Tag

Louw Simonswaard

Objecten met monumentenstatus in de Louw Simonswaard (Sliedrechtse Biesbosch).

  • Louw Simonswaard (in- en uitwateringssluis)
    • Datering: 1970
    • Oorspronkelijke functie: Sluis
    • Bouwstijl: Traditionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Betonnen, gesloten in- en uitwateringsluis met houten schuif en metalen windwerk.

    De redengevende omschrijving betreft alleen de sluis.

    Beschrijving sluizen

    Een sluis is een waterbouwkundig kunstwerk ter regulering van de waterstand en voorzien van afsluitmiddelen als wegneembare kering.

    Op het Eiland van Dordrecht hebben de meeste sluizen de functie van een in- en uitwateringssluis. De is het oudste sluistype. Een dergelijke sluis zorgt voor de afvoer van overtollig binnenwater - regenwater uit lucht of kwelwater via een dijk - uit een polder of boezem, meestal op een waterweg zoals een benedenrivier, een zeearm of op zee. Het kan ook overtollig buitenwater keren: bij eb staan sluisdeuren open, bij vloed zijn ze gesloten. De meeste sluizen hebben de mogelijkheid met schotbalken dichtgezet te worden voor het geval de sluis drooggelegd moet worden voor onderhouds-werkzaamheden. De schotbalken worden meestal opgeslagen in speciale schuren.

    Elke polder of waard heeft minstens één sluis, aangelegd in de omringende polderdijk of waardkade: deze elementen zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. De functie of het type sluis kan om verschillende waterhuishoudkundige redenen wijzigen, soms zelfs geheel verloren gaan. Op het Eiland van Dordrecht, dat gekenmerkt wordt door elkaar opvolgende inpolderingen, hebben bijvoorbeeld vrijwel alle sluizen in de oudste polders - en binnen de zeewerende dijken - hun oorspronkelijke eb- en vloeddeuren verloren: veel sluizen zijn duikers of bruggen geworden. Hierdoor vallen ze in hun omgeving vaak minder op.

    In de Biesbosch, het gebied buiten de zeewerende dijken, verbeterde de waterhuishouding - met name de waterafvoer - aanzienlijk met de aanleg van de Nieuwe Merwede tussen 1859 en 1879. Niet alleen werden daarvoor vele killen in het gebied afgedamd, ook werden veel schotbalksluizen gebouwd om het waterpeil in elke polder en waard afzonderlijk te kunnen beheersen. Een schotbalksluis hoeft niet persé in een waterweg te liggen, hij kan ook onderdeel van een dijk zijn. Vooral in de 20e eeuw is dit type sluis veel aangelegd. Afsluiting van de sluis vond plaats door het aanbrengen van meerdere schotbalken, die werden verwijderd als het water moest worden afgevoerd. Dit kan geleidelijk door telkens één balk weg te halen. Het water vloeit dan langzaam weg, zodat bijvoorbeeld bezonken slib kan achterblijven en voor de nodige bemesting zorgt.

    Het sluiten van de Haringvlietsluizen in 1970 leidde direct tot veel geringere verschillen tussen hoog en laag water: de getijwerking is daarmee zo goed als verloren gegaan. De meeste schotbalksluizen hebben daarmee hun functie verloren.

    Historie gebied

    De Sliedrechtse Biesbosch was oorspronkelijk een deel van de Grote of Zuid-Hollandse Waard, eeuwenlang het achterland van de middeleeuwse stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 zijn grote delen van dit gebied economisch onbruikbaar geworden en is het veranderd in een zoetwatergetijdengebied met slikken en gorzen.

    De grote zoetwaterbinnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen worden op 17e-eeuwse kaarten aangeduid als Opgecomen landen.

    Door het buitensluiten van de rivierafvoer door dammen - het Cruquiussysteem van circa 1731 - is de vroegere waaierstructuur van de killen veranderd in een meer lineaire structuur. Het bestaat nu uit brede en ruime killen zoals de Kikvorskil-Helsloot, de Zoetemelkskil, het Gat van de Hengst en de Sneepkil-Houweningsewater. Deze lopen in de stroomrichting van de rivier, waarbij een soort uiterwaardenlandschap is ontstaan. De Helsluis en de Ottersluis zijn hierin landschappelijk markante punten.

    Pas in de 17e eeuw is stapsgewijs weer begonnen met het inpolderen en in cultuur brengen van wat uiteindelijk het huidige Eiland van Dordrecht is geworden. In de Sliedrechtse Biesbosch beginnen deze nieuwe inpolderingen pas voorzichtig in de 18e eeuw met bijvoorbeeld de polder Aert Eloijenbosch in circa 1725, maar vooral in het begin van de 19e eeuw komen de meeste polders tot stand. De kaden en dijken zijn behalve poldervormend voor een deel ook nog waterkerend. Ontsluiting van de diverse polders door wegen heeft nauwelijks plaatsgevonden, transport van landbouwproducten vond plaats over water.

    Door het aanleggen van de Nieuwe Merwede tussen 1850 en 1879 werd de Biesbosch kunstmatig gescheiden in een Brabantse en een Hollandse Biesbosch. De Hollandse Biesbosch was weer verdeeld in een Dordtse en een Sliedrechtse Biesbosch. Het gebied wordt geheel omgeven door water: de Beneden Merwede, de Nieuwe Merwede, het Wantij en de Sionsloot. Dwars door de Sliedrechtse Biesbosch liepen meerdere gebieds- en eigendomsgrenzen: het westelijk deel was Dordts grondgebied, het middendeel behoorde tot de gemeente Sliedrecht en de meest oostelijke punt, de Kop van de Oude Wiel, behoorde tot Werkendam.

    Het gebied heeft vooral een polderkarakter en een Biesboschkarakter; het bestaat uit graslanden, complexen van moerasbossen, grienden, rietvelden en gorzen en aangeplante bossen en recreatiegebieden (recreatiepark de Hollandse Biesbosch). Het is deels ontoegankelijk gebied. De bebouwing is minimaal en heeft op enkele uitzonderingen na zijn oorspronkelijke functie van griendkeet of boerderij verloren.

    De Louw Simonswaard is één van de vele grienden, waarden en polders in de Sliedrechtse Biesbosch. De waard wordt nog bijna helemaal door water omgeven: het Gat van de Hengst in het westen, de Sneepkil in het noorden, het Houweningsewater in het zuidoosten en de Nieuwe Merwede in het zuiden. De waard ontstaat in de 18e eeuw door de gestage aanslibbingen. Rond 1800 krijgt het echt vorm door de aanleg van een kade en worden ontwateringsloten en percelen aangelegd.

    In het kader van de Deltaschadewet zijn in 1970 onder andere windmolens in het gebied geplaatst. De Louw Simonswaard heeft nog altijd de oorspronkelijke perceelsindeling en is nog in gebruik als graslandpolder.

    Ligging

    De sluis ligt in de westelijk polderdijk van de Louw Simonswaard en watert uit op het Gat van de Hengst.

    Hoofdvorm

    Betonnen, gesloten sluis met vleugelmuren, houten schuif met heugelstang en ijzeren portaal met ijzeren windwerk.

    Bouwgeschiedenis

    Op deze locatie heeft al sinds circa 1830 een sluis gelegen. De huidige betonnen sluis is in 1970 gebouwd in het kader van de Deltaschadewet. Het ijzeren portaal met windwerk voor de houten schuif - de spindel - is rond 2000 vervangen.

    Mogelijk werd deze sluis oorspronkelijk bediend vanuit de boerderij in de tegenoverliggende Thomaswaard.

    Beschrijving exterieur

    De buitenfrontmuur en de vleugelmuren van de sluis zijn helemaal in beton uitgevoerd.

    Nabij de overgang van vleugelmuren naar de korte retourmuren zijn schotbalksponningen aangebracht. Aansluitend op de retourmuren van de vleugeluren muren is een houten beschoeiing aanwezig.

    Het sluiskanaal is rechthoekig/vierkant.

    Het sluiskanaal word afgesloten door een houten verticale schuif, die met behulp van een ijzeren heugelstang en windwerk - geplaatst op een roestvrij stalen portaal - open en dicht kan worden geschoven.

    De binnenfrontmuur is in grote lijnen identiek aan de buitenfrontmuur. Hier is echter geen houten schuif, windwerk of portaal aanwezig. In de schotbalksponningen zijn tot een hoogte van bijna 50 cm +NAP schotbalken geplaatst. Het sluiskanaal is dus aan beide zijden afgesloten.

    Mogelijk was de sluis oorspronkelijk alleen afsluitbaar door schotbalken en is het schuifsysteem van latere datum.

    Beschrijving perceel

    De sluis ligt midden in de dijk van de Louw Simonswaard. Direct ten zuiden van de binnenfrontmuur van de sluis staat een nog werkende Bosmanmolen voor de onderbemaling van de polder.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De sluis is onlosmakelijk verbonden met de polder Louw Simonswaard. Oorspronkelijk speelde de sluis een rol in de jaarlijkse bemesting van de polder door achterblijvend slib, maar deze functie is inmiddels verloren gegaan. Hij wordt wel nog altijd gebruikt voor het peilbeheer in de polder en is noodzakelijk voor een goed graslandbeheer, net zoals de nabij staande (Bosman) windmolens.

    Architectonische waarde

    Mooi voorbeeld van een geheel betonnen, gesloten in- en uitwateringsluis.

    Ensemblewaarde / Situering

    De sluis ligt goed in het zicht vanaf het Houweningswater. De dichtbij staande werende Bosmanmolen benadrukt de locatie van de sluis. Iets noordelijker aan de dijk staat nog een tweede werkende Bosmanmolen.

    Gaafheid

    De sluis is gaaf. Enkele onderdelen zoals het metalen portaal met windwerk lijken recentere toevoegingen.

    Unieke waarde

    De Louw Simonswaard heeft sinds zijn ontstaan rond 1830 meerdere sluizen gehad, maar nu zijn er nog twee overgebleven: één in baksteen in de zuidelijke dijk en deze in beton in de westelijke dijk.  

    Bijlage


  • Louw Simonswaard (molen oost)
    • Naam: Bosmanmolen
    • Datering: 1970
    • Oorspronkelijke functie: Windwatermolen voor onderbemaling
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    De Bosmanmolen is een kleine stalen weidemolen of windwatermolen voor de onderbemaling van laag gelegen weilanden en akkers, waarbij het water maar over een kleine hoogte hoeft te worden opgevoerd. Hiertoe beschikt het molentje over een kleine centrifugaalpomp die door vier stalen windbladen wordt aangedreven.

    De molen is ontworpen in 1929 en sinds 1935 een zeer bekende verschijning in de Nederlandse polders.

    De bescherming betreft alleen de oostelijke Bosmanmolen.

    Historie Bosmanmolen

    De Bosmanmolen bestaat uit een betonnen onderbouw met daarop een stalen toren van 4 tot 7 meter hoog. De diameter van het wiekenkruis met zijn vier vaste stalen wieken bedraagt 3 tot 3,5 meter. Opmerkelijk is dat de meeste kleine stalen poldermolentjes, als je ervoor staat, met de klok mee draaien in tegenstelling tot de traditionele Nederlandse windmolens. Via een haakse tandwieloverbrenging wordt een kleine centrifugaalpomp aangedreven.

    De toepassing van een via een vlotter en een stangenmechanisme beweegbare molenstaart en een dubbele vaan maakt sinds 1937 een volautomatische peilbeheersing mogelijk. Sinds 1947 heeft de Bosmanmolen een geprefabriceerde betonnen onderbouw, daarvoor werd die onderbouw ter plaatse gebouwd. Sinds 1935 zijn voor de molen vier verschillende differentieelmodellen gebruikt. Een differentieel is een stelsel van tandwielen waarmee met één aandrijvende as meerdere rotaties met verschillende snelheden afgetakt kunnen worden. Het 1e model tot circa 1960 heeft een A-Ford differentieel, het 2e model tot 1977 een Ford V8 differentieel, het 3e model een eigen differentieel onder de naam Type 77 en het 4e model heeft sinds 2006 een differentieel van het type B4.

    Na 1970 nam de behoefte aan het stalen weidemolentje aanzienlijk af omdat het door ruilverkavelingen steeds minder noodzakelijk werd om de waterstand in afzonderlijke weilanden bij te sturen. Bovendien konden beheerders, zoals boeren en waterschappen, door de uitbreiding van het elektriciteitsnet ook op afgelegen plekken steeds makkelijker elektrische pompen installeren. De laatste jaren neemt de behoefte weer wat toe door de vraag van natuurorganisaties. Behalve voor het ontwateren van agrarisch land kan het stalen weidemolentje namelijk ook worden ingezet voor de bevloeiing en waterverversing van natuurgebieden.

    Machinefabriek Bosman Watermanagement BV in Piershil bouwt nog zo'n 10 tot 15 molentjes per jaar.

    In Nederland werden vele duizenden Bosmanmolens geplaatst. In het buitengebied van Dordrecht hebben gebaseerd op historische kaarten oorspronkelijk ook tientallen Bosmanmolentjes gestaan. In 2008 waren in de gemeente nog slechts 12 exemplaren aanwezig, waarvan er toen al drie in zeer slechte staat verkeerden.

    Historie gebied

    De Sliedrechtse Biesbosch was oorspronkelijk een deel van de Grote of Zuid-Hollandse Waard, eeuwenlang het achterland van de middeleeuwse stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 zijn grote delen van dit gebied economisch onbruikbaar geworden en is het veranderd in een zoetwatergetijdengebied met slikken en gorzen.

    De grote zoetwaterbinnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen worden op 17e-eeuwse kaarten aangeduid als Opgecomen landen.

    Door het buitensluiten van de rivierafvoer door dammen - het Cruquiussysteem van circa 1731 - is de vroegere waaierstructuur van de killen veranderd in een meer lineaire structuur. Het bestaat nu uit brede en ruime killen zoals de Kikvorskil-Helsloot, de Zoetemelkskil, het Gat van de Hengst en de Sneepkil-Houweningsewater. Deze lopen in de stroomrichting van de rivier, waarbij een soort uiterwaardenlandschap is ontstaan. De Helsluis en de Ottersluis zijn hierin landschappelijk markante punten.

    Pas in de 17e eeuw is stapsgewijs weer begonnen met het inpolderen en in cultuur brengen van wat uiteindelijk het huidige Eiland van Dordrecht is geworden. In de Sliedrechtse Biesbosch beginnen deze nieuwe inpolderingen pas voorzichtig in de 18e eeuw met bijvoorbeeld de polder Aert Eloijenbosch in circa 1725, maar vooral in het begin van de 19e eeuw komen de meeste polders tot stand. De kaden en dijken zijn behalve poldervormend voor een deel ook nog waterkerend. Ontsluiting van de diverse polders door wegen heeft nauwelijks plaatsgevonden, transport van landbouwproducten vond plaats over water.

    Door het aanleggen van de Nieuwe Merwede tussen 1850 en 1879 werd de Biesbosch kunstmatig gescheiden in een Brabantse en een Hollandse Biesbosch. De Hollandse Biesbosch was weer verdeeld in een Dordtse en een Sliedrechtse Biesbosch. Het gebied wordt geheel omgeven door water: de Beneden Merwede, de Nieuwe Merwede, het Wantij en de Sionsloot. Dwars door de Sliedrechtse Biesbosch liepen meerdere gebieds- en eigendomsgrenzen: het westelijk deel was Dordts grondgebied, het middendeel behoorde tot de gemeente Sliedrecht en de meest oostelijke punt, de Kop van de Oude Wiel, behoorde tot Werkendam.

    Het gebied heeft vooral een polderkarakter en een Biesboschkarakter; het bestaat uit graslanden, complexen van moerasbossen, grienden, rietvelden en gorzen en aangeplante bossen en recreatiegebieden (recreatiepark de Hollandse Biesbosch). Het is deels ontoegankelijk gebied. Het meest oostelijke deel van het gebied - vanaf de Kikvorskil - is vrijwel alleen over het water bereikbaar. De bebouwing is minimaal en heeft op enkele uitzonderingen na zijn oorspronkelijke functie van griendkeet of boerderij verloren.

    De Louw Simonswaard is één van de vele grienden, waarden en polders in de Sliedrechtse Biesbosch. De waard wordt nog bijna helemaal door water omgeven: het Gat van de Hengst in het westen, de Sneepkil in het noorden, het Houweningsewater in het zuidoosten en de Nieuwe Merwede in het zuiden. De waard ontstaat in de 18e eeuw door de gestage aanslibbingen. Rond 1800 krijgt het echt vorm door de aanleg van een kade en worden ontwateringsloten en percelen aangelegd. In het kader van de Deltaschadewet zijn in 1970 windmolens in het gebied geplaatst.

    De Louw Simonswaard heeft nog altijd de oorspronkelijke perceelsindeling en is nog in gebruik als graslandpolder.

    Ligging

    De beide Bosmanmolens staan op de oostelijke kade van de waard, langs het Gat van de Hengst. De oostelijke molen staat enkele honderden meters ten oosten van de westelijker gelegen molen nabij de uitwateringssluis van de waard.

    Beschrijving

    De molen is in goede staat, functioneert en is noodzakelijk voor het beheer van het grasland in de polder. Tussen 2004-2008 is de toren vervangen.

    Op de wieken of vanen staat de naam van de producent (Bosman Piershil) niet vermeld. Omdat beide van later datum zijn, zijn ze waarschijnlijk beide voorzien van een later model differentieel (2e of 3e model).

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    In 2008 werd de Bosmanmolen uitverkozen als nummer één op de lijst in Zuid-Holland in de strijd om een plaats in de Historische canon der Provinciën. De herinneringswaarde is hoog.

    De volautomatische werking van de molens was een belangrijke vooruitgang in de bemalingstechniek.

    De molens zijn nog steeds karakteristiek voor het Zuid-Hollandse polder- en waardenlandschap.

    Ensemblewaarde/Situering

    De oostelijke en westelijke Bosmanmolens vormen samen een fraai ensemble: liggend in één lijn langs de waardkade en goed zichtbaar vanaf het water, het Gat van de Hengst. Beide molens zijn van hetzelfde type.

    Gaafheid

    De molen is nog geheel intact en in werking.

    Unieke waarde

    In het nu nader onderzochte buitengebied van Dordrecht zijn nog maar vijf vrijwel intacte Bosmanmolens aangetroffen: drie in de polder De Biesbosch en twee in de Louw Simonswaard in de Sliedrechtse Biesbosch.

    De twee Bosmanmolens in de Louw Simonswaard voeren als enige op het Eiland van Dordrecht nog op de oorspronkelijke plek hun oorspronkelijke functie uit.

    Publicaties

    • Gemalen... het behouden waard, ing. R. Polderman & ir. C. J. M. Tak, 2001
    • Het water de baas: geschiedenis van de mechanische bemaling in Nederland, D. van Rijn & R. Polderman, 2010
    • C.J.P. Grol & J. Zondervan-van Heck, Draaiende wieken, stappende paarden: Molens op het Eiland van Dordrecht, Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2008.

    Bijlage


  • Louw Simonswaard (molen west)
    • Naam: Bosmanmolen
    • Datering: 1970
    • Oorspronkelijke functie: Windwatermolen voor onderbemaling
    • Bouwstijl: Functionalisme

     

    Algemene beschrijving

    De Bosmanmolen is een kleine stalen weidemolen of windwatermolen voor de onderbemaling van laag gelegen weilanden en akkers, waarbij het water maar over een kleine hoogte hoeft te worden opgevoerd. Hiertoe beschikt het molentje over een kleine centrifugaalpomp die door vier stalen windbladen wordt aangedreven.

    De molen is ontworpen in 1929 en sinds 1935 een zeer bekende verschijning in de Nederlandse polders.

    De bescherming betreft alleen de westelijke Bosmanmolen.

    Historie Bosmanmolen

    De Bosmanmolen bestaat uit een betonnen onderbouw met daarop een stalen toren van 4 tot 7 meter hoog. De diameter van het wiekenkruis met zijn vier vaste stalen wieken bedraagt 3 tot 3,5 meter. Opmerkelijk is dat de meeste kleine stalen poldermolentjes, als je ervoor staat, met de klok mee draaien in tegenstelling tot de traditionele Nederlandse windmolens. Via een haakse tandwieloverbrenging wordt een kleine centrifugaalpomp aangedreven.

    De toepassing van een via een vlotter en een stangenmechanisme beweegbare molenstaart en een dubbele vaan maakt sinds 1937 een volautomatische peilbeheersing mogelijk. Sinds 1947 heeft de Bosmanmolen een geprefabriceerde betonnen onderbouw, daarvoor werd die onderbouw ter plaatse gebouwd. Sinds 1935 zijn voor de molen vier verschillende differentieelmodellen gebruikt. Een differentieel is een stelsel van tandwielen waarmee met één aandrijvende as meerdere rotaties met verschillende snelheden afgetakt kunnen worden. Het 1e model tot circa 1960 heeft een A-Ford differentieel, het 2e model tot 1977 een Ford V8 differentieel, het 3e model een eigen differentieel onder de naam Type 77 en het 4e model heeft sinds 2006 een differentieel van het type B4.

    Na 1970 nam de behoefte aan het stalen weidemolentje aanzienlijk af omdat het door ruilverkavelingen steeds minder noodzakelijk werd om de waterstand in afzonderlijke weilanden bij te sturen. Bovendien konden beheerders, zoals boeren en waterschappen, door de uitbreiding van het elektriciteitsnet ook op afgelegen plekken steeds makkelijker elektrische pompen installeren. De laatste jaren neemt de behoefte weer wat toe door de vraag van natuurorganisaties. Behalve voor het ontwateren van agrarisch land kan het stalen weidemolentje namelijk ook worden ingezet voor de bevloeiing en waterverversing van natuurgebieden.

    Machinefabriek Bosman Watermanagement BV in Piershil bouwt nog zo'n 10 tot 15 molentjes per jaar.

    In Nederland werden vele duizenden Bosmanmolens geplaatst. In het buitengebied van Dordrecht hebben gebaseerd op historische kaarten oorspronkelijk ook tientallen Bosmanmolentjes gestaan. In 2008 waren in de gemeente nog slechts 12 exemplaren aanwezig, waarvan er toen al drie in zeer slechte staat verkeerden.

    Historie gebied

    De Sliedrechtse Biesbosch was oorspronkelijk een deel van de Grote of Zuid-Hollandse Waard, eeuwenlang het achterland van de middeleeuwse stad Dordrecht. Na de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 zijn grote delen van dit gebied economisch onbruikbaar geworden en is het veranderd in een zoetwatergetijdengebied met slikken en gorzen.

    De grote zoetwaterbinnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen worden op 17e-eeuwse kaarten aangeduid als Opgecomen landen.

    Door het buitensluiten van de rivierafvoer door dammen - het Cruquiussysteem van circa 1731 - is de vroegere waaierstructuur van de killen veranderd in een meer lineaire structuur. Het bestaat nu uit brede en ruime killen zoals de Kikvorskil-Helsloot, de Zoetemelkskil, het Gat van de Hengst en de Sneepkil-Houweningsewater. Deze lopen in de stroomrichting van de rivier, waarbij een soort uiterwaardenlandschap is ontstaan. De Helsluis en de Ottersluis zijn hierin landschappelijk markante punten.

    Pas in de 17e eeuw is stapsgewijs weer begonnen met het inpolderen en in cultuur brengen van wat uiteindelijk het huidige Eiland van Dordrecht is geworden. In de Sliedrechtse Biesbosch beginnen deze nieuwe inpolderingen pas voorzichtig in de 18e eeuw met bijvoorbeeld de polder Aert Eloijenbosch in circa 1725, maar vooral in het begin van de 19e eeuw komen de meeste polders tot stand. De kaden en dijken zijn behalve poldervormend voor een deel ook nog waterkerend. Ontsluiting van de diverse polders door wegen heeft nauwelijks plaatsgevonden, transport van landbouwproducten vond plaats over water.

    Door het aanleggen van de Nieuwe Merwede tussen 1850 en 1879 werd de Biesbosch kunstmatig gescheiden in een Brabantse en een Hollandse Biesbosch. De Hollandse Biesbosch was weer verdeeld in een Dordtse en een Sliedrechtse Biesbosch. Het gebied wordt geheel omgeven door water: de Beneden Merwede, de Nieuwe Merwede, het Wantij en de Sionsloot. Dwars door de Sliedrechtse Biesbosch liepen meerdere gebieds- en eigendomsgrenzen: het westelijk deel was Dordts grondgebied, het middendeel behoorde tot de gemeente Sliedrecht en de meest oostelijke punt, de Kop van de Oude Wiel, behoorde tot Werkendam.

    Het gebied heeft vooral een polderkarakter en een Biesboschkarakter; het bestaat uit graslanden, complexen van moerasbossen, grienden, rietvelden en gorzen en aangeplante bossen en recreatiegebieden (recreatiepark de Hollandse Biesbosch). Het is deels ontoegankelijk gebied. Het meest oostelijke deel van het gebied - vanaf de Kikvorskil - is vrijwel alleen over het water bereikbaar. De bebouwing is minimaal en heeft op enkele uitzonderingen na zijn oorspronkelijke functie van griendkeet of boerderij verloren.

    De Louw Simonswaard is één van de vele grienden, waarden en polders in de Sliedrechtse Biesbosch. De waard wordt nog bijna helemaal door water omgeven: het Gat van de Hengst in het westen, de Sneepkil in het noorden, het Houweningsewater in het zuidoosten en de Nieuwe Merwede in het zuiden. De waard ontstaat in de 18e eeuw door de gestage aanslibbingen. Rond 1800 krijgt het echt vorm door de aanleg van een kade en worden ontwateringsloten en percelen aangelegd.

    In het kader van de Deltaschadewet zijn in 1970 windmolens in het gebied geplaatst.

    De Louw Simonswaard heeft nog altijd de oorspronkelijke perceelsindeling en is nog in gebruik als graslandpolder.

    Ligging

    De beide Bosmanmolens staan op de oostelijke kade van de waard, langs het Gat van de Hengst. Deze westelijke molen staat nabij de uitwateringssluis van de waard, de andere staat enkele honderden meters oostelijker.

    Beschrijving

    De Bosmanmolen is in goede staat, functioneert en is noodzakelijk voor het beheer van het grasland in de polder. Tussen 2004-2008 is de toren vervangen.

    Op de wieken of vanen staat de naam van de producent (Bosman Piershil) niet vermeld.

    Omdat ze van later datum zijn, zijn ze waarschijnlijk beide voorzien van een later model differentieel (2e of 3e model).

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De Bosmanmolen heeft in elk geval in Zuid Holland nog altijd grote bekendheid. In 2008 werd hij uitverkozen als nummer één op de lijst in Zuid-Holland in de strijd om een plaats in de Historische canon der Provinciën. De herinneringswaarde is hoog.

    De volautomatische werking van de molens was een belangrijke vooruitgang in de bemalingstechniek.

    De molens zijn nog steeds karakteristiek voor het Zuid-Hollandse polder- en waardenlandschap.

    Ensemblewaarde/Situering

    De westelijke en oostelijke Bosmanmolen vormen samen een fraai ensemble: liggend in één lijn langs de waardkade en goed zichtbaar vanaf het water, het Gat van de Hengst. Beide molens zijn van hetzelfde type. De westelijke molen ligt bovendien direct bij de uitwateringsluis van de waard en geeft daarmee in één blik inzicht in het ontwateringsysteem van die waard.

    Gaafheid

    Beide molens zijn nog geheel intact en in werking.

    Unieke waarde

    In het nu nader onderzochte buitengebied van Dordrecht zijn nog maar vijf vrijwel intacte Bosmanmolens aangetroffen: drie in de polder De Biesbosch en twee in de Louw Simonswaard in de Sliedrechtse Biesbosch.

    De twee Bosmanmolens in de Louw Simonswaard voeren als enige op het Eiland van Dordrecht nog op de oorspronkelijke plek hun oorspronkelijke functie uit.  

    Publicaties

    • Gemalen... het behouden waard, ing. R. Polderman & ir. C. J. M. Tak, 2001
    • Het water de baas: geschiedenis van de mechanische bemaling in Nederland, D. van Rijn & R. Polderman, 2010
    • C.J.P. Grol & J. Zondervan-van Heck, Draaiende wieken, stappende paarden: Molens op het Eiland van Dordrecht, Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2008.

    Bijlage


  • Louw Simonswaard (schotbalksluis)
    • Datering: 1927-1935
    • Oorspronkelijke functie: Sluis
    • Bouwstijl: Traditionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Gemetselde schotbalksluis met dubbele doorlaat in polderdijk.

    De redengevende omschrijving betreft alleen de sluis.

    Beschrijving sluizen

    Een sluis is een waterbouwkundig kunstwerk ter regulering van de waterstand en voorzien van afsluitmiddelen als wegneembare kering.

    Op het Eiland van Dordrecht hebben de meeste sluizen de functie van een in- en uitwateringssluis. De is het oudste sluistype. Een dergelijke sluis zorgt voor de afvoer van overtollig binnenwater - regenwater uit lucht of kwelwater via een dijk - uit een polder of boezem, meestal op een waterweg zoals een benedenrivier, een zeearm of op zee. Het kan ook overtollig buitenwater keren: bij eb staan sluisdeuren open, bij vloed zijn ze gesloten. De meeste sluizen hebben de mogelijkheid met schotbalken dichtgezet te worden voor het geval de sluis drooggelegd moet worden voor onderhouds-werkzaamheden. De schotbalken worden meestal opgeslagen in speciale schuren.

    Elke polder of waard heeft minstens één sluis, aangelegd in de omringende polderdijk of waardkade: deze elementen zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. De functie of het type sluis kan om verschillende waterhuishoudkundige redenen wijzigen, soms zelfs geheel verloren gaan. Op het Eiland van Dordrecht, dat gekenmerkt wordt door elkaar opvolgende inpolderingen, hebben bijvoorbeeld vrijwel alle sluizen in de oudste polders - en binnen de zeewerende dijken - hun oorspronkelijke eb- en vloeddeuren verloren: veel sluizen zijn duikers of bruggen geworden. Hierdoor vallen ze in hun omgeving vaak minder op.

    In de Biesbosch, het gebied buiten de zeewerende dijken, verbeterde de waterhuishouding - met name de waterafvoer - aanzienlijk met de aanleg van de Nieuwe Merwede tussen 1859 en 1879. Niet alleen werden daarvoor vele killen in het gebied afgedamd, ook werden veel schotbalksluizen gebouwd om het waterpeil in elke polder en waard afzonderlijk te kunnen beheersen. Een schotbalksluis hoeft niet persé in een waterweg te liggen, hij kan ook onderdeel van een dijk zijn. Vooral in de 20e eeuw is dit type sluis veel aangelegd. Afsluiting van de sluis vond plaats door het aanbrengen van meerdere schotbalken, die werden verwijderd als het water moest worden afgevoerd. Dit kan geleidelijk door telkens één balk weg te halen. Het water vloeit dan langzaam weg, zodat bijvoorbeeld bezonken slib kan achterblijven en voor de nodige bemesting zorgt.

    Het sluiten van de Haringvlietsluizen in 1970 leidde direct tot veel geringere verschillen tussen hoog en laag water: de getijwerking is daarmee zo goed als verloren gegaan. De meeste schotbalksluizen hebben daarmee hun functie verloren.

    Historie gebied

    De Sliedrechtse Biesbosch is net als de Dordtse Biesbosch ontstaan na de Sint Elisabethsvloed van 1421. Veel van de grote binnenzee werd in de loop van de tijd drooggelegd en ingepolderd. De eerste aanwassen worden op 17e- eeuwse kaarten aangeduid als Opgecomen landen. Door het aanleggen van de Nieuwe Merwede (1859-1879) werden de Brabantse en Zuidhollandse Biesbosch van elkaar gescheiden. Dwars door de Sliedrechtse Biesbosch liepen gebieds- en eigendomsgrenzen: het westelijk deel was Dordts grondgebied, het middendeel behoorde tot de gemeente Sliedrecht en de meest oostelijke punt, de Kop van de Oude Wiel behoorde tot Werkendam. De begrenzing van het gebied vormen de Beneden Merwede, de Nieuwe Merwede, het Wantij en de Sionsloot.

    De huidige Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit een combinatie van oude polders, moeras- en stiltegebied en recreatiepark de Hollandsche Biesbosch.

    De Louw Simonswaard is één van de vele grienden, waarden en polders in de Sliedrechtse Biesbosch. De waard wordt nog bijna helemaal door water omgeven: het Gat van de Hengst in het westen, de Sneepkil in het noorden, het Houweningsewater in het zuidoosten en de Nieuwe Merwede in het zuiden. De waard is al vóór 1830 van een lage kade voorzien en heeft nog altijd de oorspronkelijke perceelsindeling.

    Ligging

    De sluis ligt in de zuidelijke polderdijk en waterde direct uit op buitenwater: de Nieuwe Merwede. De sluis ligt pal tegenover de boerderij Thomaswaard 1 in de aan de andere kant van het Houweningsewater liggende polder Thomaswaard.

    Hoofdvorm

    Dubbele gemetselde schotbalksluis met vleugelmuren.

    Bouwgeschiedenis

    Op een kaart uit 1935 staat voor het eerst op deze locatie expliciet een schotbalksluis aangegeven. Op basis van deze en oudere historische kaarten is het aannemelijk dat de sluis gebouwd is tussen 1927 en 1935.

    Waarschijnlijk werd de sluis vanuit de boerderij Thomaswaard 1 bediend, want in de Louw Simonswaard heeft geen boerderij gestaan.

    In 2008 is de buitenzijde van de sluis inclusief de schotbalken gerestaureerd: de middenstijl en de vleugelmuren zijn nieuw opgemetseld en gevoegd en nieuwe houten schotbalken en loopplanken zijn geplaatst.

    Beschrijving exterieur

    De middenstijl voor de twee doorlaten en de vleugelmuren van de sluis zijn opgetrokken in baksteen in staand verband. De schuin aflopende vleugelmuren zijn met een rollaag afgedekt. Dit is zowel bij de oorspronkelijke binnenzijde als bij de gerenoveerde buitenzijde het geval.

    De bovenzijde van middenstijl en de top van de vleugelmuren zijn bij de renovatie voorzien van een hardstenen of betonnen deklaag, waarin openingen voor de schotbalken én voor de loopplanken zijn aangebracht.

    Er zitten nieuwe houten schotbalken in de schotbalksponningen en er liggen nieuwe houten loopplanken aan weerszijden van de schotbalkafsluiting.

    Beschrijving perceel

    De sluis ligt in de zuidelijke waard/polderdijk van de Louw Simonswaard in het zicht van het tegenoverliggende huis Thomaswaard 1. De locatie van de sluis wordt geaccentueerd door een hoge boom direct ten noordoosten ervan.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    De sluis is onlosmakelijk verbonden met de polder Louw Simonswaard. Oorspronkelijk speelde de sluis een rol in de jaarlijkse bemesting van de polder door achterblijvend slib, maar deze functie is inmiddels verloren gegaan. Waarschijnlijk werd de sluis bediend vanuit de boerderij in de tegenoverliggende Thomaswaard.

    Architectonische waarde

    Gaaf voorbeeld van een gemetselde schotbalksluis met een dubbele doorlaat in een polderdijk en door de aanwezigheid van loopplanken doorlopend bewandelbaar vanaf de dijk. Vergelijkbaar met de nog volledig originele dubbele schotbalksluis op het Zuidplaatje in de Dordtse Biesbosch.

    Ensemblewaarde / Situering

    De sluis ligt in en maakt deel uit van de zuidelijke polderdijk van de Louw Simonswaard. De locatie wordt aan de oostzijde gemarkeerd door een hoge boom. Aan diezelfde kant is ook een losse basaltsteenstorting aanwezig voor extra bescherming van de dijk op deze locatie.

    De sluis is goed zichtbaar vanaf de druk bevaren Nieuwe Merwede en vanaf het huis Thomaswaard 1.

    Gaafheid

    De sluis is helemaal gaaf en compleet, alle onderdelen zijn aanwezig. De sluis is na de renovatie van 2008 niet meer in volledig originele staat, maar wel weer bruikbaar.

    Unieke waarde

    De Louw Simonswaard heeft sinds zijn ontstaan rond 1830 meerdere sluizen gehad. Dit is één van de latere en de enige schotbalksluis.

    Schotbalksluizen kwamen in de Sliedrechtse Biesbosch oorspronkelijk waarschijnlijk in elke polder voor, maar dit is na de renovatie de enige nog daadwerkelijk als zodanig bruikbare in het gebied. Het is ook de enige gemetselde schotbalksluis in de Sliedrechtse Biesbosch.

    Publicaties

    • Rob Haan, Kleine waterwerken het behouden waard: Bloemlezing van typisch Dordtse waterwerken, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2009.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).