Tag

Groenedijk

Objecten met monumentenstatus.

  • Groenedijk 49
    • Datering: 1918
    • Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
    • Bouwstijl: Traditionalisme
    • Postcode: 3311DB

     

    Algemene beschrijving

    Vrijstaand schoolgebouw.

    Ligging

    Het pand staat onderaan de naar de Noordendijk oplopende Groenedijk in een wijk met merendeels vrijstaande villa's, twee-onder-een-kap woningen en woningen in een rij.

    Hoofdvorm

    Rechthoekig grondplan met risalieten aan de achterzijde in twee bouwlagen met kap.

    Bouwgeschiedenis

    De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart werd aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1930 ontstond een villawijk met merendeels vrijstaande woningen, tweekappers en woningen in een rij.

    In 1918 vraagt de firma Gebroeders Mios vergunning aan voor het maken van een tijdelijke loods op het terrein aan de kruising van de Hallincqlaan en de Groenedijk. Deze loods zal onderdeel zijn geweest van de bouwplaatsinrichting ten behoeve van de bouw van het schoolgebouw. Hiervan zijn geen vergunningsgegevens bekend.

    In 1935 worden twee rijwieloverkappingen achter de school gebouwd. Deze zijn niet meer aanwezig.

    Ruimtegebrek noopt in 1964 tot het realiseren van twee lokalen op de zolderverdieping van de ulo-school. In hetzelfde jaar wordt een tweeklassige noodschool op het terrein gebouwd.

    Inmiddels is ook de nis aan de achterzijde dichtgezet.

    Beschrijving exterieur per gevel

    Voorgevel

    De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband met enigszins terugliggende voeg. De gevel bezit zes velden met in het eerste, derde en vijfde veld een risaliet, waarvan het risaliet in het derde veld verder is vooruitgeschoven.

    De over de volle breedte doorlopende plint is iets vooruitgeschoven en wordt afgesloten door een koppenrollaag, waarvan de bovenrand is afgeschuind. Ter plaatse van de vensteropeningen is de plint hoger opgetrokken tot de onderzijde van de in zandsteen uitgevoerde lekdorpels. In de verhoogde plint is een klein rechthoekig casement opgenomen, dat is gevuld met lichte baksteen.

    De gevel bezit in elk veld, uitgezonderd het derde, op de begane grond en de verdieping twee vensteropeningen, afgesloten door een anderhalfsteens hanenkam. In elke gevelopening bevindt zich een quasi-kruiskozijn met in elk veld een vierruits raam.

    Het 3e veld is breder en omvat de entree. De entree ligt terug binnen een omlijsting met siermetselwerk, die beëindigd wordt door een in kunststeen uitgevoerd hoofdgestel met in de fries de tekst 'SCHOOL VOOR M.U.L.O.'

    De omlijsting verjongt zich naar de pui vijfmaal een kop breed. De houten pui op hardstenen neuten is voorzien van dubbele houten deuren met elk een achtruits raam achter een smeedijzerenn rooster. Boven het bewerkte kalf bevindt zich een vierlicht met een glas-in-loodvulling.Voor de entree ligt een gemetselde stoep van twee treden.

    De muurdammen tussen de gevelopeningen op beide niveaus zijn voorzien van siermetselwerk tussen driemaal een iets uitgemetselde metselgang. De bovenste uitgemetselde metselgang, ter hoogte van de halve hoogte van de hanenkammen op de begane grond, loopt door over de bovenrand hiervan. De borstwering tussen de vensteropeningen is voorzien van een klein rechthoekig casement opgenomen, dat is gevuld met lichte baksteen.

    De gevel wordt beëindigd met een ladderfries met rechthoekige velden met siermetselwerk tussen kopbrede muurdammetjes. De rechthoekige velden corresponderen met de gootklossen van het forse gelijste houten gootoverstek.

    Linker zijgevel

    De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband met enigszins terugliggende voeg. De linkerzijde van de gevel ligt terug.

    De over de volle breedte doorlopende plint is iets vooruitgeschoven en wordt afgesloten door een koppenrollaag, waarvan de bovenrand is afgeschuind. Ter plaatse van de vensteropeningen is de plint hoger opgetrokken tot de onderzijde van de in zandsteen uitgevoerde lekdorpels. In de verhoogde plint is een klein rechthoekig casement opgenomen, dat is gevuld met lichte baksteen.

    De gevel bezit in het linker geveldeel en aan de rechterzijde van het rechter geveldeel op de begane grond en de verdieping twee vensteropeningen, afgesloten door een anderhalfsteens hanekam. In elke gevelopening bevindt zich een quasi-kruiskozijn met in elk veld een vierruits raam.

    Aan de linkerzijde van het rechter geveldeel bevindt zich een entree. De houten pui op hardstenen neuten is voorzien van dubbele houten deuren met elk een achtruits raam. Ter hoogte van het kalf bevindt zich een houten luifel, afgehangen aan twee ijzeren beugels. Boven de luifel bevindt zich een bovenlicht in de vorm van een drielicht met vierruits ramen met een glas-in-loodvulling.

    Voor de entree ligt een gemetselde stoep van treden met een natuurstenen dekplaat, waarvoor twee (later toegevoegde?) gemetselde treden met een afwerking van plavuizen.

    Boven de entree op de verdieping bevinden zich drie smalle, door een steens muurdam gescheiden, vensteropeningen met een tweeruits onderraam met ongedeelde ramen. Boven een kunststenen latei een vensteropening met een ongedeeld raam.

    De muurdammen tussen de gevelopeningen op beide niveaus zijn voorzien van siermetselwerk tussen driemaal een iets uitgemetselde metselgang. De bovenste metselgang, ter hoogte van de halve hoogte van de hanekammen op de begane grond, loopt door over de bovenrand hiervan. De borstwering tussen de vensteropeningen is voorzien van een klein rechthoekig casement, dat is gevuld met lichte baksteen.

    De gevel wordt beëindigd met een ladderfries met rechthoekige velden met siermetselwerk tussen een kop brede muurdammetjes. De velden corresponderen met de gootklossen van het forse gelijste houten gootoverstek.

    Achtergevel

    De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband met enigszins terugliggende voeg. De gevel bezit vijf velden met in het eerste, derde en vijfde veld een risaliet. De gevel in de tussenliggende velden is iets lager. Het 4e veld is bij een verbouwing dichtgezet met een gevelhoge pui met glas.

    De over de volle breedte doorlopende plint met donker voegwerk wordt afgesloten door een koppenrollaag. De gevel bezit in het eerste veld op de begane grond en de verdieping twee vensteropeningen, afgesloten door een anderhalfsteens hanekam en voorzien van een rollaag bakstenen als lekdorpel. In elke gevelopening bevindt zich een quasi-kruiskozijn met in elk veld een vierruits raam.

    Het 2e veld bezit in de as op beide niveaus een deuropening met op de begane grond een deur met een zesruits glaspaneel en op de verdieping een deur met een ongedeeld raam. Het bovenlicht op de begane grond is zesruits en op de verdieping drieruits.Voor de deuropening op de verdieping is een ijzeren balkon met een wenteltrap geplaatst.

    Op de begane grond bevinden zich aan weerszijden van de deuropening drie door een tweesteens muurdam gescheiden smalle vensteropeningen met een tweeruits onderraam met ongedeelde ramen en erboven een vensteropening met een ongedeeld raam. Op de verdieping bevinden zich aan weerszijden van de deuropening drie smalle, door een tweesteens muurdam gescheiden, vensteropeningen met een tweeruits kozijn met ongedeelde ramen.

    Het 3e veld bezit op de begane grond een hoog geplaatst vierkant raam en op de verdieping bevinden zich vier door een tweesteens muurdam gescheiden smalle vensteropeningen met een tweeruits raam.

    Het 4e veld is tussen het derde en vijfde veld bij een verbouwing dichtgezet met een gevelhoge pui met glas.

    Het 5e veld bezit op de begane grond een vensteropening met een negenruits onderraam en een zesruits bovenraam. Hierboven op de verdieping bevindt zich een vensteropening met een quasi-kruiskozijn met in elk veld een vierruits raam.

    De gevel wordt beëindigd met het forse gelijste houten gootoverstek op gootklossen.

    Rechter zijgevel

    De gevel telt twee bouwlagen en is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband met enigszins terugliggende voeg. Het middengedeelte van de gevel is als risaliet vooruitgeschoven.

    De over de volle breedte doorlopende plint met donker voegwerk wordt afgesloten door een koppenrollaag. Ter plaatse van de vensteropeningen is de plint hoger opgetrokken tot de onderzijde van de in zandsteen uitgevoerde lekdorpels. In de verhoogde plint is in het rechter geveldeel een klein rechthoekig casement opgenomen, dat is gevuld met lichte baksteen.

    De gevel bezit in het rechter geveldeel op de begane grond en de verdieping twee vensteropeningen, afgesloten door een anderhalfsteens hanekam. In elke gevelopening bevindt zich een quasi-kruiskozijn met in elk veld een vierruits raam.

    In het risaliet bevindt zich op de begane grond een hoog geplaatst tweelicht met zesruits ramen. Op de verdieping bevindt zich een quasi-kruiskozijn met in elk veld een vierruits raam.

    Het muurwerk is op beide niveaus voorzien van driemaal een iets uitgemetselde metselgang. De bovenste uitgemetselde metselgang, ter hoogte van de halve hoogte van de hanekammen op de begane grond, loopt door over de bovenrand hiervan. De borstwering tussen de vensteropeningen is in het rechter geveldeel voorzien van een klein rechthoekig casement opgenomen, dat is gevuld met lichte baksteen.

    De gevel wordt beëindigd met een ladderfries met rechthoekige velden met siermetselwerk tussen kopbrede muurdammetjes, die corresponderen met de gootklossen van het forse gelijste houten gootoverstek.

    Kap

    In het schilddak, gedekt met gesmoorde Tuiles-du-Nordpannen, dat met de risalieten mee vooruitgeschoven is, staan aan de voorzijde in het derde, 4e en vijfde veld een dakkapel met boven een gelijste houten dakrand een met lood bekleed fronton. Die in het derde en vijfde veld zijn identiek met aan de voorzijde een tweelicht met zesruits ramen. De dakkapel in het vierde veld is breder en aan de voorzijde voorzien van een drielicht met zesruits ramen.

    Boven de rechter zijde van de linker gevel staat in het dakvlak een dakkapel, gelijk aan die in het derde en vijfde veld van de voorgevel.

    De uiteinden van de nokken zijn voorzien van een met lood beklede luchtkoker met een piramidedakje.

    Beschrijving interieur per bouwlaag

    Kelder

    Het middelste risaliet aan de achterzijde is onderkelderd. De kelderruimte is bereikbaar vanuit de ruimte onder het bordes van de hoofdtrap.

    Begane grond

    Achter de entree ligt een portaal die via een tochtpui met dubbele deuren toegang geeft tot de centrale hal annex trappenhuis. Aan weerszijden van de entree ligt een kleine ruimte, die met een raam uitkijkt op de entree. Vanuit de centrale hal loopt een gang tegen de achtergevel van de linker- naar de rechterzijgevel. Aan de voorzijde grenzen links drie en rechts twee klaslokalen.

    In het trappenhuis bevindt zich een brede steektrap naar een bordes tegen de achtergevel en van daar met twee steektrappen aan de buitenzijde naar de verdieping. De traptreden zijn afgewerkt met kunststenen dekplaten. De houten leuningen op smeedijzeren hekwerken met dito trappalen begrenzen de trappen aan de vrije zijde.

    In het linker risaliet aan de achterzijde bevindt zich een klaslokaal. Het rechter risaliet aan de achterzijde omvat een klaslokaal en een toiletruimte.

    De doorgangen zijn gesloten met gestuukte lateien, die aan de muurzijde worden gedragen door zich meermalen verjongende gestuukte kraagstenen. De vloeren in de hal en gangen zijn bedekt met linoleum. In de wanden van de gang bevinden zich binnenpuien met meerruits ramen naar de klaslokalen.

    De klaslokalen zijn voorzien van later aangebrachte systeemplafonds. In sommige ruimten zijn de oorspronkelijke gestuukte balken nog zichtbaar.

    Eerste verdieping

    Het trappenhuis grenst aan een gang tegen de achtergevel van de linker- naar de rechterzijgevel. Aan het linkeruiteinde van de gang bevindt zich een toiletruimte en aan de rechterzijde een klein vertrek. Aan de voorzijde grenzen vijf klaslokalen.

    In het linker risaliet aan de achterzijde bevindt zich een klaslokaal. Het rechter risaliet aan de achterzijde omvat een klaslokaal en een kleinere ruimte.

    De doorgangen zijn gesloten met gestuukte lateien, die aan de muurzijde worden gedragen door zich meermalen verjongende gestuukte kraagstenen.

    De vloeren in de hal en gangen zijn uitgevoerd in witgrijs terrazzo met een zwarte kantstrook, die is doorgezet in de plint. In de wanden van de gang bevinden zich binnenpuien met meerruits ramen naar de klaslokalen.

    De klaslokalen zijn voorzien van later aangebrachte systeemplafonds. In sommige ruimten zijn de oorspronkelijke gestuukte balken nog zichtbaar.

    In sommige klaslokalen bevinden zich houten kasten met deuren met een meerruits glaspaneel.

    Zolder

    De zolder wordt bepaald door de kapconstructie met meerdere spanten met kreupele stijlen, die met een slof op de houten vloer zijn geplaatst.

    Een deel van de zolder is voorzien van klaslokalen.

    Beschrijving tuin

    Het terrein is grotendeels verhard en bezit geen monumentale waarden.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Als schoolgebouw is het object van cultuurhistorische waarde omdat het uitdrukking geeft aan de culturele en maatschappelijke ontwikkeling van de wijk.

    Architectonische waarde

    Het pand is van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd typerende bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet van het object.

    Gaafheid

    Het object is gering gewijzigd waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. In het exterieur is de aantasting aan de achterzijde van ondergeschikt belang. De bouwkundige staat is goed.

    Situering

    De vrijstaande ligging aan een kruising is van belang.

    Unieke waarde

    Als schoolgebouw, dat redelijk gaaf bewaard is gebleven, bezit het object in architectonisch, typologisch en bouwkundig opzicht een zeldzaamheidswaarde.

    Bijlage


  • Groenedijk 51
    • Datering: 1852
    • Oorspronkelijke functie: Tuinmanswoning
    • Bouwstijl: Eclecticisme
    • Postcode: 3311DB

     

    Omschrijving

    Parkwachterswoning gelegen in het park Merwestein, vroeger de tuinmanswoning van de voormalige buitenplaats Merwestein. Opdrachtgever voor de bouw was de eigenaar van de buitenplaats de heer O.B. 't Hooft van Benthuizen. In 1884 kocht de gemeente Dordrecht de buitenplaats om er een openbaar park van te maken. In 1944 vernielde een bombardement de villa. Later werden diverse bijgebouwen als het koetshuis, de theekoepel en het melkhuis gesloopt. De tuinmanswoning is als enige overgebleven.

    Vrijstaand, in blokverdeling gepleisterd woonhuis, opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond. Één bouwlaag en een kapverdieping onder zadeldak. Ver overstekende geprofileerde dakrand. In het grasperk voor het huis een fraai gietijzeren fonteintje.

    Hardstenen plint rondom. Voorgevel: houten paneeldeur en drie vensteropeningen, één klein venster en twee rechtgesloten vensters met roedeverdeling. Achtergevel met drie van elkaar verschillende vensters. Zijgevel rechts met in het pleisterwerk sokkel met blokverdeling en cordonlijsten. Omgezette hoekpilasters en middenpilaster met spiegels en kapitelen. Getoogde vensters met empire-ramen en gestuukte profiellijst. Ver overstekende geprofileerde en geornamenteerde dakrand.

    In linkerzijgevel op de begane grond glasdeur met bovenlicht en houten deur met in raam roedeverdeling. Op de verdieping venster met roedeverdeling. Gevelbeëindiging als bij zijgevel rechts.

    In voorschild dakkapel, in achterschild daklicht.

    Object van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege de architectonische, stedenbouwkundige en geschiedkundige waarde. Fraai in park gesitueerd woonhuis in eclectische stijl, beïnvloed door het neoclassicisme. Enig overgebleven herinnering aan de karakteristieke bebouwing van buitenplaats Merwestein.

    Publicaties

    • Arno de Grauw, Villa's en herenhuizen in de 19e-eeuwse schil Dordrecht 1830-1920, 2022.

    Bijlage


  • Groenedijk 76
    • Datering: 1924
    • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
    • Bouwstijl: Engelse Landschapstijl
    • Architect: Koldeweij
    • Postcode: 3311DC

     

    Algemene beschrijving

    Linkerdeel van een dubbel woonhuis (tweekapper). (zie ook Groenedijk 78)

    Ligging

    Het pand vormt onderdeel van een kleine villawijk tussen de Oranjelaan en de Groenedijk met merendeels vrijstaande villa's en twee-onder-een-kap woningen.

    Hoofdvorm

    Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

    Bouwgeschiedenis

    De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart werd aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1930 ontstond een villawijk met merendeels vrijstaande woningen en tweekappers.

    In oktober 1924 vraagt Bouwonderneming 'de Groenedijk' voor de heer H. de Sauvage Nolting vergunning aan voor het bouwen van een dubbel landhuis, naar het ontwerp van architecten Carel Fe???te en B.J. Koldeweij.

    Bernard Koldewey werd op 29 mei 1895 in Dordrecht geboren. Aanvankelijk bestemd voor een loopbaan in de textielhandel, zag Koldewey voor zichzelf een toekomst in de architectuur. Hiertoe volgde hij rond 1920 een Vrije Studie aan de Technische Hogeschool te Delft. In 1926 vestigde hij zich als architect in Voorburg, waar hij de rest van zijn loopbaan een bureau dreef. Als architect van gebouwen met een katholieke signatuur, ijverde Koldewey voor een 'kerkelijke bouwkunst, die moest uitmunten door een eenvoudige doch sterke ruimtewerking, harmonische verhoudingen en een duidelijk, weloverwogen opnemen van andere, decoratieve kunsten in het architectonische geheel'. Aandacht voor het 'ambachtelijk zuivere' stond hierbij centraal.

    Voor de Tweede Wereldoorlog hanteerde Koldewey een traditionalistische en robuuste bouwtrant. Zijn meest sprekende werk in dit opzicht is het omvangrijke school- en kloostercomplex Onze Lieve Vrouw ter Eem in Amersfoort uit 1932 dat 'een stempel van levensernst en waardigheid' draagt. Een jaar eerder ontwierp Koldewey in samenwerking met collega-architect, zielsverwant en mede-katholiek C.M. van Moorsel Pzn. (1892-1962) het sanatorium Berg en Bosch te Bilthoven. Aan deze ontwerpen is duidelijk af te lezen hoe Koldewey in het voetspoor van zijn leermeester A. J. Kropholler trad, met wie hij medio jaren 1940 tevens samenwerkte aan de Sint Adelbertabdij in Egmond-Binnen. In de jaren 1950 ontstond er echter een kentering in Koldeweys architectonische denken. Zo experimenteerde hij onder meer met betonconstructies in de kerkbouw. Hij publiceerde hierover in Cobouw en het Katholiek Bouwblad onder zijn echter naam en het pseudoniem Rogier van der Weyden.

    In 1954 associeerde zijn zoon H. (Hans) J. Koldewey zich met het bureau. Hans had daarvoor reeds als bouwkundig tekenaar op het bureau van zijn vader gewerkt en ontwierp onder meer de Verrijzeniskerk te Hilversum (1961), uitgevoerd in een zakelijke trant met gebruikmaking van beton hetgeen als zodanig de veranderde opvattingen over het gebruik van beton laat zien.

    Bernard Koldewey overleed in 1958 en werd in verschillende bronnen aangehaald als een architect die 'een groot aandeel [had] gehad in de emancipatie van de sacrale bouwkunst in de tweede kwart van de twintigste eeuw'. 

    In 1926 worden aan de zijgevel twee dakvensters toegevoegd.

    In 1939 worden op de begane grond twee vertrekken samengevoegd.

    In de zijgevel worden in 1952 op de verdieping een melkmeisje gewijzigd in dubbele deuren en op de begane grond het venster aan de linkerzijde vergroot.

    In 1972 worden intern wijzigingen doorgevoerd om de woonkamer te wijzigen in praktijkruimte.

    In 1978 worden de wijzigingen van 1972 ongedaan gemaakt.

    Beschrijving exterieur per gevel

    Voorgevel

    De gevel in twee bouwlagen is boven een plint in donker roodbruine baksteen in kruisverband met enigszins terugliggende voeg, opgetrokken in lichtroodbruine baksteen in identiek metselverband en voegwerk. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.

    Aan de linkerzijde op de begane grond bevindt zich een hoog geplaatste vensteropening met een ongedeeld raam. Rechts daarvan bevindt zich een drielicht met ongedeelde onder- en bovenramen. De entree is rechts hiervan gesitueerd. Een trap met twee gemetselde treden leidt tot een met rode plavuizen tussen gemetselde keermuren afgewerkte stoep. In de gevel bevindt zich een gecombineerde deur- en vensteropening. In de deuropening bevindt zich een deur met een verticale strook van vier ruiten omkaderd door een brede lijst. De vensteropening is voorzien van een glas-in-loodvulling. Onder de vensteropening bevindt zich in de gevel een hardstenen brievengleuf. Boven de stoep bevindt zich een houten luifel op uitkragende houten liggers.

    Op de verdieping bevinden zich boven de entree twee hoog geplaatste vensteropeningen met een ongedeeld raam.

    Aan de rechterzijde bevindt zich direct naast de woningscheiding een tweelicht met ongedeelde onder- en bovenramen.

    Op de verdieping bevindt zich links een drielicht met ongedeelde ramen. Rechts hiervan bevinden zich twee hoog geplaatste vensteropeningen met een ongedeeld raam. Aan de rechterzijde bevindt zich direct naast de woningscheiding een tweelicht met ongedeelde onder- en bovenramen.

    Linker zijgevel

    De gevel in twee bouwlagen is boven een plint in donker roodbruine baksteen in kruisverband met enigszins terugliggende voeg, opgetrokken in lichtroodbruine baksteen in identiek metselverband en voegwerk. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.

    Aan de linkerzijde op de begane grond bevond zich oorspronkelijk een tweelicht met ongedeelde onder- en bovenramen, dat in 1952 is vervangen door een vensteropening met een glas-in-loodvulling. Aan de rechterzijde is de gevel voorzien van een rechthoekige gemetselde erkeruitbouw met een gecombineerde deur- en vensteropening. In de deuropening bevinden zich dubbele deuren met een ongedeeld glaspaneel. In de smalle halfhoge vensteropening aan weerszijden bevindt zich een ongedeeld raam.

    Op de verdieping bevinden zich aan de linkerzijde twee hoog geplaatste vensteropeningen met een ongedeeld raam. Rechts hiervan is een rookkanaal vanaf het vloerniveau van de verdieping uitgemetseld. De erker fungeert op de verdieping als balkon, begrensd door een gemetselde borstwering. In de gevel bevond zich oorspronkelijk een melkmeisje met in de deuropening een deur met een ongedeeld glaspaneel en hoog geplaatste vensteropeningen aan weerszijden met een ongedeeld raam. In 1952 is het melkmeisje vervangen door een kozijn met dubbele deuren met een ongedeeld glaspaneel.

    Achtergevel

    (aangezien geen mogelijkheid is geboden tot een opname, is de beschrijving gebaseerd op archiefgegevens)

    Aan de linkerzijde bevindt zich direct naast de woningscheiding een gecombineerde deur- en vensteropening. In de deuropening bevindt zich een deur met een ongedeeld glaspaneel en in de vensteropening een tweelicht met een smal en een breed ongedeeld raam en een ongedeeld bovenraam.

    Rechts hiervan bevindt zich een laag tweelicht met ongedeelde ramen.

    Aan de rechterzijde bevindt zich een drielicht met ongedeelde onder- en bovenramen.Op de verdieping bevindt zich aan de linkerzijde direct naast de woningscheiding een tweelicht met ongedeelde onder- en bovenramen.Rechts hiervan bevindt zich tussen de begane grond en de eerste verdieping een tweelicht met ongedeelde ramen.

    Aan de rechterzijde bevindt zich een drielicht met ongedeelde onder- en bovenramen.

    Kap

    In het met riet gedekte schilddak staat aan de voorzijde een dakkapel, die gekoppeld is aan een identieke dakkapel op het buurpand, met aan de voorzijde een drielicht met ongedeelde ramen.

    In het zijdakvlak staat een in 1926 toegevoegde dakkapel met aan de voorzijde een drielicht met ongedeelde ramen.

    Aan de achterzijde staat een dakkapel met aan de voorzijde een drielicht met ongedeelde ramen.

    In de nok staat op de woningscheiding een gemetselde schoorsteen. Door het linkerdakvlak steekt een hoog opgetrokken gemetselde schoorsteen.

    Beschrijving interieur per bouwlaag

    (aangezien geen mogelijkheid is geboden tot een opname, is de beschrijving gebaseerd op archiefgegevens)

    Kelder

    Onder de hal en trappenhuis ligt een kelder.

    Begane grond

    Achter de entree ligt een vestibule en in het verlengde de hal met aan het uiteinde het trappenhuis met onder de trap het toilet.

    Rechts van de entree ligt aan de voorzijde een kamer en aan de achterzijde de keuken.

    Links ligt de woonkamer aan de voorzijde en achter de eetkamer.

    Eerste verdieping

    De trap van de begane grond (twee steektrappen met een bordes) sluit aan op een overloop. In het verlengde van de overloop ligt aan de voorzijde de badkamer.

    Aan de rechterzijde liggen twee slaapkamers.

    Aan de linkerzijde liggen twee grote slaapkamers.

    Zolder

    De trap van de eerste verdieping (twee steektrappen met een bordes) sluit aan op een overloop. In het verlengde van de overloop ligt aan de voorzijde een zoldertje.

    Aan de rechterzijde liggen twee slaapkamers.

    Aan de linkerzijde ligt een zolderruimte.

    Beschrijving tuin

    De tuin bezit geen monumentale waarden.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het pand is als onderdeel van een tweekapper van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in dit gedeelte van de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de hogere klasse werd gerealiseerd.

    Architectonische waarde

    Het pand is als onderdeel van een tweekapper van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd typerende bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet en detaillering van het object.

    Gaafheid

    Het object is nauwelijks gewijzigd, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.

    Situering

    De vrijstaande ligging van het object als onderdeel van een tweekapper is typerend voor dit gedeelte van de bebouwing van de negentiende-eeuwse schil.

    Unieke waarde

    In architectonisch en bouwkundig opzicht bezit het object een zekere zeldzaamheidswaarde.  

    Bijlage


  • Groenedijk 78
    • Datering: 1924
    • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
    • Bouwstijl: Engelse Landschapstijl
    • Architect: Koldeweij
    • Postcode: 3311DC

     

    Algemene beschrijving

    Rechterdeel van een dubbel woonhuis (tweekapper). (zie ook Groenedijk 76)

    Ligging

    Het pand vormt onderdeel van een kleine villawijk tussen de Oranjelaan en de Groenedijk met merendeels vrijstaande villa's en twee onder een kap-woningen.

    Hoofdvorm

    Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

    Bouwgeschiedenis

    De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart werd aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1930 ontstond een villawijk met merendeels vrijstaande woningen en tweekappers.

    In oktober 1924 vraagt Bouwonderneming 'de Groenedijk' voor de heer H. de Sauvage Nolting vergunning aan voor het bouwen van een dubbel landhuis, naar het ontwerp van architect B.J. Koldeweij.

    Bernard Koldeweij werd op 29 mei 1895 in Dordrecht geboren. Aanvankelijk bestemd voor een loopbaan in de textielhandel, zag Koldeweij voor zichzelf een toekomst in de architectuur. Hiertoe volgde hij rond 1920 een Vrije Studie aan de Technische Hogeschool te Delft. In 1926 vestigde hij zich als architect in Voorburg, waar hij de rest van zijn loopbaan een bureau dreef. Als architect van gebouwen met een katholieke signatuur, ijverde Koldeweij voor een 'kerkelijke bouwkunst, die moest uitmunten door een eenvoudige doch sterke ruimtewerking, harmonische verhoudingen en een duidelijk, weloverwogen opnemen van andere, decoratieve kunsten in het architectonische geheel'. Aandacht voor het 'ambachtelijk zuivere' stond hierbij centraal.

    Voor de Tweede Wereldoorlog hanteerde Koldeweij een traditionalistische en robuuste bouwtrant. Zijn meest sprekende werk in dit opzicht is het omvangrijke school- en kloostercomplex Onze Lieve Vrouw ter Eem in Amersfoort uit 1932 dat 'een stempel van levensernst en waardigheid' draagt. Een jaar eerder ontwierp Koldeweij in samenwerking met collega-architect, zielsverwant en medekatholiek C.M. van Moorsel Pzn. (1892-1962) het sanatorium Berg en Bosch te Bilthoven. Aan deze ontwerpen is duidelijk af te lezen hoe Koldeweij in het voetspoor van zijn leermeester A. J. Kropholler trad, met wie hij medio jaren 1940 tevens samenwerkte aan de Sint Adelbertabdij in Egmond-Binnen. In de jaren 1950 ontstond er echter een kentering in Koldeweijs architectonische denken. Zo experimenteerde hij onder meer met betonconstructies in de kerkbouw. Hij publiceerde hierover in Cobouw en het Katholiek Bouwblad onder zijn echter naam en het pseudoniem Rogier van der Weyden.

    In 1954 associeerde zijn zoon H. (Hans) J. Koldeweij zich met het bureau. Hans had daarvoor reeds als bouwkundig tekenaar op het bureau van zijn vader had gewerkt en ontwierp onder meer de Verrijzeniskerk te Hilversum (1961), uitgevoerd in een zakelijke trant met gebruikmaking van beton dat als zodanig de veranderde opvattingen over het gebruik van beton laat zien.

    Bernard Koldeweij overleed in 1958 en werd in verschillende bronnen aangehaald als een architect die 'een groot aandeel [had] gehad in de emancipatie van de sacrale bouwkunst in de tweede kwart van de twintigste eeuw'.

    In 1934 wordt de woonkamer uitgebreid met een serre.

    In 1941 wordt naar het ontwerp van C. Elffers architect bna te Rotterdam een doorgang tussen de woon- en eetkamer gemaakt, de hoekschouw vervalt en het bestaande raam in de zijgevel wordt vervangen door een veelruits erker onder een afdak.

    Architect A.A. van Nieuwenhuyzen en Ph. van der Heyden richten in 1906 te Rotterdam een architectenbureau op. Dit wordt na het overlijden van Van der Heyden in 1939 door Van Nieuwenhuyzen voortgezet. Van Nieuwenhuyzen werkt samen met Cornelis (Kees) Elffers.

    In 1945 wordt een houten schuurtje achter op het terrein vervangen door een gemetselde schuur met een flauw zadeldakje.

    In 1966 wordt een schutting geplaatst in aansluiting op een nieuwe garage.

    Beschrijving exterieur per gevel

    Voorgevel

    De gevel in twee bouwlagen is boven een plint in donker roodbruine baksteen in kruisverband met enigszins terugliggende voeg, opgetrokken in lichtroodbruine baksteen in identiek metselverband en voegwerk. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.

    Aan de linkerzijde bevindt zich direct naast de woningscheiding een tweelicht met ongedeelde onder- en bovenramen.

    De entree is rechts hiervan gesitueerd. Een trap met twee gemetselde treden leidt tot een met rode plavuizen tussen gemetselde keermuren afgewerkte stoep. In de gevel bevindt zich een gecombineerde deur- en vensteropening. In de deuropening bevindt zich een deur met een verticale strook van vier ruiten omkaderd door een brede lijst. De vensteropening is voorzien van een glas-in-loodvulling.* Onder de vensteropening bevindt zich in de gevel een hardstenen brievengleuf. Boven de stoep bevindt zich een houten luifel op uitkragende houten liggers.

    Op de verdieping bevinden zich boven de entree twee hoog geplaatste vensteropeningen met een ongedeeld raam.

    Rechts daarvan bevindt zich op beide niveaus een drielicht met ongedeelde onder- en bovenramen. Aan de rechterzijde op de begane grond bevindt zich een hoog geplaatste vensteropening met een ongedeeld raam.

    In de voorgevel van de in 1934 tegen de zijgevel opgetrokken serre bevindt zich direct onder de vlakke fries en het sterk op consoles uitkragende platte dak een grote vensteropening met een stalen drielicht met in het brede middengedeelte een ongedeeld raam en twee bovenramen met een glas-in-loodvulling* en in de smalle zijgedeelten een ongedeeld onder- en bovenraam met een glas-in-loodvulling*.

    Op de verdieping bevindt zich links een drielicht met ongedeelde ramen. Rechts hiervan bevinden zich twee hoog geplaatste vensteropeningen met een ongedeeld raam. Aan de rechterzijde bevindt zich direct naast de woningscheiding een tweelicht met ongedeelde onder- en bovenramen.

    Achtergevel

    Op de begane grond bevindt zich aan de linkerzijde een drielicht met zesruits ramen met een glas-in-loodvulling*.

    Rechts hiervan bevindt zich een laag tweelicht in de vorm van een bovenlicht met eronder een houten uitgebouwde kastruimte.

    Aan de rechterzijde bevindt zich direct naast de woningscheiding een gecombineerde deur- en vensteropening. In de deuropening bevindt zich een deur met een ongedeeld glaspaneel en in de vensteropening een tweelicht met een smal en een breed ongedeeld raam en een ongedeeld bovenraam.

    Op de verdieping bevindt zich aan de linkerzijde een drielicht met ongedeelde onder- en bovenramen.

    Rechts hiervan bevindt zich tussen de begane grond en de eerste verdieping een tweelicht met ongedeelde ramen met een figuratieve glas-in-loodvulling.

    Aan de rechterzijde bevindt zich direct naast de woningscheiding een tweelicht met ongedeelde onder- en bovenramen.

    Rechter zijgevel

    De gevel in twee bouwlagen is boven een plint in donker roodbruine baksteen in kruisverband met enigszins terugliggende voeg, opgetrokken in lichtroodbruine baksteen in identiek metselverband en voegwerk. De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.

    Aan de linkerzijde is de gevel voorzien van een rechthoekige gemetselde erkeruitbouw met oorspronkelijk een gecombineerde deur- en vensteropening. In 1934 is tegen de uitbouw een erker gebouwd. In de gevel hiervan bevindt zich direct onder de vlakke fries en het sterk op consoles uitkragende platte dak een grote vensteropening met een stalen drielicht met in het middengedeelte dubbele deuren met een ongedeeld raam en twee bovenramen. Beide hebben een glas-in-loodvulling. In de halfhoge zijgedeelten bevinden zich een ongedeeld onderraam en een tweeruits bovenraam, beide met een glas-in-loodvulling.

    Aan de rechterzijde op de begane grond bevond zich oorspronkelijk een tweelicht met ongedeelde onder- en bovenramen, dat in 1941 is verwijderd toen de gevel werd uitgebouwd met een rechthoekige erker onder een lessenaarsdak met rietdekking. In de erker bevindt zich een vensteropening met een twaalfruits stalen raam met een glas-in-loodvulling*.

    De erker fungeert op de verdieping als balkon, begrensd door een gemetselde borstwering. In de gevel bevindt zich een melkmeisje met in de deuropening een deur met een ongedeeld glaspaneel en hoog geplaatste vensteropening aan weerszijden met een ongedeeld raam met een glas-in-loodvulling.

    Rechts hiervan is een rookkanaal vanaf het vloerniveau van de verdieping uitgemetseld. Aan de rechterzijde bevinden zich twee hoog geplaatste vensteropeningen met een ongedeeld raam met een glas-in-loodvulling.

    *Alle glas-in-lood ramen op de begane grond zijn vervangen door isolerend enkel glas (Ruysdaal) met loodstrips aan de binnen en buitenzijde in de oorspronkelijke verdeling.

    Kap

    In het met riet gedekte schilddak staat aan de voorzijde een dakkapel, die gekoppeld is aan een identieke dakkapel op het buurpand, met aan de voorzijde een drielicht met ongedeelde ramen. Naast deze dakkapel nog een dakvenster.

    Dakkapel in zijdakvlak met drieruits vulling met ongedeelde ramen. Gedeeltelijk achter de schoorsteen.

    Aan de achterzijde staat een dakkapel met aan de voorzijde een drielicht met ongedeelde ramen.

    In de nok staat op de woningscheiding een gemetselde schoorsteen. Door het linkerdakvlak steekt een hoog opgetrokken gemetselde schoorsteen.

    Beschrijving interieur per bouwlaag

    Kelder

    Onder de hal en trappenhuis ligt een kelder.

    Er is een tweede kelder onder de woonkeukenvloer. Waarschijnlijk gemaakt tijdens de uitbouw van de eetkamer met een erker in 1941.

    Begane grond

    Achter de entree ligt een vestibule en in het verlengde de hal met aan het uiteinde het trappenhuis met onder de trap het toilet. De vloer van de vestibule en hal zijn voorzien van grijze keramische tegels met een zwarte kantstrook.

    Rechts van de entree ligt aan de voorzijde een kamer en aan de achterzijde de bijkeuken. De bijkeukenvloer is in terrazzo uitgevoerd.

    Links ligt de woonkamer aan de voorzijde en aan de achterzijde de woonkeuken. De muur tussen woonkamer en woonkeuken is dicht, met daarin een doorkijk gashaard.

    Eerste verdieping

    De trap van de begane grond (twee steektrappen met een bordes) sluit aan op een overloop. In het verlengde van de overloop ligt aan de voorzijde de badkamer.

    Aan de rechterzijde liggen twee slaapkamers met ertussen rechts van de trap een toilet.

    Aan de linkerzijde liggen twee grote slaapkamers.

    Zolder

    De trap van de eerste verdieping (twee steektrappen met een bordes) sluit aan op een overloop. In het verlengde van de overloop ligt aan de voorzijde een badkamer.

    Aan de rechterzijde liggen twee slaapkamers.

    Aan de linkerzijde ligt een grote slaapkamer.

    Beschrijving tuin

    De tuin bezit geen monumentale waarden.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het pand is als onderdeel van een tweekapper van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaaleconomische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in dit gedeelte van de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de hogere klasse werd gerealiseerd.

    Architectonische waarde

    Het pand is als onderdeel van een tweekapper van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd typerende bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet en detaillering van het object.

    Gaafheid

    Het object is nauwelijks gewijzigd, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.

    Situering

    De vrijstaande ligging van het object als onderdeel van een tweekapper is typerend voor dit gedeelte van de bebouwing van de negentiende-eeuwse schil.

    Unieke waarde

    In architectonisch en bouwkundig opzicht bezit het object een zekere zeldzaamheidswaarde.  

    Bijlage


  • Groenedijk 80
    • Datering: 1920
    • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
    • Bouwstijl: Amsterdamse school
    • Postcode: 3311DC

     

    Algemene beschrijving

    Linkerdeel van een dubbel woonhuis (tweekapper). (zie ook Groenedijk 82)

    Ligging

    Het pand vormt onderdeel van een kleine villawijk tussen de Oranjelaan en de Groenedijk met merendeels vrijstaande villa's en twee onder een kap woningen.

    Hoofdvorm

    Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

    Bouwgeschiedenis

    De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart werd aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1930 ontstond een villawijk met merendeels vrijstaande woningen en tweekappers.

    De tweekapper moet voor 1924 zijn gerealiseerd omdat op een kadastrale situatie bij de aanvraag van de bouw van de buurpanden (nummer 76/78) in oktober 1924 Groenedijk 80/82 al zijn ingetekend.

    Beschrijving exterieur per gevel

    Voorgevel

    De gevel bezit twee bouwlagen met een verhoogde begane grond en wordt beëindigd met het dakoverstek. De gevel is opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met terugliggend voegwerk, met een hoge plint (tot aan de vensteropeningen) van verticaal verwerkte baksteen in Vlaams verband. Het metselwerk op de verdieping is om de zeven metselgangen voorzien van een terugliggende metselgang. Ter hoogte van de bovendorpel van de vensters op de begane grond en de onderdorpel van die op de verdieping zijn twee metselgangen uitgemetseld.

    Aan de linkerzijde van de gevel is de plint op een driehoekig grondplan uitgemetseld. Hierop bevindt zich een gelijkvormige erker, die doorloopt tot de dakrand en daar wordt beëindigd door twee gestapelde platte daken. De erker is afgewerkt met gepotdekselde delen, die verticaal zijn verwerkt. Op beide niveaus is een kozijn opgenomen met in beide zijden van de erker een raam. Op de begane grond zijn de ramen voorzien van twee duimgehengen, die bevestigd zijn op verbrede roeden. De ramen op de verdieping zijn met horizontale roeden in vier ruiten verdeeld.

    De entree is gesitueerd aan de rechterzijde. Een gemetselde trap met vier treden leidt tot een onder een houten luifel terugliggend gevelvlak, waarin opgenomen een houten kozijn op granieten neuten, waarin een onder- en bovendeur van verticaal verwerkte houten delen. De bovendeur is voorzien van negen ruitjes achter een rooster.

    Naast de deur bevindt zicht een smalle bloembak met op de hoek een gemetselde kolom, die de luifel 'draagt'. In het muurvlak achter de bloembak bevindt zich een smalle gevelopening, voorzien van een betonnen plaat met daarin vier ronde ruiten.

    Op de verdieping boven de entree bevindt zich een vensteropening, waarin een kozijn dat in het midden enigszins uitsteekt, geplaatst op een uitgemetselde rollaag als lekdorpel. Onder de vensteropening is een houten bloembak aangebracht, die doorloopt over de gevel van het buurpand. Tussen de consoles onder de bloembak is de bloembak voorzien van snijwerk. Beide ramen in het kozijn zijn met horizontale roeden in vier ruiten verdeeld.

    Linker zijgevel

    De gevel bezit twee bouwlagen met een verhoogde begane grond en wordt beëindigd met het dakoverstek. De gevel is opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met terugliggend voegwerk, met een hoge plint (tot aan de vensteropeningen) van verticaal verwerkte baksteen in Vlaams verband. Het metselwerk op de verdieping is om de zeven metselgangen voorzien van een terugliggende metselgang. Ter hoogte van de bovendorpel van de vensters op de begane grond en de onderdorpel van die op de verdieping zijn twee metselgangen uitgemetseld.

    Op de begane grond aan de linkerzijde bevindt zich een vensteropening met een ongedeeld raam. Op de verdieping bevinden zich twee kleine vensteropeningen met een tweeruits raam.

    Aan de rechterzijde van de gevel is de plint afgedekt door een terras met gemetselde keerwanden. Hierop bevindt zich een erker met een driehoekig grondplan, die doorloopt tot de dakrand en daar wordt beëindigd door twee gestapelde platte daken. De erker is afgewerkt met gepotdekselde delen, die verticaal zijn verwerkt. Op beide niveaus is een kozijn opgenomen met in beide zijden van de erker een raam. Op de begane grond zijn de ramen voorzien van twee duimgehengen, die bevestigd zijn op verbrede roeden. De ramen op de verdieping zijn met horizontale roeden in vier ruiten verdeeld.

    Achtergevel

    De gevel bezit twee bouwlagen met een verhoogde begane grond en wordt beëindigd met het dakoverstek. De gevel is opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met terugliggend voegwerk. Het metselwerk op de verdieping is om de zeven metselgangen voorzien van een terugliggende metselgang. Ter hoogte van de bovendorpel van de vensters op de begane grond en de onderdorpel van die op de verdieping zijn twee metselgangen uitgemetseld.

    Over de volle breedte van de gevel is in een latere bouwfase een onderkelderd terras aangebouwd.

    De gevel is op de verdieping aan de rechterzijde boven een uitkragend plat dak ongeveer een halve meter teruggelegd.

    Op de begane grond aan de linkerzijde bevindt zich een brede vensteropening met een drielicht met ongedeelde ramen. Aan de rechterzijde bevindt zich een brede gevelopening met daarin een pui met centraal houten stolpdeuren met een meerruits glaspaneel met een horizontale roedeverdeling. Aan weerszijden van de deuren bevindt zich een halfhoog smal venster met een meerruits raam met een horizontale roedeverdeling.

    Op de verdieping aan de linkerzijde bevindt zich een vensteropening met een kozijn met meerruits stolpramen met een horizontale roedeverdeling. In het terugliggende geveldeel rechts bevindt zich een deuropening met een kozijn met houten stolpdeuren met een meerruits glaspaneel met een horizontale roedeverdeling.

    Kap

    Het schilddak is gedekt met rode opnieuw verbeterde pannen.

    In het voordakvlak staat een lage dakkapel, die gekoppeld is aan een gelijke dakkapel op het buurpand.

    Op de scheiding van de panden is de dakkapel voorzien van een betimmering van horizontaal verwerkte delen, met ernaast een kozijn met twee ongedeelde draairamen.

    In de linkerhoek van het dak staat een in metselwerk hoog opgetrokken schoorsteen, die om de zeven metselgangen is voorzien van een terugliggende metselgang. De schoorsteen is voorzien van een forse kap met spits.

    In het zijdakvlak staat een in metselwerk hoog opgetrokken schoorsteen, identiek aan die aan de voorzijde. In het achterdakvlak staat in de lijn met de sprong in de gevel een in metselwerk hoog opgetrokken schoorsteen, identiek aan die aan de voorzijde.

    Beschrijving interieur per bouwlaag

    Kelder

    Van oorsprong bevond de kelder zich onder keuken aan de achterzijde. De kelder is nadien uitgebreid tot achter de achtergevel.

    Begane grond

    Achter de entree bevindt zich de hal met trapopgang en in het verlengde daarvan de keuken. Aan de linkerzijde bevinden zich de voor- en achterkamer, van elkaar gescheiden door een pui met bewerkte kolommen, waarin schuifdeuren. De binnen(paneel)deuren zijn afgehangen in kozijnen op granieten neuten. De trapopgang is voorzien van een bewerkt trappaal en een vrije leuning met bewerkte spijlen.

    Eerste verdieping

    De eerste verdieping is verdeeld in een overloop met trappenhuis en in het verlengde daarvan een voor- en achterkamer en aan de linkerzijde twee kamers.

    De kamers zijn voorzien van een plafond met kooflijst. De binnen(paneel)deuren bezitten bovenin een zesruits raam met een glas-in-loodvulling.

    Zolder

    De zolder is opgedeeld.

    Beschrijving tuin

    De tuin bezit geen monumentale waarden.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het pand is als onderdeel van een tweekapper van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in dit gedeelte van de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de hogere klasse werd gerealiseerd.

    Architectonische waarde

    Het pand is als onderdeel van een tweekapper van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd typerende bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet en detaillering van het object.

    Gaafheid

    Het object is behoudens de latere kelder aan de achterzijde nauwelijks gewijzigd, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.

    Situering

    De vrijstaande ligging van het object als onderdeel van een tweekapper is typerend voor dit gedeelte van de bebouwing van de negentiende-eeuwse schil.

    Unieke waarde

    In architectonisch en bouwkundig opzicht bezit het object een zekere zeldzaamheidswaarde.

    Bijlage


  • Groenedijk 82
    • Datering: 1920
    • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
    • Bouwstijl: Amsterdamse school
    • Postcode: 3311DC

     

    Algemene beschrijving

    Rechterdeel van een dubbel woonhuis (tweekapper). (zie ook Groenedijk 80)

    Ligging

    Het pand vormt onderdeel van een kleine villawijk tussen de Oranjelaan en de Groenedijk met merendeels vrijstaande villa's en twee onder een kap-woningen.

    Hoofdvorm

    Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

    Bouwgeschiedenis

    De ontwikkeling van het gebied tussen de Oranjelaan en de Groenedijk wordt gestimuleerd doordat de Oranjelaan, na de sloop in 1919 van het buiten Noordhove, als ontsluitingsweg richting de Staart werd aangelegd. In een korte periode tussen 1919 en 1930 ontstond een villawijk met merendeels vrijstaande woningen en tweekappers.

    De tweekapper moet voor 1924 zijn gerealiseerd omdat op een kadastrale situatie bij de aanvraag van de bouw van de buurpanden (nummer 76/78) in oktober 1924 Groenedijk 80/82 al zijn ingetekend.

    Beschrijving exterieur per gevel

    Voorgevel

    De gevel bezit twee bouwlagen met een verhoogde begane grond en wordt beëindigd met het dakoverstek. De gevel is opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met terugliggend voegwerk, met een hoge plint (tot aan de vensteropeningen) van verticaal verwerkte baksteen in Vlaams verband. Het metselwerk op de verdieping is om de zeven metselgangen voorzien van een terugliggende metselgang. Ter hoogte van de bovendorpel van de vensters op de begane grond en de onderdorpel van die op de verdieping zijn twee metselgangen uitgemetseld.

    De entree is gesitueerd aan de linkerzijde. Een gemetselde trap met vier treden leidt tot een onder een houten luifel terugliggend gevelvlak, waarin opgenomen een houten kozijn op granieten neuten, waarin een onder- en bovendeur van verticaal verwerkte houten delen. De bovendeur is voorzien van negen ruitjes achter een rooster.

    Links naast de deur bevindt zicht een smalle bloembak met op de hoek een gemetselde kolom, die de luifel 'draagt'. In het muurvlak achter de bloembak bevindt zich een smalle gevelopening, voorzien van een betonnen plaat met daarin vier ronde ruiten.

    Op de verdieping boven de entree bevindt zich een vensteropening, waarin een kozijn dat in het midden enigszins uitsteekt, geplaatst op een uitgemetselde rollaag als lekdorpel. Onder de vensteropening is een houten bloembak aangebracht, die doorloopt over de gevel van het buurpand. Tussen de consoles onder de bloembak is de bloembak voorzien van snijwerk. Beide ramen in het kozijn zijn met horizontale roeden in vier ruiten verdeeld.

    Aan de rechterzijde van de gevel is de plint op een driehoekig grondplan uitgemetseld. Hierop bevindt zich een gelijkvormige erker, die doorloopt tot de dakrand en daar wordt beëindigd door twee gestapelde platte daken. De erker is afgewerkt met gepotdekselde delen, die verticaal zijn verwerkt. Op beide niveaus is een kozijn opgenomen met in beide zijden van de erker een raam. Op de begane grond zijn de ramen voorzien van twee duimgehengen, die bevestigd zijn op verbrede roeden. De ramen op de verdieping zijn met horizontale roeden in vier ruiten verdeeld.

    Rechter zijgevel

    De gevel is niet zichtbaar vanaf de openbare weg; aangezien er geen toestemming is verleend voor een opname is deze gevel niet beschreven.

    Achtergevel

    De gevel bezit twee bouwlagen met een verhoogde begane grond en wordt beëindigd met het dakoverstek. De gevel is opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met terugliggend voegwerk, met een hoge plint (tot aan de vensteropeningen) van verticaal verwerkte baksteen in Vlaams verband. Het metselwerk op de verdieping is om de zeven metselgangen voorzien van een terugliggende metselgang. Ter hoogte van de bovendorpel van de vensters op de begane grond en de onderdorpel van die op de verdieping zijn twee metselgangen uitgemetseld.

    De gevel is op de verdieping aan de linkerzijde boven een uitkragend plat dak ongeveer een halve meter teruggelegd en onder het platte dak ongeveer een halve meter vooruitgeschoven.

    Op de begane grond aan de linkerzijde bevindt zich een brede vensteropening met een tweelicht met tweemaal meerruits stolpramen met een horizontale roedeverdeling. Aan de rechterzijde bevindt zich een deuropening met daarin een houten deur met een ongedeelds glaspaneel. Geheel rechts bevindt zich een vensteropening met een ongedeeld raam.

    Op de verdieping aan de rechterzijde bevindt zich een vensteropening met een kozijn met meerruits stolpramen met een horizontale roedeverdeling. In het terug iggende geveldeel links bevindt zich twee kleine vensteropeningen met een tweeruits raam.

    Kap

    Het schilddak is gedekt met rode opnieuw verbeterde pannen.In het voordakvlak staat een lage dakkapel, die gekoppeld is aan een gelijke dakkapel op het buurpand.

    Op de scheiding van de panden is de dakkapel voorzien van een betimmering van horizontaal verwerkte delen, waar naast een kozijn met twee ongedeelde draairamen.

    In de rechterhoek van het dak staat een in metselwerk hoog opgetrokken schoorsteen, die om de zeven metselgangen is voorzien van een terugliggende metselgang. De schoorsteen is voorzien van een forse kap met spits.

    In het achterdakvlak staat in de lijn met de sprong in de gevel een in metselwerk hoog opgetrokken schoorsteen, identiek aan die aan de voorzijde.

    Beschrijving interieur per bouwlaag

    Er is geen toestemming verleend voor een opname van het interieur.

    Beschrijving tuin

    De tuin bezit geen monumentale waarden.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het pand is als onderdeel van een tweekapper van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in dit gedeelte van de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de hogere klasse werd gerealiseerd.

    Architectonische waarde

    Het pand is als onderdeel van een tweekapper van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd typerende bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet en detaillering van het object.

    Gaafheid

    Het object is voor zover op te nemen nauwelijks gewijzigd, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.

    Situering

    De vrijstaande ligging van het object als onderdeel van een tweekapper is typerend voor dit gedeelte van de bebouwing van de negentiende-eeuwse schil.

    Unieke waarde

    In architectonisch en bouwkundig opzicht bezit het object een zekere zeldzaamheidswaarde.  

    Bijlage


  • Park Merwestein
    • Datering: 1852
    • Oorspronkelijke functie: Park
    • Bouwstijl: Engelse Landschapstijl

     

    Omschrijving complex

    Park Merwestein. Stadspark.

    Ligging

    Het stadspark ligt in de negentiende-eeuwse schil tussen de Van Hoogstratensingel, de Hallincqlaan, de Groenedijk en de Vrieseweg en heeft een oppervlakte van ca. 5 ha. In de directe omgeving van het park ligt de tuin met zeer oude bomen van Schouwburg Kunstmin, het in landschapsstijl aangelegde wijkje waar vroeger de buitenplaats Noordhove was. Hier rest nog een vijverpartij. En het Oranjepark, dat ook als een soort groene uitloper van het park kan worden beschouwd. De omringende woonbebouwing bestaat vooral uit villa's en twee onder een kapwoningen met rondom tuinen. Het geheel vormt een groene oase in de verstedelijkte negentiende-eeuwse schil.

    Geschiedenis

    De van oorsprong historische buitenplaats wordt al in 1610 genoemd. In het gebied waar het Park Merwestein nu ligt, liggen tot aan het begin van de negentiende eeuw bleekvelden, boomgaarden en tuinen.

    Het oudste bekende eigendomsbewijs is gedateerd 27 november 1610. Het betreft een gedeelte van het huidige park. Door aankoop van aangrenzende percelen wordt dit eigendom aanzienlijk uitgebreid. Begin negentiende eeuw is het eigendom inmiddels uitgegroeid tot een landgoed genaamd Dijk- en Veldzigt. In 1829 heet het landgoed Wei- en Veldzigt en in 1851 Veld- en Dijkzigt. Inmiddels is het dan in eigendom van Otto Boudewijn 't Hooft van Benthuizen.

    Op dit terrein laat 't Hooft een chaletachtige villa, een koetshuis, een tuinmanswoning en nog enkele opstallen bouwen. Hij geeft zijn landgoed een nieuwe naam buitenplaats Merwestein.

    Omstreeks 1883 bezit Dordrecht geen enkel openbaar wandelpark. Dat wordt als een gemis beschouwd en daarom richt een aantal burgers een comité op dat onderzoekt of er in Dordrecht een geschikte plek te vinden is waar een park kan worden aangelegd. Tussen de Singel, Vrieseweg en Toulonselaan ligt een terrein, de Karremansweide genaamd, waar volgens het comité mogelijkheden voor de aanleg van een park zijn. De gemeente heeft echter andere plannen met de Karremansweide, dat wordt ontwikkeld tot het Oranjepark.

    In 1884 dient zich een tweede mogelijkheid aan. De eigenaresse van het landgoed Merwestein wil haar bezit verkopen. Het 'Comité tot Stichting van een park te Dordrecht' gaat direct tot actie over, ook al omdat wordt gevreesd dat het landgoed Merwestein bij veiling in handen kan komen van kopers die het grondgebied in diverse kavels verdelen en bebouwen, waardoor het groene, landelijke karakter geheel verloren zou gaan.

    Omdat de gemeente niet bereid is het landgoed aan te kopen, begint het comité met een inzameling onder de burgerij. De eigenaresse is bereid om de verkoopprijs te verlagen tot 80.000 gulden als het landgoed behouden kan blijven. Er start een inzameling, waardoor de aankoopsom in korte tijd bijeen wordt gebracht door de bevolking van Dordrecht.

    Het comité, dat niet van plan is zelf een park te exploiteren, onderhandelt vervolgens met de gemeente. Voorgesteld wordt dat de gemeente het landgoed onderhoudt en openstelt voor het publiek als wandelpark. Het landgoed moest tenminste 25 jaar de bestemming krijgen van openbaar wandelpark en eventuele bebouwing langs het park (Singel, Hallincqlaan, Vrieseweg) moet in overeenstemming zijn met het karakter van het landgoed Merwestein. Als de gemeente akkoord gaat deze voorwaarden, is het comité bereid de ingezamelde gelden over te dragen aan de gemeente om het landgoed aan te kopen.

    Op 14 februari 1885 wordt de buitenplaats Merwestein aan de gemeente overgedragen. Kort daarna geven burgemeester en wethouders tuinarchitect C. Kwast de opdracht een plan te maken voor de inrichting van het buiten als stadspark. Ondanks protesten wordt de fruitboomgaard aan de noordzijde van het park gerooid. Dit om te voorkomen dat de jeugd de bomen zal vernielen. Het nieuw aangelegde deel van het park bevat grote gazons met bloemvakken, ruime wandelpaden en een brede weg voor rijtuigen. Verder zijn er vele groenblijvende heesters geplant. Er worden banken in het park gezet en de drie bestaande klassieke tuinbeelden blijven staan. Verschillende burgers doen schenkingen, zoals herten, zwanen en een tweede fontein.

    Op zondag 10 mei 1885 wordt Park Merwestein voor het publiek opengesteld. Ook wordt op die dag de gemeentelijke plantsoenendienst opgericht.

    Het koetshuis, gelegen nabij de ingang aan het Berckepad, wordt verhuurd als melkhuis. Hier zijn melk, room, mineraalwater enz. te koop. De villa Merwestein wordt verhuurd als burgemeesterswoning. Na als woonhuis voor meerdere burgemeesters te hebben gediend krijgt de villa in 1924 de functie van bejaardenhuis.

    In 1943 wordt het park inclusief bebouwing in gebruik genomen door de Duitse Wehrmacht. Er worden vijf grote bunkers gebouwd. Paden, bruggen en beplanting ondervinden grote schade door het gebruik als militair kampement. Op 24 oktober 1944 bombarderen de geallieerden het park. De villa wordt vernietigd en de bunkers en barakken raken zwaar beschadigd. Veel bomen zijn omgezaagd om te dienen als brandhout.

    Het herstel, onder meer de verwijdering van de barakken en bunkers, die door de bezetter zijn neergezet, vergt twee jaar. De funderingen van de bunkers blijven in de grond achter. Lichte terreinverhogingen laten dit bij de huidige speelplaats nog zien. De bomkraters zijn opgevuld met puin.

    In 1947 is de herinrichting van Park Merwestein afgerond en is het park weer toegankelijk voor publiek. Het melkhuis is niet te herstellen en wordt tenslotte in 1948 afgebroken. Alleen de oorspronkelijke tuinmanswoning gelegen bij de ingang aan de Groenedijk, resteert nog.

    In 1952 wordt er een monument ter herinnering aan de bezetting en de bevrijding onthuld op de plaats van de bij het bombardement verwoeste villa. Het is gemaakt door de Dordtse beeldhouwer Hans Petri.

    In 1985, bij het 100-jarig bestaan van het park, wordt de heidetuin aangelegd.

    Complexbeschrijving

    Het park ligt tussen de Van Hoogstratensingel, de tuinen van de bebouwing aan de Hallincqlaan, de Groenedijk en tuinen aan de Vrieseweg. Rond het park is water, de begrenzing ligt in het midden van het water.

    Het complex omvat vier toegangen, waarvan drie met gemetselde steunberen en ijzeren hekwerken, een tuin met in de aanleg duidelijk invloeden van de landschapsstijl: gazons, opgaand groen en prominente waterpartijen, slingerende paden bedekt met grindzand, een bosdeel, een heidetuin en een vaste plantentuin, een hertenkamp met een natuurlijke kraamkamer en voeder- en schuilgebouwtjes, een speelplek, diverse bruggen, een vroegere tuinmanswoning, een onderhoudsgebouw en diverse kleine elementen zoals een vogelvolière, herdenkingsmonumenten/kunstwerken en een drinkfontein. Het water rond en in het park is onderling verbonden, deels ondergronds.

    Onderdeel van het park is het zogenaamde Bos van Staring, vroeger maakte dit onderdeel uit van de tuin van de villa Soekasari aan de Singel. Vanaf de Singel gezien is dit het linker deel van het park, gescheiden van de rest door een waterloop.

    Het park is te betreden via de Van Hoogstratensingel, naast nummer 78; het Berckepad; de Vrieseweg, tegenover het Oranjepark en de Groenedijk, bij de vroegere tuinmanswoning.

    Complexwaardering

    Complex van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege de grote cultuurhistorische waarde:

    • Als verwijzing naar de hier vroeger gelegen buitenplaats;
    • Door de historische ontwikkeling van buitenplaats tot stadspark;
    • Typologisch als stadspark;
    • Historisch maatschappelijk door de totstandkoming op initiatief van de burgerij;
    • Door de esthetische en ensemblewaarde van de vormende onderdelen: toegangspoorten met bruggen, de vroegere tuinmanswoning, het hertenkamp, de fonteinen, de bruggen, de volière, het drinkfonteintje en de herdenkingsmonumenten en kunstwerken van Eduard Cuypers en Hans Petri.

    Het park is landschappelijk van belang vanwege de betekenis voor en uitstraling naar het omringende gebied, de aanleg in landschapsstijl met waterbegrenzing, paden, gazons, opgaand, groen, grote solitaire bomen en waterpartijen.

    Het park is stedenbouwkundig van belang door de geïntegreerde positie in de inmiddels volledig bebouwde negentiende-eeuwse schil. Enige kleine, rechte waterlopen langs de grenzen van het gebied zijn relicten van vroegere perceelscheidingen.

    Het park is van belang vanwege de unieke waarde als enige goed herkenbare verwijzing naar een vroeger landgoed in de negentiende-eeuwse schil van Dordrecht, maar ook als eerste stadspark.

    Alhoewel er in de loop der eeuwen veel wijzigingen hebben plaatsgevonden aan het park heeft het park aan cultuurhistorisch belang weinig ingeboet.

    N.B. De individuele bomen en struiken vallen niet onder de bescherming. De beschermingswaardige bomen zijn reeds beschermd door plaatsing op de gemeentelijke bomenlijst en een kapvergunningsstelsel.

    De niet nader omschreven onderdelen zijn wel beschermd als onderdeel van het park, maar niet als apart onderdeel. Dit betreft Berckepad 9, het hertenkamp, de entree aan de Groenedijk, de niet beschreven bruggen en het kunstwerk van Jan Asjes van Dijk. Overigens vallen kunstwerken onder het Auteursrecht kunstwerken. Dit houdt in dat de kunstenaar, via het CBK, dient te worden ingeschakeld bij voorgenomen verwijdering en/of ingrijpende wijzigingen van het kunstwerk of de plek waar het werk zich bevindt.

    Onderdeel parkaanleg

    • Ontwerpjaar: 1885
    • Tuinstijl: Landschappelijke aanleg
    • Tuinarchitect: C. Kwast

    Parktuin, begrensd door water, dat onderling verbonden is met waterpartijen in het park. Landschappelijke aanleg. Een deel van de aanleg dateert uit de buitenplaatsperiode.

    Het park ligt tussen de Van Hoogstratensingel, de tuinen van de bebouwing aan de Hallincqlaan, de Groenedijk en tuinen aan de Vrieseweg. Rond het park is water, de eigendomsgrens ligt aan de zijden met particuliere woningen in het midden van het water.

    De tuin is toegankelijk via ingangen aan het Berckepad, de Samuel van Hoogstratensingel, de Groenedijk en de Vrieseweg.

    De tuininrichting toont duidelijke invloeden van de landschapsstijl: slingerende paden bedekt met grindzand, geflankeerd door gazons, opgaand groen, grote oude bomen en prominente waterpartijen.

    Van groot belang voor het beeld van het park zijn de merendeels solitaire grote bomen, waarvan er een Kaukasische Vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia), die voorkomt op de lijst monumentale bomen van de Bomenstichting. De Vleugelnoot, die ongeveer in het midden van het park is gesitueerd moet tussen 1800-1810 zijn geplant, heeft een omtrek van 510 cm en een hoogte van ongeveer 23 meter. De oudste boom (ongeveer 300 jaar) betreft een schijnacacia (Robinia pseudoacacia).

    Achter de entree aan het Berckepad ligt rechts een gemetseld gebouw in 1 laag onder een zadeldak.

    Dit dient als opslag voor tuinmateriaal, schuilplaats bij regen voor het tuinpersoneel en schaftplek. Links na de entree ligt de heidetuin, gemaakt ter ere van het honderdjarig bestaan van het park. Verder links het pad volgend, ligt achter de heidetuin het hertenkamp. Het hertenkamp is omringd door een ca. 1.50 hoog stalen hekwerk met horizontale stangen. Het hekwerk is niet oorspronkelijk, maar heeft ongeveer dezelfde vormgeving. In het hertenkamp staat een ensemble van drie houten hutjes met rieten dakbedekking (1983), die dienen als voederplaats en schuilplek voor de herten. De roedel bestaat gemiddeld uit 15 damherten. In ongeveer het midden van het hertenkamp staat een bomengroep waartussen de herten zich terugtrekken als ze moeten bevallen: de zogenaamde kraamkamer.

    Aan de noordkant van het hertenkamp ligt een eilandje, toegankelijk met een brug.

    Na de entree aan de Van Hoogstratensingel, kan links via een bruggetje over het water het zogenaamde Bos van Staring worden betreden. Ooit maakte dit onderdeel uit van de villatuin van de Van Hoogstratensingel 78. Dit gebied ligt tegen de achterkant van de percelen aan de Hallincqlaan. Het bos heeft een natuurlijk karakter. Ook komt hier de grote Grote Brandnetel voor, een van de meest waardevolle waardplanten waarop veel vlinders hun eitjes leggen. In het Bos van Staring staan ook veel imposante bomen zoals de tamme kastanje, schijnacacia en een aantal grote essen en beuken.

    Ook is in het Bos nog de restant van een vroegere folly aanwezig: een vuurspuwende vulkaan.

    Vanuit de entree aan de Van Hoogstratensingel doorlopend ligt rechts tussen oude boombeplanting een vaste plantentuin met schaduwplanten. Tot de bomengroep behoren onder andere een grote blauwe den en een Sequoia. Links van de vaste plantentuin staat het monument Wichers langs het pad.

    Rechts na de entree vanuit de Groenedijk ligt de vroegere tuinmanswoning. Verder rechts ligt achter de tuinmanswoning de kinderspeelplek. Deze ligt vrij hoog omdat deze op oude bunkers uit WOII is gemaakt. De speelplek is al regelmatig heringericht. Vanaf de speelplek is met een tweede brug het Bos van Staring aan deze zijde ontsloten.

    Langs het pad vanaf de Groenedijk staat rechts, schuin voor de vroegere tuinmanswoning een niet meer werkend drinkfonteintje.

    Het pad naar links volgend wordt de volière bereikt. Hier rechts gaand is de brug naar het hertenkamp, met waarschijnlijk de meest historische brugleuningen.

    Achter de entree aan de Vrieseweg ligt links een groot bloemperk met eenjarigen. In de grote vijver rechts hiervan is een fontein aangebracht.

    Door het pad rechts te volgen wordt een ronde bak, met een pad er omheen bereikt. De cirkel is gevuld met kleine rozenstruiken en in het midden staat een bronzen bloemengroep van kunstenaar Jan van Asjes van Dijk.

    Op deze locatie stond een grote fontein die tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een van de gezichtsbepalende elementen in het park was. De fontein stond midden in een ronde vijver met goudvissen en waterlelies. Door het bombardement in 1944 is de fontein onherstelbaar beschadigd. Bij de renovatie na de oorlog is de vijverbodem hersteld en zijn daarin in de loop der jaren diverse eenvoudige spuiters geplaatst. Ook de 'bloemenfontein' van Asjes van Dijk heeft nog in de fontein bak gestaan, naast de sproeier. Erachter staat op een soort verhoogd gazon het oorlogsmonument van de kunstenaar Hans Petri.

    Al het water rond en in het park is onderling verbonden, deels ondergronds. Vanuit het water langs het Bos van Staring is zelfs een ondergrondse verbinding naar de Spuihaven.

    Object van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige waarden.

    Cultuurhistorische waarde als restant van de tuin van de vroegere buitenplaats Merwestein.

    Landschappelijk vanwege de tuinstijl met slingerende paden, gazons, waterpartijen en grote oude bomen.

    Stedenbouwkundig vanwege de prominente ligging midden in verstedelijkt gebied met toegangen vanuit verschillende belangrijke wegen.

    Onderdeel toegangspartijen Berckepad; Samuel van Hoogstratensingel; Vrieseweg

    • Bouwjaar: kolommen 1885? hekwerken 1946?
    • Architect: Gemeentewerken?

    De drie monumentale toegangspartijen met gemetselde kolommen met een afsluitbaar smeedijzeren hekwerk ertussen en bij twee entrees toegangsbruggen.

    De entrees bestaan uit gemetselde kolommen bekroond met een gedecoreerde betonnen afdeksteen. Zowel de gemetselde kolommen als de betonnen afdekstenen hebben op de hoeken een rechthoekige uitsparing over de gehele hoogte. Op de linker kolom staat MERWE en op de rechter STEIN in metalen letters. Bij het Berckepad zijn de kolommen bekroond met een betonnen bol, bij de andere entrees met een ijzeren decoratie. In de kolommen zijn smeedijzeren hekken afgehangen. Bij de entrees aan de Singel en de Vrieseweg zijn de hekwerken hetzelfde. De entree bij het Berckepad heeft een eenvoudiger hekwerk.

    Bij de Singel heeft de linker kolom aansluitend een gemetselde muur, eerste hoog, daarna laag, afgedekt met een betonnen band, gelijk aan het materiaal van de afdeksteen. Het muurwerk is gedeeltelijk vervangen door een tourniquet. Na sluitingstijd kan men het park niet meer in, maar nog wel uit. Achter de entrees Van Hoogstratensingel en Vrieseweg zijn hekwerken zodat het park niet kan worden in gefietst.

    Bij het Berckepad hebben de kolommen aansluitend eenvoudige ijzeren hekwerken.

    Bij de Vrieseweg is er een betonnen heulbrug met gemetselde brugleuningen afgedekt met een band, in hetzelfde materialen als de afdekstenen. Aan de buitenzijde van de kolommen zijn decoratieve ijzeren hekwerken.

    Objecten van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege hun cultuurhistorische en architectonische waarde. Deze originele entreepartijen zijn nog vrijwel gaaf en vormgegeven in een sobere, maar decoratieve baksteenstijl.

    Onderdeel Groenedijk 51, de vroegere tuinmanswoning

    • (beschermd als gemeentelijk monument sinds 1990)
    • Bouwjaar 1852
    • Architect: ?
    • Architectuurstijl: Eclecticisme, voornamelijk beïnvloed door het neoclassicisme

    Tuinmanswoning gelegen in het park Merwestein, als enig overgebleven bebouwing van de vroegere buitenplaats Merwestein. Gelegen in het park, nabij de ingang aan de Groenedijk. Vrijstaand, in blokverdeling gepleisterd woonhuis, opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond. Een bouwlaag en een kapverdieping onder zadeldak. Ver overstekende geprofileerde dakrand. In het grasperk voor het huis fraai gietijzeren fonteintje.

    Hardstenen plint rondom. Voorgevel: houten paneeldeur en drie vensteropeningen, een klein venster en twee rechtgesloten vensters met roedeverdeling. Achtergevel met drie van elkaar verschillende vensters. Zijgevel rechts met in het pleisterwerk sokkel met blokverdeling en kordonlijsten. Omgezette hoekpilasters en middenpilaster met spiegels en kapitelen. Getoogde vensters met Empireramen en gestuukte profiellijst. Ver overstekende geprofileerde en geornamenteerde dakrand.

    In linkerzijgevel op de begane grond glasdeur met bovenlicht en houten deur met in raam roedeverdeling. Op de verdieping venster met roedeverdeling. Gevelbeëindiging als bij de zijgevel rechts.

    In voorschild dak dakkapel. In achterschild daklicht.

    Object van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege de architectonische, stedenbouwkundige en geschiedkundige waarde. Fraai in park gesitueerd huis in eclectische stijl, beïnvloed door het neoclassicisme. Enig overgebleven herinnering aan de karakteristieke bebouwing van buitenplaats Merwestein.

    Onderdeel Herdenkingsmonument Wichers

    • (beschermd als gemeentelijk monument sinds 1990)
    • Bouwjaar: 1921
    • Architect: E. Cuypers

    Monument opgericht ter nagedachtenis aan de oud-burgemeester van Dordrecht H.J. Wichers. Geplaatst in het park zelf, nabij de ingang aan de Van Hoogstratensingel.

    Bijna drie meter hoge, vierkante zuil van Muschelkalksteen, opgebouwd uit een basement, een schacht bestaand uit vier blokken en een vaasachtige bekroning. Aan de voorzijde in het tweede blok van onder in koperen letters de tekst: TER NAGEDACHTENIS HILLEBRAND JACOB WICHERS BURGEMEESTER VAN DORDRECHT 1 JULI 1906 - 15 JAN. 1920 DOOR DE BURGERIJ.

    Hierboven een koperen plaat met een door de Dordtenaar Willem Steiner geboetseerd reliëfportret. Op de zijkanten van dit blok schelpvormige bakjes met een koperen pijpje erboven. Aan de achterzijde een reliëf met de afbeelding van een sikkel en drie korenaren, symboliserend de tijdelijkheid van het leven. Hieronder in koperen letters: LOPPERSUM 3 APRIL 1859 - 15 JAN. 1920 DORDRECHT.

    In het opschrift ontbreken hier en daar enkele cijfers en tekens. Beëindiging zuil door middel van een rondboogfries, overgaand in voetstuk en achtkantige vaas. Aan vier zijden van de vaas wapenschildjes: twee maal schildje met leeuw, het wapen van Nederland en de provincie Zuid-Holland, een schild met drie bloemen, het wapen van de familie Wichers en een schild met een verticale band, het wapen van de gemeente Dordrecht.

    Object van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege de geschiedkundige waarde. Het herdenkingsmonument is één van de bijzondere objecten uit het oeuvre van de architect E. Cuypers.

    Onderdeel Oorlogs- en bevrijdingsmonument Tweede Wereldoorlog

    • Naam: De levensboom
    • Bouwjaar: 1952
    • Kunstenaar: Hans Petri

    De Dordtse beeldhouwer Hans Petri ontwerpt dit herdenkingsmonument in opdracht van het gemeentebestuur. Het wordt geplaatst op de plek van de in de Tweede Wereldoorlog door een bombardement verwoeste villa, op een vrij gazon. Inmiddels zijn op het gazon twee bomen bijgeplaatst. Op 10 september 1952 wordt het onthuld.

    Het omhoog rijzende monument heeft de vorm van een naar boven enigszins uitlopende zuil en heeft de afmetingen 1.80 x 1.80 x 7.00 meter. Het is gemaakt van een Vourion, een Franse kalksteen. In de zuil zijn op gestileerde wijze figuren gebeeldhouwd.

    De voorstelling wordt in 1952 op duidelijke wijze beschreven door de bekende Dordtse architect B. Van Bilderbeek, voorzitter van de technische commissie van het comité, die de totstandkoming begeleidde.

    "Het is niet de traditionele beeldgroep, los of vrijstaande op een voetstuk, doch het groeit op, direct uit de aarde als een levensboom, daarmee verbonden door een basement van vier figuren, die de ellende van de oorlog en de hunkering en de worsteling naar de bevrijding en het leven verzinnebeelden. Dit is op een realistische wijze weergegeven met als hoofdfiguur de dode, symbool en herinnering aan de duizenden, die vielen. Uit deze aangrijpende verbeelding, die een krachtige en permanente waarschuwing is voor volgende generaties, groeit de levensboom krachtig op: een zware stam, getooid met takken, bladeren en bloemen, waartussen als tegenstelling met de ellende aan de voet van het monument, een vrouwenfiguur, een mannen- en vrouwenkop de overgang vormen naar het blijde, jonge leven, verzinnebeeld door een spelend kind, een harlekijn, een hond, die als het ware in spiraalgang worden gevolgd door een minnekozend paartje, symbool van de eeuwige levensdrang. Een vogel zoekt de vrijheid en als de bekroning is er de engelengroep, die het geluk van de herkregen vrijheid en de triomf van de vrede over de wereld uitbazuint. Petri heeft de harde natuursteen kunstig en knap zelf gehouwen en er bijna een jaar aan gewerkt, slechts voor het grove werk geholpen door een assistent."

    Johannes Philip Laurens (Hans) Petri (Weerselo, 1 december 1919 - Dordrecht, 13 februari 1996) is een Nederlands beeldhouwer en omgevingskunstenaar.

    Petri volgde een opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. Hij maakte aanvankelijk figuratieve beelden evenals schilderijen en ontwikkelde zich tot een van de eerste Nederlandse omgevingsontwerpers.

    Werken

    • 1952 Oorlogs en bevrijdingsmonument in Park Merwestein, Dordrecht
    • 1959 Indië-monument Het verre Oosten 1941-1945 , Boulevard 1945 in Enschede
    • 1960 Spuisluismonument - herinneringsmonument watersnoodramp 1953, Havendijk in Schiedam
    • 1969 Zonder titel, waterpartij met betonnen keien bij de Erasmus Universiteit Rotterdam.
    • omgeving met waterspuiters bij het Refaja-ziekenhuis in Dordrecht

    Hij kreeg landelijke bekendheid met zijn monument voor Koningin Wilhelmina, dat als het keienlint bekend werd. Tussen 1970-1975 maakte hij het ontwerp in samenwerking met architect Frans van Dillen. Het ontwerp van dit 'lopend monument' werd in 1975 door de regering goedgekeurd, maar werd na inspraakprocedures niet uitgevoerd.

    Werk van Hans Petri bevindt zich onder andere in de collectie van het Dordrechts Museum in Dordrecht.

    Object van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege de kunstzinnige en geschiedkundige waarde. Het object is fraai vormgegeven en gedetailleerd, van belang in het oeuvre van de kunstenaar en van belang als herdenkingsmonument. Ook de locatiekeuze is van belang, omdat hier de vroegere villa van het landgoed heeft gestaan.

    Onderdeel drinkfontein

    • Bouwjaar: 1885?
    • Vormgever: ?

    Het gietijzeren drinkfontein bevindt zich aan het pad voor de vroegere tuinmanswoning. Het kraantje is niet meer in werking. Het bestaat uit een gietijzeren? zuiltje met aan de bovenzijde een soort gedecoreerde samowar met eronder, rondom, een lekbakje.

    Object van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege de vormgeving en vanwege de ensemblewaarde als vast onderdeel van parkmeubilair.

    Onderdeel vogelkooi

    • Bouwjaar: 1960?
    • Vormgever: ?

    De volière bevindt zich op de kruising van paden aan de Groenedijkzijde, bij de afslag naar het hertenkamp.

    De volière bestaat uit een vijfhoekige staalconstructie met glas erin, op een rond in baksteen gemetseld basement, beëindigd door een overstekend vijfhoekig dak met een zeer flauwe helling en bitumen dakbedekking. Van oudsher is de kooi bevolkt met uitheemse vogelsoorten. 's Winters verblijven ze binnen, op een plek buiten het park.

    Bij de laatste opknapbeurt is ter bescherming van het glas, ervoor vrij dik en kleinmazig gaas gezet. Hierdoor zijn de vogels niet goed zichtbaar.

    Object van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege de ensemblewaarde als vast onderdeel van het parkmeubilair.

    Onderdeel brug

    • Bouwjaar: 1946?
    • Vormgever: ?

    De brug is gelegen over het water tussen het hertenkamp in het noorden en de zuidzijde van het park aan de Groenedijk. Het materiaalgebruik en de vormgeving van de brugleuning duiden erop dat dit de oudst overgebleven brugleuningen in het park zijn. De leuningen zijn verfijnd gedecoreerd.

    Bijna alle bruggen in het park hebben verschillende brug leuningen. De vormgeving varieert van sober tot nog soberder en het materiaalgebruik varieert van kunststof tot staal.

    Object van belang voor de gemeente Dordrecht vanwege de architectonische en ensemblewaarde. De brugleuningen zijn fraai vormgegeven in vierhoekig welijzer en als onderdeel van de brug van belang als vast onderdeel van het parkmeubilair.

    Publicaties

    • Pieter Breman, Van Landgoed tot Gemeengoed: de geschiedenis van park Merwestein, 1985.
    • Erica van Dooremalen, Bunkers in park Merwesteijn, tijdschrift Dordrecht Monumenteel nr.43 2012.
    • Jan Koonings, De siervulkaan in het Park Merwesteyn, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 1994.
    • Feike Waalboer en Nico Einholz, Park Merwestein, tijdschrift Dordrecht Monumenteel nr.77 2021.
    • C. Weltevrede, Geschiedenis van het bombardement op Park Merwestein, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2004.
    • C. Weltevrede en M.J. Schreuder, Het Hoofdkwartier van de 719de ID in het Park Merwestein, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2005.

    Bijlage


    Externe links



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).