Tag

Bovenplaat

  • Bovenplaat (keet)
    • Datering: 1950
    • Oorspronkelijke functie: Griendkeet
    • Bouwstijl: Traditionalisme

     

    Algemene beschrijving

    Eenvoudige rechthoekige bakstenen keet met stookplaats, gebouwd voor de doordeweekse huisvesting van griendwerkers, gelegen op een kunstmatige heuvel.

    Gebouwd in opdracht van en volgens eisen van Domeinen en daarmee een Domeinkeet.

    De redengevende omschrijving betreft de keet en de heuvel waar deze op staat.

    Historie gebied

    Ten zuiden van de stad Dordrecht was ten gevolge van de Sint Elisabethsvloed van 1421 een groot deel van de Grote of Zuid Hollandse Waard met een aantal van de daarin liggende dorpen verdronken. De voorraadschuur voor het graafschap van Holland was verloren gegaan.

    Het gebied werd een grote binnenzee onder invloed van zoetwatergetij. Het groeide door natuurlijke verlanding en aanslibbing langzaam aan tot de Biesbosch. In de tweede helft van de 16e eeuw werden de aanwassen boven water zichtbaar en in 1601-1603 werd als eerste polder de Oud Dubbeldamse Polder ingedijkt. Het resterende waterrijke getijdengebied met slikken, platen, kreken en killen strekte zich uit tot Geertruidenberg.

    De natuurlijke landschapsontwikkeling in dit zoetwatergetijdengebied verliep van water, via zandplaat, slikplaat, biezenplaat, rietgors, griend tot tenslotte weiland of bouwland na inpoldering of herdijking. Men was al weer snel begonnen met werken in het 'verdronken' gebied, eerst als vissers en eendenkooikers, gevolgd door biezensnijders, griendwerkers en rietsnijders en na (her)inpoldering weer als agrariërs.

    In de 19e eeuw was de Biesbosch grotendeels dichtgeslibd en kon de relatief smalle Beneden Merwede het water bij hoge rivierwaterafvoer niet meer aan. Tussen 1850 en 1897 werd daarom de Nieuwe Merwede gegraven om het teveel aan rivierwater gedeeltelijk via het Hollandsch Diep te kunnen afvoeren. Met de aanleg van de Dam van Engeland ontstonden in de luwte van de dam nieuwe platen en al snel werd de eerste polder weer gevormd: de Tongplaat.

    De Nieuwe Merwede vormt de deels gegraven en daarmee kunstmatige scheiding tussen de Brabantse en de Hollandse/Dordtse/Sliedrechtse Biesbosch en de grens tussen de provincies Noord Brabant en Zuid Holland. Het Nationaal Park de Biesbosch omvat nog altijd de gehele Biesbosch.

    Na 1970 is de Biesbosch voor een groot deel natuur- en stiltegebied geworden, waar zich een andere flora en fauna ontwikkeld heeft. De hele Biesbosch is momenteel sterk aan verandering onderhevig. Oude platen, waarden en polders worden onder water gezet om het water meer ruimte te geven.

    Historie griendketen

    De bereikbaarheid van de Biesbosch was in het begin van de 20e eeuw nog steeds een groot probleem. Het kostte de arbeiders teveel tijd elke werkdag huiswaarts te keren. Ze verbleven daarom de hele week in een onderkomen zo dicht mogelijk bij de werkplaats.

    Dat onderkomen begon als een schrankkeet in de vorm van een wigwam of een huis, opgebouwd uit wilgenstaken en rietmatten. Soms waren het planken schuurtjes van enkele tientallen kubieke meters. Hierin werden door de griendbazen de werkploegen van 10 tot 20 man gehuisvest. De keten werden gebouwd op hoge vloedheuvels, maar bij extreem hoogwater stonden ze toch ook in het water. Biesboscharbeiders gebruikten soms ook aken en arkjes als mobiel onderkomen.

    De griendwerkers - ook wel grienduilen genoemd - leefden, kookten en sliepen in één ruimte. Bij hoog water gebeurde het regelmatig dat een keet onderliep. Hygiëne was ver te zoeken. Hierin kwam pas begin 1900 verandering. Een journalist uit Rotterdam trok door de Biesbosch en stelde de mensonterende omstandigheden aan de kaak in zijn krant. Hij vergat niet te vermelden dat een flink aantal van deze keten eigendom was van Domeinen. Het rechtstreekse gevolg hiervan was een bezoek van Prins Hendrik aan het gebied en het daarop volgende Keetenbesluit uit 1904 waarin vastgelegd werd waaraan een keet minimaal moest voldoen. Ook de nieuwe Woningwet stelde eisen aan het schamele arbeidersonderkomen.

    In 1908 deed het Staatstoezicht op de Volksgezondheid onderzoek naar de keten in de Biesbosch en schreef: "De algemeene indruk, wat de particuliere en Kroondomeinketen betreft, is verre van gunstig te noemen; slechte constructie, onvoldoende toetreding van licht en lucht, slechte afvoer van rook, gemis aan behoorlijk afgescheiden slaapgelegenheden, afwezigheid van privaat, onvoldoende hoogte van de vloer bij hooge watervloeden, overbevolking, in hooge mate onzindelijke bewoning enz...."

    Het verscherpte Ketenbesluit van 1924 verbeterde de leefomstandigheden van de griendwerkers en rietsnijders in theorie aanzienlijk. De Biesboschketen moesten nu gebouwd worden van hout of steen en aan een minimale afmeting voldoen en over de meest primaire voorzieningen beschikken. De keten moesten wind- en waterdicht zijn, beneden de balklaag een inhoud van minstens 80m3 hebben en niet lager zijn dan 2 meter, een grondvlak van 5x8m = 40m2 hebben, (gedeeltelijk) van steen opgetrokken worden, voldoende ramen voor daglicht en een stookplaats met rookkanaal hebben. De heuvel waarop de keet staat moest minimaal op een hoogte van 3,75 m +NAP staan. Het is echter twijfelachtig of aan deze eisen streng de hand is gehouden.

    In de hele Biesbosch staan nog zo'n 20 huisjes of keten waar griendwerkers de nacht doorbrachten. De inrichting was schamel: een stookplaats (later met gietijzeren struikenkachel), een paar kribben om te slapen, stoelen waren luxe, men zat op de meegenomen kooikist met etenswaren voor de hele week (en kruik koffie/thee, zeep, scheerkwast, schone kleren, beddezak, bal kenezalf, bijbel en kaars, gereedschap zoals rijshaak en wetsteentje). De kooikist of waardkist was stoel, tafel en afsluitbare provisiekist in één.

    Pas na 1950 werden de werkomstandigheden in de grienden beter. De Biesboschwerkers verbleven niet altijd meer in de grienden, maar konden door de intrede van de buitenboordmotor dagelijks heen en weer varen tussen huis en werk. Vanwege de uitvinding en het grootschalige gebruik van kunststoffen, raakte de griendcultuur halverwege de 20e eeuw echter al in verval.

    De afsluiting van het Haringvliet in 1970 en het daarmee het wegvallen van de grote getijdenverschillen was de doodsteek voor de griendcultuur in de Biesbosch.

    Ligging

    De keet staat op de Bovenplaat of Bovenste Beversluisplaat in de Dordtse Biesbosch, ten noorden van het Gat van Kielen. De keet staat direct ten westen van en buiten de bekading van een deel van de plaat. De keet alleen is bereikbaar via het water, via het Gat van Kielen.

    De prominente ligging op een heuvel is niet meer waarneembaar vanwege de dichte begroeiing.

    Hoofdvorm

    De keet heeft een rechthoekige plattegrond, een zadeldak met gebakken pannen en een gemetselde schoorsteen. De keet staat op een kunstmatig opgehoogde heuvel.

    Bouwgeschiedenis

    De keet is volledig van baksteen en is daarmee een voorbeeld van keetbouw na het Ketenbesluit van 1924. Uit historische kaarten wordt ook duidelijk dat er op deze locatie al tussen 1910 en 1925 een keet moet zijn gebouwd.

    Er zijn geen bouwtekeningen bekend. Wel is bekend dat het hier een zogenoemde Domeinkeet betreft: deze keten waren eigendom van Domeinen (het Rijk/de Staat) en werden allemaal gebouwd door dezelfde aannemer.

    De huidige bouwkeet wijkt qua uitvoering en inrichting af van de overige keten in de Dordtse Biesbosch en oogt in uitvoering jonger dan circa 1930. Het lijkt erop dat op de oorspronkelijke locatie een nieuwe keet is gebouwd.

    Beschrijving exterieur

    De keet is geheel opgetrokken in baksteen in halfsteensverband, heeft een zadeldak en is gedekt met rode holle pannen. De keet heeft een zolderverdieping. De keet heeft een kapconstructie met eenvoudige kreupele spanten.

    Op circa 50 cm hoogte is in het metselwerk van alle gevels een rollaag aanwezig.

    In de lange voorgevel zitten een rechthoekige deur en twee rechthoekige vensters met houten raamluiken. In één zijgevel zijn op de begane grond twee rechthoekige vensters aanwezig en twee rechthoekige vensters op de zolder. De andere zijgevel (schoorsteenzijde) heeft één klein rechthoekig venster op de begane grond en twee rechthoekige vensters op de zolderverdieping, ter weerszijden van de schoorsteen.

    In de achtergevel zitten twee rechthoekige vensters.

    De vensters zijn deels grotendeels nog voorzien van ijzeren/stalen ramen. Deze ramen zitten rechtstreeks in de vensteropeningen.

    De gevelopeningen wijken in uitvoering af van die in de andere griendketen (raamdorpelstenen en vorm/indeling ramen). Mogelijk is dit een verschil tussen de Domeinketen en de particuliere keten, maar het kan ook wijzen op een jongere bouwdatum.

    Beschrijving interieur

    De keet bestaat uit één ruimte op de begane ruimte en een zolderverdieping. Beide ruimtes zijn gepleisterd en wit geschilderd.

    Het interieur is nog gaaf en compleet. Verklaring hiervoor is het feit dat keet in het recente verleden volledig opgeknapt is en is gebruikt als onderzoekspost door de Natuur-en Vogelwacht Dordrecht. Daarbij is ook de zolder heringericht met de nog altijd aanwezige originele houten kribben/bedden.

    De vloer van de begane grond is volledig betegeld met betontegels.

    De schoorsteen loopt door tot op de tegelvloer. Er is geen stookplaats of rookkap aanwezig zoals in de andere keten. Hier heeft oorspronkelijk een houtkachel gestaan. Het rookkanaal heeft een houten groen geschilderde schoorsteenmantel.

    De zolderverdieping is relatief hoog en heeft circa 1 meter hoge borstwering. Dit in tegenstelling tot de volledig schuine zolders in de overige keten in het gebied.

    De uitvoering van de vaste zoldertrap tegen de gevel en de haard wijkensterk af van die in de andere griendketen. Mogelijk is dit een verschil tussen de Domeinketen en de particuliere keten, maar het kan ook wijzen op een jongere bouwdatum.

    Beschrijving perceel

    De keet staat op een kunstmatig opgehoogde heuvel.

    Waardering

    Cultuurhistorische waarde

    Deze griendkeet herinnert aan de voormalige griend-en rietcultuur in de Dordtse Biesbosch. Het betreft hier één van de weinige (mogelijk de enige) overgebleven zogenoemde Domeinketen.

    Onbekend is wanneer de keet zijn oorspronkelijke functie precies is verloren, maar de ingebruikname van de Haringvlietsluizen in 1970 betekende het einde voor de griend- en rietcultuur in de Biesbosch en het begin van de recreatieve betekenis van het gebied.

    Architectonische waarde

    De keet is een typisch voorbeeld van een keet die na het Ketenbesluit van 1904 en 1924 is gebouwd en aan de meeste eisen uit dat besluit voldoet.

    De keet is erg eenvoudig van bouw en wijkt in uitvoeringsdetails af van de overige griendketen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het onderscheid tussen de bouw van keten door particulieren of door Domeinen, maar een latere bouwdatum kan ook de reden hiervoor zijn.

    Ensemblewaarde / Situering

    De keet staat helemaal vrij op een vrij dicht begroeide kunstmatige heuvel.

    De begroeiing ontneemt grotendeels het zicht op de heuvel met keet.

    Gaafheid

    De keet met heuvel is gaaf. Er is geen ver- of aanbouw uitgevoerd.

    Unieke waarde

    Het betreft hier één van de weinige, mogelijk de enige, overgebleven zogenoemde Domeinketen. Bovendien is het een opvallend jonge uitvoering van een griendkeet.  

    Publicaties

    • Rob Haan, De onherbergzame Biesbosch: over griendketen, woonarken en kooihuizen, 2002.

    Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).