- Datering: 1875-1900
- Oorspronkelijke functie: Woon-bedrijfspand
- Bouwstijl: Eclecticisme
- Architect: Ek
- Postcode: 3311JD
Algemene beschrijving
Voormalig expeditiekantoor met bovenwoning, nu in gebruik als kantoor met bovenwoning.
Ligging
Het pand is gelegen in een nagenoeg gesloten gevelwand, aan de linkerzijde grenzend aan een rijksmonument, de voormalige Korenbeurs, in een in de 17e eeuw aangelegd havengebied op een perceel aan de Bomkade.
Hoofdvorm
Tussenpand op nagenoeg rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.
Bouwgeschiedenis
De Bom ofwel de Bomhaven is aangelegd in 1490, de kade wordt voor het eerste in 1562 genoemd. Tot het midden van de zeventiende eeuw was Dordrecht aan de rivierzijde gesloten met een stadsmuur. In 1647 besloot het stadsbestuur tot de aanleg van een haven en handelskade, het Maartensgat. De behoefte aan nog meer handelsruimte resulteerde in 1655 in de aanleg van een grotere haven tussen de Bom en het buiten de stad gelegen Wilgenbos. De kalkschippers werden verplicht daar hun lading over te slaan om de overlast van stank en stof voor de stad te beperken. De haven kreeg al snel de naam Kalkhaven. De haven was geschikt voor de ontvangst van zeegaande schepen en werd tegen hoge kosten permanent op diepte gehouden.
Het expeditiekantoor met bovenwoning zal in het laatste kwart van de 19e eeuw zijn gebouwd. Op dit adres staat in 1883 expediteur C. Brand geregistreerd. In het adresboek van 1890 is weduwe C. Brand te vinden, tapster en slijtster. Dit gegeven komt overeen met een bouwtekening van 1911 voor een achterliggend pakhuis, waarin een café met pakhuis en keuken op de begane grond ingetekend staat. Ook uit 1890 is een affiche bekend waarop het pand staat afgebeeld als 'expeditiekantoor voor Zeeland en Noord Brabant, Wed. C. Brand' als onderdeel van de drankenhandel van H.F. Onderwater. Het pand wordt hier Luctor Et Emergo genoemd, hetgeen boven de voordeur in steen was uitgehouwen. Wellicht is dit nog onder de aftimmering aanwezig.
In 1911 wordt op basis van een plan van architect Anthonie Ek A.Jzn. en in opdracht van H.F. Onderwater achter het pand een éénlaags pakhuis gebouwd. Deze Dordtse architect, firmant van Gebroeders Ek 'architecten en timmerlieden', heeft in Dordrecht enkele bekende ontwerpen op zijn naam staan, waaronder het interieur van de Schaeffergalerie aan de Groenmarkt, Singel 46-48, de panden Voorstraat 420 en 424, de voormalige spaarbank aan de Johan de Wittstraat 2, het gebouw voor de N.A.B. aan de Steegoversloot 143-145 en de kosterswoning in het Hof.
Het pand blijft nog lange tijd in gebruik van de weduwe totdat eind jaren twintig, begin jaren dertig de firma A. v.d. Wees & Co, Expeditie en Transporten, Stoomboot- en Autodiensten, zich vestigt aan de Bomkade. Dit bedrijf zal in de loop van de tijd enkele verbouwingen uitvoeren.
In 1942 wordt een bergruimte gemaakt op het plat aan de achterzijde van de eerste verdieping.
In 1950 wordt de bestaande binnenplaats aan de rechter zijde achter het pand ingericht als opslagruimte, door deze geheel te overdekken met een plat dak, waaraan een licht- en luchtkap wordt toegevoegd. Uit de tekening valt op te maken dat inmiddels aan de zijde van de Korte Kalkhaven het perceel is volgebouwd met de nog bestaande loods.
In 1952 wordt in het tussenlid aan de linker zijde een fietsenberging gerealiseerd.
In 1958 wordt de deur in de gevel van het tussenlid aan de linker zijde bestemd als entree tot de bovenwoning. Aan sluitend wordt een trap naar de verdieping gemaakt, die met een bovenkwart aansluit op een uitgebreide gang op de verdieping. Op de begane grond wordt de bestaande trapopgang verwijderd ten gunste van de uitbreiding van een kantoorruimte.
In 1958 wordt de houten vloer in het kantoor vervangen door een betonnen vloer, die 35 cm hoger wordt gelegd. In de gevel worden de vensters op de begane grond ingekort.
Beschrijving exterieur per gevel
Voorgevel
De gevel is in twee bouwlagen boven een lage geschilderde plint opgetrokken in gele strengperssteen in staand verband met sterk terugliggend voegwerk. In het ondergedeelte zijn om de zes metselgangen speklagen van drie metselgangen in rode strengperssteen opgenomen. Op de verdieping zijn identieke speklagen opgenomen ter hoogte van de onder- en wisseldorpel van de vensters.
Het linker gedeelte van de gevel is als risaliet anderhalve strek vooruitgeschoven. In het risaliet bevindt zich op de begane grond een deuropening, gesloten met een geschilderde latei op kraagstenen. Iets terugliggend in de opening bevindt zich een pui met afgeschuinde bovenhoeken met in het midden een gemoderniseerde deur. Aan weerszijden hiervan bevindt zich op een lage voetmuur onder en boven het kalf een smal ongedeeld raam. Alle glasopeningen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling (1958).
Op de verdieping bevindt zich een vensteropening met afgeschuinde bovenhoeken, gesloten met een steens hanekam in rode strengperssteen tussen geschilderde aanzetblokken. In de vensteropening bevindt zich in het kozijn een schuifvenster met ongedeelde ramen, waarvan het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodraam.
Het risaliet wordt beëindigd met een hoofdgestel, bestaande uit een architraaf, waarboven een ladderfries in rode strengperssteen met in de velden siermetselwerk in rode en gele strengperssteen met een blokje in het midden. Hierboven kraagt het dakoverstek (kroonlijst) sterk uit op geprofileerde klossen. De velden tussen de klossen zijn voorzien van een verdiept veld met daarin een ronde schijf. De zinken bakgoot rust op bewerkte smeedijzeren gootbeugels tegen de voorzijde van het dakoverstek.
Het rechter geveldeel is op de begane grond tussen bredere muurdammen met smalle muurdammen verdeeld in drie velden. Oorspronkelijk waren deze tot op de plint voorzien van een tweelicht met afgeschuinde bovenhoeken met ongedeelde ramen. Bij de verbouwing van 1958 wordt in de velden op de plint een borstwering in gele baksteen in kruisverband opgetrokken. In de resterende vensteropening bevindt zich in het kozijn een ongedeeld onderraam en boven het kalf een tweelicht met ongedeelde ramen met een glas-in-loodvulling (1958).
Op de verdieping bevindt zich een houten balkon, dat met vier bewerkte rondhouten schoren is afgeschoord op het onderliggend muurwerk. De geprofileerde koppen van de liggers steken aan de voorzijde door de koppelbalk heen. De onderrand van de koppelbalk is versierd met vier gedraaide houten elementen. Het balkon wordt begrensd door een houten hekwerk, bestaande uit een onder- en bovenregel met wankanten tussen identiek bewerkte staanders. De velden zijn voorzien van gedraaide tussenstaanders en gekruiste schoren.
In de gevel grenzend aan het balkon bevinden zich drie met een rondboog gesloten vensteropeningen, die onderling van elkaar zijn gescheiden door een deelzuil. De rondboog is uitgevoerd als anderhalfsteens rollaag in rode en gele strengperssteen op geschilderde aanzetblokken en is aan de bovenrand voorzien van een profiellijst. In de vensteropeningen bevinden zich in het kozijn een ongedeeld onderraam en boven het kalf met een bloklijst een ongedeeld halfrond bovenraam met een glas-in-loodvulling. Oorspronkelijk waren hier openslaande deuren naar het balkon aanwezig.
De kroonlijst van dit geveldeel is op dezelfde wijze uitgevoerd als die van het risaliet. Aan de linker zijde is de gevel van het tussenlid geheel gemoderniseerd en in één bouwlaag opgetrokken in gele baksteen in halfsteens verband en wordt beëindigd met keramische tegels. In de gevel bevindt zich een deuropening met in het kozijn een vlakke deur met drie gestapelde ruitjes. Boven het kalf bevindt zich een tweelicht met ongedeelde ramen met een glas-in-loodvulling.
Linker zijgevel
De gevel is opgetrokken in twee bouwlagen in licht roodbruine baksteen in kruisverband met platvol voegwerk. De gevel wordt beëindigd met een houten boeiboord. Aan de rechter zijde is de voorgevel over een breedte van twee strekken omgezet.
Achtergevel
De gevel is tot de eerste verdieping afgedekt door een aanbouw. Hierboven is de gevel opgetrokken in baksteen en geheel gecementeerd. De indeling van de gevel is recentelijk compleet gewijzigd.
Rechter zijgevel
De gevel is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met platvol voegwerk in twee bouwlagen aflopend naar achteren. Aan de linker zijde is de voorgevel over een breedte van twee strekken omgezet. De gevel wordt aan de linker zijde tot een hoger opgetrokken schoorsteen beëindigd met een horizontale deklijst, waar onder gemetselde kolommen op de aflopende gevellijn. Aan de rechter zijde wordt de gevel beëindigd met een houten boeiboord.
Kap
Het pand bezit een asymmetrisch zadeldak, dat aan de achterzijde diep doorloopt, gedekt met gesmoorde kruispannen.Het risaliet is gedekt met een half schilddak dat aansluit op een in gele strengperssteen opgetrokken muur ter plaatse van de nok.
Het lessenaarsdak aan de voorzijde op het tussenlid is gedekt met rode kruispannen.
Beschrijving interieur per bouwlaag
Begane grond
Aan de linker zijde bevindt zich in het voormalige tussenlid achter de entree een klein portaal met aansluitend de trap naar de verdieping. Achter de entree van het kantoor op de begane grond bevindt zich een tot de achtergevel doorlopende hal. De hal heeft een in 1958 aangebrachte tegelvloer en een verlaagd plafond. Aan de voorzijde bevinden zich restanten van de betegeling (Jugendstil-motieven) van de oorspronkelijke entree. Aan de achterzijde was een ruimte afgescheiden (nu slechts zichtbaar in het plafond). Aan de rechter zijde bevindt zich een kantoor en een in gele geglazuurde strengpers-profielsteen en hardstenen hoekblokken gemetselde schouw.
Eerste verdieping
De trap van de begane grond sluit met een bovenkwart aan op een L-vormige gang. Aan de voorzijde bevinden zich twee kamers, waar tussen de steektrap naar de zolder is gesitueerd. Aan de achterzijde liggen de keuken, het toilet en een kamer. De ruimten zijn recent gemoderniseerd.
Zolder
De ruimte is niet ingedeeld.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het pand is van cultuurhistorisch belang als expeditiekantoor gecombineerd met bovenwoning, gebouwd rond 1900, in een 17e eeuws havengebied waar van oudsher veel bedrijfsmatige panden aanwezig waren. Het pand heeft cultuurhistorische waarde als voormalig kantoor van de Dordtse families Brand en van Wees.
Architectonische waarde
Het pand is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp en de detaillering van de voorgevel in eclectische stijl, waarin ook elementen van de 'chaletstijl' zijn verwerkt, zoals de uitvoering van het balkon en de rijk uitgevoerde kroonlijst. Het gebruik van de gekleurde strengperssteen zorgt voor een grote herkenbaarheid van het pand.
Gaafheid
Het pand is van belang door de gaafheid van de vorm en het exterieur. De wijzigingen aan de gevel zijn bijna alle in 1958 aangebracht en betreft de invullingen van de vensteropeningen.
De bouwkundige staat is redelijk tot goed.
Situering
Het pand heeft stedenbouwkundige waarde als onderdeel van de monumentale gevelreeks aan de Bomkade in beschermd stadsgezicht en door de ligging aan het water van de Bomhaven.
Unieke waarde
Het pand heeft in cultuurhistorisch, typologisch en architectonisch opzicht een hoge zeldzaamheidswaarde.
Publicaties
- Jan Versteeg, Een boom op de Bomkade, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2022.
Bijlage
-
9122431.pdf (opent in een nieuw venster)