Tag

Celsiusstraat

  • Louterbloemen (parkbos)
    • Datering: 1856
    • Oorspronkelijke functie: Buitenplaats
    • Bouwstijl: Late Landschapsstijl

     

    Algemene beschrijving

    De redengevende omschrijving betreft de aanleg en de beplanting van het parkbos Louterbloemen, in 1856 aangelegd als buitenplaats. Een deel van deze voormalige buitenplaats is verdwenen door de aanleg van het bedrijventerrein Louterbloemen. Op het perceel is in 1969 een dierentehuis gevestigd. Dit perceel (Celsiusstraat 6-8) valt buiten de bescherming.

    Ligging

    Het parkbos is gelegen ten zuidwesten van de historische binnenstad van Dordrecht, op het bedrijventerrein Louterbloemen. Het parkbos wordt aan de noordzijde begrensd door bedrijfskavels aan de Marconiweg, aan de westzijde door de Celsiusstraat en aan de zuidzijde door de hoger gelegen Van Leeuwenhoekweg. Aan de oostzijde is een deel van de voormalige buitenplaats ingericht als bedrijventerrein, grenzend aan de Mijlweg en de afrit van de A16. De oostelijke grens van de buitenplaats liep voorheen tot aan de Dubbeldamsche Straatweg die in de huidige situatie is verdwenen door de aanleg van de snelweg.

    Louterbloemen 1854-1954

    De buitenplaats Louterbloemen werd gesticht door Pieter Blussé van Oud-Alblas (1812-1887). Hij kocht in 1854 twee percelen bouwland in het noorden van de Wieldrechtse Polder. Het gebied was toen nog onderdeel van de gemeente Mijl, een voormalige heerlijkheid die door de Dordtsche Kil gescheiden werd in het 's-Gravendeelse deel ten westen van het water en Oost Mijl, gelegen op het Eiland van Dordrecht. Vanwege het geringe aantal inwoners werd de gemeente in 1856, tegelijk met Wieldrecht, verdeeld onder Dubbeldam en 's-Gravendeel. De polder Wieldrecht, ingedijkt in 1660, was ten tijde van de aankoop een buitengebied dat bestond uit bouwland, buitenplaatsen en schaarse bebouwing langs de dijk en op kruispunten van wegen.

    Buitenplaatsen

    De eerste buitenplaatsen op het Eiland van Dordrecht verrezen na de inpoldering van de gronden die verloren waren gegaan door de St Elisabethsvloed. Op het ontgonnen land werden hofstedes of (pacht)hoeves gebouwd om te voorzien in het gebruik en het beheer van de percelen en waterkeringen. Vanaf de 17e en vooral in de 18e eeuw groeiden de hoeves uit tot lusthoven met siertuinen. De grondeigenaren die veelal in de stad woonden lieten imposante herenhuizen bouwen als buitenverblijf. Op het Eiland van Dordrecht waren ooit dertig buitenplaatsen en zeker vijftien grote pachthoeves aanwezig. Rond 1800, na de Franse Revolutie, en later door wijzigingen in de infrastructuur, zoals het aanleggen van een spoorlijn, wegen en de rechttrekking van de Dordtsche Kil, zijn veel buitenplaatsen verdwenen.

    De buitenplaats Louterbloemen is in vergelijking met andere buitenplaatsen laat gesticht, maar past in de traditie van oude en welgestelde families in Dordrecht. De eerste Blussé, een Hugenoot, vestigde zich pas in de 17e eeuw in Dordrecht. De familie had een welvarende boekhandel/drukkerij/uitgeverij die per generatie groeide en zich uitbreidde met andere bedrijfsactiviteiten en investeringen.

    Pieter Blussé van Oud-Alblas (1818-1887)

    Pieter werd in 1818 geboren als zoon van Adolph Blussé van Oud-Alblas die begin 19e eeuw, naast de drukkerij Blussé en het hoofdredacteurschap van de Dordtse Courant een rederij begon. Deze rederij zou uitgroeien tot de grootste op de grote vaart in Dordrecht. Na het overlijden van Adolph ging de rederij verder als Gebr. Blussé. Zijn zoon Pieter werd firmant in de rederij, maar was ook als liberaal politicus actief. Tot zijn overlijden in 1887 was hij onder andere lid van de Tweede Kamer, gemeenteraadslid en gedurende anderhalf jaar Minister van Financiën.

    De stichting van de buitenplaats Louterbloemen kwam vermoedelijk ook voort uit een persoonlijke interesse in land- en tuinbouw. In het familiearchief dat sinds enkele jaren ontsloten is bij het Regionaal Archief Dordrecht zijn diverse stukken terug te vinden die wijzen op zijn betrokkenheid bij de tuinbouw. Zo bestelde hij zaden en planten in Havana en Kaap de Goede Hoop, was lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot aanmoediging van de tuinbouw en werd het Maandschrift voor Tuinbouw enkele jaargangen uitgegeven door de familie (1846-1852). Hierin is terug te vinden dat hij diverse prijzen won tijdens de tentoonstellingen van het Genootschap voor Land- en Tuinbouw, in de periode vóór de oprichting van de buitenplaats.

    Ontwerp en aanleg van Louterbloemen

    In het familiearchief is een aparte collectie betreffende Louterbloemen. Hierin zijn twee series van zes ontwerpschetsen te vinden. De in waterverf uitgevoerde tekeningen zijn ongedateerd en borduren voort op een aanleg met ronde waterpartijen en slingervormige paden. Sommige tekeningen zijn gesigneerd met PvA en voorzien van het onderschrift Sketch of Landscape Gardening. De eerste serie behelst ontwerpen voor een groter terrein dan uiteindelijk gerealiseerd werd. De tweede serie betreft het perceel van ca. 5 hectare dat Pieter Blussé in 1854 kocht. De ontwerpen zijn kenmerkend voor de late landschapsstijl (1820-1870), waarin slingervijvers- en paden een 'natuurlijk' landschap vormen. Open weiden en groeperingen van bomen zorgen voor contrast en verrassende vergezichten.

    In het ontwerp was een buitenverblijf opgenomen in Neoclassicistische stijl, ontworpen door de Dordtse architect H.W. Veth. Het bouwwerk werd nooit gerealiseerd, volgens overlevering door een financiële tegenvaller na het vergaan van een (onverzekerd) schip van de rederij. In de kadastrale opname van 1857 is de villa nog wel getekend, naast de tuinmanswoning, bijna tegen de boezemkade aan. In latere verslagen van de familie is sprake van een theehuis, dit is de bebouwing die in het midden staat aangegeven.

    Er was een duidelijke scheiding tussen de in landschapsstijl aangelegde tuin en de te verpachten gronden. In het westelijk deel bevonden zich de tuinmanswoning, kassen, moestuin en boomgaard die in 1857 te huur werden aangeboden. Overige westelijk en noordelijk gelegen gronden werden als landbouwgronden verpacht.

    De buitenplaats werd aan de noordzijde ontsloten door een lange oprijlaan vanaf de Straatweg die uitkwam bij de tuinmanswoning. In de buurt van het theehuis bevond zich ook nog een rustieke schuur met open stal. Beide opstallen waren nog aanwezig bij overdracht aan de gemeente in 1954. De oorspronkelijke aanleg van de waterpartij komt overeen met de huidige situatie van het restant van de tuin. Vermoedelijk werd de tuin geleidelijk ingericht met beplanting. Tot het overlijden van Pieter in 1887 werden diverse keren partijen hout verkocht en nieuwe heesters en bomen aangekocht.

    1887-1954

    Na het overlijden van Pieter Blussé nam de weduwe de heer van Pelt in dienst die meer dan dertig jaar haar tuinbaas zou zijn. Een grote verandering in deze periode was de aanleg van de Zeehaven in 1918. Door de nieuwe, hoge zeewering ten zuiden van Louterbloemen ging de relatie met het polderlandschap toen al deels verloren. In 1937 werd oostelijk een deel van de tuin onteigend voor de aanleg van de A16. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte de buitenplaats niet alleen zwaar beschadigd, maar ook diverse bomen werden noodgedwongen gekapt. De gehavende buitenplaats werd na de oorlog van nieuwe, jonge bomen voorzien.

    Louterbloemen 1954-heden

    De vervallen buitenplaats werd in 1954 aan de gemeente Dordrecht verkocht voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Het westelijk deel dat voorheen verpacht werd, werd als eerste bebouwd. In 1969 werd het dierentehuis gerealiseerd op het eiland van de tuin, ontsloten door een brug vanaf de Celsiusstraat. Alle oorspronkelijke bebouwing is verdwenen. Na kap van diverse bomen aan noord- en zuidzijde vanwege ziekte en sanering, werd het park enigszins hersteld in 2012. Door de plaatsing van steigerdelen over de sloot aan de zuidzijde werd een rondgang door het park weer mogelijk. In 2015 is een inrichtingsplan gemaakt door het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam. Hierbij wordt uitgegaan van herstel en behoud van monumentale en ecologische waarden.

    Beschrijving Louterbloemen

    Het parkbos beslaat een terrein van circa 1,5 hectare. Aan de noordzijde wordt het park begrensd door hekwerken en enkele bedrijfsgebouwen. Aan de westzijde bevindt zich aan de Celsiusstraat een verscholen entree die toegang geeft tot terrein. Tevens bevindt zich aan de Celsiusstraat de toegang tot het perceel van het dierentehuis. De zuidzijde wordt begrensd door een waterloop en het hoge talud van de zeewering: de Van Leeuwenhoekweg. De oostzijde wordt door een hekwerk gescheiden van een touwfabriek.

    Van de oorspronkelijk veel bredere buitenplaats is het middendeel bewaard gebleven. Het restant van de in late landschapsstijl ontworpen tuin is het duidelijkst zichtbaar in de bewaard gebleven waterpartij die in vloeiende lijn rondom het eiland loopt. De waterpartij, het eiland, de natuurlijke oevers, de groepering van bomen ten noorden van het water en de groepering van bomen aan de noordzijde van het eiland vormen de oudste elementen van het parkbos. Van de beoogde open ruimten voor vergezichten en bloemen is niets bewaard gebleven door begroeiing. Een rondwandeling door het parkbos is mogelijk via een pad dat zich ten noorden en oosten van de waterpartij bevindt. Het eiland wordt ontsloten door moderne bruggen aan de noord- en zuidzijde. De padenstructuur is grotendeels gewijzigd.

    In het parkbos bevinden zich monumentale bomen, zoals rode beuken, linden en wilgen waarvan sommige 120 tot 150 jaar oud zijn. De bomen zijn opgenomen in de gemeentelijke bomenlijst. Karakteristiek voor het parkbos is de stinzenbeplanting. Enkele bijzondere soorten zijn geïnventariseerd, waaronder de blauwe anemoon en de gevlekte aronskelk. Stinzen (knol-, bol- en wortelstokbeplanting) vormden als verwilderende sierplanten een wezenlijk onderdeel van de in landschapsstijl ontworpen tuinen en parken in de 19e eeuw.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Het parkbos Louterbloemen is van cultuurhistorisch belang als herinnering aan de buitenplaats Louterbloemen. De buitenplaatsen op het Eiland van Dordrecht ontstonden na de eerste indijkingen als pachthoeves die later uitgroeiden tot zomerverblijven van vermogende Dordtse families en landeigenaren. De relatief late stichting van buitenplaats Louterbloemen in 1854 past in de traditie van het oprichten van buitenverblijven door invloedrijke families die gevestigd waren in de stad Dordrecht.

    Het parkbos is van cultuurhistorisch belang als herinnering aan de familie Blussé van Oud-Alblas. De familie had van oudsher een boekenhandel, uitgeverij en drukkerij, maar in de loop van de generaties breidde de zakelijke en maatschappelijke activiteiten zich uit. Pieter Blussé van Oud-Alblas, de oprichter van de buitenplaats, was naast firmant in de rederij Gebr. Blussé, zijn hele leven actief in de politiek in en buiten Dordrecht.

    Architectonische waarde

    Het parkbos is van architectuurhistorisch belang door de aanleg in de late landschapsstijl die vanaf ca. 1820 toegepast werd bij de aanleg van tuinen en parken. In de diverse bewaard gebleven ontwerpen voor de buitenplaats en deels in het overgebleven restant zijn de karakteristieken van deze tuinstijl zichtbaar door het gebruik van vloeiende lijnen in de aanleg van waterpartijen en paden. Belangrijkste historische elementen in de huidige situatie zijn het eiland, de omringende waterpartij, de natuurlijke oevers en groeperingen van bomen. Naast de monumentale bomen in het parkbos, vormt de stinzenbeplanting een belangrijk onderdeel van het oorspronkelijk ontwerp. Van sommige aangetroffen zeldzame soorten wordt vermoed dat deze bij de eerste aanleg geplant zijn.

    Gaafheid

    De buitenplaats is voor een deel bewaard gebleven als het huidige parkbos Louterbloemen. Het westelijk deel dat verpacht werd en onder andere bestond uit een boomgaard, moestuin en tuinmanswoning is bebouwd met bedrijfsgebouwen. Het oostelijk deel van de tuin is verloren gegaan door de aanleg van de snelweg. De ontsluiting vanaf de Straatweg en de relatie met het landschap zijn door de industrialisering verloren gegaan.

    Situering

    Het parkbos heeft landschappelijke waarde als contrasterend, groen en historisch element in de vrijwel geheel geïndustrialiseerde omgeving. De restanten van de rechthoekige verkaveling herinneren aan het landschap en de indeling van de polder Wieldrecht vóór de aanleg van de buitenplaats en bestond toen uit twee kavels bouwland in deze polder. Het parkbos heeft ensemblewaarde in relatie tot de overige overgebleven (restanten) van buitenplaatsen op het Eiland van Dordrecht.

    Unieke waarde

    Het parkbos heeft op het Eiland van Dordrecht een zeldzame waarde als restant van een 19e-eeuwse buitenplaats. Veel buitenplaatsen en dus ook hun tuinen en landerijen, zijn verdwenen door sloop en aanleg van nieuwe infrastructuur en nieuwe wijken.

    Publicaties

    • M. van Baarsel en E. van Heiningen, Eilandverkenningen: Dordrecht van buitenhuizen en lusthoven naar stadsparken, publicatiedatum onbekend.
    • A. Blussé van Oud-Alblas, Louterbloemen, Kwartaal & Teken van Dordrecht nr.1/2 1981.
    • A. Blussé van Oud-Alblas, Nog eens "Louterbloemen", Kwartaal & Teken van Dordrecht nr.2 1982.
    • I. Castelijn, Van buitenplaats tot oase tussen industrie, 2013.
    • C. van Rossum, De voornaamste vermaaken der Dordtenaaren: Een studie naar de opkomst en neergang van de buitenverblijven op het Eiland van Dordrecht (1600-1832), 2017.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).