Tag

Krispijn

Objecten met monumentenstatus in de wijken Oud- en Nieuw-Krispijn.

  • Alexanderstraat 2
    • Datering: 1909
    • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
    • Bouwstijl: Eclecticisme
    • Architect: van Hoek
    • Postcode: 3314ZH

     

    Algemene beschrijving

    Woonhuis maakt als linker hoekpand deel uit van een blok van drie geschakelde woningen, gebouwd in 1909 als een van de eerste woningblokken in de Alexanderstraat.

    Historie gebied

    De Oranjebuurt ten zuiden van het station is een woonwijk met vooroorlogse en na-oorlogse bebouwing. De begrenzing van het vooroorlogse gebied wordt gevormd door de Dubbeldamseweg Zuid, de Mauritsweg, de Frederikstraat en de Mariastraat. Dit gebied was tot het begin van de 20e eeuw vrijwel onbebouwd, waarbij de Dubbeldamseweg de hoofdverbinding vormde tussen de stad Dordrecht en Dubbeldam. De spoorweg naar Breda (1872) was een ingrijpende verandering voor het landelijke buitengebied waarbij Dubbeldam grond moest afstaan aan de stad. De aanwezige bebouwing aan de Dubbeldamseweg bestond uit enkele buitenplaatsen, hoeves, molens en schaarse 19e-eeuwse bebouwing.

    Vanaf 1904 tot ca. 1916 werd zowel ten oosten als ten westen van de Dubbeldamseweg het gebied tot aan de begraafplaats en de spoorwegovergang bebouwd. Het oostelijk deel, de Bloemenbuurt werd gerealiseerd door de Stichting Woningzorg en particulieren. De westelijke zijde kwam geheel tot stand dankzij particulier initiatief. Zo ontstonden enige straten met een ensemble van arbeiderswoningen met veel groen en gevarieerde bebouwing. Het wijkje is een voorbeeld van woningbouw onder de eerste Woningwet (1901), zonder stedenbouwkundig kader.

    De grootste ontwikkelaar van de wijk was Gerrit Hoek, die zich van timmerman in loondienst had ontwikkeld tot aannemer/ontwikkelaar. In de beginjaren tekende hij zelf zijn projecten totdat het bedrijf begon te groeien en hij tekenaars en bouwkundigen in dienst nam. Vanaf 1906 had hij een compleet bedrijf waarvoor hij in de Sofiastraat een werkplaats bouwde met een bovenwoning voor zijn gezin. Dit werd al snel te klein en in 1910 bouwde hij een grotere werkplaats met magazijn, kantoor en woonhuis in de Frederikstraat, die zou uitgroeien tot een complete timmerfabriek, de Dordrechtsche Electrische Timmerfabriek De Industrie. De Eerste Wereldoorlog en de daaruit volgende economische malaise zorgde voor het einde van de timmerfabriek die in 1917 geliquideerd werd.

    De wijk heeft in de loop van de tijd relatief weinig veranderingen ondergaan. Sommige woningen zijn wat ingrijpender gerenoveerd dan andere, maar het diverse karakter van de woningen met zijn veranda’s, erkers en torentjes kenmerkt nog steeds deze buurt.

    Ligging

    Het woningblok staat aan de zuidkant van de Alexanderstraat bij de kruising van de Willemstraat en de Frederikstraat. De woningen staan met de nok haaks op de weg.

    Hoofdvorm

    Het woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolder onder een zadeldak met verlengd wolfseind. De nummers 2 en 6 zijn identiek, nummer 4 heeft een gespiegelde plattegrond.

    Bouwgeschiedenis

    Alexanderstraat 2 t/m 6 werd in 1909 als een van de eerste blokken aan deze straat gebouwd. Gerrit Hoek was pas enkele jaren actief als ontwikkelaar en tekende zelf de woningen. Opvallend aan deze woningen zijn de in chaletstijl uitkragende balkons in de top van de gevels.

    In 1939 is een dakkapel geplaatst in de zijgevel van nummer 2. Deze gevel was vrij van andere bebouwing. Het woonhuis is later enigszins gewijzigd. Zo is er in het rechterdakvlak nog een dakkapel gebouwd en is de woning aan de achterzijde uitgebreid met aan aanbouw. Deze latere toevoegingen vallen niet onder de bescherming.

    Beschrijving exterieur

    De voorgevel is gemetseld in een bruine baksteen in kruisverband met gesneden voeg. Vensteropeningen hebben een hardstenen onderdorpel en een getoogde strek van rode verblendsteen met accenten in gele steen. De originele voordeur is aangepast waarbij de bovenste helft is vervangen door glas met een rooster (ca. 1950). Rechts van de voordeur zijn twee vensters met schuiframen. In de top van de gevel bevinden zich openslaande deuren naar het uitkragende balkon. Aan alle zijden is zowel boven als onder een open houten hekwerk van gestoken stijlen en regels aangebracht. Het wolfseind van het dak functioneert als overkapping en wordt ondersteund door houten kolommen. Het dak eindigt met een licht overstek en een geprofileerde houten windveer, ondersteund door houten klossen. Onder de goten zijn opengewerkte houten klossen aangebracht. De dakbedekking bestaat uit de originele kruispannen met aan de voorzijde op de nok een siersmeed ijzeren spits.

    De linkerzijgevel is gecementeerd en aan het zicht onttrokken. Aan de achterzijde is op begane grond niveau de woning iets dieper. Rechts bevindt zich de achtergevel van de keuken, links een veranda onder plat dak. De veranda is later dichtgezet en van het platte dak is een balkon gemaakt. De vensteropening in de top van de gevel is hiervoor vergroot voor een openslaande deur. Het dak eindigt met een eenvoudige windveer.

    Beschrijving interieur

    Van het interieur is geen opname gemaakt.

    Beschrijving tuin, erf, perceel

    Het woonhuis grenst aan de voorzijde direct aan de openbare weg. Aan de achterzijde is een bescheiden tuin.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het woningblok Alexanderstraat 2 t/m 6 heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de Oranjebuurt die voor een groot deel in de periode 1904-1916 werd ontwikkeld door Gerrit Hoek, die in de wijk zijn aannemersbedrijf vestigde. De woningen zijn een representatief voorbeeld van woningbouw op particulier initiatief die onder de eerste Woningwet werden gerealiseerd.

    Architectonische waarde

    De woningen hebben architectonische waarde door de karakteristieke voorgevels. Van belang zijn de uitkragende balkons met de open houten hekwerken en de smeedijzeren spitsen op het dak. De woningen zijn gebouwd in een eclectische stijl die voor die tijd gebruikelijk was. De balkons zijn geïnspireerd door de chaletstijl, terwijl de voordeuren kenmerken laten zien van de Jugendstil.

    Situering

    De woningen hebben ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de overige vroeg 20e-eeuwse bebouwing in de omgeving. Het woningblok heeft stedenbouwkundige waarde door de ligging aan een driesprong van wegen en als eerste blok aan deze zijde van de Alexanderstraat.

    Gaafheid

    Het gehele woningblok is van belang door de redelijke gaafheid van de voorgevels, waarbij van Alexanderstraat 2 de voordeur is gewijzigd.

    Het woonhuis verkeert aan de achterzijde in weinig oorspronkelijke staat.

    Publicaties

    • Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
    • L. van Hoek, Baas Hoek 1880-1958: De Geschiedenis van een Dordtse Pionier op sociaal gebied, 1988.

    Bijlage


    Externe links


  • Alexanderstraat 4
    • Datering: 1909
    • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
    • Bouwstijl: Eclecticisme
    • Architect: van Hoek
    • Postcode: 3314ZH

     

    Algemene beschrijving

    Woonhuis maakt als tussenpand dat deel uit van een blok van drie geschakelde woningen, gebouwd in 1909 als een van de eerste woningblokken in de Alexanderstraat.

    Historie gebied

    De Oranjebuurt ten zuiden van het station is een woonwijk met vooroorlogse en na-oorlogse bebouwing. De begrenzing van het vooroorlogse gebied wordt gevormd door de Dubbeldamseweg Zuid, de Mauritsweg, de Frederikstraat en de Mariastraat. Dit gebied was tot het begin van de 20e eeuw vrijwel onbebouwd, waarbij de Dubbeldamseweg de hoofdverbinding vormde tussen de stad Dordrecht en Dubbeldam. De spoorweg naar Breda (1872) was een ingrijpende verandering voor het landelijke buitengebied waarbij Dubbeldam grond moest afstaan aan de stad. De aanwezige bebouwing aan de Dubbeldamseweg bestond uit enkele buitenplaatsen, hoeves, molens en schaarse 19e-eeuwse bebouwing.

    Vanaf 1904 tot ca. 1916 werd zowel ten oosten als ten westen van de Dubbeldamseweg het gebied tot aan de begraafplaats en de spoorwegovergang bebouwd. Het oostelijk deel, de Bloemenbuurt werd gerealiseerd door de Stichting Woningzorg en particulieren. De westelijke zijde kwam geheel tot stand dankzij particulier initiatief. Zo ontstonden enige straten met een ensemble van arbeiderswoningen met veel groen en gevarieerde bebouwing. Het wijkje is een voorbeeld van woningbouw onder de eerste Woningwet (1901), zonder stedenbouwkundig kader.

    De grootste ontwikkelaar van de wijk was Gerrit Hoek, die zich van timmerman in loondienst had ontwikkeld tot aannemer/ontwikkelaar. In de beginjaren tekende hij zelf zijn projecten totdat het bedrijf begon te groeien en hij tekenaars en bouwkundigen in dienst nam. Vanaf 1906 had hij een compleet bedrijf waarvoor hij in de Sofiastraat een werkplaats bouwde met een bovenwoning voor zijn gezin. Dit werd al snel te klein en in 1910 bouwde hij een grotere werkplaats met magazijn, kantoor en woonhuis in de Frederikstraat, die zou uitgroeien tot een complete timmerfabriek, de Dordrechtsche Electrische Timmerfabriek De Industrie. De Eerste Wereldoorlog en de daaruit volgende economische malaise zorgde voor het einde van de timmerfabriek die in 1917 geliquideerd werd.

    De wijk heeft in de loop van de tijd relatief weinig veranderingen ondergaan. Sommige woningen zijn wat ingrijpender gerenoveerd dan andere, maar het diverse karakter van de woningen met zijn veranda’s, erkers en torentjes kenmerkt nog steeds deze buurt.

    Ligging

    Het woningblok staat aan de zuidkant van de Alexanderstraat bij de kruising van de Willemstraat en de Frederikstraat. De woningen staan met de nok haaks op de weg.

    Hoofdvorm

    Het woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolder onder een zadeldak met verlengd wolfseind. De nummers 2 en 6 zijn identiek, nummer 4 heeft een gespiegelde plattegrond.

    Bouwgeschiedenis

    Alexanderstraat 2 t/m 6 werd in 1909 als een van de eerste blokken aan deze straat gebouwd. Gerrit Hoek was pas enkele jaren actief als ontwikkelaar en tekende zelf de woningen. Opvallend aan deze woningen zijn de in chaletstijl uitkragende balkons in de top van de gevels.

    Van alle drie de woningen is deze in de meest originele staat.

    Beschrijving exterieur

    De voorgevel is gemetseld in een bruine baksteen in kruisverband met gesneden voeg. Vensteropeningen hebben een hardstenen onderdorpel en een getoogde strek van rode verblendsteen met accenten in gele steen. De originele voordeur heeft een cirkelvormig motief doorbroken door stijlen en een regel en is voorzien van een klein smeedijzeren rooster. De deur heeft een bovenraam voorzien van glas-in-lood in geometrisch motief. Links van de voordeur zijn twee vensters met schuiframen, voorzien van dubbel glas. De bovenramen van glas-in-lood zijn bewaard en staan op de vensterbank tegen de inkijk.

    In de top van de gevel bevinden zich openslaande deuren naar het uitkragende balkon.

    Aan alle zijden is zowel boven als onder een open houten hekwerk van gestoken stijlen en regels aangebracht. Het wolfseind van het dak functioneert als overkapping en wordt ondersteund door houten kolommen. Ten tijde van de opname was een van de kolommen in afwachting van een reparatie die inmiddels is uitgevoerd. Het dak eindigt met een licht overstek en een geprofileerde houten windveer, ondersteund door houten klossen. Onder de goten zijn opengewerkte houten klossen aangebracht. De dakbedekking bestaat uit de originele kruispannen met aan de voorzijde op de nok een siersmeed ijzeren spits.

    Aan de achterzijde is op begane grond niveau de woning iets dieper. Links bevindt zich de achtergevel van de keuken, rechts een veranda onder plat dak. Vensteropeningen zijn licht getoogd. In de gevel van de keuken is een keukendeur met bovenraam met links daarvan een stolpraam met bovenraam. Bij de veranda bestaat het venster uit openslaande deuren met zijramen en bovenramen. Kozijnen en ramen zijn origineel evenals de bovenramen voorzien van eenvoudig glas-in-lood. Aan de buitenzijde is dit aan het zicht onttrokken door de plaatsing van voorzetramen. In de top van de gevel is een rechthoekig venster met een gemoderniseerd raam. De achtergevel bestond oorspronkelijk uit schoon metselwerk en is later geheel wit gekeimd.

    Beschrijving interieur

    De plattegrond van de woning bestaat uit een gang met een trap aan de rechterzijde, uitkomend bij de keuken. Links is de woonruimte verdeeld in een voor- en achterkamer, gescheiden door kasten-en-suite met schuifdeuren voorzien van glas-in-lood. In beide kamers is een zwart marmeren schouw en zijn de stucplafonds uitgevoerd met lijstwerk en een middenrozet (Jugendstil). Houten paneeldeuren zijn nog alle aanwezig. De houten trap heeft een trappaal van gestoken hout en een trapleuning met houten stijlen. Aan de muurzijde bevindt zich een smeedijzeren leuning.

    De zolderverdieping is verdeeld in een voor- en achterkamer met daartussen de badkamer. Nog originele wanden bestaan uit houten schotten met kraaldelen.

    Beschrijving tuin, erf, perceel

    Het woonhuis grenst aan de voorzijde direct aan de openbare weg. Aan de achterzijde is een bescheiden tuin. Alexanderstraat 4 en 6 hebben een gedeelde schuur onder één dak. Deze is van latere datum en valt niet onder de bescherming.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het woningblok Alexanderstraat 2 t/m 6 heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de Oranjebuurt die voor een groot deel in de periode 1904-1916 werd ontwikkeld door Gerrit Hoek, die in de wijk zijn aannemersbedrijf vestigde. De woningen zijn een representatief voorbeeld van woningbouw op particulier initiatief die onder de eerste Woningwet werden gerealiseerd.

    Architectonische waarde

    De woningen hebben architectonische waarde door de karakteristieke voorgevels. Van belang zijn de uitkragende balkons met de open houten hekwerken en de smeedijzeren spitsen op het dak. De woningen zijn gebouwd in een eclectische stijl die voor die tijd gebruikelijk was. De balkons zijn geïnspireerd door de chaletstijl, terwijl de voordeuren kenmerken laten zien van de Jugendstil. De woning is van belang door het interieur dat  grotendeels in originele staat is en een goed voorbeeld van een arbeiderswoning uit het begin van de 20e eeuw. Van belang zijn onder andere de indeling met voor- en achterkamer, de kasten-en-suite, de geornamenteerde plafonds en de trap.

    Situering

    De woningen hebben ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de overige vroeg 20e-eeuwse bebouwing in de omgeving. Het woningblok heeft stedenbouwkundige waarde door de ligging aan een driesprong van wegen en als eerste blok aan deze zijde van de Alexanderstraat.

    Gaafheid

    Het gehele woningblok is van belang door de redelijke gaafheid van de voorgevels. Alexanderstraat 4 is van belang door de gaafheid van het exterieur met originele vensters aan de voor- en achterzijde en het interieur, dat behalve moderniseringen van badkamer en keuken vrijwel in originele staat is.

    Publicaties

    • Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
    • L. van Hoek, Baas Hoek 1880-1958: De Geschiedenis van een Dordtse Pionier op sociaal gebied, 1988.

    Bijlage


    Externe links


  • Alexanderstraat 6
    • Datering: 1909
    • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
    • Bouwstijl: Eclecticisme
    • Architect: van Hoek
    • Postcode: 3314ZH

     

    Algemene beschrijving

    Woonhuis maakt als rechter hoekpand deel uit van een blok van drie geschakelde woningen, gebouwd in 1909 als een van de eerste woningblokken in de Alexanderstraat.

    Historie gebied

    De Oranjebuurt ten zuiden van het station is een woonwijk met vooroorlogse en naoorlogse bebouwing. De begrenzing van het vooroorlogse gebied wordt gevormd door de Dubbeldamseweg Zuid, de Mauritsweg, de Frederikstraat en de Mariastraat. Dit gebied was tot het begin van de 20e eeuw vrijwel onbebouwd, waarbij de Dubbeldamseweg de hoofdverbinding vormde tussen de stad Dordrecht en Dubbeldam. De spoorweg naar Breda (1872) was een ingrijpende verandering voor het landelijke buitengebied waarbij Dubbeldam grond moest afstaan aan de stad. De aanwezige bebouwing aan de Dubbeldamseweg bestond uit enkele buitenplaatsen, hoeves, molens en schaarse 19e-eeuwse bebouwing.

    Vanaf 1904 tot ca. 1916 werd zowel ten oosten als ten westen van de Dubbeldamseweg het gebied tot aan de begraafplaats en de spoorwegovergang bebouwd. Het oostelijk deel, de Bloemenbuurt werd gerealiseerd door de Stichting Woningzorg en particulieren. De westelijke zijde kwam geheel tot stand dankzij particulier initiatief. Zo ontstonden enige straten met een ensemble van arbeiderswoningen met veel groen en gevarieerde bebouwing. Het wijkje is een voorbeeld van woningbouw onder de eerste Woningwet (1901), zonder stedenbouwkundig kader.

    De grootste ontwikkelaar van de wijk was Gerrit Hoek, die zich van timmerman in loondienst had ontwikkeld tot aannemer/ontwikkelaar. In de beginjaren tekende hij zelf zijn projecten totdat het bedrijf begon te groeien en hij tekenaars en bouwkundigen in dienst nam. Vanaf 1906 had hij een compleet bedrijf waarvoor hij in de Sofiastraat een werkplaats bouwde met een bovenwoning voor zijn gezin. Dit werd al snel te klein en in 1910 bouwde hij een grotere werkplaats met magazijn, kantoor en woonhuis in de Frederikstraat, die zou uitgroeien tot een complete timmerfabriek, de Dordrechtsche Electrische Timmerfabriek De Industrie. De Eerste Wereldoorlog en de daaruit volgende economische malaise zorgde voor het einde van de timmerfabriek die in 1917 geliquideerd werd.

    De wijk heeft in de loop van de tijd relatief weinig veranderingen ondergaan. Sommige woningen zijn wat ingrijpender gerenoveerd dan andere, maar het diverse karakter van de woningen met zijn veranda’s, erkers en torentjes kenmerkt nog steeds deze buurt.

    Ligging

    Het woningblok staat aan de zuidkant van de Alexanderstraat bij de kruising van de Willemstraat en de Frederikstraat. De woningen staan met de nok haaks op de weg.

    Hoofdvorm

    Het woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolder onder een zadeldak met verlengd wolfseind. De nummers 2 en 6 zijn identiek, nummer 4 heeft een gespiegelde plattegrond.

    Bouwgeschiedenis

    Alexanderstraat 2 t/m 6 werd in 1909 als een van de eerste blokken aan deze straat gebouwd. Gerrit Hoek was pas enkele jaren actief als ontwikkelaar en tekende zelf de woningen. Opvallend aan deze woningen zijn de in chaletstijl uitkragende balkons in de top van de gevels.

    Het huis is vanaf 1996 gemoderniseerd, onder andere de keuken, de badkamer en de ramen aan de voorzijde.

    Beschrijving exterieur

    De voorgevel is gemetseld in een bruine baksteen in kruisverband met gesneden voeg. Vensteropeningen hebben een hardstenen onderdorpel en een getoogde strek van rode verblendsteen met accenten in gele steen. De originele voordeur heeft een cirkelvormig motief doorbroken door stijlen en een regel en is voorzien van een klein smeedijzeren rooster. De deur heeft een bovenraam voorzien van glas-in-lood in geometrisch motief.

    Rechts van de voordeur zijn twee vensters met voormalige schuiframen, voorzien van dubbel glas en ventilatieroosters. De bovenramen van glas-in-lood zijn bewaard en staan op de vensterbank tegen de inkijk. In de top van de gevel bevinden zich openslaande deuren naar het uitkragende balkon. Aan alle zijden is zowel boven als onder een open houten hekwerk van gestoken stijlen en regels aangebracht. Het wolfseind van het dak functioneert als overkapping en wordt ondersteund door houten kolommen. Het dak eindigt met een licht overstek en een geprofileerde houten windveer, ondersteund door houten klossen. Onder de goten zijn opengewerkte houten klossen aangebracht. De dakbedekking bestaat uit de originele kruispannen met aan de voorzijde op de nok een siersmeed ijzeren spits.

    Aan de achterzijde is op begane grond niveau de woning iets dieper. Rechts bevindt zich de achtergevel van de keuken, links een veranda onder plat dak. Vensteropeningen zijn licht getoogd. In de gevel van de keuken is het kozijn met deur en ramen gemoderniseerd. Bij de veranda bestaat het venster uit openslaande deuren met zijramen en bovenramen. Kozijn, deur en ramen zijn origineel. Aan de buitenzijde is dit aan het zicht onttrokken door de plaatsing van voorzetramen. In de top van de gevel is een rechthoekig venster met een gemoderniseerd raam. De achtergevel bestond oorspronkelijk uit schoon metselwerk en is later geheel wit gekeimd.

    Beschrijving interieur

    De plattegrond van de woning bestaat uit een gang met een trap aan de linkerzijde, uitkomend bij de keuken. De leuning van de trap ontbreekt. Rechts is de woonruimte, voorheen verdeeld in een voor- en achterkamer. Houten paneeldeuren zijn nog alle aanwezig. De zolderverdieping is verdeeld in een ruime overloop met een voorkamer en twee achterkamers, waaronder een moderne badkamer.

    Beschrijving tuin, erf, perceel

    Het woonhuis grenst aan de voorzijde direct aan de openbare weg. Aan de achterzijde is een bescheiden tuin. Alexanderstraat 4 en 6 hebben een gedeelde schuur onder één dak.

    Deze is van latere datum en valt niet onder de bescherming.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het woningblok Alexanderstraat 2 t/m 6 heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de Oranjebuurt die voor een groot deel in de periode 1904-1916 werd ontwikkeld door Gerrit Hoek, die in de wijk zijn aannemersbedrijf vestigde. De woningen zijn een representatief voorbeeld van woningbouw op particulier initiatief die onder de eerste Woningwet werden gerealiseerd.

    Architectonische waarde

    De woningen hebben architectonische waarde door de karakteristieke voorgevels. Van belang zijn de uitkragende balkons met de open houten hekwerken en de smeedijzeren spitsen op het dak. De woningen zijn gebouwd in een eclectische stijl die voor die tijd gebruikelijk was. De balkons zijn geïnspireerd door de chaletstijl, terwijl de voordeuren kenmerken laten zien van de Jugendstil. Het interieur is van belang zover het originele onderdelen betreft, waaronder de trap en de paneeldeuren.

    Situering

    De woningen hebben ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de overige vroeg 20e-eeuwse bebouwing in de omgeving. Het woningblok heeft stedenbouwkundige waarde door de ligging aan een driesprong van wegen en als eerste blok aan deze zijde van de Alexanderstraat.

    Gaafheid

    Het gehele woningblok is van belang door de redelijke gaafheid van de voorgevels.

    Publicaties

    • Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
    • L. van Hoek, Baas Hoek 1880-1958: De Geschiedenis van een Dordtse Pionier op sociaal gebied, 1988.

    Bijlage


    Externe links


  • Bosboom-Toussaintstraat 62
    • Datering: 1926-1927
    • Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314GE

     

    Algemene beschrijving

    Schoolgebouw, gebouwd als huisvesting voor openbaar lager onderwijs, nu in gebruik door de Evangelische basisschool Eden.

    Ligging

    Het vrijstaande schoolgebouw is met de hoofdentree gesitueerd aan de Bosboom Toussaintstraat in de wijk Oud-Krispijn. In dit gebied werden in 1906 de eerste woningen gebouwd. Woningbouwcomplexen en middenstandswoningen kenmerken de wijk die deels gebouwd is naar een uitbreidingsplan van stedenbouwkundige J.E. van der Pek. Eigen voorzieningen zoals, scholen, winkels en kerken zijn prominent aanwezig. De school is gelegen naast de voormalige 'Torenschool' die drie jaar later is gebouwd, eveneens naar een ontwerp van de directeur van de Bouw en Woningdienst Dordrecht, Chr. G. van Buuren.

    Het hoofdvolume ligt ruim achter de rooilijn en beschikt zowel aan de voor- als achterzijde over een eigen buitenterrein. De zijvleugels van het gebouw grenzen aan de Jacob van Lennepstraat en de Betje Wolffstraat.

    Hoofdvorm

    Het pand bestaat uit drie vleugels. Centraal de hoogste vleugel van twee bouwlagen die op een rechthoekige plattegrond is opgebouwd uit diverse rechthoekige volumes en met een iets naar voren gelegen entreepartij. Aan weerszijden bevinden zich lagere, naar voren uitgebouwde vleugels, eveneens op een rechthoekige plattegrond en opgebouwd uit diverse volumes. In de oostelijke vleugel bevindt zich het voormalig gymnastieklokaal. De westelijke vleugel is in 1929 toegevoegd en later aan de zuidzijde voor een deel afgebroken. Alle volumes zijn voorzien van een plat dak.

    Bouwgeschiedenis

    In heel Nederland worden na 1920 veel scholen gebouwd. Niet alleen de bevolkingsgroei en de stadsuitbreidingen veroorzaken deze explosieve toename van schoolgebouwen, maar ook de rijkssubsidies die nu mogelijk zijn voor zowel openbaar als bijzonder onderwijs op basis van de Onderwijswet uit 1920 stimuleren de bouw van scholen. Deze wet wordt overigens binnen enkele jaren aangepast. Naar aanleiding van deze herziening volgt een nieuw Bouwbesluit in 1924. Hierin zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op onder andere daglichttoetreding, oriëntatie van het gebouw, ventilatie en hygiëne. Onderwijshervormingen in deze tijd hebben ook invloed op de vorm van het schoolgebouw. Zo worden bijvoorbeeld gymnastieklokalen met wandrekken, ringen en evenwichtsbalken geïntroduceerd. Het interieur krijgt veel aandacht, immers 'schoonheid heeft ook een opvoedende waarde'. Net als andere openbare gebouwen krijgt het schoolgebouw een centrale positie in de wijk.

    Dit schoolgebouw is ontworpen door de toenmalige directeur van de Bouw en Woningdienst Dordrecht, Christiaan Gerrit van Buuren (1888-1965). In deze functie heeft hij onder andere een aantal scholen ontworpen en het stedenbouwkundig uitbreidingsplan van Van der Pek herzien.

    In de geest van de tijd en geïnspireerd door de Amsterdamse School heeft hij in 1926 dit expressionistische gebouw ontworpen waarin ondergebracht worden: 'acht leslokalen, een hoofdonderwijzerskamer, dokterskamer, hal, gangen enz. en een gymnastieklokaal met garderobe, badgelegenheid en bergplaats, en een rijwielbergplaats op het achterterrein.'

    In 1929 wordt aan de westzijde een vleugel bijgebouwd, 'een schoolgebouw voor voorbereidend lager onderwijs'. Deze kleuterschool heeft vier klaslokalen, een speellokaal en een eigen ingang aan de Betje Wolffstraat. Het hoofdgebouw is niet toegankelijk vanuit deze vleugel en ook het achterterrein is nu verdeeld in een ruimte voor de kleuters en de grotere kinderen. Het zuidelijke deel van deze vleugel, waaronder het speellokaal en een leslokaal zijn later gesloopt.

    Hoewel deze vleugel pas drie jaar later werd ontworpen, is op de bouwtekeningen duidelijk te zien dat het ontwerp beïnvloed is door het Nieuwe Bouwen. Gebruik wordt gemaakt van moderne materialen, zoals betonnen lateien met daarin enorme horizontale raampartijen voorzien van stalen kozijnen. Gezien de aantasting van deze vleugel door de sloop aan de achterzijde, de vervanging van de kozijnen en de wijzigingen aan het interieur, wordt deze vleugel niet opgenomen in de waardering.

    In 1959 wordt een bouwaanvraag gedaan voor het uitbreiden van de kleedruimten aan de zuidzijde van het gymnastieklokaal. Dit wordt niet uitgevoerd.

    In 1988 wordt de school gedeeltelijk aangepast ten behoeve van de brandveiligheid. In 2001 worden aan de achterzijde een nooduitgang en een brandtrap geplaatst.

    In 2002 wordt de luifel van de entree aan de voorzijde afgesloten door middel van een hardglazen constructie.

    Beschrijving exterieur

    Alle gevels zijn vanaf de plint gemetseld in een lichtbruine baksteen in kettingverband met terugliggende voeg. De plint die in de voor- en achtergevel tot onderzijde kozijn loopt, met uitzondering van de entreepartijen, en in het metselwerk wordt beëindigd door een rollaag is in kettingverband gemetseld met een donkerder klinker. Het metselwerk wordt aan de bovenzijde van de gevel beëindigd door een rollaag in een enkele steen, anderhalve steen of dubbele steen, en afgewerkt met een dakrand. Alle gevelopeningen worden aan de bovenzijde beëindigd met een steens rollaag en aan de onderzijde met een iets naar voren gemetselde rollaag. Op sommige gevels zijn expressief vormgegeven, kunststenen waterspuwers aangebracht.

    Buitendeuren zijn alle voorzien van hardstenen onderdorpels en neuten.

    Exterieur hoofdvleugel

    De voorgevel van de hoofdvleugel is symmetrisch van opzet en bestaat uit een iets naar voren springend centraal bouwvolume met aan weerszijden twee lagere volumes, waarachter een in de hoogte verspringend bouwvolume waarin de lokalen zijn gevestigd. Het centrale volume van twee bouwlagen is het hoogst en grenst op de begane grond aan een rechthoekig eenlaags volume met aan weerzijden twee kubusvormige volumes die de overdekte entree begrenzen.

    Het hoge centrale volume, waarin de hal en het trappenhuis zijn gesitueerd, heeft ter hoogte van de eerste verdieping drie vaste hoge ramen, gescheiden en geflankeerd door een geleding in terugliggend metselwerk dat doorloopt tot boven het dak. Deze vier metselwerk banen zijn enkele stenen op het dak doorgemetseld. Op deze geleding bevinden zich onder de dubbele rollaag vier waterspuwers. Ter hoogte van de onderzijde van de kozijnen wordt het terugliggende metselwerk beëindigd door een uitstekende, rechthoekige kunststeen. In de drie ramen waren oorspronkelijk drie glas-in-lood ramen aanwezig. Aan weerszijden van de raampartij zijn kunststenen vlaggenstok houders aangebracht. De smeedijzeren houders en de vlaggenstokken ontbreken. De zijgevels van dit volume zijn getrapt en geheel blind uitgevoerd. Op de grens van de aansluiting met de bouwmassa waar de gangen zijn gevestigd is aan weerszijden een zittend figuratief stenen beeldhouwwerk aangebracht. Rechts een mannelijk figuur met uil, met daaronder een vrouwelijk figuur. Links een vrouwelijk figuur met kind, met daaronder een langwerpig vormgegeven vogel.

    Het volume in één bouwlaag in het midden vormt de ingang. In het midden van de rollaag bevindt zich een stenen beeldhouwwerk van twee figuren met boeken. Twee kubusvormige volumes, aan de binnenzijde voorzien van een hoekkozijn met vaste ramen, flankeren de entree die door een vooruitstekende, houten luifel overdekt wordt. Drie in klinkers uitgevoerde treden leiden naar het bordes voor de nog originele voordeuren die zijn voorzien van een raam met een decoratief smeedijzeren rooster. In 2002 is een hardglazen constructie gebouwd op de naar voren uitstekende, gemetselde bloembakken.

    In de zijgevels bevindt zich centraal een kozijn voorzien van een dubbel raam.

    De rechthoekige volumes in twee bouwlagen aan weerszijden van de entreepartij zijn identiek. Ter hoogte van de eerste verdieping bevindt zich een horizontale raampartij, bestaande uit zeven naar binnen vallende ramen. De houten kozijnen worden gescheiden door een band van metselwerk ter breedte van een steen. De band wordt aan de boven- en onderzijde beëindigd met een kunststenen sluitsteen.

    Ter hoogte van de begane grond bevindt zich een horizontale raampartij, bestaande uit zeven naar binnen vallende ramen. De houten kozijnen worden gescheiden door een band van metselwerk ter breedte van twee stenen. De rollagen boven en onder de kozijnen lopen over de gehele lengte van de gevels door. Het metselwerk tussen de rollagen ligt iets terug. Achter deze gevels bevinden zich de gangen.

    De zijgevels van deze volumes worden voor een deel afgesloten door het naastgelegen bouwvolume. Ter hoogte van de verdieping is een horizontale raampartij aanwezig, met daarin vier naar binnen vallende ramen, gescheiden door een band van metselwerk. In de hoeken onder de dakrand bevindt zich een waterspuwer.

    Naast de hierboven beschreven volumes is een kleiner volume aanwezig van één bouwlaag die de verbinding vormt tussen de hoofdvleugel en de zijvleugels. In de voorgevel loopt de plint helemaal door, het metselwerk van het kleine volume ligt vanaf deze plint terug. In de voorgevels bevinden zich twee ramen, gescheiden door een band van metselwerk, identiek aan naastgelegen kozijnen.

    De achtergevel van de hoofdvleugel is symmetrisch van opzet. Centraal staat het iets terugliggende volume van twee bouwlagen waarin het trappenhuis is gevestigd. Ter hoogte van de eerste verdieping zijn drie hoge, vaste ramen aanwezig voorzien van glas-in-lood. De kozijnen worden gescheiden door een band van metselwerk ter breedte van een steen. De band wordt boven en onder beëindigd door een kunststenen sluitsteen.

    Twee kubusvormige volumes, voorzien van een klein raam, flankeren de entree die door een vooruitstekende, houten luifel overdekt wordt. Drie in klinkers uitgevoerde treden leiden naar het bordes voor de nog originele achterdeuren die zijn voorzien van een raam, verdeeld door horizontale roeden. Naast de trap bevinden zich aan weerszijden twee gemetselde bloembakken.

    De gevels van de rechthoekige volumes in twee bouwlagen aan weerszijden van deze entreepartij zijn identiek. De volumes liggen iets naar voren ten opzichte van het volume waarin het trappenhuis is gevestigd. Achter de gevels bevinden zich de klaslokalen. Per gevel zijn vier grote raampartijen aanwezig, twee op de verdieping en twee op de begane grond. De raampartij bestaat uit een iets buiten de gevel liggend rechthoekig kozijn met in het midden twee grote vierkante vaste ramen, en aan weerszijden twee naar buiten draaiende zijramen. De zijramen waren oorspronkelijk met horizontale roeden verdeeld. Boven en onder dit kozijn bevindt zich een iets smaller horizontaal kozijn met daarin twee naar buiten draaiende ramen. Tussen de raampartijen zijn in 2002 nooduitgangen aangebracht, die uitkomen op een stalen brandtrap die aan de gevel is bevestigd.

    Aan de linkerzijde grenst het volume van de klaslokalen aan het iets lager gebouwde en naar achteren gelegen volume van de gangen. Ter hoogte van de begane grond is geheel rechts in de hoek een deur, overdekt door een houten luifel die voor een deel nog doorloopt langs de gevel. Twee in klinkers gemetselde treden geven toegang tot het bordes voor de deur. Het kubusvormige volume van één bouwlaag ligt terug ten opzichte van deze bouwmassa. In deze gevel bevinden zich twee kozijnen identiek aan voorzijde van dit volume.

    Aan de rechterzijde grenst het volume van de klaslokalen eveneens aan het iets lager gebouwde en naar achteren gelegen volume van de gangen. Hier wordt aan de achterzijde het volume verbonden aan de zijvleugel waarin het gymnastieklokaal is gevestigd.

    Exterieur oostvleugel - gymnastieklokaal

    De oostvleugel is een naar voren uitgebouwde vleugel van één bouwlaag en opgebouwd uit diverse volumes. Het grootste bouwvolume is anderhalve verdieping hoog ten opzichte van de centrale vleugel. Hierin is het gymnastieklokaal gevestigd. De voorgevel van dit volume wordt grotendeels afgeschermd door kleinere volumes. In de hoeken bevindt zich onder de dakrand een waterspuwer. In de westgevel, grenzend aan de binnentuin is ter hoogte van de naastgelegen bouwmassa een horizontale raampartij aangebracht met in het midden twee rechthoekige kozijnen en aan weerszijden twee vierkante kozijnen voorzien van een naar binnenvallend raam, verdeeld door een horizontale roede. De kozijnen worden gescheiden door een band van metselwerk ter breedte van een steen. Centraal hieronder bevinden zich twee deuropeningen. Het linkerkozijn is voorzien van twee met panelen dichtgemaakte deuren. Het rechterkozijn is geheel dichtgezet met staalplaat.

    Het grote bouwvolume verjongt zich aan de voorzijde in een lager en smaller volume, waarop in het midden drie gemetselde muren. Op de voorkant van elk van deze muurtjes is een stenen beeldhouwwerk aangebracht, met van links naar rechts een leeuw, een beschadigd exemplaar en een hert. In de voor- en zijgevels bevindt zich een dichtgezet kozijn. Grenzend aan dit bouwvolume is in het midden een iets lager en smaller volume aanwezig, waarin de berging van het gymnastieklokaal met aan de voorzijde twee dichtgemaakte kozijnen. Aan weerszijden worden de volumes met elkaar verbonden door een gemetselde bloembak.

    De oostgevel wordt van rechts naar links gevormd door de gemetselde tuinafscheiding die overgaat in de iets hoger gelegen bloembak en vervolgens de zijgevel van het gymnastieklokaal. Hier springt de plint naar beneden; het bovenliggende metselwerk van dit gevelvlak ligt iets naar voren ten opzichte van de overige gevelpartij. De horizontale raampartij met in het midden drie rechthoekige kozijnen en met een weerszijden twee vierkante kozijnen is identiek vormgegeven als de raampartij aan de westzijde. De roedeverdeling is verdwenen. In de rollaag boven de plint zijn in het verlengde van de metselwerk banden tussen de kozijnen vier stenen aangebracht. Grenzend aan dit gevelvlak bevindt zich ongeveer tot de hoogte van de onderkant kozijnen de muur van de tuinafscheiding. Hierin is een rondboogpoort voorzien van een ontlastingsboog in tweeënhalve rollaag. Aan weerszijden is ter hoogte van de rollaag boven de plint het metselwerk verbijzonderd. Aan de binnenzijde is deze tuinmuur identiek uitgevoerd.

    De achtergevel van de oostvleugel wordt gevormd door het volume van het gymnastieklokaal. Onder de dakrand bevindt zich in de hoeken een waterspuwer. In de horizontale raampartij zijn vijf vaste ramen aanwezig, gescheiden door een band van metselwerk van een steen breed. De band wordt ter hoogte van de rollagen aan boven- en onderzijde beëindigd door een kunststenen sluitsteen. De ramen zijn witgeschilderd en de horizontale roedeverdeling is verdwenen. Centraal onder deze raampartij bevinden zich twee grote deuropeningen, voorzien van een gemoderniseerde, dichte, stalen invulling.

    Het lagere volume dat de centrale vleugel met de zijvleugel verbindt is hier verder naar achteren uitgebouwd dan aan de westzijde. Het volume verlengt zich met een lager gedeelte met aan de oostzijde links een deuropening voorzien van een dubbele deur en rechts een kozijn voorzien van een dubbel openslaand raam. De entree wordt overdekt door een uitkragende, houten luifel die de hoek omgaat. Aan de zuidzijde bevinden zich twee kleine ramen. Het metselwerk van deze zuidgevel loopt aan weerszijden tot een hoogte van ca. 1 meter door. Het vormt links de begrenzing van een bloembak, en rechts de begeleiding van de traptreden naar de entree. De bloembak grenst aan het volume van de gangen, waarin ter hoogte van de begane grond drie kozijnen aanwezig zijn.

    Beschrijving interieur

    De ingang van het pand is aan weerszijden omsloten door de voormalige onderwijzerskamers. Achter de tochtdeur bevindt zich de centrale hal met het trappenhuis. Op beide verdiepingen zijn aan weerszijden van de hal gangen die toegang geven tot de leslokalen aan de zuidzijde. In totaal zijn er acht lokalen aanwezig. Aan het einde van deze gangen bevinden zich gemoderniseerde toiletgroepen. In de muren tussen gang en leslokaal zijn originele binnenkozijnen aanwezig, voorzien van een vallend raam. Een enkel lokaal is samengevoegd met de gang.

    De lokalen beschikken over originele inbouwkasten die naast de raampartij aanwezig zijn. Alle plafonds zijn voorzien van verlaagde plafondsystemen. Alle binnendeuren zijn voorzien van hardsteen onderdorpels en neuten. De originele houten deuren hebben een bovenraam en een met een paneel dichtgezet onderraam. Sommige binnendeuren en kastdeuren zijn voorzien van een paneel dat door horizontale opgelegde roeden in vieren is gedeeld.

    De onderzijde van de wanden in de gangen, de hal, de ingangen, de gymnastiekzaal en de wanden langs de trappen en bordessen, als ook de zuilen in de hal zijn uitgevoerd in schoon metselwerk conform de plint van het exterieur, met aan de boven -en onderzijde een band van donkere steen. Boven het mestelwerk zijn de wanden gestuukt.

    De trap en de hal beneden zijn bekleed met gele hardgebakken tegels. De traptreden hebben randen van zwarte tegels. Het trappenhuis aan de zuidzijde heeft drie hoge ramen waarin expressionistische figuren van glas-in-lood zijn verwerkt. De drie kunstwerken maakten onderdeel uit van een ensemble van zes. Het glas-in-lood aan de noordzijde van de hal is verdwenen. Links is een vrouw met wereldbol weergegeven, in het midden een gesluierde figuur met kind, en geheel rechts een vrouw met in haar handen een cirkel verdeeld in segmenten.

    Beschrijving tuin

    Het schoolgebouw heeft een groot voorterrein dat door een gemetselde tuinmuur, conform plint van het pand, wordt afgescheiden van de straat. De muur van ca. 1.20 meter hoog wordt beëindigd met een rollaag. Halverwege de rollaag zijn ongeveer om de vier meter accenten aangebracht van drie verticale, uitkragende bakstenen. De muur wordt onderbroken voor het dubbele, smeedijzeren toegangshek. Aan weerszijden van het lage hekwerk bevinden zich gemetselde zuilen.

    De aanleg van het terrein is grotendeels origineel. Vanaf het hek loopt een breed pad met drie donker gekleurde banden naar de ingang van de school. Langs alle gevels zijn paden van stoeptegels gemaakt die samen met het middenpad twee symmetrisch aangelegde grasvelden begrenzen. Tussen de grasvelden en de tuinmuur is een strook voor beplanting. Aan weerszijden van het hek staan onder andere grote cypressen.

    Het achterterrein heeft geen monumentale waarde.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het pand is van cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een in de jaren twintig gebouwd schoolgebouw. Het representeert zowel de opvoedkundige waarden uit die tijd, als de bepalingen uit het Bouwbesluit van 1924 waar onder andere daglichttoetreding in de klaslokalen, oriëntatie van deze ruimten en ventilatie in beschreven staan. Het pand is van cultuurhistorisch belang als voormalige openbare buurtschool in de wijk Oud-Krispijn.

    Architectonische waarde

    Het pand is van architectuurhistorisch belang als representatief en in Dordrecht zeldzaam voorbeeld van een schoolgebouw ontworpen in een expressionistische stijl. Het pand is van architectuurhistorisch belang door de hoge kwaliteit van het ontwerp en de detaillering van de gevels. Het pand kenmerkt zich door ten opzichte van elkaar in hoogte, diepte en breedte verspringende volumes. De afzonderlijke gevels worden verbijzonderd door het gebruik van waterspuwers, sculpturen, kunststenen accenten en rollagen van metselwerk.

    Het pand is van architectuurhistorisch belang door de originele onderdelen die in het interieur aanwezig zijn, zoals binnenkozijnen- en deuren, inbouwkasten, schoon metselwerk als wandverdeling en het trappenhuis. De drie vensters in glas-in-lood zijn van hoge artistieke waarde (nader kunsthistorisch onderzoek gewenst).

    Het pand is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de toenmalige directeur Bouw- en Woningdienst Dordrecht, Chr. G. van Buuren.

    Het voorterrein is van architectuurhistorisch belang door de in eenheid met het pand ontworpen tuinmuren, toegangspoort en tuin. Een groot deel van de oorspronkelijke aanleg van het buitenterrein aan de voorzijde is nog aanwezig, zoals de bestrating en delen van de beplanting.

    Situering

    Het pand heeft hoge stedenbouwkundige waarde als vrijstaand complex in een woonwijk en door de situering ver achter de rooilijn, waardoor een met groen aangelegd voorterrein is ontstaan. Het pand heeft ensemble waarde in relatie tot de naastgelegen voormalige 'Torenschool', die drie jaar later is gebouwd eveneens naar ontwerp van Chr. G. van Buuren. Hoewel de Torenschool al meer invloeden laat zien van het Nieuwe Bouwen vertonen de beide panden architectonische verwantschap.

    Gaafheid

    Het pand is van belang door de gaafheid van het complex. Op enkele moderniseringen na, zoals de nooduitgangen en de brandtrappen aan de achterzijde, zijn de gevels geheel in originele staat. De ruimten van de school zijn vrijwel ongewijzigd, op enkele doorbraken na. De modernisering van het pand betreft hier alleen voorzieningen voor brandveiligheid, verlaagde plafonds en vloerafwerking.

    De bouwkundige staat is redelijk.

    Unieke waarde

    Het pand heeft een zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch, bouwkundig en architectonisch opzicht. Het zorgvuldig ontworpen pand en voorterrein zijn gaaf bewaard gebleven en vormen samen een voor Dordrecht unieke representant van een schoolgebouw in expressionistische stijl.  

    Bijlage


  • Breitnerstraat 2
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 4
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 6
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 8
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 10
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 12
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 14
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 16
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 18
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 20
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 22
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 24
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 26
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 28
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 30
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XE

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage


  • Breitnerstraat 32
    • Naam: Mauvebuurt
    • Datering: 1921-1923
    • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
    • Bouwstijl: Expressionisme
    • Architect: van Buuren
    • Postcode: 3314XG

     

    (Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

    HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

    Inleiding

    In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

    De wijk Krispijn

    Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

    De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

    Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

    Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

    De Letterkundigenbuurt

    Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

    Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

    De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

    Tuindorpgedachte

    Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

    De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

    In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

    De Mauvebuurt

    In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

    De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

    Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

    Architect Van Buuren

    Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

    Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

    De Straten

    De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

    De Voorzieningen

    In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

    De Huizen/De Architectuur

    Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

    Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

    De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

    De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

    Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

    Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

    Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

    De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

    Expressionisme

    Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

    Traditionalisme

    Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

    Interieurs

    Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

    Renovaties en verbouwingen

    De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

    Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

    Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

    De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

    Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

    Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

    De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

    Waardestelling

    Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

    Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

    Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).