouwhangar uit 1937. De bijgebouwen vallen niet onder de bescherming. Complex heden in gebruik als woning en zorgboerderij.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje. In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren.

    De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving. De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    De woning ligt op een heuvel aan de noordelijke zijde van de Noorder Elsweg op een perceel op enige afstand van de kruising met de Springerweg. Het complex van gebouwen ligt van de weg af en is via een lange oprijlaan bereikbaar.

    Hoofdvorm

    De woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond in twee bouwlagen voorzien van een tentdak. De woning staat deels op en deels naast de heuvel, waardoor ongeveer de helft van het pand aan de westzijde een extra bouwlaag heeft op maaiveldniveau.Het bergloodsje achter de woning is gebouwd op een rechthoekige plattegrond in één bouwlaag onder zadeldak. De nok is evenwijdig aan de woning.

    Bouwgeschiedenis

    De naamgeving van bijna alle hoeves in de polder verwijst naar de voormalige keten en zandplaten in de Biesbosch. 't Kerkje was de naam van de griendkeet die op de heuvel stond, zo genoemd vanwege de smalle, hoge boogramen in de gevels.

    Een aantal pachterswoningen in de polder werd op bestaande griendheuvels gebouwd, bijna alle rondom de oude keten. Dit waren woningen van de hoeves de Zwaan (1932), de Elshoeve (1933), 't Kerkje (1933), de Zuidplaat (1935) en de Griendheuvel (1935). Van deze woningen resteren nog hoeve de Griendheuvel (rijksmonument en destijds als nieuwbouw op bestaande heuvel gebouwd), 't Kerkje en hoeve de Zuidplaat. De werktekeningen van deze vroege gebouwen in de polder zijn niet ondertekend door een architect. Van 't Kerkje zijn helaas geen bouwdossiers aanwezig in het archief.

    De bouw van deze woningen werd uitgevoerd onder toezicht van de Vereeniging de Biesbosch en in het kader van de werkverschaffing. Johannes Vis, secretaris van de Vereeniging, schrijft hierover in Het ontstaan van den polder de Biesbosch: ' 't Kerkje heeft zijn naam behouden-zie onder de loggia-, doch is inmiddels door werkloozen verbouwd tot pachterswoning. Zoo veel mogelijk zijn de muren van de oude griendkeet blijven staan, de heuvel is intact gebleven, doch van de kreek is niets meer te bespeuren.'

    De woning werd gebouwd op een vierkante plattegrond en heeft een voor die tijd modern voorkomen met een bijna villa-achtige allure. Door de vierkante bouw in twee woonlagen wijkt de architectuur enigszins af van de overige pachterswoningen in de polder.

    In de Tweede Wereldoorlog werd aan de achterzijde de woning over de volledige hoogte verlengd en voorzien van een nieuw tentdak. De huidige eigenaar heeft het complex in gebruik als woning en zorgboerderij.

    Beschrijving exterieur woning

    De gevels zijn gemetseld in Noors verband met iets terugliggende voeg. Ter hoogte van de in baksteen uitgevoerde onderdorpels is over alle gevels een rollaag aangebracht. Vensteropeningen worden aan de bovenzijde eveneens beëindigd door een rollaag. Het dak is gedekt met rode Hollandse pannen met naast de nok en in het oostelijk en westelijk dakschild een gemetselde schoorsteen. De goot is geheel gemoderniseerd. De ramen zijn alle gemoderniseerd waarbij de oorspronkelijke roedenverdeling is verdwenen.

    De voorgevel, georiënteerd op de Noorder Elsweg, bestaat links uit de extra bouwlaag op maaiveldniveau met originele dubbele deuren onder betonnen latei naar de garage/opslag. Hierboven is ter hoogte van beide bouwlagen een brede vensteropening aanwezig. Rechts van de garage bevindt zich een gemetselde scheidingsmuur die tevens de heuvel ondersteunt waarin een trap toegang geeft tot een buitenterras. Oorspronkelijk was het terras verbonden met een overdekte buitenruimte, die binnen het bouwvolume was gerealiseerd. De opening in de gevel is later dichtgezet met een nieuw kozijn. Hierboven bevindt zich in smeedijzeren letters de naam van de hoeve: 't Kerkje. Even breed, maar minder hoog, is op de verdieping nog wel de loggia aanwezig.

    De linkerzijgevel (west) bestaat uit geheel links de in 1940-1945 gerealiseerde verlenging van de gevel met gebruik van dezelfde kleur baksteen in hetzelfde verband als de oude gevels. In de jongere gevel bevindt zich een boogvormig venster met daarboven een rechthoekig venster. In de oude gevel rechts zijn ter hoogte van de garage vijf kleine vierkante vensters aanwezig met nog enkele rechthoekige vensteropeningen op niveau van de andere twee bouwlagen.

    De achtergevel (uit 1940-1945) is op maaiveldniveau deels blind gemetseld, deels voorzien van extra grondwerk dat wordt verstevigd door een betonnen keermuur. Rechts in de gevel bevindt zich een boogvormige entree, op het niveau van de bovenste twee bouwlagen zijn enkele vensters aanwezig.

    De rechterzijgevel (oost) bestaat uit de helling van de heuvel met daarin een trap naar de entree onder betonnen luifel. Rechts van de entree bevindt zich de jongere gevel met daarin twee vensters. Geheel links is op begane grond niveau een smal boogvormig venster aangebracht als verwijzing naar de oude griendkeet. In de oude gevel bevinden zich verder nog enkele rechthoekige vensters.

    Beschrijving exterieur bergloodsje

    Aan de achterzijde is op enige afstand van de woning een klein schuurtje aanwezig, gemetseld in halfsteens verband en voorzien van een zadeldak gedekt met Tuile du Nordpannen. Op alle gevels is op plinthoogte een iets vooruitstekende laag metselwerk aangebracht. De kopgevels zijn op de hoeken aangezet met getand metselwerk, voorzien van betonnen afdekplaat. In de top bevindt zich een smalle, verticale vensteropening. De linkerzijgevel (west) is geheel links uitgevoerd met een gemetselde schoorsteen in het verlengde van het gevelvlak. In de zuidgevel bevindt zich een houten deur.

    Beschrijving interieur

    Van het interieur is geen opname gemaakt.

    Beschrijving erf

    Het perceel wordt ontsloten door een lange oprijlaan vanaf de Noorder Elsweg. De weg is over het water van de sterk versmalde Noorder Els aangelegd. Aan het begin van de oprijlaan staan links en rechts gemetselde hekpijlers als restant van een verdwenen hekwerk. Op het terrein staan enkele bijgebouwen, waaronder kleine kassen, een landbouwhangar uit 1937 en een loods van latere datum. De bijgebouwen en het erf hebben geen monumentale waarde.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het complex van pachterswoning op voormalige griendheuvel met bergloodsje, bekend als 't Kerkje, is van cultuurhistorisch belang door de integratie van de griendkeet in het bouwvolume van de woning. De keet en de griendheuvel vormen een herinnering aan het griendwerkers verleden van de Biesbosch voordat deze ingepolderd werd. Het complex is tevens van cultuurhistorisch belang als onderdeel van de bebouwing die tussen 1930 en 1940 gerealiseerd werd in de Polder de Biesbosch onder toezicht van de Vereeniging de Biesbosch. De werkzaamheden voor de inpoldering, maar ook de bouw van de hoeve 't Kerkje werden als werkgelegenheidsproject uitgevoerd.

    Architectonische waarde

    De pachterswoning heeft architectuurhistorische waarde door de kwaliteit van het ontwerp in een voor die tijd moderne vormgeving. De architectuur wijkt enigszins af van de overige woningen in de polder. De in 1940-1945 gerealiseerde vergroting van de woning is in overeenstemming met het bestaande uitgevoerd en doet geen afbreuk aan de kwaliteit van het gevelbeeld. Nader onderzoek naar het interieur is wenselijk.

    Situering

    De pachterswoning en het loodsje hebben ensemblewaarde vanwege de samenhang in bouwperiode. Van grote waarde is de voormalige griendheuvel die een uitzondering vormt in het open, vlakke landschap. Het complex heeft ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder en vanwege de relatie met het polderlandschap.

    Gaafheid

    De pachterswoning is van belang door de gaafheid van het bouwvolume en de gemetselde gevels met originele vensteropeningen. De loggia op de begane grond aan de voorzijde is later dichtgemaakt. Het loodsje is vrijwel geheel in originele staat.

    Unieke waarde

    De pachterswoning heeft unieke waarde als object dat op een griendheuvel én rondom een oude griendkeet is gebouwd. In de polder resteert naast 't Kerkje alleen nog hoeve de Zuidplaat waar op soortgelijke manier de oude bebouwing verwerkt is in de woning.

    Publicaties

    • R. Haan. De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk. Dordrecht 2006.
    • A.P. van den Hoek. Boerderijen en hun bewoners in de Groote Waard. Deel 1 'Eiland van Dordrecht'. Heinenoord 2006.

    Bijlage


  • Noorder Elsweg (GSP 25)
    • Naam: Groepsschuilplaats
    • Datering: 1940
    • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

    Historie landsverdediging Nederland

    Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

    Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

    Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

    Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

    Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

    Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

    Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

    Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

    De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

    Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

    Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

    Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

    Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

    De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

    In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

    Typen versterkingen

    In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

    Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

    Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

    Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

    Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

    Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

    Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

    De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

    Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

    Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

    Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

    Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

    Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

    De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

    Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

    De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

    Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

    Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

    • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
    • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
    • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

    De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

    Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

    De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

    De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

    In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

    De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

    Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

    De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

    De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

    De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

    Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

    De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

    De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

    De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

    De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

    Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

    De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

    Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

    De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

    Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

    De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

    Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

    Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

    De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

    Architectonische waarde

    De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

    Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

    Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

    Situering

    Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

    • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
    • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
    • bij sluizen/duikers en langs killen
    • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
    • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

    De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

    Gaafheid

    De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

    Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

    De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

    Unieke waarde

    De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

    In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

    De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

    Publicaties

    • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
    • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

    Bijlage


    Externe links


  • Noorder Elsweg (GSP 27)
    • Naam: Groepsschuilplaats
    • Datering: 1940
    • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

    Historie landsverdediging Nederland

    Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

    Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

    Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

    Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

    Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

    Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

    Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

    Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

    De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

    Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

    Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

    Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

    Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

    De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

    In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

    Typen versterkingen

    In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

    Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

    Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

    Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

    Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

    Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

    Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

    De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

    Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

    Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

    Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

    Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

    Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

    De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

    Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

    De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

    Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

    Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

    • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
    • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
    • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

    De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

    Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

    De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

    De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

    In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

    De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

    Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

    De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

    De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

    De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

    Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

    De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

    De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

    De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

    De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

    Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

    De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

    Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

    De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

    Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

    De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

    Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

    Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

    De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

    Architectonische waarde

    De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

    Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

    Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

    Situering

    Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

    • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
    • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
    • bij sluizen/duikers en langs killen
    • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
    • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

    De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

    Gaafheid

    De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

    Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

    De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

    Unieke waarde

    De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

    In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

    De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

    Publicaties

    • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
    • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

    Bijlage


    Externe links


  • Stoopbank
    • Datering: 1930
    • Oorspronkelijke functie: Terp met bebouwing
    • Architect: Bakker & van Herwijnen

     

    Algemene beschrijving

    Uitzichtheuvel aan de Noorder Elsweg, bekend als de Stoopbank. In 1930 aangelegd als herinnering aan de inzet van Th. Stoop als bestuurslid van de Vereeniging de Biesbosch. Toegankelijk via bakstenen brug.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de Zeedijk bevinden zich enkele oude polders (van west naar oost: de Louisapolder 1788, de Cannemanspolder 1803, de Haniapolder 1758 en de Zuidbuitenpolder 1777) die de noordelijke grens vormen van de in 1926 ingedijkte Polder de Biesbosch.

    Vanaf rond 1900 ontstonden de eerste plannen om een deel van de Biesbosch verder in te polderen. Het zoetwatergetijdengebied, ook bekend als het Bergsche Veld, bestond toen uit kreken, gorzen en grienden met geheel zuidelijk twee kleine buitenpolders: de Tongplaat en het Zuidplaatje.

    In 1924 werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht met als doel de inpoldering uit te voeren met werklozen uit Dordrecht. De werkzaamheden werden gefaseerd uitgevoerd: na de sluiting van de laatste dijk in 1926 werd begonnen met het aanleggen van wegen en het geschikt maken van de gronden voor landbouw. De polder waterde eerst op natuurlijke wijze af door een sluis via de hoofdkreken of killen die binnen het ruimtelijk plan gehandhaafd waren. De kavels werden per inschrijving verpacht aan boeren uit de omgeving. De eerste bebouwing in de polder betrof enkele opzichterswoningen, maar al snel ontstond de behoefte aan woningen naast de landbouwgronden. Na de oplevering van deze eerste woningen, waarvan enkele gebouwd rondom een oude griendkeet, werden pachters verzocht een architect uit de regio in te huren. Een aantal opdrachten ging naar het Dordtse bureau Bakker en van Herwijnen. Vanaf 1937 werden, ook met behulp van werklozen, dertien landbouwhangars gebouwd door de firma Kloos.

    De Louisapolderse kade en de Zuidbuitenpolderse kade vormen samen met de Zeedijk de noordelijke grens van de Polder de Biesbosch. De overige grenzen van het gebied worden bepaald door de Zuidwestdijk, de Zuiddijk en de Oostdijk.

    Het relatief jonge polderlandschap heeft een bijzondere ruimtelijke structuur waarin een blokverkaveling en een rechtlijnig wegenstelsel samengaan met oude, grillige Biesboschkreken. In het open landschap zijn de hoeves geconcentreerd gebouwd rond kruispunten van wegen, met uitzondering van de bebouwing op voormalige griendheuvels. In de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010 wordt het grootste deel van de Polder de Biesbosch aangeduid als een 'kroonjuweel' binnen het topgebied Dordtse Biesbosch.

    Ligging

    De Stoopbank ligt aan de zuidelijke kant van de Noorder Elsweg, ongeveer in het midden tussen de Zwanenplaatweg en de Van Elzelingenweg. De Stoopbank wordt vanaf de weg ontsloten door een brug die overgaat in een trap.

    Hoofdvorm

    De stoopbank bestaat uit een rechthoekig plateau op een heuvel met steil talud. Het plateau wordt begrensd door lage gemetselde muren en hagen. De noordoostelijke hoek, aan de Noorder Elsweg, is in octogonale vorm in metselwerk uitgebouwd tot een terras.

    Bouwgeschiedenis

    Theodoor Stoop, huisarts (tot 1921) en wethouder Sociale Aangelegenheden van Dordrecht (tot 1927), was een van de belangrijkste initiatiefnemers van de inpoldering van de Biesbosch met als doel de werkloosheid in Dordrecht te bestrijden. Voor de onteigening van de grienden werd de Vereeniging de Biesbosch opgericht, waarin hij als bestuurslid actief zou zijn. De sociaal bewogen huisarts was al betrokken geweest bij veel projecten, waaronder de oprichting van de Stichting Volksbadhuizen, de bouw van arbeiderswoningen, de oprichting van schoolartsendiensten en de oprichting van de gezondheidskolonie Dordrecht in Etten-Leur. Bij de beëindiging van zijn huisartsenpraktijk boden zijn collega's voor de kolonie een gemetselde bank aan met inscriptie, die ook bekend staat als de Stoopbank en nu nog aanwezig is in de tuin van het inmiddels particulier bewoonde pand.

    De Stoopbank in de polder de Biesbosch werd ontworpen door het bureau Bakker en Van Herwijnen dat in latere jaren ook enkele hoeves zou ontwerpen voor de nieuwe pachters. Als locatie voor het plateau werd gekozen voor de heuvel waar tot de inpoldering langs het toen nog brede water van de Noorder Els de enige woning in het gebied aanwezig was, bewoond door een griendwerker en zijn gezin. De Stoopbank werd 10 maart 1930 feestelijk geopend, tegelijkertijd met de start van de boomplantdagen in de polder. In de toespraak memoreert de voorzitter van de vereniging deze plek: "De plaats, die vroeger het eenige bewoonbare oord van den geheelen Biesbosch was. Hier alleen konden wij onzen voet aan land zetten, wanneer wij met booten en bootjes den Biesbosch doorvoeren. Daarom is deze plek gekozen."

    De Stoopbank is al vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw vaak getroffen door vandalisme. Alleen de vorm en enkele gemetselde onderdelen zijn in originele staat bewaard gebleven. Oorspronkelijk waren op de helft van het plateau bomen aangeplant, maar deze zijn al lange tijd verdwenen. De laatste renovatie heeft plaatsgevonden in 2011. Tijdens de herstelwerkzaamheden is het plateau opnieuw bestraat, het talud verhoogd en het metselwerk hersteld.

    Beschrijving Stoopbank

    De Stoopbank bestaat uit een rechthoekig bestraat plateau, ommuurd door later aangebracht metselwerk in wild verband. De zuidzijde wordt in plaats van metselwerk begrensd door hagen. Aan alle zijden bevindt zich een talud, dat begroeid is met bomen en struiken. Vanaf de weg geeft een gemetselde brug, overgaand in een gemetselde trap op de meest noordwestelijke hoek toegang tot het plateau. Het metselwerk en de trap zijn in 2011 geheel hersteld. Op het plateau staan enkele nieuwe banken en picknicktafels, een informatiebord en een plantenbak. De noordoostelijke hoek is uitgebouwd als achtzijdige, doorsneden vorm.

    Aan de buitenzijde loopt het nog originele metselwerk door in het talud. In losse smeedijzeren, kapitale letters is hierop de naam aangebracht: dr Stoop bank. De toevoeging dr is van latere datum. De koperen plaquette met daarop de namen van de bestuursleden van de Vereeniging de Biesbosch is eind vorige eeuw gestolen en vervangen door een kunststof gedenkbord. Het uitgebouwde terras is voorzien van een betonnen vloer waarin nog een afdruk te zien is van de verdwenen, in achthoekige vorm gemetselde, 'tafel'. Het metalen spijlenbankje dat tegen de drie buitenste zijden is bevestigd, is vermoedelijk origineel.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De Stoopbank, ontsloten door een gemetselde brug en trap, is van cultuurhistorisch belang als herinnering aan Theodoor Stoop (1861-1933), huisarts en sociaaldemocratisch wethouder van Dordrecht, die als een van de oprichters van de Vereeniging de Biesbosch een grote bijdrage heeft geleverd aan de inpoldering van het gebied. De Stoopbank heeft tevens cultuurhistorische waarde als herinnering aan deze inpoldering als werkgelegenheidsproject en is ook van belang door de aanleg van het plateau op de heuvel waarop voor de inpoldering de enige woning in het gehele getijdengebied zich bevond.

    Architectonische waarde

    De Stoopbank is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van het Dordtse bureau Bakker en Van Herwijnen dat later in de jaren dertig ook enkele andere projecten zou realiseren in de polder.

    Situering

    De Stoopbank ligt vrijwel centraal in de polder aan de Noorder Elsweg die van west naar oost in de bochtige lijn van de oude kreek het gebied doorkruist. Van bijzondere waarde is de heuvel die van oudsher al aanwezig was. De Stoopbank heeft landschappelijke waarde door de hoogte als markant herkenningspunt in een onbebouwde omgeving. De Stoopbank heeft ensemblewaarde als onderdeel van de karakteristieke, in de jaren dertig gerealiseerde bebouwing in de polder.

    Gaafheid

    De Stoopbank is voor slechts een klein deel in originele staat. Bewaard zijn gebleven de vorm van het plateau, de brug en de trap (in gerenoveerde toestand) en de achtzijdige uitbouw in metselwerk met betonnen terras en bankje.

    Unieke waarde

    De stoopbank heeft een unieke waarde als uitzichtheuvel en als monument ter ere van Theodoor Stoop en zijn betrokkenheid bij de inpoldering van de Polder de Biesbosch.  

    Publicaties

    • Rob Haan. De Dordtse Biesbosch ten zuiden van de Zeedijk, 2006.
    • Rob Haan, De Stoopbank in Polder de Biesbosch, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2010.
    • Rob Haan, Verhalen van Dordrecht 40: Het ontstaan van de Dordtse Biesbosch, 2020.
    • Joop Wammes, De achterkant van de Dordtse Glorie: Armen en paupers tijdens de crisisjaren (1929-1936), Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2022.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).