Loswalweg
-
Loswalweg 2, 2a en 2b
- Naam: Gemaal 't Vissertje
- Datering: 1881
- Oorspronkelijke functie: Gemaal
- Bouwstijl: Eclecticisme
- Architect: van der Kloes
- Postcode: 3315LB
Algemene beschrijving
Complex van voormalig poldergemaal 't Vissertje' dat bestaat uit een hoofdgebouw met transformatorruimte, machinekamer en dienstwoning, en ten westen van het pand een voormalige kolenloods.
Het complex is in afwachting van verkoop. In de plannen van 2019 wordt het gemaal herbestemd tot woning, kantoor en horeca.
Historie gebied
Ten oosten van de stad Dordrecht en aan de noordkant van De Vierpolders lag tot ver in de 18e eeuw een uitgestrekt gebied met grienden en rietgronden. De Nieuwe Stadspolder werd hier in navolging op de oostelijk gelegen Stadspolder uit 1780, als een van de laatste polders in 1881-1882 aangelegd. Binnen de nieuwe polder vielen de oudere Turkepolder en de griend Honderd Morgen.
Tussen de beide Stadspolders stroomde een kil met de naam 't Visschertje'. Deze zorgde voor een waterverbinding tussen het buurtschap 't Visschertje – gelegen rond de aansluiting van de Vissersdijk op de Noordendijk - en het Wantij. Bij het buurtschap lag ook een loswal.
Over/In de kil 't Vissertje – en de twee polderkades verbindend - werd in 1881 het stoomgemaal voor de in- en afwatering van de Nieuwe Stadspolder gebouwd. De oorspronkelijk bij het buurschap 't Visschertje liggende loswal werd verplaatst tot bij het gemaal aan het Wantij.
Vrijwel onmiddellijk na de totstandkoming van de Nieuwe Stadspolder werd begonnen met de aanleg van de spoorlijn naar Sliedrecht die dwars door de Stadspolders heen werd aangelegd.
In 1975 besloot de gemeente Dordrecht de wijk Stadspolders te gaan ontwikkelen. Het gebied ten noorden van Dubbeldam was op dat moment de enige mogelijkheid tot uitbreiding van de stad. Vanaf de Stadspolders werd tot in de jaren negentig het gebied ten zuiden van de Wantijdijk compleet bebouwd. De polderontsluitingsweg Middelweg en de voormalige Stadspolderdijk, nu Loswalweg zijn als enige historische stedenbouwkundige kaders aangehouden.
Voor het gemaalcomplex was de meest ingrijpende wijziging het aanleggen/verlengen van de Wantijdijk in 1982. Hierdoor werd de kil 't Vissertje geblokkeerd, verloor het poldergemaal zijn functie en is het gehele gemaalcomplex – hoewel het relatief hoog in het landschap ligt - feitelijk buitendijks komen te liggen.
Ligging
Het voormalige poldergemaalcomplex ligt geheel vrij en relatief hoog in het landschap.
Aan de noordelijke wateruitlaat op het Wantij ligt de Loswalhaven. Aan de zuidelijke waterinlaat ligt nog een restant van de door de Wantijdijk geblokkeerde kil 't Visschertje.
Het complex is toegankelijk vanaf de Loswalweg, oorspronkelijk de kade van de Stadspolder.
De nokken van het gemaal en de loods staan haaks op de voormalige polderkades. Sinds 1982 ligt het gemaalcomplex buitendijks.
Hoofdvorm
De plattegrond van het gemaal heeft de vorm van een Latijns kruis in één bouwlaag met een zolder onder kruisende zadeldaken. De westelijke, lange zijde is later verbouwd tot dienstwoning en telt twee bouwlagen en een vliering onder een zadeldak.
De kolenloods bestaat uit een bouwvolume van één bouwlaag, op een rechthoekige plattegrond met zadeldak.
De waterinlaat met houten beschoeiing ligt aan de zuidzijde van het complex. De wateruitlaat aan de noord-of Wantijzijde heeft twee halfronde bakstenen vleugelmuren met vloedschot inkassingen en een verbindende keermuur.
Bouwgeschiedenis
Het gemaal 't Vissertje' (op tekening stoomgemaal 'Aan het Visschertje') is in 1881 gebouwd als stoomgemaal voor de bemaling van de Nieuwe Stadspolder naar ontwerp van J.A. van der Kloes (1845-1935). Van der Kloes begon in 1863 als tekenaar bij de Nederlandse spoorwegen. In 1866 werkte hij als tekenaar voor de machinefabriek van de gebroeders Stork, voor wie hij in 1867 de nieuwe machinefabriek te Hengelo ontwierp. In 1874 werd Van der Kloes in Dordrecht aangesteld als directeur van Gemeentewerken.
Zijn ontwerp voor het watertorencomplex aan het Wantij (het huidige Villa Augustus) kwam in hetzelfde jaar tot stand als dat voor het gemaal. Er zijn stilistische overeenkomsten tussen het waterleidingcomplex en het stoomgemaal, zoals de gevelopeningen en de decoratieve baksteenelementen. Op een ontwerptekening voor het waterleidingcomplex is te zien dat het ketelhuis en de machinekamer vrijwel identiek zijn aan die van het gemaal. Van der Kloes ontwierp in Dordrecht onder andere het dienstgebouw van Gemeentewerken aan de Sint Jorisbrug, de Roobrug en twee scholen.
Na zijn eervol ontslag werd hij hoogleraar aan de Polytechnische School te Delft.
Het gemaalgebouw bestond in 1881 uit drie gescheiden ruimten. Van oost naar west: de ruimte voor de machinist, de machinekamer met twee Stork stoommachines, gekoppeld aan centrifugaalpompen, en het ketelhuis met twee stoomketels en een schoorsteen tegen de binnenzijde van de westgevel. Naast het ketelhuis staat de nog originele kolenloods, van waaruit de kolen via de entree aan de zuidzijde naar het ketelhuis werden gebracht. Aan de Loswalweg werden twee bijgebouwen gerealiseerd, waaronder een machinistenwoning.
In 1932 werden de stoommachines vervangen door elektrische motoren (EMF Dordt) en werden de pompen vernieuwd met horizontale schroefpompen (Begemann). Deze zijn nu nog aanwezig. In de ruimte voor de machinist werd een transformator geplaatst, door een tussenmuur gescheiden van een gang. De oostgevel werd voorzien van twee gevelopeningen met stalen deuren. Aan de noordgevel werd een gevelopening aan de transformatorruimte dichtgemetseld. Bij deze wijziging werd ook groot onderhoud gepleegd aan het pand, waarbij de dakbedekking werd vervangen en de wateruitlaat werd aangeheeld en vernieuwd. De muur langs de kade aan de noordzijde werd verhoogd en voorzien van een stalen leuning.
In 1932 wordt ook een vergunning aangevraagd voor het plaatsen van een stal tegen de oostgevel van het pand. Vermoedelijk is dit niet uitgevoerd, maar wellicht ten westen van de kolenloods, zoals op oude foto's te zien is.
In 1939 wordt het ketelhuis, dan de 'oude machinekamer' genoemd, verbouwd tot dienstwoning. Het volume van het ketelhuis wordt verhoogd met een extra verdieping, waarvoor de schoorsteen en het dak gesloopt worden. Al het metselwerk wordt zoveel mogelijk conform bestaand uitgevoerd, en waar mogelijk wordt het hout van de oude kapconstructie hergebruikt. De woning is gedeeltelijk onderkelderd, met op de begane grond keuken en woonkamer en op de verdieping drie slaapkamers en een toegang naar de vliering.
In 1953 wordt ook dit gebied getroffen door de watersnoodramp. Op foto's is te zien hoe bijgebouwen van het gemaalcomplex aan de oostzijde van de Loswalweg zwaar zijn beschadigd. Vermoedelijk zijn deze na de ramp gesloopt.
In 1982 is de stedenbouwkundige situatie rond het gemaal ingrijpend gewijzigd door het aanleggen/verlengen van de Wantijdijk, waardoor de kil 't Visschertje werd doorsneden. Sindsdien werd het gemaal door middel van een dompelpomp ingezet voor een heel klein deel van de Nieuwe Stadspolder.
Beschrijving exterieur gemaal en woning
Het pand is opgetrokken in metselwerk van gele baksteen in kruisverband. Het metselwerk van de onderbouw, tot aan de vloer van de begane grond bestaat uit rode baksteen. Het zadeldak van de dienstwoning is bedekt met rode Tuile du Nord dakpannen (1939). De zadeldaken van de machinekamer en de transformatorruimte zijn in 1932 opnieuw gedekt, eveneens met Tuile du Nord. Een kleurverschil is waarneembaar op de grens van het voormalige ketelhuis en de machinekamer.
Het zuidelijke dakvlak boven het ketelhuis is voorzien van een rasterwerk van houten latten. Op het noordelijke dakvlak is een grote gemetselde schoorsteen aanwezig. Tegen de zuidelijke gevel van de machinekamer en de westelijke kopgevel van de woning zijn er kleine, gemetselde schoorstenen.
Oostgevel
De topgevel is voorzien van een getrapt klimmend fries, dat wordt beëindigd door een op houten klossen steunend boeiboord. In het fries is een eenvoudig kruismotief in rode baksteen verwerkt. In het midden van de top bevindt zich een roosvenster, rondom voorzien van een rollaag van rode en gele baksteen. Het glas in het venster is op enkele plekken gebroken.
In 1932 zijn twee deuropeningen toegevoegd met een eenvoudige halfsteens rollaag in gele baksteen. Aan de linkerzijde bevindt zich een entreedeur naar de gang, aan de rechterzijde een stalen deur naar de transformatorruimte met daarboven een ventilatie opening, voorzien van een stalen koof.
Noordgevel
De gevel bestaat van links naar rechts uit een blinde gevel (in 1932 is de vensteropening dichtgemetseld), een naar voren uitstekend bouwdeel met topgevel (1881), een geveldeel in één bouwlaag met toegang naar de woning, en de woning in twee bouwlagen (1939).
De topgevel is uitgevoerd met een getrapt klimmend fries identiek aan de oostgevel. In het midden van de top bevindt zich een zelfde roosvenster. Onder dit venster bevindt zich een rondboogvormige gevelopening, voorzien van dubbele grenen deuren met een halfrond stalen bovenlicht. Aan weerszijden van deze deuren is een rondboogvormig venster, voorzien van grenen kozijnen met een negenruits raam boven een hardstenen onderdorpel en met een halfrond bovenraam. De rollagen boven de gevelopeningen zijn uitgevoerd in rode en gele baksteen.
Voor deze gevel bevindt zich de wateruitlaat onder een rondboogvormig gewelf, met daarover een brug voorzien van een stalen hekwerk. Langs de uitlaat zijn in baksteen metselwerk in kruisverband opgetrokken keer- en vleugelmuren aanwezig, die worden afgesloten met een stalen hekwerk. Deze hele constructie is in 1932 gerepareerd en vernieuwd.
Rechts van de topgevel bevindt zich de toegang naar de woning. Dit geveldeel is in één bouwlaag en betreft het resterende deel van het voormalige ketelhuis. Hier bevond zich ook de toegang naar het ketelhuis. De deuropening is voorzien van een Bruynzeel teak fineer deur met een stoep van rode plavuizen. Boven de deuropening is een boogvormige betonnen luifel aangebracht. Links van de entree bevindt zich een klein venster met houten kozijn.De gevels van de dienstwoning in twee bouwlagen bestaan uit origineel metselwerk tot de hoogte van de gootlijn van het voormalige dak, met daarboven het metselwerk uit 1939, gescheiden door een rollaag. De steen wijkt in vorm en kleur iets af. De gevelopeningen op de begane grond zijn rondom zorgvuldig aangewerkt met een vergelijkbare steen.
Alle ramen van de dienstwoning zijn gemoderniseerd; de gevelopeningen en vermoedelijk de kozijnen zijn origineel. Oorspronkelijk waren de bovenramen en alle ramen op de verdieping in kleinere vlakken verdeeld door roedes.
Westgevel
De topgevel van de dienstwoning is geheel blind uitgevoerd. Op maaiveldniveau bevinden zich twee rondboogvormige rollagen, oorspronkelijk voorzien van inspectieluiken.
Zuidgevel
De gevel bestaat van links naar rechts uit de dienstwoning in twee bouwlagen (1939), een geveldeel met toegang naar de keuken in één bouwlaag, een naar voren uitstekend bouwdeel met topgevel (1881), en een geveldeel voorzien van vensteropening (1881).
De gevel van de dienstwoning loopt onder maaiveldniveau door langs de helling tot het niveau van het water. Halverwege de gevel is een betonnen balkon bevestigd op een stalen constructie. Het balkon loopt door tot het vooruitstekende geveldeel.
Onder het balkon is nog een groot gietijzeren rozetanker (1881) aanwezig. Links hiervan een uit waalklinkers opgemetselde waterput (1939).
Rechts van het bouwvolume in twee bouwlagen bevindt zich de gemoderniseerde toegang naar de keuken. Dit geveldeel is in één bouwlaag en betreft het resterende deel van het voormalige ketelhuis. Hier bevond zich in de originele situatie een toegang naar het ketelhuis.
De topgevel is uitgevoerd met een getrapt klimmend fries identiek aan de andere topgevels. In het midden van de top bevindt zich een (vermoedelijk later) dichtgemetselde ronde vensteropening. Op begane grond niveau bevinden zich twee identieke segmentboogvormige vensters, voorzien van hardstenen onderdorpel en een negenruits schuifraam. De rollagen boven de vensteropeningen zijn uitgevoerd in rode en gele baksteen. Het linker venster is door begroeiing niet meer zichtbaar.
De gevel loopt onder maaiveldniveau door met twee rondboogvormige gewelfkelders ten behoeve van de waterinlaat. Voor deze inlaat zijn houten beschoeiingen en een stalen krooshek met loopbrug aanwezig.
Het rechterdeel van de gevel, grenzend aan de voormalige ruimte voor de machinist, heeft één venster identiek aan de vensters van de naastgelegen topgevel. Het onderraam is voor een deel beschadigd.
Beschrijving kolenloods
De constructie van de vrijstaande kolenloods bestaat uit vijf, door liggers gekoppelde, grenen ankerbalkgebinten, voorzien van gehakte telmerken. In alle gevels bevinden zich extra verticale steunen tussen de gebinten. Tegen de binnenzijde van de stijlen aan is een liggend grenen beschot aangebracht, dat aan de buitenzijde (deels) zwart geschilderd is. In de noordelijke kopgevel en de oostelijke zijgevel is een deuropening aanwezig, voorzien van een opgeklampte houten deur.
De westelijke zijgevel is geheel blind, en bedekt met multiplex platen. Op oude foto's is te zien dat zich tegen deze gevel aan nog een houten aanbouw bevond onder schuin dak. De topgevels zijn vanaf de gootlijn voorzien van een bekleding met smalle, verticale houten latten, aan de onderzijde aflopend in een punt. De topgevels worden beëindigd door een houten boeiboord. Het zadeldak is voorzien van een dakbedekking met rode en grijze gesmoorde kruispannen.
De loods was van oorsprong een ongedeelde ruimte. Deze is nu door een houten wand verdeeld in twee ruimten van ongeveer gelijke grootte. De ruimte aan de zuidzijde is voorzien van een vloer met betontegels.
De loods is vrijwel geheel in de originele staat van 1881.
Beschrijving interieur
Machinekamer (1881-1932)
De machinekamer is in 1932 opnieuw ingericht en uitgerust met elektromotoren (EMF Dordt), gekoppeld aan twee horizontale schroefpompen van de Koninklijke Machinefabriek voorheen E.H. Begemann. Boven de pompen bevindt zich een hijsinstallatie. De betonnen vloer is geheel betegeld met gebroken witte keramische tegels en zwarte tegels voor de randen en plinten. De wanden zijn gestuukt en halverwege voorzien van een horizontale lijst. Het plafond, de onderzijde van de vermoedelijk ook in 1932 aangebrachte zoldervloer, bestaat uit houten schroten.
De binnendeur aan de oostzijde geeft toegang tot de gang naast de transformatorruimte.
Dit is een binnendeur uit 1881 met origineel beslag. Aan de andere zijde geeft een Bruynzeel paneeldeur toegang tot de keuken van de woning (1939).
De later aangebrachte zolder boven de machinekamer is te bereiken via de dienstwoning. Boven de transformatorruimte bevindt zich ook een zolder. De binnen gevels zijn hier uitgevoerd in schoon metselwerk voorzien van speklagen in rode baksteen.
Dienstwoning (1939)
Vanuit de hal achter de entree van de woning, zijn de woonkamer, de keuken, het toilet, de keldertrap en de houten trap naar de eerste verdieping bereikbaar. De begane grond vloer ligt ca. 18 cm hoger dan de betegelde vloer van de machinekamer. De vloeren zijn uitgevoerd als houten vloeren op een enkelvoudige balklaag.
De keuken heeft een originele ingebouwde servieskast, voorzien van een deur met acht ruiten. In de woonkamer bevindt zich een betegelde schouw met afdekplaat. De tegels zijn in de periode dat de woning anti-kraak bewoond werd witgeschilderd.
Op de verdieping zijn vanuit de hal twee slaapkamers en een badkamer bereikbaar. In de naastgelegen ruimte bevindt zich een luik, dat toegang geeft tot de zolder boven de machinekamer. Alle deuren op de verdieping zijn paneeldeuren van Bruynzeel.
Beschrijving perceel
Het gemaal is onlosmakelijk verbonden met de omgeving: zowel de Loswalhaven aan het Wantij, als het waterrestant van de voormalige kil 't Visschertje versterken de herinnering aan de functie van het gebouw als poldergemaal. Aan de havenzijde is in 1932 de kademuur verhoogd en voorzien van een hekwerk.
Deze inrichting van het perceel, evenals de gemetselde onderdelen van de waterin-en uitlaten maken deel uit van de bescherming.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het complex is van cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een middelgroot, oorspronkelijk door stoomkracht aangedreven poldergemaal.
Het gemaalcomplex is van cultuurhistorisch belang als onderdeel van het industriële erfgoed van Dordrecht en als herinnering aan de inrichting van het Dordtse buitengebied aan het eind van de 19e eeuw. De overgang naar elektrisch aangedreven pompen in 1932 is representatief voor de bemalingstechniek in die periode. De nog aanwezige pompen zijn inmiddels zeldzaam.
Architectonische waarde
Het complex is van architectuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van een gangbare typologie voor de bouw van stoomgemalen, met een functionele scheiding van ruimten.
Het stoomgemaal is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp en de zorgvuldige detaillering van de gevels in een eclectische stijl. Karakteristieke elementen zijn onder andere de toepassing van een getrapt fries in metselwerk bij de topgevels, de roosvensters en de toepassing van tweekleurige rollagen bij alle vensteropeningen.
Het ketelhuis is in 1939 tot dienstwoning verbouwd. Deze woning geeft een goed beeld van een eenvoudige dertiger jaren woning, maar verstoort enigszins het oorspronkelijke ontwerp van het gemaal.
Het complex is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de toenmalig directeur Gemeentewerken J.A. van der Kloes (1845-1935).
Situering
Het complex heeft hoge stedenbouwkundige waarde door de markante ligging aan de Loswalhaven en het Wantij en als karakteristiek vrijstaand object aan de buitendijkse zijde van de Wantijdijk.
De landschapsinrichting rondom het relatief hooggelegen complex, waaronder de Loswalhaven en het resterende water van de kil 't Visschertje en de gemetselde vleugel- en kademuren versterken de herinneringswaarde van het complex.
Het historische karakter van het gemaalcomplex staat in sterk contrast met de bebouwing van de stadsuitbreiding aan de binnendijkse zijde van de Wantijdijk.
Gaafheid
Het complex is van belang door het groot aantal onderdelen dat vrijwel gaaf bewaard is gebleven, zowel uit de bouwtijd 1881 als uit 1932, toen het gemaal van stoomkracht overging naar elektrisch aangedreven motoren.
De nagenoeg originele staat van de kolenloods uit 1881 is van bijzonder monumentaal belang. Het komt zelden voor dat bijgebouwen gespaard blijven; de loods geeft een bijzondere toegevoegde waarde aan de compleetheid van het complex.
Unieke waarde
Het complex heeft een grote zeldzaamheidswaarde in typologisch, bouwkundig, architectonisch en stedenbouwkundig opzicht. Het komt zelden voor dat een dergelijk complex in grotendeels originele staat bewaard blijft en het vertegenwoordigt voor Dordrecht een unieke herinnering aan de 19e eeuwse polderbemaling.
Publicaties
- TAK architecten. Voormalig Stoomgemaal Stadspolders. Loswalweg 2. Bouwhistorische verkenning. Delft 2009.
- C.J.P. Grol & J. Zondervan-van Heck, Draaiende wieken, stappende paarden: Molens op het Eiland van Dordrecht, Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2008.
- Conny van Nes, Achter de gevel van ’t Vissertje aan het Wantij: Loswalweg 2, DiEP Magazine nr.12 2009.
- Christine Weijs. Bouwhistorische fasering en Waardestelling van 't Vissertje Gemaal aan de Loswalweg 2. Dordrecht 2017.
Bijlage
-
9123621.pdf (opent in een nieuw venster)