Gemeentelijke monumenten

Bomkade 13

  • Datering: 1875-1900
  • Oorspronkelijke functie: Woon-bedrijfspand
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: Ek
  • Postcode: 3311JD

 

Algemene beschrijving

Voormalig expeditiekantoor met bovenwoning, nu in gebruik als kantoor met bovenwoning.

Ligging

Het pand is gelegen in een nagenoeg gesloten gevelwand, aan de linkerzijde grenzend aan een rijksmonument, de voormalige Korenbeurs, in een in de 17e eeuw aangelegd havengebied op een perceel aan de Bomkade.

Hoofdvorm

Tussenpand op nagenoeg rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

De Bom ofwel de Bomhaven is aangelegd in 1490, de kade wordt voor het eerste in 1562 genoemd. Tot het midden van de zeventiende eeuw was Dordrecht aan de rivierzijde gesloten met een stadsmuur. In 1647 besloot het stadsbestuur tot de aanleg van een haven en handelskade, het Maartensgat. De behoefte aan nog meer handelsruimte resulteerde in 1655 in de aanleg van een grotere haven tussen de Bom en het buiten de stad gelegen Wilgenbos. De kalkschippers werden verplicht daar hun lading over te slaan om de overlast van stank en stof voor de stad te beperken. De haven kreeg al snel de naam Kalkhaven. De haven was geschikt voor de ontvangst van zeegaande schepen en werd tegen hoge kosten permanent op diepte gehouden.

Het expeditiekantoor met bovenwoning zal in het laatste kwart van de 19e eeuw zijn gebouwd. Op dit adres staat in 1883 expediteur C. Brand geregistreerd. In het adresboek van 1890 is weduwe C. Brand te vinden, tapster en slijtster. Dit gegeven komt overeen met een bouwtekening van 1911 voor een achterliggend pakhuis, waarin een café met pakhuis en keuken op de begane grond ingetekend staat. Ook uit 1890 is een affiche bekend waarop het pand staat afgebeeld als 'expeditiekantoor voor Zeeland en Noord Brabant, Wed. C. Brand' als onderdeel van de drankenhandel van H.F. Onderwater. Het pand wordt hier Luctor Et Emergo genoemd, hetgeen boven de voordeur in steen was uitgehouwen. Wellicht is dit nog onder de aftimmering aanwezig.

In 1911 wordt op basis van een plan van architect Anthonie Ek A.Jzn. en in opdracht van H.F. Onderwater achter het pand een éénlaags pakhuis gebouwd. Deze Dordtse architect, firmant van Gebroeders Ek 'architecten en timmerlieden', heeft in Dordrecht enkele bekende ontwerpen op zijn naam staan, waaronder het interieur van de Schaeffergalerie aan de Groenmarkt, Singel 46-48, de panden Voorstraat 420 en 424, de voormalige spaarbank aan de Johan de Wittstraat 2, het gebouw voor de N.A.B. aan de Steegoversloot 143-145 en de kosterswoning in het Hof.

Het pand blijft nog lange tijd in gebruik van de weduwe totdat eind jaren twintig, begin jaren dertig de firma A. v.d. Wees & Co, Expeditie en Transporten, Stoomboot- en Autodiensten, zich vestigt aan de Bomkade. Dit bedrijf zal in de loop van de tijd enkele verbouwingen uitvoeren.

In 1942 wordt een bergruimte gemaakt op het plat aan de achterzijde van de eerste verdieping.

In 1950 wordt de bestaande binnenplaats aan de rechter zijde achter het pand ingericht als opslagruimte, door deze geheel te overdekken met een plat dak, waaraan een licht- en luchtkap wordt toegevoegd. Uit de tekening valt op te maken dat inmiddels aan de zijde van de Korte Kalkhaven het perceel is volgebouwd met de nog bestaande loods.

In 1952 wordt in het tussenlid aan de linker zijde een fietsenberging gerealiseerd.

In 1958 wordt de deur in de gevel van het tussenlid aan de linker zijde bestemd als entree tot de bovenwoning. Aan sluitend wordt een trap naar de verdieping gemaakt, die met een bovenkwart aansluit op een uitgebreide gang op de verdieping. Op de begane grond wordt de bestaande trapopgang verwijderd ten gunste van de uitbreiding van een kantoorruimte.

In 1958 wordt de houten vloer in het kantoor vervangen door een betonnen vloer, die 35 cm hoger wordt gelegd. In de gevel worden de vensters op de begane grond ingekort.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel is in twee bouwlagen boven een lage geschilderde plint opgetrokken in gele strengperssteen in staand verband met sterk terugliggend voegwerk. In het ondergedeelte zijn om de zes metselgangen speklagen van drie metselgangen in rode strengperssteen opgenomen. Op de verdieping zijn identieke speklagen opgenomen ter hoogte van de onder- en wisseldorpel van de vensters.

Het linker gedeelte van de gevel is als risaliet anderhalve strek vooruitgeschoven. In het risaliet bevindt zich op de begane grond een deuropening, gesloten met een geschilderde latei op kraagstenen. Iets terugliggend in de opening bevindt zich een pui met afgeschuinde bovenhoeken met in het midden een gemoderniseerde deur. Aan weerszijden hiervan bevindt zich op een lage voetmuur onder en boven het kalf een smal ongedeeld raam. Alle glasopeningen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling (1958).

Op de verdieping bevindt zich een vensteropening met afgeschuinde bovenhoeken, gesloten met een steens hanekam in rode strengperssteen tussen geschilderde aanzetblokken. In de vensteropening bevindt zich in het kozijn een schuifvenster met ongedeelde ramen, waarvan het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodraam.

Het risaliet wordt beëindigd met een hoofdgestel, bestaande uit een architraaf, waarboven een ladderfries in rode strengperssteen met in de velden siermetselwerk in rode en gele strengperssteen met een blokje in het midden. Hierboven kraagt het dakoverstek (kroonlijst) sterk uit op geprofileerde klossen. De velden tussen de klossen zijn voorzien van een verdiept veld met daarin een ronde schijf. De zinken bakgoot rust op bewerkte smeedijzeren gootbeugels tegen de voorzijde van het dakoverstek.

Het rechter geveldeel is op de begane grond tussen bredere muurdammen met smalle muurdammen verdeeld in drie velden. Oorspronkelijk waren deze tot op de plint voorzien van een tweelicht met afgeschuinde bovenhoeken met ongedeelde ramen. Bij de verbouwing van 1958 wordt in de velden op de plint een borstwering in gele baksteen in kruisverband opgetrokken. In de resterende vensteropening bevindt zich in het kozijn een ongedeeld onderraam en boven het kalf een tweelicht met ongedeelde ramen met een glas-in-loodvulling (1958).

Op de verdieping bevindt zich een houten balkon, dat met vier bewerkte rondhouten schoren is afgeschoord op het onderliggend muurwerk. De geprofileerde koppen van de liggers steken aan de voorzijde door de koppelbalk heen. De onderrand van de koppelbalk is versierd met vier gedraaide houten elementen. Het balkon wordt begrensd door een houten hekwerk, bestaande uit een onder- en bovenregel met wankanten tussen identiek bewerkte staanders. De velden zijn voorzien van gedraaide tussenstaanders en gekruiste schoren.

In de gevel grenzend aan het balkon bevinden zich drie met een rondboog gesloten vensteropeningen, die onderling van elkaar zijn gescheiden door een deelzuil. De rondboog is uitgevoerd als anderhalfsteens rollaag in rode en gele strengperssteen op geschilderde aanzetblokken en is aan de bovenrand voorzien van een profiellijst. In de vensteropeningen bevinden zich in het kozijn een ongedeeld onderraam en boven het kalf met een bloklijst een ongedeeld halfrond bovenraam met een glas-in-loodvulling. Oorspronkelijk waren hier openslaande deuren naar het balkon aanwezig.

De kroonlijst van dit geveldeel is op dezelfde wijze uitgevoerd als die van het risaliet. Aan de linker zijde is de gevel van het tussenlid geheel gemoderniseerd en in één bouwlaag opgetrokken in gele baksteen in halfsteens verband en wordt beëindigd met keramische tegels. In de gevel bevindt zich een deuropening met in het kozijn een vlakke deur met drie gestapelde ruitjes. Boven het kalf bevindt zich een tweelicht met ongedeelde ramen met een glas-in-loodvulling.

Linker zijgevel

De gevel is opgetrokken in twee bouwlagen in licht roodbruine baksteen in kruisverband met platvol voegwerk. De gevel wordt beëindigd met een houten boeiboord. Aan de rechter zijde is de voorgevel over een breedte van twee strekken omgezet.

Achtergevel

De gevel is tot de eerste verdieping afgedekt door een aanbouw. Hierboven is de gevel opgetrokken in baksteen en geheel gecementeerd. De indeling van de gevel is recentelijk compleet gewijzigd.

Rechter zijgevel

De gevel is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met platvol voegwerk in twee bouwlagen aflopend naar achteren. Aan de linker zijde is de voorgevel over een breedte van twee strekken omgezet. De gevel wordt aan de linker zijde tot een hoger opgetrokken schoorsteen beëindigd met een horizontale deklijst, waar onder gemetselde kolommen op de aflopende gevellijn. Aan de rechter zijde wordt de gevel beëindigd met een houten boeiboord.

Kap

Het pand bezit een asymmetrisch zadeldak, dat aan de achterzijde diep doorloopt, gedekt met gesmoorde kruispannen.Het risaliet is gedekt met een half schilddak dat aansluit op een in gele strengperssteen opgetrokken muur ter plaatse van de nok.

Het lessenaarsdak aan de voorzijde op het tussenlid is gedekt met rode kruispannen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Begane grond

Aan de linker zijde bevindt zich in het voormalige tussenlid achter de entree een klein portaal met aansluitend de trap naar de verdieping. Achter de entree van het kantoor op de begane grond bevindt zich een tot de achtergevel doorlopende hal. De hal heeft een in 1958 aangebrachte tegelvloer en een verlaagd plafond. Aan de voorzijde bevinden zich restanten van de betegeling (Jugendstil-motieven) van de oorspronkelijke entree. Aan de achterzijde was een ruimte afgescheiden (nu slechts zichtbaar in het plafond). Aan de rechter zijde bevindt zich een kantoor en een in gele geglazuurde strengpers-profielsteen en hardstenen hoekblokken gemetselde schouw.

Eerste verdieping

De trap van de begane grond sluit met een bovenkwart aan op een L-vormige gang. Aan de voorzijde bevinden zich twee kamers, waar tussen de steektrap naar de zolder is gesitueerd. Aan de achterzijde liggen de keuken, het toilet en een kamer. De ruimten zijn recent gemoderniseerd.

Zolder

De ruimte is niet ingedeeld.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als expeditiekantoor gecombineerd met bovenwoning, gebouwd rond 1900, in een 17e eeuws havengebied waar van oudsher veel bedrijfsmatige panden aanwezig waren. Het pand heeft cultuurhistorische waarde als voormalig kantoor van de Dordtse families Brand en van Wees.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang door het ontwerp en de detaillering van de voorgevel in eclectische stijl, waarin ook elementen van de 'chaletstijl' zijn verwerkt, zoals de uitvoering van het balkon en de rijk uitgevoerde kroonlijst. Het gebruik van de gekleurde strengperssteen zorgt voor een grote herkenbaarheid van het pand.

Gaafheid

Het pand is van belang door de gaafheid van de vorm en het exterieur. De wijzigingen aan de gevel zijn bijna alle in 1958 aangebracht en betreft de invullingen van de vensteropeningen.

De bouwkundige staat is redelijk tot goed.

Situering

Het pand heeft stedenbouwkundige waarde als onderdeel van de monumentale gevelreeks aan de Bomkade in beschermd stadsgezicht en door de ligging aan het water van de Bomhaven.

Unieke waarde

Het pand heeft in cultuurhistorisch, typologisch en architectonisch opzicht een hoge zeldzaamheidswaarde.

Publicaties

  • Jan Versteeg, Een boom op de Bomkade, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 2022.

Bijlage


Boombrug

  • Datering: 1959
  • Oorspronkelijke functie: Brug met brugwachtershuisje
  • Bouwstijl: Functionalisme
  • Postcode: 3311TC

 

Algemene beschrijving

Ophaalbrug met twee brugwachtershuisjes.

Ligging

Brug over de Wijnhaven in het verlengde van de Boomstraat en de Wijnstraat met ten zuiden van de brug het water van de Wijnhaven en ten noorden van de brug het water van de grote rivieren.

Hoofdvorm

Oeververbinding met een beweegbaar gedeelte tussen twee landhoofden. De brug is uitgevoerd als ophaalbrug.

Bouwgeschiedenis

De Boombrug wordt in de stadsrekeningen van 1284-1285 voor het eerste vermeld als die grote brueghe. De brug overspande oorspronkelijk het breedste deel van de Voorstraats-of Wijnhaven, oorspronkelijk de uitmonding van de middeleeuwse rivier de Thuredrith in de Merwede.

De havenmondig is door de eeuwen heen steeds verder versmald. In 1777 wordt voor het eerst melding gemaakt van de Boombrug. Op de plattegrond uit 1832 wordt de brug nog gewoon aangeduid als 'Den Boom'. De naam verwijst naar de draaiboom die op deze locatie de haven afsloot van de rivier.

Bij de realisatie van de herontwikkeling van het centrumgebied werd de Boomstraat aan de zuidzijde - na sloop van de bebouwing daar - verbreed en de bestaande brug vervangen door de huidige. Op 29 november 1960 kreeg de brug bij raadsbesluit de naam Boombrug.

Beschrijving brug

De vaste oeververbinding bestaat uit twee landhoofden, waar tussen het beweegbare brugdek zich bevindt.

De brughoofden met de kademuren in het verlengde daarvan zijn uitgevoerd in beton met een bekleding van natuursteen en een dekplaat in graniet. Hoeken zijn uitgevoerd in blokken graniet.

Het beweegbare gedeelte inclusief de hamei, de balans, de balanskist en de leuningen zijn uitgevoerd in staal.

Het brugdek is geasfalteerd en verdeeld in een rijweg met aan weerszijden een iets verhoogd voetpad.

Beschrijving brugwachtershuisjes

Ten zuidwesten van de brug aan de Wijnstraat en ten noordoosten van de brug aan de Boomstraat bevindt zich een brugwachtershuisje.

De brugwachtershuisjes hebben een ruim een meter hoge basis uitgevoerd in beton met een bekleding van natuursteen en een dekplaat in graniet. Hoeken zijn uitgevoerd in blokken graniet. De opbouw is vervaardigd in staal met ongedeelde vaste beglazing. De brugwachtershuisjes hebben een in koper uitgevoerd plat dak.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De brug is van cultuurhistorisch belang als opvolger van een zeer oude verbinding tussen de twee landhoofden en als object dat een representatief voorbeeld is van de stedelijke vernieuwing die eind jaren vijftig begon in de historische binnenstad van Dordrecht.

Architectonische waarde

De brug en brugwachtershuisjes zijn van architectuurhistorisch belang door de kwaliteit van het ontwerp. De huisjes zijn een gaaf voorbeeld van een ontwerp in de stijl van het functionalisme.

Gaafheid

Het object is van belang door de gaafheid van de brug en de brugwachtershuisjes, waar vrijwel niets aan gewijzigd is. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het object heeft stedenbouwkundige waarde als oeververbinding over de Wijnhaven en als markant gelegen object in het historisch centrum van Dordrecht, beschermd stadsgezicht.

Unieke waarde

In architectonisch en stedenbouwkundig opzicht bezit het object een zekere zeldzaamheidswaarde.

Bijlage


Boomstraat 15, 17 en 19

  • Datering: 1908-1909
  • Oorspronkelijke functie: Woon-winkelpand
  • Bouwstijl: Rationalisme
  • Architect: Waals
  • Postcode: 3311TC

 

Algemene beschrijving

Winkel met bovenwoningen. Gebouwd als complex, samen met Bolwerk 4.

Ligging

Het complex ligt in een bocht van een gesloten gevelwand aan de noordoostelijk zijde van het historisch centrum aan het Bolwerk en de Boomstraat.

Hoofdvorm

Pand op trapeziumvormig grondplan, in drie bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

De huidige Boomstraat volgt het tracé van de 14e eeuwse stadsmuur. Deze muur is rond 1450 geslecht toen het noordelijker gelegen deel ook bij de stad werd getrokken. Bebouwing kan nooit ouder zijn dan circa 1450.

In 1908 wordt een vergunning verleend voor de bouw van een magazijn, winkel en drie bovenwoningen (Bolwerk 4 én Boomstraat 15/17/19) naar het ontwerp van architect J.P. Waals. Voor de realisatie worden bestaande panden met een café, winkel en een bakkerij gesloopt.

Het complex bestaat uit drie beuken. Het linkerdeel met twee beuken, Bolwerk 4, was bestemd voor de opdrachtgever, H.A. Gelissen en werd ingedeeld als winkel met kantoor op de begane grond, met woonruimte op de begane grond en alle verdiepingen. Het rechterdeel aan de Boomstraat werd ingedeeld als magazijn van 'Scheeps- en Machinekamerbehoeften' met twee verhuurbare bovenwoningen.

Beschrijving exterieur per gevel

Het pand bestond uit een woning op de eerste verdieping met het linkerdeel van de zolder (nummer 19), een magazijn op de begane grond (nummer 17) en een woning op de tweede verdieping met het rechterdeel van de zolder (nummer 15). De beschrijving betreft het totale pand.

Voorgevel complex

De gevel telt drie bouwlagen, opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met iets terugliggend voegwerk. De gevelopeningen zijn voorzien van een natuurstenen lekdorpel en zijn gesloten met een natuurstenen latei.

Op de begane grond bevindt zich aan de linker zijde de entree tot de woning op de eerste verdieping en rechts die tot de woning op de tweede verdieping. De identieke entrees bestaan uit een kozijn met een paneeldeur en een ongedeeld bovenlicht. De deur aan de linker zijde is gemoderniseerd, die aan de rechter zijde is oorspronkelijk met een plaat voor het onderpaneel en een negenruits bovenpaneel. In de as van de gevel bevindt zich de entree tot de bedrijfsruimte op de begane grond. De segmentboogvormige deuropening is voorzien van een kozijn met paneeldeuren met twee verticale onderpanelen en een negenruits bovenpaneel. Het bovenlicht bestaat uit drie ruiten bovenin en onderin een lage vierruits strook. Aan weerszijden van de deuropening bevindt zich een segmentboogvormige vensteropening met boven een lage borstwering een ongedeeld onderraam en een bovenraam gelijk aan dat boven de deuropening. Boven de drie segmentbogen bevindt zich een natuurstenen band met het opschrift SCHEEPS en MACHINEKAMERBEHOEFTEN.

Op de eerste verdieping bevinden zich centraal een brede en twee smalle, door tweesteens muurdammen van elkaar gescheiden vensteropeningen met in het kozijn een ongedeeld onder- en bovenraam. De middelste vensteropening is iets hoger dan de andere. Aan weerszijden hiervan bevinden zich twee hoog geplaatste, door een steens muurdam van elkaar gescheiden, smalle vensteropeningen met in het kozijn een ongedeeld raam. De ramen van deze verdieping zijn gemoderniseerd. Onder deze vensters bevindt zich een gevelsteen met het opschrift ANNO en 1909.

Op de tweede verdieping bevinden zich centraal een brede en twee smalle, door tweesteens muurdammen van elkaar gescheiden vensteropeningen met centraal een tweelicht met een ongedeeld onderraam en zesruits bovenramen. In de buitenste kozijnen bevindt zich een ongedeeld onderraam en zesruits bovenraam. Aan weerszijden hiervan bevindt zich een in lijn met de bovenramen geplaatste vensteropening met een tweelicht met zesruits ramen. Onder deze vensters bevindt zich een gevelsteen met de afbeelding van de Nederlandse leeuw.

De gevel wordt beëindigd met een op bewerkte houten klossen uitkragende geprofileerde bakgoot.

Achtergevel

De achtergevel ligt op de begane grond en eerste verdieping niet vrij. Een vroegere binnenplaats is dichtgemaakt en via de voormalig achteruitgang van Boomstraat 17 is er een verbinding gekomen met het achterliggende pand.

Op de begane grond is in ieder geval nog de deuropening met bovenraam aanwezig en een rechts naastgelegen raam. Op de tweede verdieping zijn ook nog de raamopeningen en - vullingen aanwezig.

Kap

Het dak van het complex bestaat uit een rondom lopend schilddak, met plat. Aan de voorzijde is een topgevel toegevoegd, de scheiding met Bolwerk 2 wordt gevormd door de topgevel waar het platte dak op aansluit.

Het dak is aan de voorzijde voorzien van een afwerking met bitumen singles, de achterzijde is afgewerkt met gesmoorde kruispannen.

Aan de voorzijde bevinden zich ter hoogte van de middenas van de rechterbeuk van Bolwerk 4 en ter hoogte van de middenas van Boomstraat 17 een dakkapel met een aankapping op de hoofdkap.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Begane grond

Achter beide entrees naar de bovenwoningen bevindt zich een korte gang met aansluitend de trap naar boven.

De bedrijfsruimte op de begane grond is niet ingedeeld.

Oorspronkelijk bestond er een verbinding met de aangrenzende bedrijfsruimte in Bolwerk 4, die in de huidige situatie is gesloten. Aan de achterzijde is de oorspronkelijke open binnenplaats toegevoegd en een verbinding met het achterliggende pakhuis gemaakt.

Eerste, tweede verdieping en zolder

Geen opname.

Waardering

Het achterliggende pakhuis maakt geen onderdeel van de bescherming uit.

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een onderdeel van een 'nieuwbouwcomplex' met woningen en bedrijfsruimte gebouwd in het eerste decennium van de vorige eeuw in een gebied waar vanaf de 19e eeuw zowel bedrijfspanden als woningbouw gerealiseerd werden.

Architectonische waarde

Het pand is samen met het gelijktijdig gebouwde pand Bolwerk 4 van architectuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van een pand gebouwd in de stijl van het rationalisme, met het kenmerkende gebruik van natuursteen voor constructieve onderdelen en de verbijzondering van bouwdelen, zoals het trappenhuis van Bolwerk 4. Het pand heeft bouwhistorische waarde door de vermoedelijke aanwezigheid van oudere bouwmuren (de scheidingsmuur van Bolwerk 4 en Boomstraat 15, 17, 19).

Gaafheid

Het pand is van belang vanwege de gaafheid van de vorm en het exterieur, met name aan de voorzijde en de kap. De bouwkundige staat is redelijk.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde in relatie met Bolwerk 4 door de gelijktijdige bouw van dit complex. Het pand heeft ensemblewaarde in relatie met Bolwerk 2 door de architectonische verwantschap. Het complex heeft stedenbouwkundige waarde door de ligging in een beeldbepalende gevelreeks in beschermd stadsgezicht en door de ligging in de as van de Taankade.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok, Wonen op 't Blaau Bolwerck, 2012.

Bijlage


Bosboom-Toussaintstraat 62

  • Datering: 1926-1927
  • Oorspronkelijke functie: Schoolgebouw
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314GE

 

Algemene beschrijving

Schoolgebouw, gebouwd als huisvesting voor openbaar lager onderwijs, nu in gebruik door de Evangelische basisschool Eden.

Ligging

Het vrijstaande schoolgebouw is met de hoofdentree gesitueerd aan de Bosboom Toussaintstraat in de wijk Oud-Krispijn. In dit gebied werden in 1906 de eerste woningen gebouwd. Woningbouwcomplexen en middenstandswoningen kenmerken de wijk die deels gebouwd is naar een uitbreidingsplan van stedenbouwkundige J.E. van der Pek. Eigen voorzieningen zoals, scholen, winkels en kerken zijn prominent aanwezig. De school is gelegen naast de voormalige 'Torenschool' die drie jaar later is gebouwd, eveneens naar een ontwerp van de directeur van de Bouw en Woningdienst Dordrecht, Chr. G. van Buuren.

Het hoofdvolume ligt ruim achter de rooilijn en beschikt zowel aan de voor- als achterzijde over een eigen buitenterrein. De zijvleugels van het gebouw grenzen aan de Jacob van Lennepstraat en de Betje Wolffstraat.

Hoofdvorm

Het pand bestaat uit drie vleugels. Centraal de hoogste vleugel van twee bouwlagen die op een rechthoekige plattegrond is opgebouwd uit diverse rechthoekige volumes en met een iets naar voren gelegen entreepartij. Aan weerszijden bevinden zich lagere, naar voren uitgebouwde vleugels, eveneens op een rechthoekige plattegrond en opgebouwd uit diverse volumes. In de oostelijke vleugel bevindt zich het voormalig gymnastieklokaal. De westelijke vleugel is in 1929 toegevoegd en later aan de zuidzijde voor een deel afgebroken. Alle volumes zijn voorzien van een plat dak.

Bouwgeschiedenis

In heel Nederland worden na 1920 veel scholen gebouwd. Niet alleen de bevolkingsgroei en de stadsuitbreidingen veroorzaken deze explosieve toename van schoolgebouwen, maar ook de rijkssubsidies die nu mogelijk zijn voor zowel openbaar als bijzonder onderwijs op basis van de Onderwijswet uit 1920 stimuleren de bouw van scholen. Deze wet wordt overigens binnen enkele jaren aangepast. Naar aanleiding van deze herziening volgt een nieuw Bouwbesluit in 1924. Hierin zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op onder andere daglichttoetreding, oriëntatie van het gebouw, ventilatie en hygiëne. Onderwijshervormingen in deze tijd hebben ook invloed op de vorm van het schoolgebouw. Zo worden bijvoorbeeld gymnastieklokalen met wandrekken, ringen en evenwichtsbalken geïntroduceerd. Het interieur krijgt veel aandacht, immers 'schoonheid heeft ook een opvoedende waarde'. Net als andere openbare gebouwen krijgt het schoolgebouw een centrale positie in de wijk.

Dit schoolgebouw is ontworpen door de toenmalige directeur van de Bouw en Woningdienst Dordrecht, Christiaan Gerrit van Buuren (1888-1965). In deze functie heeft hij onder andere een aantal scholen ontworpen en het stedenbouwkundig uitbreidingsplan van Van der Pek herzien.

In de geest van de tijd en geïnspireerd door de Amsterdamse School heeft hij in 1926 dit expressionistische gebouw ontworpen waarin ondergebracht worden: 'acht leslokalen, een hoofdonderwijzerskamer, dokterskamer, hal, gangen enz. en een gymnastieklokaal met garderobe, badgelegenheid en bergplaats, en een rijwielbergplaats op het achterterrein.'

In 1929 wordt aan de westzijde een vleugel bijgebouwd, 'een schoolgebouw voor voorbereidend lager onderwijs'. Deze kleuterschool heeft vier klaslokalen, een speellokaal en een eigen ingang aan de Betje Wolffstraat. Het hoofdgebouw is niet toegankelijk vanuit deze vleugel en ook het achterterrein is nu verdeeld in een ruimte voor de kleuters en de grotere kinderen. Het zuidelijke deel van deze vleugel, waaronder het speellokaal en een leslokaal zijn later gesloopt.

Hoewel deze vleugel pas drie jaar later werd ontworpen, is op de bouwtekeningen duidelijk te zien dat het ontwerp beïnvloed is door het Nieuwe Bouwen. Gebruik wordt gemaakt van moderne materialen, zoals betonnen lateien met daarin enorme horizontale raampartijen voorzien van stalen kozijnen. Gezien de aantasting van deze vleugel door de sloop aan de achterzijde, de vervanging van de kozijnen en de wijzigingen aan het interieur, wordt deze vleugel niet opgenomen in de waardering.

In 1959 wordt een bouwaanvraag gedaan voor het uitbreiden van de kleedruimten aan de zuidzijde van het gymnastieklokaal. Dit wordt niet uitgevoerd.

In 1988 wordt de school gedeeltelijk aangepast ten behoeve van de brandveiligheid. In 2001 worden aan de achterzijde een nooduitgang en een brandtrap geplaatst.

In 2002 wordt de luifel van de entree aan de voorzijde afgesloten door middel van een hardglazen constructie.

Beschrijving exterieur

Alle gevels zijn vanaf de plint gemetseld in een lichtbruine baksteen in kettingverband met terugliggende voeg. De plint die in de voor- en achtergevel tot onderzijde kozijn loopt, met uitzondering van de entreepartijen, en in het metselwerk wordt beëindigd door een rollaag is in kettingverband gemetseld met een donkerder klinker. Het metselwerk wordt aan de bovenzijde van de gevel beëindigd door een rollaag in een enkele steen, anderhalve steen of dubbele steen, en afgewerkt met een dakrand. Alle gevelopeningen worden aan de bovenzijde beëindigd met een steens rollaag en aan de onderzijde met een iets naar voren gemetselde rollaag. Op sommige gevels zijn expressief vormgegeven, kunststenen waterspuwers aangebracht.

Buitendeuren zijn alle voorzien van hardstenen onderdorpels en neuten.

Exterieur hoofdvleugel

De voorgevel van de hoofdvleugel is symmetrisch van opzet en bestaat uit een iets naar voren springend centraal bouwvolume met aan weerszijden twee lagere volumes, waarachter een in de hoogte verspringend bouwvolume waarin de lokalen zijn gevestigd. Het centrale volume van twee bouwlagen is het hoogst en grenst op de begane grond aan een rechthoekig eenlaags volume met aan weerzijden twee kubusvormige volumes die de overdekte entree begrenzen.

Het hoge centrale volume, waarin de hal en het trappenhuis zijn gesitueerd, heeft ter hoogte van de eerste verdieping drie vaste hoge ramen, gescheiden en geflankeerd door een geleding in terugliggend metselwerk dat doorloopt tot boven het dak. Deze vier metselwerk banen zijn enkele stenen op het dak doorgemetseld. Op deze geleding bevinden zich onder de dubbele rollaag vier waterspuwers. Ter hoogte van de onderzijde van de kozijnen wordt het terugliggende metselwerk beëindigd door een uitstekende, rechthoekige kunststeen. In de drie ramen waren oorspronkelijk drie glas-in-lood ramen aanwezig. Aan weerszijden van de raampartij zijn kunststenen vlaggenstok houders aangebracht. De smeedijzeren houders en de vlaggenstokken ontbreken. De zijgevels van dit volume zijn getrapt en geheel blind uitgevoerd. Op de grens van de aansluiting met de bouwmassa waar de gangen zijn gevestigd is aan weerszijden een zittend figuratief stenen beeldhouwwerk aangebracht. Rechts een mannelijk figuur met uil, met daaronder een vrouwelijk figuur. Links een vrouwelijk figuur met kind, met daaronder een langwerpig vormgegeven vogel.

Het volume in één bouwlaag in het midden vormt de ingang. In het midden van de rollaag bevindt zich een stenen beeldhouwwerk van twee figuren met boeken. Twee kubusvormige volumes, aan de binnenzijde voorzien van een hoekkozijn met vaste ramen, flankeren de entree die door een vooruitstekende, houten luifel overdekt wordt. Drie in klinkers uitgevoerde treden leiden naar het bordes voor de nog originele voordeuren die zijn voorzien van een raam met een decoratief smeedijzeren rooster. In 2002 is een hardglazen constructie gebouwd op de naar voren uitstekende, gemetselde bloembakken.

In de zijgevels bevindt zich centraal een kozijn voorzien van een dubbel raam.

De rechthoekige volumes in twee bouwlagen aan weerszijden van de entreepartij zijn identiek. Ter hoogte van de eerste verdieping bevindt zich een horizontale raampartij, bestaande uit zeven naar binnen vallende ramen. De houten kozijnen worden gescheiden door een band van metselwerk ter breedte van een steen. De band wordt aan de boven- en onderzijde beëindigd met een kunststenen sluitsteen.

Ter hoogte van de begane grond bevindt zich een horizontale raampartij, bestaande uit zeven naar binnen vallende ramen. De houten kozijnen worden gescheiden door een band van metselwerk ter breedte van twee stenen. De rollagen boven en onder de kozijnen lopen over de gehele lengte van de gevels door. Het metselwerk tussen de rollagen ligt iets terug. Achter deze gevels bevinden zich de gangen.

De zijgevels van deze volumes worden voor een deel afgesloten door het naastgelegen bouwvolume. Ter hoogte van de verdieping is een horizontale raampartij aanwezig, met daarin vier naar binnen vallende ramen, gescheiden door een band van metselwerk. In de hoeken onder de dakrand bevindt zich een waterspuwer.

Naast de hierboven beschreven volumes is een kleiner volume aanwezig van één bouwlaag die de verbinding vormt tussen de hoofdvleugel en de zijvleugels. In de voorgevel loopt de plint helemaal door, het metselwerk van het kleine volume ligt vanaf deze plint terug. In de voorgevels bevinden zich twee ramen, gescheiden door een band van metselwerk, identiek aan naastgelegen kozijnen.

De achtergevel van de hoofdvleugel is symmetrisch van opzet. Centraal staat het iets terugliggende volume van twee bouwlagen waarin het trappenhuis is gevestigd. Ter hoogte van de eerste verdieping zijn drie hoge, vaste ramen aanwezig voorzien van glas-in-lood. De kozijnen worden gescheiden door een band van metselwerk ter breedte van een steen. De band wordt boven en onder beëindigd door een kunststenen sluitsteen.

Twee kubusvormige volumes, voorzien van een klein raam, flankeren de entree die door een vooruitstekende, houten luifel overdekt wordt. Drie in klinkers uitgevoerde treden leiden naar het bordes voor de nog originele achterdeuren die zijn voorzien van een raam, verdeeld door horizontale roeden. Naast de trap bevinden zich aan weerszijden twee gemetselde bloembakken.

De gevels van de rechthoekige volumes in twee bouwlagen aan weerszijden van deze entreepartij zijn identiek. De volumes liggen iets naar voren ten opzichte van het volume waarin het trappenhuis is gevestigd. Achter de gevels bevinden zich de klaslokalen. Per gevel zijn vier grote raampartijen aanwezig, twee op de verdieping en twee op de begane grond. De raampartij bestaat uit een iets buiten de gevel liggend rechthoekig kozijn met in het midden twee grote vierkante vaste ramen, en aan weerszijden twee naar buiten draaiende zijramen. De zijramen waren oorspronkelijk met horizontale roeden verdeeld. Boven en onder dit kozijn bevindt zich een iets smaller horizontaal kozijn met daarin twee naar buiten draaiende ramen. Tussen de raampartijen zijn in 2002 nooduitgangen aangebracht, die uitkomen op een stalen brandtrap die aan de gevel is bevestigd.

Aan de linkerzijde grenst het volume van de klaslokalen aan het iets lager gebouwde en naar achteren gelegen volume van de gangen. Ter hoogte van de begane grond is geheel rechts in de hoek een deur, overdekt door een houten luifel die voor een deel nog doorloopt langs de gevel. Twee in klinkers gemetselde treden geven toegang tot het bordes voor de deur. Het kubusvormige volume van één bouwlaag ligt terug ten opzichte van deze bouwmassa. In deze gevel bevinden zich twee kozijnen identiek aan voorzijde van dit volume.

Aan de rechterzijde grenst het volume van de klaslokalen eveneens aan het iets lager gebouwde en naar achteren gelegen volume van de gangen. Hier wordt aan de achterzijde het volume verbonden aan de zijvleugel waarin het gymnastieklokaal is gevestigd.

Exterieur oostvleugel - gymnastieklokaal

De oostvleugel is een naar voren uitgebouwde vleugel van één bouwlaag en opgebouwd uit diverse volumes. Het grootste bouwvolume is anderhalve verdieping hoog ten opzichte van de centrale vleugel. Hierin is het gymnastieklokaal gevestigd. De voorgevel van dit volume wordt grotendeels afgeschermd door kleinere volumes. In de hoeken bevindt zich onder de dakrand een waterspuwer. In de westgevel, grenzend aan de binnentuin is ter hoogte van de naastgelegen bouwmassa een horizontale raampartij aangebracht met in het midden twee rechthoekige kozijnen en aan weerszijden twee vierkante kozijnen voorzien van een naar binnenvallend raam, verdeeld door een horizontale roede. De kozijnen worden gescheiden door een band van metselwerk ter breedte van een steen. Centraal hieronder bevinden zich twee deuropeningen. Het linkerkozijn is voorzien van twee met panelen dichtgemaakte deuren. Het rechterkozijn is geheel dichtgezet met staalplaat.

Het grote bouwvolume verjongt zich aan de voorzijde in een lager en smaller volume, waarop in het midden drie gemetselde muren. Op de voorkant van elk van deze muurtjes is een stenen beeldhouwwerk aangebracht, met van links naar rechts een leeuw, een beschadigd exemplaar en een hert. In de voor- en zijgevels bevindt zich een dichtgezet kozijn. Grenzend aan dit bouwvolume is in het midden een iets lager en smaller volume aanwezig, waarin de berging van het gymnastieklokaal met aan de voorzijde twee dichtgemaakte kozijnen. Aan weerszijden worden de volumes met elkaar verbonden door een gemetselde bloembak.

De oostgevel wordt van rechts naar links gevormd door de gemetselde tuinafscheiding die overgaat in de iets hoger gelegen bloembak en vervolgens de zijgevel van het gymnastieklokaal. Hier springt de plint naar beneden; het bovenliggende metselwerk van dit gevelvlak ligt iets naar voren ten opzichte van de overige gevelpartij. De horizontale raampartij met in het midden drie rechthoekige kozijnen en met een weerszijden twee vierkante kozijnen is identiek vormgegeven als de raampartij aan de westzijde. De roedeverdeling is verdwenen. In de rollaag boven de plint zijn in het verlengde van de metselwerk banden tussen de kozijnen vier stenen aangebracht. Grenzend aan dit gevelvlak bevindt zich ongeveer tot de hoogte van de onderkant kozijnen de muur van de tuinafscheiding. Hierin is een rondboogpoort voorzien van een ontlastingsboog in tweeënhalve rollaag. Aan weerszijden is ter hoogte van de rollaag boven de plint het metselwerk verbijzonderd. Aan de binnenzijde is deze tuinmuur identiek uitgevoerd.

De achtergevel van de oostvleugel wordt gevormd door het volume van het gymnastieklokaal. Onder de dakrand bevindt zich in de hoeken een waterspuwer. In de horizontale raampartij zijn vijf vaste ramen aanwezig, gescheiden door een band van metselwerk van een steen breed. De band wordt ter hoogte van de rollagen aan boven- en onderzijde beëindigd door een kunststenen sluitsteen. De ramen zijn witgeschilderd en de horizontale roedeverdeling is verdwenen. Centraal onder deze raampartij bevinden zich twee grote deuropeningen, voorzien van een gemoderniseerde, dichte, stalen invulling.

Het lagere volume dat de centrale vleugel met de zijvleugel verbindt is hier verder naar achteren uitgebouwd dan aan de westzijde. Het volume verlengt zich met een lager gedeelte met aan de oostzijde links een deuropening voorzien van een dubbele deur en rechts een kozijn voorzien van een dubbel openslaand raam. De entree wordt overdekt door een uitkragende, houten luifel die de hoek omgaat. Aan de zuidzijde bevinden zich twee kleine ramen. Het metselwerk van deze zuidgevel loopt aan weerszijden tot een hoogte van ca. 1 meter door. Het vormt links de begrenzing van een bloembak, en rechts de begeleiding van de traptreden naar de entree. De bloembak grenst aan het volume van de gangen, waarin ter hoogte van de begane grond drie kozijnen aanwezig zijn.

Beschrijving interieur

De ingang van het pand is aan weerszijden omsloten door de voormalige onderwijzerskamers. Achter de tochtdeur bevindt zich de centrale hal met het trappenhuis. Op beide verdiepingen zijn aan weerszijden van de hal gangen die toegang geven tot de leslokalen aan de zuidzijde. In totaal zijn er acht lokalen aanwezig. Aan het einde van deze gangen bevinden zich gemoderniseerde toiletgroepen. In de muren tussen gang en leslokaal zijn originele binnenkozijnen aanwezig, voorzien van een vallend raam. Een enkel lokaal is samengevoegd met de gang.

De lokalen beschikken over originele inbouwkasten die naast de raampartij aanwezig zijn. Alle plafonds zijn voorzien van verlaagde plafondsystemen. Alle binnendeuren zijn voorzien van hardsteen onderdorpels en neuten. De originele houten deuren hebben een bovenraam en een met een paneel dichtgezet onderraam. Sommige binnendeuren en kastdeuren zijn voorzien van een paneel dat door horizontale opgelegde roeden in vieren is gedeeld.

De onderzijde van de wanden in de gangen, de hal, de ingangen, de gymnastiekzaal en de wanden langs de trappen en bordessen, als ook de zuilen in de hal zijn uitgevoerd in schoon metselwerk conform de plint van het exterieur, met aan de boven -en onderzijde een band van donkere steen. Boven het mestelwerk zijn de wanden gestuukt.

De trap en de hal beneden zijn bekleed met gele hardgebakken tegels. De traptreden hebben randen van zwarte tegels. Het trappenhuis aan de zuidzijde heeft drie hoge ramen waarin expressionistische figuren van glas-in-lood zijn verwerkt. De drie kunstwerken maakten onderdeel uit van een ensemble van zes. Het glas-in-lood aan de noordzijde van de hal is verdwenen. Links is een vrouw met wereldbol weergegeven, in het midden een gesluierde figuur met kind, en geheel rechts een vrouw met in haar handen een cirkel verdeeld in segmenten.

Beschrijving tuin

Het schoolgebouw heeft een groot voorterrein dat door een gemetselde tuinmuur, conform plint van het pand, wordt afgescheiden van de straat. De muur van ca. 1.20 meter hoog wordt beëindigd met een rollaag. Halverwege de rollaag zijn ongeveer om de vier meter accenten aangebracht van drie verticale, uitkragende bakstenen. De muur wordt onderbroken voor het dubbele, smeedijzeren toegangshek. Aan weerszijden van het lage hekwerk bevinden zich gemetselde zuilen.

De aanleg van het terrein is grotendeels origineel. Vanaf het hek loopt een breed pad met drie donker gekleurde banden naar de ingang van de school. Langs alle gevels zijn paden van stoeptegels gemaakt die samen met het middenpad twee symmetrisch aangelegde grasvelden begrenzen. Tussen de grasvelden en de tuinmuur is een strook voor beplanting. Aan weerszijden van het hek staan onder andere grote cypressen.

Het achterterrein heeft geen monumentale waarde.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een in de jaren twintig gebouwd schoolgebouw. Het representeert zowel de opvoedkundige waarden uit die tijd, als de bepalingen uit het Bouwbesluit van 1924 waar onder andere daglichttoetreding in de klaslokalen, oriëntatie van deze ruimten en ventilatie in beschreven staan. Het pand is van cultuurhistorisch belang als voormalige openbare buurtschool in de wijk Oud-Krispijn.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang als representatief en in Dordrecht zeldzaam voorbeeld van een schoolgebouw ontworpen in een expressionistische stijl. Het pand is van architectuurhistorisch belang door de hoge kwaliteit van het ontwerp en de detaillering van de gevels. Het pand kenmerkt zich door ten opzichte van elkaar in hoogte, diepte en breedte verspringende volumes. De afzonderlijke gevels worden verbijzonderd door het gebruik van waterspuwers, sculpturen, kunststenen accenten en rollagen van metselwerk.

Het pand is van architectuurhistorisch belang door de originele onderdelen die in het interieur aanwezig zijn, zoals binnenkozijnen- en deuren, inbouwkasten, schoon metselwerk als wandverdeling en het trappenhuis. De drie vensters in glas-in-lood zijn van hoge artistieke waarde (nader kunsthistorisch onderzoek gewenst).

Het pand is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de toenmalige directeur Bouw- en Woningdienst Dordrecht, Chr. G. van Buuren.

Het voorterrein is van architectuurhistorisch belang door de in eenheid met het pand ontworpen tuinmuren, toegangspoort en tuin. Een groot deel van de oorspronkelijke aanleg van het buitenterrein aan de voorzijde is nog aanwezig, zoals de bestrating en delen van de beplanting.

Situering

Het pand heeft hoge stedenbouwkundige waarde als vrijstaand complex in een woonwijk en door de situering ver achter de rooilijn, waardoor een met groen aangelegd voorterrein is ontstaan. Het pand heeft ensemble waarde in relatie tot de naastgelegen voormalige 'Torenschool', die drie jaar later is gebouwd eveneens naar ontwerp van Chr. G. van Buuren. Hoewel de Torenschool al meer invloeden laat zien van het Nieuwe Bouwen vertonen de beide panden architectonische verwantschap.

Gaafheid

Het pand is van belang door de gaafheid van het complex. Op enkele moderniseringen na, zoals de nooduitgangen en de brandtrappen aan de achterzijde, zijn de gevels geheel in originele staat. De ruimten van de school zijn vrijwel ongewijzigd, op enkele doorbraken na. De modernisering van het pand betreft hier alleen voorzieningen voor brandveiligheid, verlaagde plafonds en vloerafwerking.

De bouwkundige staat is redelijk.

Unieke waarde

Het pand heeft een zeldzaamheidswaarde in cultuurhistorisch, bouwkundig en architectonisch opzicht. Het zorgvuldig ontworpen pand en voorterrein zijn gaaf bewaard gebleven en vormen samen een voor Dordrecht unieke representant van een schoolgebouw in expressionistische stijl.  

Bijlage


Bovenplaat (keet)

  • Datering: 1950
  • Oorspronkelijke functie: Griendkeet
  • Bouwstijl: Traditionalisme

 

Algemene beschrijving

Eenvoudige rechthoekige bakstenen keet met stookplaats, gebouwd voor de doordeweekse huisvesting van griendwerkers, gelegen op een kunstmatige heuvel.

Gebouwd in opdracht van en volgens eisen van Domeinen en daarmee een Domeinkeet.

De redengevende omschrijving betreft de keet en de heuvel waar deze op staat.

Historie gebied

Ten zuiden van de stad Dordrecht was ten gevolge van de Sint Elisabethsvloed van 1421 een groot deel van de Grote of Zuid Hollandse Waard met een aantal van de daarin liggende dorpen verdronken. De voorraadschuur voor het graafschap van Holland was verloren gegaan.

Het gebied werd een grote binnenzee onder invloed van zoetwatergetij. Het groeide door natuurlijke verlanding en aanslibbing langzaam aan tot de Biesbosch. In de tweede helft van de 16e eeuw werden de aanwassen boven water zichtbaar en in 1601-1603 werd als eerste polder de Oud Dubbeldamse Polder ingedijkt. Het resterende waterrijke getijdengebied met slikken, platen, kreken en killen strekte zich uit tot Geertruidenberg.

De natuurlijke landschapsontwikkeling in dit zoetwatergetijdengebied verliep van water, via zandplaat, slikplaat, biezenplaat, rietgors, griend tot tenslotte weiland of bouwland na inpoldering of herdijking. Men was al weer snel begonnen met werken in het 'verdronken' gebied, eerst als vissers en eendenkooikers, gevolgd door biezensnijders, griendwerkers en rietsnijders en na (her)inpoldering weer als agrariërs.

In de 19e eeuw was de Biesbosch grotendeels dichtgeslibd en kon de relatief smalle Beneden Merwede het water bij hoge rivierwaterafvoer niet meer aan. Tussen 1850 en 1897 werd daarom de Nieuwe Merwede gegraven om het teveel aan rivierwater gedeeltelijk via het Hollandsch Diep te kunnen afvoeren. Met de aanleg van de Dam van Engeland ontstonden in de luwte van de dam nieuwe platen en al snel werd de eerste polder weer gevormd: de Tongplaat.

De Nieuwe Merwede vormt de deels gegraven en daarmee kunstmatige scheiding tussen de Brabantse en de Hollandse/Dordtse/Sliedrechtse Biesbosch en de grens tussen de provincies Noord Brabant en Zuid Holland. Het Nationaal Park de Biesbosch omvat nog altijd de gehele Biesbosch.

Na 1970 is de Biesbosch voor een groot deel natuur- en stiltegebied geworden, waar zich een andere flora en fauna ontwikkeld heeft. De hele Biesbosch is momenteel sterk aan verandering onderhevig. Oude platen, waarden en polders worden onder water gezet om het water meer ruimte te geven.

Historie griendketen

De bereikbaarheid van de Biesbosch was in het begin van de 20e eeuw nog steeds een groot probleem. Het kostte de arbeiders teveel tijd elke werkdag huiswaarts te keren. Ze verbleven daarom de hele week in een onderkomen zo dicht mogelijk bij de werkplaats.

Dat onderkomen begon als een schrankkeet in de vorm van een wigwam of een huis, opgebouwd uit wilgenstaken en rietmatten. Soms waren het planken schuurtjes van enkele tientallen kubieke meters. Hierin werden door de griendbazen de werkploegen van 10 tot 20 man gehuisvest. De keten werden gebouwd op hoge vloedheuvels, maar bij extreem hoogwater stonden ze toch ook in het water. Biesboscharbeiders gebruikten soms ook aken en arkjes als mobiel onderkomen.

De griendwerkers - ook wel grienduilen genoemd - leefden, kookten en sliepen in één ruimte. Bij hoog water gebeurde het regelmatig dat een keet onderliep. Hygiëne was ver te zoeken. Hierin kwam pas begin 1900 verandering. Een journalist uit Rotterdam trok door de Biesbosch en stelde de mensonterende omstandigheden aan de kaak in zijn krant. Hij vergat niet te vermelden dat een flink aantal van deze keten eigendom was van Domeinen. Het rechtstreekse gevolg hiervan was een bezoek van Prins Hendrik aan het gebied en het daarop volgende Keetenbesluit uit 1904 waarin vastgelegd werd waaraan een keet minimaal moest voldoen. Ook de nieuwe Woningwet stelde eisen aan het schamele arbeidersonderkomen.

In 1908 deed het Staatstoezicht op de Volksgezondheid onderzoek naar de keten in de Biesbosch en schreef: "De algemeene indruk, wat de particuliere en Kroondomeinketen betreft, is verre van gunstig te noemen; slechte constructie, onvoldoende toetreding van licht en lucht, slechte afvoer van rook, gemis aan behoorlijk afgescheiden slaapgelegenheden, afwezigheid van privaat, onvoldoende hoogte van de vloer bij hooge watervloeden, overbevolking, in hooge mate onzindelijke bewoning enz...."

Het verscherpte Ketenbesluit van 1924 verbeterde de leefomstandigheden van de griendwerkers en rietsnijders in theorie aanzienlijk. De Biesboschketen moesten nu gebouwd worden van hout of steen en aan een minimale afmeting voldoen en over de meest primaire voorzieningen beschikken. De keten moesten wind- en waterdicht zijn, beneden de balklaag een inhoud van minstens 80m3 hebben en niet lager zijn dan 2 meter, een grondvlak van 5x8m = 40m2 hebben, (gedeeltelijk) van steen opgetrokken worden, voldoende ramen voor daglicht en een stookplaats met rookkanaal hebben. De heuvel waarop de keet staat moest minimaal op een hoogte van 3,75 m +NAP staan. Het is echter twijfelachtig of aan deze eisen streng de hand is gehouden.

In de hele Biesbosch staan nog zo'n 20 huisjes of keten waar griendwerkers de nacht doorbrachten. De inrichting was schamel: een stookplaats (later met gietijzeren struikenkachel), een paar kribben om te slapen, stoelen waren luxe, men zat op de meegenomen kooikist met etenswaren voor de hele week (en kruik koffie/thee, zeep, scheerkwast, schone kleren, beddezak, bal kenezalf, bijbel en kaars, gereedschap zoals rijshaak en wetsteentje). De kooikist of waardkist was stoel, tafel en afsluitbare provisiekist in één.

Pas na 1950 werden de werkomstandigheden in de grienden beter. De Biesboschwerkers verbleven niet altijd meer in de grienden, maar konden door de intrede van de buitenboordmotor dagelijks heen en weer varen tussen huis en werk. Vanwege de uitvinding en het grootschalige gebruik van kunststoffen, raakte de griendcultuur halverwege de 20e eeuw echter al in verval.

De afsluiting van het Haringvliet in 1970 en het daarmee het wegvallen van de grote getijdenverschillen was de doodsteek voor de griendcultuur in de Biesbosch.

Ligging

De keet staat op de Bovenplaat of Bovenste Beversluisplaat in de Dordtse Biesbosch, ten noorden van het Gat van Kielen. De keet staat direct ten westen van en buiten de bekading van een deel van de plaat. De keet alleen is bereikbaar via het water, via het Gat van Kielen.

De prominente ligging op een heuvel is niet meer waarneembaar vanwege de dichte begroeiing.

Hoofdvorm

De keet heeft een rechthoekige plattegrond, een zadeldak met gebakken pannen en een gemetselde schoorsteen. De keet staat op een kunstmatig opgehoogde heuvel.

Bouwgeschiedenis

De keet is volledig van baksteen en is daarmee een voorbeeld van keetbouw na het Ketenbesluit van 1924. Uit historische kaarten wordt ook duidelijk dat er op deze locatie al tussen 1910 en 1925 een keet moet zijn gebouwd.

Er zijn geen bouwtekeningen bekend. Wel is bekend dat het hier een zogenoemde Domeinkeet betreft: deze keten waren eigendom van Domeinen (het Rijk/de Staat) en werden allemaal gebouwd door dezelfde aannemer.

De huidige bouwkeet wijkt qua uitvoering en inrichting af van de overige keten in de Dordtse Biesbosch en oogt in uitvoering jonger dan circa 1930. Het lijkt erop dat op de oorspronkelijke locatie een nieuwe keet is gebouwd.

Beschrijving exterieur

De keet is geheel opgetrokken in baksteen in halfsteensverband, heeft een zadeldak en is gedekt met rode holle pannen. De keet heeft een zolderverdieping. De keet heeft een kapconstructie met eenvoudige kreupele spanten.

Op circa 50 cm hoogte is in het metselwerk van alle gevels een rollaag aanwezig.

In de lange voorgevel zitten een rechthoekige deur en twee rechthoekige vensters met houten raamluiken. In één zijgevel zijn op de begane grond twee rechthoekige vensters aanwezig en twee rechthoekige vensters op de zolder. De andere zijgevel (schoorsteenzijde) heeft één klein rechthoekig venster op de begane grond en twee rechthoekige vensters op de zolderverdieping, ter weerszijden van de schoorsteen.

In de achtergevel zitten twee rechthoekige vensters.

De vensters zijn deels grotendeels nog voorzien van ijzeren/stalen ramen. Deze ramen zitten rechtstreeks in de vensteropeningen.

De gevelopeningen wijken in uitvoering af van die in de andere griendketen (raamdorpelstenen en vorm/indeling ramen). Mogelijk is dit een verschil tussen de Domeinketen en de particuliere keten, maar het kan ook wijzen op een jongere bouwdatum.

Beschrijving interieur

De keet bestaat uit één ruimte op de begane ruimte en een zolderverdieping. Beide ruimtes zijn gepleisterd en wit geschilderd.

Het interieur is nog gaaf en compleet. Verklaring hiervoor is het feit dat keet in het recente verleden volledig opgeknapt is en is gebruikt als onderzoekspost door de Natuur-en Vogelwacht Dordrecht. Daarbij is ook de zolder heringericht met de nog altijd aanwezige originele houten kribben/bedden.

De vloer van de begane grond is volledig betegeld met betontegels.

De schoorsteen loopt door tot op de tegelvloer. Er is geen stookplaats of rookkap aanwezig zoals in de andere keten. Hier heeft oorspronkelijk een houtkachel gestaan. Het rookkanaal heeft een houten groen geschilderde schoorsteenmantel.

De zolderverdieping is relatief hoog en heeft circa 1 meter hoge borstwering. Dit in tegenstelling tot de volledig schuine zolders in de overige keten in het gebied.

De uitvoering van de vaste zoldertrap tegen de gevel en de haard wijkensterk af van die in de andere griendketen. Mogelijk is dit een verschil tussen de Domeinketen en de particuliere keten, maar het kan ook wijzen op een jongere bouwdatum.

Beschrijving perceel

De keet staat op een kunstmatig opgehoogde heuvel.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Deze griendkeet herinnert aan de voormalige griend-en rietcultuur in de Dordtse Biesbosch. Het betreft hier één van de weinige (mogelijk de enige) overgebleven zogenoemde Domeinketen.

Onbekend is wanneer de keet zijn oorspronkelijke functie precies is verloren, maar de ingebruikname van de Haringvlietsluizen in 1970 betekende het einde voor de griend- en rietcultuur in de Biesbosch en het begin van de recreatieve betekenis van het gebied.

Architectonische waarde

De keet is een typisch voorbeeld van een keet die na het Ketenbesluit van 1904 en 1924 is gebouwd en aan de meeste eisen uit dat besluit voldoet.

De keet is erg eenvoudig van bouw en wijkt in uitvoeringsdetails af van de overige griendketen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het onderscheid tussen de bouw van keten door particulieren of door Domeinen, maar een latere bouwdatum kan ook de reden hiervoor zijn.

Ensemblewaarde / Situering

De keet staat helemaal vrij op een vrij dicht begroeide kunstmatige heuvel.

De begroeiing ontneemt grotendeels het zicht op de heuvel met keet.

Gaafheid

De keet met heuvel is gaaf. Er is geen ver- of aanbouw uitgevoerd.

Unieke waarde

Het betreft hier één van de weinige, mogelijk de enige, overgebleven zogenoemde Domeinketen. Bovendien is het een opvallend jonge uitvoering van een griendkeet.  

Publicaties

  • Rob Haan, De onherbergzame Biesbosch: over griendketen, woonarken en kooihuizen, 2002.

Bijlage


Breitnerstraat 2

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 4

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 6

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 8

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 10

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 12

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 14

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 16

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 18

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 20

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage


Breitnerstraat 22

  • Naam: Mauvebuurt
  • Datering: 1921-1923
  • Oorspronkelijke functie: Arbeiderswoning
  • Bouwstijl: Expressionisme
  • Architect: van Buuren
  • Postcode: 3314XE

 

(Omschrijving betreft alle straten in de Mauvebuurt, die in zijn geheel is aangewezen als gemeentelijk monument.)

HET TUINDORP DE MAUVEBUURT IN DE WIJK KRISPIJN

Inleiding

In de wijk Krispijn ligt tussen de Brouwersdijk en de Zuidendijk een bijzonder complex van woningen, de Mauvebuurt genaamd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd tussen 1921 en 1923 door de woningbouwvereniging Ons Huis, naar ontwerp van de Dordtse architect Chris G. van Buuren. De Mauvebuurt is naar de stedenbouwkundige visie van J.E. van der Pek als een tuindorp vormgegeven. De buurt doet weldadig aan door de brede straten, ruime pleinen en veel tuinen met weelderige begroeiing. Voor de architectuur van de woningen heeft Van Buuren zich onder andere laten inspireren door de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse school). De belevingswaarde is groot door verspringende gevelwanden, fraaie expressieve baksteenversieringen en afwisselende dakvlakken. Renovaties in het recente verleden hebben weinig afbreuk gedaan aan dit beeld, ook nu nog is de Mauvebuurt van 'buitengewone schoonheid'.

De wijk Krispijn

Begin 1900 was stadsuitleg van Dordrecht noodzakelijk geworden. Nadat pogingen om Zwijndrecht te annexeren op een fiasco waren uitgelopen, werd er gekeken naar uitbreidingsmogelijkheden naar het zuiden. In 1902 kreeg de stad er 750 hectare Dubbeldams grondgebied bij. De zuidelijke stadsgrens lag vanaf toen ter hoogte van de Patersweg.

De toenmalige directeur van Gemeentewerken J.N. van Ruyven kreeg de opdracht om voor het nieuw verworven gebied een uitbreidingsplan op te stellen. Na inwerkingtreding van de Woningwet van 1901 was een dergelijk Plan van Uitbreiding voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een verplichting. Dordrecht telde indertijd zo'n 40.000 inwoners.

Het voorstel van Van Ruyven stuitte echter op veel weerstand. Hierop werd de Amsterdamse architect J. E. van der Pek verzocht een nieuw plan te ontwikkelen voor het toekomstige stadsdeel dat de naam Krispijn kreeg. In zijn in 1917 gepresenteerde visie vormden de Zuidendijk, de Brouwersdijk en de Spuiweg, later Krispijnseweg, de hoofdassen. De nieuw aan te leggen straten hiertussen waren meestal flauw gebogen, van wisselende breedte en voorzien van bomen en perken. De huizen dienden goedkoop en doelmatig, maar daarnaast toch vooral mooi, geriefelijk en 'huiselijk' te zijn.

Hoewel de visie van Van der Pek over het algemeen positief werd ontvangen, was er ook kritiek. De architecten Chr. G. van Buuren, H.A. Reus en B. van Bilderbeek kwamen met alternatieven. Na verwerking van de alternatieven is het voorstel van Van der Pek uiteindelijk in 1920 aangenomen. In de tussentijd waren toen reeds grote delen van Krispijn onder architectuur van de drie eerder genoemde Dordtse architecten gerealiseerd.

De Letterkundigenbuurt

Nadat al eerder, tussen 1906 en 1911, door de Bouwgrond Maatschappij Spuiweg een klein woonwijkje was gerealiseerd (Hooftstraat, Jacob Catslaan), is in 1917-'18 het gedeelte tussen de Krispijnseweg en de Brouwersdijk aangelegd. Drie woningbouwverenigingen waren verantwoordelijk voor drie aan elkaar sluitende plannen, die hier gezamenlijk de zogenaamde Letterkundigenbuurt vormden. Voor deze taak ontvingen de woningbouwverenigingen subsidie van de overheid, een uitvloeisel van de Woningwet van 1901 en bedoeld om speculatiebouw tegen te gaan.

Van de woningbouwplannen in deze buurt is er geen één uitgevoerd volgens de voorgestelde opzet van Van der Pek. De huurprijs van f. 9,- á f. 10,- per week voor dergelijke huizen was voor die tijd te hoog. De woningen dienden te worden aangepast aan een huurprijs van ongeveer de helft van dit bedrag. Het uiteindelijke resultaat bestond uit veel gelijksoortige, betrekkelijk kleine huizen gebouwd in een hoge dichtheid en van minder goede kwaliteit.

De harmonische visie die Van der Pek voor ogen stond in zijn uitbreidingsplan kwam hierdoor niet goed tot zijn recht. Deze visie vond zijn oorsprong in de zogenaamde tuindorpgedachte.

Tuindorpgedachte

Tuindorpen: als één geheel ontworpen wijken met laagbouw en een gevarieerd straatpatroon, met veel groen en wijkvoorzieningen, waren populair in de vroege twintigste eeuw. De bakermat van de tuindorpgedachte ligt vooral in Engeland en Duitsland, waar twee publicaties van grote invloed zijn geweest: Garden-cities of tomorrow van E. Howard uit 1893 (uitgave 1898) en Die Stadt der Zukunft van Th. Fritsch uit 1895.

De in 1904 opgerichte Nederlandsche Tuinstadbeweging is verantwoordelijk voor de verspreiding van de ideeën van Howard in Nederland.

In de wijken de Bloemenbuurt (1914) en het Noorderkwartier (1916), beide ontworpen door B. van Bilderbeek, is voor het eerst in Dordrecht een tuindorpachtige ambiance zichtbaar. De realisatie van het eerste echte tuindorp in Dordrecht liet nog een paar jaar op zich wachten.

De Mauvebuurt

In aansluiting op de Letterkundigenbuurt is vanaf 1920 aan de overzijde van de Brouwersdijk de Schilderswijk ontwikkeld. Wat eerder onmogelijk was, bleek hier wel mogelijk. Het eerste hier gerealiseerde complex van arbeiderswoningen, tegenwoordig Mauvebuurt, is volgens de ideeën van Van der Pek als 'tuindorp' vormgegeven. De woonbuurt is weids en helder van opzet, met brede straten, pleinen, twee hoven en veel tuinen. De in totaal 271 woningen zijn voor die tijd ruim en mooi vormgegeven. De huurprijs bedroeg daarbij niet meer dan rond de f. 4,50 en f. 9,- per week. Bovendien waren zij gebouwd naar 'de strenge eischen der hygiëne'.

De eerste jaren na realisatie was de Mauvebuurt de enige bebouwing in het vrijwel open landschap van de Zuidpolder. Die solitaire ligging verhoogde het beeld van een op zichzelf staand (tuin)dorp. Maar ook in het stedelijke landschap van dit moment onderscheidt de buurt zich ten opzichte van de omliggende bebouwing van de Schilderswijk door het dorpse karakter en de hoge belevingswaarde ervan.

Het complex van woningen is gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Ons Huis, naar een ontwerp uit 1920 van de Dordtse architect Chris G. van Buuren.

Architect Van Buuren

Chris G. van Buuren is vele jaren als particulier architect in Dordrecht werkzaam geweest en heeft in die periode diverse woningen en woningcomplexen ontworpen. Rond 1928 werd hij aangesteld als gemeentearchitect en tevens directeur van de gemeentelijke Bouw- en Woningdienst. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de realisatie van diverse openbare gebouwen. Ook heeft hij een voor Dordrecht belangrijk uitbreidingsplan gemaakt. Dit in 1932 aangenomen plan was veel omvattend. Het betreft een uitbreidingsplan voor Dordrecht tot en met de 'randweg'.

Op 1 januari 1949 is hem door de gemeente eervol ontslag verleend.

De Straten

De Mauvebuurt ligt aan de Brouwersdijk, vanouds een dijk om de Zuidpolder en nadien een van de hoofdstraten in Krispijn. Alle overige straten zijn vernoemd naar beroemde negentiende-eeuwse, Nederlandse schilders. Zo bestaat de noordelijke begrenzing uit de Breitnerstraat, de westelijke uit de H. W. Mesdagstraat en de zuidelijke uit de Willem Marisstraat. Twee elkaar kruisende straten doorsnijden de buurt, de Theophile de Bockstraat en de Jozef Israëlsstraat. Het Mauveplein ligt in het centrum, hier komen drie korte straten op uit, de Mauvestraat, de Bisschopstraat en de Louis Apolstraat.

De Voorzieningen

In de Mauvebuurt zijn acht winkels in de bouwblokken opgenomen; zogenaamde winkelhuizen voor kleine middenstanders. Zij bevinden zich in clusters aan de Mauvestraat en de Bisschopstraat en op de hoeken van de Brouwersdijk. In een kinderrijke buurt kon een school natuurlijk niet ontbreken. In opdracht van de Vereeniging voor Christelijk Lager Onderwijs in de Buitenwijken, is de lagere Da Costaschool op het Mauveplein gebouwd, centraal gelegen in de buurt. De in de jaren twintig gebouwde lagere christelijke Da Costaschool bestond uit één bouwlaag en een kap met schilddak. Het schoolplein was van een hekwerk voorzien met vier opvallende gemetselde 'wachthuisjes' terzijden van de entrees. Dit schoolgebouw is in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuw, nog bestaand gebouw.

De Huizen/De Architectuur

Langs de Brouwersdijk, de buitenste begrenzing van het woningbouwcomplex, zijn bouwvolumes van meerdere lagen met beneden- en bovenwoningen gesitueerd. De overige bebouwing heeft merendeels slechts één laag met een kapverdieping, soms met hogere delen.

Er is veel variatie in de types, zowel in vorm als in detaillering.

De gevels zijn opgemetseld in baksteen in staandverband. De gevels worden beëindigd door horizontale gootlijsten, soms onderbroken door topgevels. Er is veel relief in het gevelvlak; de gevel springt op verschillende plaatsen naar voren, of juist terug.

De gevels zijn voorzien van decoratief siermetselwerk in meerdere kleuren baksteen. De versieringen bestaan uit uitkragend-, verticaal verwerkt-, golvend- en rondgaand metselwerk.

Sommige geveldelen zijn met houten beschot afgewerkt. De houten onderdelen zijn zorgvuldig gedetailleerd, zoals bij de lateibalken boven de entrees en bij de deuren.

Het kappenplan wordt gekenmerkt door plasticiteit; de in hoogte verspringende dakvlakken bepalen het silhouet van de wijk. De meest voorkomende kapvorm is het zadeldak, soms met steekkappen, maar er komen ook schilddaken voor. De daken zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen.

Een groot deel van de woningen zijn in het bezit van zowel een voor- als een achtertuin. De achtertuinen worden vanaf de straat ontsloten door paraboolvormige poortdoorgangen in de bebouwing.

De architectuur van het complex van woningen vertoont invloeden van de expressionistische bouwstijl (Amsterdamse School). In de stedenbouwkundige opzet zijn invloeden van het traditionalisme (Delftse School) zichtbaar.

Expressionisme

Na 1910 ontstaat in Amsterdam een expressieve baksteenarchitectuur. Niet de constructie maar de uiterlijke, sculpturale vorm is bepalend. Tussen 1915 en 1925 vindt deze bouwstijl zijn hoogtepunt met name in Amsterdam, vandaar dat vaak wordt gesproken over de Amsterdamse School. De stijl vindt vanuit Amsterdam een grote verspreiding over het land. Met name in tuindorpachtige woningbouwcomplexen vindt het expressionisme rond het midden van de jaren twintig veel toepassing in heel Nederland.

Traditionalisme

Halverwege de jaren twintig komt een bouwtrant op die, als reactie op de moderne architectuur, de traditionele waarden en vormen uit het verleden opnieuw interpreteert. Naar de ideoloog van deze richting, de aan de Delftse TH docerende hoogleraar M. J. Granpré Molière, wordt wel gesproken van de Delftse School. Tuindorpen, met eenvoudige arbeiderswoningen in veel groen en met ruime straten, zijn een belangrijk kenmerk van het traditionalisme, evenals toepassing van eerlijke, natuurlijke bouwmaterialen als hout en baksteen.

Interieurs

Ook in de interieurs heeft men veel aandacht gehad voor de detaillering. Met name in schouwen, trappen, deuren en betimmeringen e.d. Hier is na meerdere renovaties echter weinig van over.

Renovaties en verbouwingen

De verschillende -individuele- vebouwingen die door de jaren heen hebben plaatsgevonden waren over het algemeen weinig ingrijpend. Midden jaren zestig zijn de woningen complexmatig intern gemoderniseerd. In 1986 was de buitenzijde aan de beurt. De ingrepen waren beperkt. De meeste nog oorspronkelijke ramen met roedenverdeling zijn vervangen door vast glas en een bovenlicht (een klepraampje) in de kozijnen. Deze wijziging betekende wel een verarming van de belevingswaarde van de woningen.

Door de samenvoering van enkele woningen was het totale aantal inmiddels verkleind van 271 naar 265. Ook enkele winkels zijn de afgelopen jaren verdwenen.

Enige jaren terug is de woningbouwvereniging Ons Huis opgegaan in de woningstichting Progrez. Progrez heeft eind jaren negentig wederom renovatieplannen ontwikkeld. Omdat men vond dat 'Het gebied rond het Mauveplein van buitengewone schoonheid was' en 'van wezenlijk belang om te handhaven' was het uitgangspunt hierbij een zogenaamde hoog niveau renovatie.

De werkzaamheden, die in 2000 aanvingen, zijn momenteel in volle gang. Naar verwachting volgt de oplevering in 2002. De bij de eerdere renovatie gewijzigde vensters worden ook nu weer vernieuwd. Dit keer in draai-kiepramen, maar met het uiterlijk van schuiframen.

Al het houtwerk wordt in meer traditionele kleuren geschilderd, zwartgroen (RAL 6012 voor ramen en deuren) en lichtivoor (RAL 1015 voor het overige houtwerk). De voor huidige begrippen kleine woningen worden vergroot door aan de achterzijden houten uitbouwen toe te voegen. Ook de dakkapellen worden enigszins vergroot. Inwendig krijgen praktisch alle woningen een volledig nieuwe inrichting, die voldoet aan de wooneisen van deze tijd.

Door samenvoeging van beneden- met bovenwoningen aan de Brouwersdijk, slinkt het aantal woningen tot 253.

De particuliere voortuinen worden van de openbare weg afgeschermd door heggen, net zoals in de oorspronkelijke situatie het geval was.

Waardestelling

Het complex Mauvebuurt is van monumentaal belang vanwege de ensemblewaarde en als herinnering aan de particuliere initiatieven voor woningbouw ten behoeve van de arbeidersklasse. Voor Dordrecht is het complex van belang als een zeldzaam voorbeeld van een tuindorp. Dit houdt in dat voor de monumentale waarde naast de eenheid in het bebouwingsbeeld, ook de openbare ruimte en de direct daaraan grenzende privé-ruimtes van belang zijn.

Het complex is tevens waardevol in verband met de gedetailleerde architectuur die invloeden vertoont van het expressionisme (Amsterdamse School). Qua opzet doet het geheel denken aan het traditionalisme (Delftse School).

Gezien de gaafheid van de stedenbouwkundige structuur en de architectuur van het complex, ondanks verschillende renovaties, komt de gehele buurt inclusief openbare ruimte en voortuinen met hun hagen, maar exclusief het schoolgebouw op het Mauveplein, in aanmerking voor bescherming door plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst.

Bijlage



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).