Algemene beschrijving
Kerkgebouw.
Ligging
Het gebouw is gelegen in de negentiende-eeuwse schil op de hoek van de Blekersdijk en de Koningin Wilhelminastraat.
Hoofdvorm
Het kerkgebouw heeft een ronde vorm in aansluiting op een rechthoekig grondplan, waarin zich vroeger onder andere de kosterswoning bevond.
Bouwgeschiedenis
Haaks op Cornelis de Wittstraat lag een waterloop, die van de Singel langs de Blekersdijk tot aan de Spuihaven liep en de Beeltjeshaven werd genoemd. De waterloop is in het bouwjaar van de kerk 1899, gedempt.
De Blekersdijk vormde de oostelijke begrenzing van het landgoed Villa Maria. Het landgoed bestond uit een villa (hoek Singel / Johan de Wittstraat) met tuinen, broeikassen en landerijen. Op 3 mei 1898 gaat de gemeenteraad van Dordrecht akkoord met een plan van bebouwing van J.C. Schotel – schoorsteenveger en metselaar – en G. Schouten – meester timmerman, die het landgoed in eigendom hadden verworven. Het plan omvatte de Adriaan van Bleijenburgstraat, de Koningin Wilhelminastraat, de Cornelis van Beverenstraat en het aangrenzende gedeelte van de Blekersdijk. Het wegenplan wordt nog in hetzelfde jaar gerealiseerd en de kavels worden uitgegeven.
In 1898 wordt vergunning verleend aan de Gereformeerde Kerk voor de te bouwen Wilhelminakerk naar het ontwerp van architect Tjeerd Kuipers te Amsterdam.
Tjeerd Kuipers werd geboren op 21 december 1857 in Gorredijk, als zoon van Egbert Roels Kuipers, timmermanaannemer van beroep, en Jantje Tjeerds Wiegersma. Kuipers ging na de HBS in de leer bij de Leeuwarder architect J.P.J. de Rooy. Daarna kreeg hij een betrekking bij Gemeentewerken in Meppel. Eind jaren zeventig vertrok de familie Kuipers naar Amsterdam. Tjeerd Kuipers werkte eerst bij architectenbureau Salm en later bij Sanders en Berlage.
In zijn lange werkzame leven bouwde Tjeerd Kuipers meer dan vijftig kerken, in hoofdzaak voor de gereformeerden. Verder verbouwde of vergrootte hij nog eens twintig kerkgebouwen, terwijl hij ook betrokken was bij de restauratie van enkele oude kerken. Tjeerd Kuipers overleed in Laren (N.H.) op 13 november 1942.
Het vroegste werk van Kuipers, tot circa 1896, is in het algemeen in Neorenaissance stijl. Daarna ontwerpt hij een aantal kerken waarin invloeden uit het Romaans en de Gotiek worden gecombineerd met het Rationalisme van Berlage. Vanaf 1899 voert dit Rationalisme de boventoon. Een aantal van zijn laatste kerken in de jaren twintig van de vorige eeuw is gebouwd in een gematigde expressionistische stijl.
Dr. Abraham Kuyper, gereformeerd theoloog en staatsman, 1837-1920, heeft zijn eigen invloed op de bouwstijl van de gereformeerde kerken gehad. Hij had met name uitgesproken ideeën over de ruimtelijke organisatie en indeling van de gebouwen. Zijn uitgangspunt was dat een kerkgebouw een vergaderplaats is, geen heiligdom. Kuyper meende dat voor gereformeerde kerkdiensten een kerkzaal met een amfitheatergewijze indeling het meest geschikt was, een principe dat Kuipers heeft toegepast in de Wilhelminakerk. De handelingen voor de dienst van het Woord en de sacramenten, doop en avondmaal konden zo plaatsvinden in het midden van de gemeente. De predikant moest goed te zien en te horen zijn voor de kerkgangers, maar ze moesten ook elkaar kunnen zien. De ronde centraalbouw van de Wilhelminakerk voldoet hier in hoge mate aan. Na Dordrecht is het concept van een amfitheater door Kuipers nog een keer toegepast, bij de gereformeerde Koepelkerk te Leeuwarden in 1923.
De eerste paal voor de kerk werd geslagen op het uur van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina op 6 september 1898.
De Dordrechtsche Courant deed het volgende verslag van deze plechtigheid:
"Heden middag werd op het terrein van Villa Maria de eerste paal in den grond geslagen voor de te bouwen kerk der Gereformeerde Gemeente (afd. Kromhout). Op de heistelling wapperde de driekleur, terwijl de paal, de heistelling en de heimachine met groen en oranjebloemen waren versierd. Een tal van menschen woonde deze eigenaardige plechtigheid bij. Na het slaan van de eerste paal werd een telegram aan H.M. de Koningin verzonden met het verzoek de kerk Wilhelminakerk te noemen. Dit verzoek werd ingewilligd.”
Na de bouw werd de kerk in- en extern meermalen aangepast:
- 1922: De kerkzaal wordt voorzien van een gaanderij, Tjeerd Kuipers is adviseur en P.J. Feij werkt de plannen uit. Bij deze uitbreiding wordt in de toren een trap gemaakt om de gaanderij te bereiken. Verder wordt de kerk van elektrische verlichting en centrale verwarming voorzien. Voor de centrale verwarming wordt een betonnen ketelhuis gebouwd.;
- 1938: De zinken dakbedekking op de koepel wordt vervangen door roodkoper, naar ontwerp van architect A. van Walraven te Dubbeldam. Uiteindelijk bleek deze koperlaag te dun en moest deze worden verwijderd. Nu ligt er bitumen dakbedekking op de koepel.
- 1947: Het maken van een toiletruimte in een voormalige bergruimte naar ontwerp van architect P.G.Willemsen.;
- 1949: Aanbrengen glas-in-loodramen, ontworpen door de Dordtse glazenier Wim Korteweg.;
- 1952: De beëindiging van de toren wordt gewijzigd, er wordt een tentdak op aangebracht bedekt met koper met aan vier zijden een koekoek en de basis van de spits wordt in gewapend betonvloer uitgevoerd.;
- 1954/1955: De toestand van de houten paalfundering wordt in 1954 onderzocht en in 1955 worden de houten paalkoppen door betonnen paalkoppen vervangen.;
- 1967: Extern worden de deuren in de voorgevel vervangen. Intern: De balustrade van de gaanderij wordt aan de buitenzijde bekleed met horizontaal gerichte houtdelen. Er wordt een toilet gemaakt bij de kamer van dienst. De bestaande balklaag op de begane grond in de kerkzaal wordt vernieuwd; het podium wordt aangepast. Al het meubilair, op een lessenaar na wordt verkocht en vervangen door nieuw meubilair. Alleen de banken op de gaanderij worden gehandhaafd. De kroonluchter wordt gemoderniseerd en andere lampen worden vervangen. Open doorgangen in de kerkzaal worden dichtgemetseld. De bankopstelling wordt gewijzigd, zodat er een looppad langs de muren ontstaat. Er wordt een keuken gemaakt en twee toiletten bij de vergaderzaal. De stalen spanten worden afgetimmerd.
- 2001: In de kerkzaal wordt aan de achterzijde, entreezijde, een rondlopende wand geplaatst om een ontmoetingsruimte te creëren. De ronde wand is aan weerszijden afgesloten van de zaal met een glazen wand met deuren. Midden in de ronde wand wordt een dubbele glazen deur gemaakt als hoofdtoegang.
Achter de hoofdentree van de kerk wordt een glazen portaal geplaatst. Achter de bestaande gebogen wanden links en rechts worden de toiletten gemaakt en links bovendien een keuken. Ook de kleuren en bekleding van het interieur (vloerbedekking) wordt vernieuwd. En er is een nieuwe preekstoel ontworpen door Anne-Nies Keur.
Beschrijving exterieur per gevel
Voorgevel
De gevel bestaat uit drie gedeelten, te weten van links naar rechts: 1. een recht gedeelte in twee bouwlagen met plat dak; 2. het kerkgebouw in twee bouwlagen met koepeldak en deels drie bouwlagen met plat dak, deels zadeldak en 3. de toren.
Geveldeel 1.
De gevel bestaat uit twee traveeën, met elk een baksteenstrek terugliggend casement. Boven een plint met een bekleding van hardstenen platen is de gevel opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband. Tussen beide casementen is het gevelvlak voorzien van een pilaster met een smal hoog casement. De casementen zijn aan de buitenzijde vanaf halve gevelhoogte begrensd door een verjongende pilaster, die met een segmentboog aansluit op de middenpilaster. De gevel wordt beëindigd met een in baksteen uitgevoerde profielrand en een boeiboord.
Het ondergedeelte van de begane grond is tot ongeveer 2 meter boven maaiveld gesloten uitgevoerd en wordt beëindigd met een doorgaande in hardsteen uitgevoerde waterslag. Op de waterslag staan in elke travee drie hoge door een baksteenkop brede montant van elkaar gescheiden vensteropeningen. Deze worden elk met een rondboog beëindigden zijn voorzien van een glas-in-loodvulling. In het metselwerk boven de drie vensteropeningen is een steens segmentboog tussen hardstenen aanzetblokken opgenomen.
Op de verdieping bevinden zich in elk casement twee vensteropeningen afgesloten door een segmentboog tussen hardstenen aanzetblokken. In de vensteropeningen bevindt zich een kozijn met een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam, waarvan de laatste is voorzien van een glas-in-loodvulling.
Geveldelen 2. en 3.
De gevel is vijf traveeën breed en is, boven een plint met een bekleding van hardstenen platen, opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband.
De eerste en vijfde travee bezitten op de begane grond een met een segmentboog tussen hardstenen aanzetblokken gesloten casement, waarin zich een brede deuropening bevindt die wordt beëindigd door een vlakke segmentboog. In de opening bevindt zich een kozijn met dubbele houten blank gelakte paneeldeuren. Boven de deuropening dient een hardstenen waterslag als basis voor drie kleine vensteropeningen voorzien van een glas-in-loodvulling. Deze zijn door een baksteenkop brede montant van elkaar gescheiden en elke opening is door een rondboog beëindigd.
De verdieping heeft een ondiep casement tussen muurdammen, dat aan de onderzijde is begrensd door een tweevoudige lijst van geglazuurde profielstenen. In het casement bevinden zich drie hoge door een baksteenstrek brede muurdam van elkaar gescheiden vensteropeningen, elk met een rondboog beëindigd en voorzien van een glas-in- loodvulling.
In de eerste travee wordt het casement aan de bovenzijde beëindigd met een gemetselde balustrade, met tussen de openingen een baksteenstrek brede muurdam. De openingen worden beëindigd door een rondboog. De balustrade is afgedekt met een hardstenen deklijst. Aan de rechterzijde van deze eerste travee loopt het gevelvlak door in een klein achtzijdig torentje met in elke zijde een hoge met een rondboog beëindigde opening.
In de vijfde travee loopt het casement door over 2/3 van de torenhoogte.
Op het niveau van de balustrade in de aangrenzende travee is het casement voorzien van een tweevoudige lijst van geglazuurde profielstenen, met daarboven tussen muurdammen drie, met een rondboog beëindigde, casementen.
Daarboven is het muurvlak voorzien van een kleine luikopening met een schuin oplopend rood/witte beschildering, waarboven zich een breed met een rondboog beëindigd galmgat bevindt dat aan beide zijden wordt geflankeerd door een vergelijkbaar smaller en lager galmgat. De galmgaten zijn voorzien van houten galmborden.
Onder de dakrand in profielsteen met op de hoeken hardstenen spuwers, bevindt zich een wijzerplaat.
De tweede en vierde travee zijn identiek.
Op ongeveer 2,5 meter boven maaiveld bevindt zich een diep doorlopende afzaat van een vrijwel gevelhoge en traveebrede gevelopening, gesloten met een rondboog. Terugliggend tussen de zich viermaal verjongende dagkanten van de gevelopening bevindt zich onderin een met een segmentboog gesloten vensteropening, waarin twee door een baksteenkop brede montant van elkaar gescheiden rondboog vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling.
Hierboven bevindt zich, boven een korte afzaat, een met een rondboog gesloten vensteropening, waarin zich drie door een baksteenkop brede montant van elkaar gescheiden rondboog vensteropeningen bevinden, voorzien van een glas-in-loodvulling. Het geveldeel wordt beëindigd met een gemetselde balustrade, opengewerkt met door een baksteenstrek brede muurdam van elkaar gescheiden en met een rondboog beëindigde openingen en voorzien van een hardstenen deklijst.
De middelste travee is hoger opgetrokken dan de naastliggende traveeën en wordt beëindigd met een geveltop. Een steens diep casement wordt in de top beëindigd met drie rondbogen, waarvan de middelste hoger ligt.
Op de begane grond bevindt zich de entree tot de kerk. Een stoep met drie hardstenen treden leidt naar de diep in het gevelvlak terugliggende en met een rondboog gesloten deuropening. De zich verjongende dagkanten van de deuropening zijn voorzien van twee gemetselde kolommen met basement en kapiteel, deels in hardsteen uitgevoerd. In de opening bevindt zich een kozijn met dubbele houten blank gelakte paneeldeuren. Boven de deuropening bevindt zich een diep doorlopende afzaat, met een gemetselde balustrade, van een hoge en traveebrede gevelopening, gesloten met een rondboog. Terugliggend tussen de zich vijfmaal verjongende dagkanten van de gevelopening bevindt zich een roosvenster met een bakstenen tracering, voorzien van een glas-in- loodvulling.
In de geveltop bevinden zich drie met een rondboog beëindigde blindnissen met een verdeling in drie kleine door een baksteenkop brede montant van elkaar gescheiden en elk met een rondboog beëindigde schijnopening.
De geveltop is voorzien van een zware gelijste dekplaat in hardsteen, die van de schouders oploopt naar de top met een dubbele trede.
Rechter zijgevel
De gevel bestaat uit vier delen, te weten van links naar rechts: 1. de toren; 2. een tussenlid in twee bouwlagen met een schilddak; 3. de kerkzaal in één hoge bouwlaag met een koepeldak en 4. een kleine toren.
Geveldeel 1.
Dit geveldeel is vrijwel identiek aan de vijfde travee van de voorgevel, met dit verschil dat de gevel aan de zijkanten is voorzien van zich verjongende steunberen. De plint is uitgevoerd in baksteen met een hardstenen afsluitende lijst. Op de begane grond bevinden zich twee met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling.
Geveldeel 2.
De gevel is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband. De gevel maakt een knik en bezit in de knik een zich eenmaal verjongende steunbeer. Boven de plint, voorzien van een hardstenen afsluitende lijst, bevinden zich in het gevelvlak twee met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling. Het gevelvlak wordt beëindigd met een gemetselde frieslijst, waarboven zich een driemaal uitgemetselde rand en een houten gootlijst bevindt.
Geveldeel 3.
De gevel met een gebogen verloop is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband en bezit vier identieke traveeën. Boven de plint, voorzien van een hardstenen afsluitende lijst, bevindt zich op ongeveer 2,5 meter boven maaiveld een doorgaande waterslag in profielsteen. Daarop staan drie, van elkaar door een steens muurdam gescheiden en met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling. De waterslag is in de vensteropeningen doorgezet als afzaat in de vorm van twee rijen profielsteen. De middelste vensteropening is hoger dan de buitenste. Het gevelvlak wordt beëindigd met een gemetselde frieslijst, waarboven een driemaal uitgemetselde rand en een houten gootlijst.
Tussen de traveeën staat een zich driemaal verjongende steunbeer.
Geveldeel 4.
De gevel is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband met een plint voorzien van een hardstenen afsluitende lijst. Op de begane grond bevindt zich een - met een segmentboog tussen hardstenen aanzetblokken gesloten - deuropening, waarin een kozijn met dubbele houten paneeldeuren. Boven de deuropening een hardstenen waterslag als basis voor drie kleine door een baksteenkop brede montant van elkaar gescheiden en elk met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling.
In het gevelvlak daarboven bevinden zich twee, van elkaar door een steens muurdam gescheiden en met een rondboog beëindigde, vensteropeningen. De vensters zijn voorzien van een glas-in-loodvulling. Twee boven elkaar gesitueerde gelijkvormige kleinere vensteropeningen bevinden zich aan de bovenzijde van de gevel onder een doorgaande waterslag in profielsteen.
In het bovengedeelte van de gevel bevinden zich drie, van elkaar door een steens muurdam gescheiden en met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling.
Het gevelvlak wordt beëindigd door een gemetselde frieslijst, waarboven een uitgemetselde rand en een houten gootlijst.
Aan de zijde van het buurpand aan de rechterzijde is tegen de zijgevel van dat pand een ver naar voren uitgemetselde steunbeer opgetrokken, die met een luchtboog aansluit op ongeveer halve hoogte van de toren.
Achter- en linker zijgevel klokkentoren
De gevels zijn vrijwel identiek aan de vijfde travee van de voorgevel, met dit verschil dat de linkerzijgevel aan de zijkanten is voorzien van zich verjongende steunberen.
Achtergevel kerkzaal
De gevel bestaat uit vier gedeelten, te weten van links naar rechts: 1. en 6. een blind geveldeel in één hoge bouwlaag in aansluiting op de linker- respectievelijk rechterzijgevel van de kerkzaal, 2. een aanbouw in een laag tegen een toren in drie bouwlagen, 3. en 5. een travee van de kerkzaal in één hoge bouwlaag met een koepeldak en 4. een uitbouw van de gevel van de kerkzaal.
Geveldeel 1. en 6.
De gevel is opgetrokken in geschilderde baksteen in kruisverband. Geveldeel 1. is geschilderd. Het gevelvlak wordt beëindigd met een uitgemetselde rand en het houten boeiboord.
Geveldeel 2.
De gevel van de aanbouw heeft een gebogen verloop en is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband. In de gevel bevindt zich een met een steens segmentboog gesloten vensteropening, voorzien van een glas-in-loodvulling en een deuropening met een vlakke deur. Het gevelvlak wordt beëindigd door een uitgemetselde rand en het houten boeiboord.
De gevel van de toren is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband en is geheel blind uitgevoerd. Het gevelvlak wordt beëindigd door een gemetselde frieslijst, waarboven een uitgemetselde rand en de houten gootlijst.
Geveldeel 3. en 5.
De gevel met een gebogen verloop is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband en bezit boven de plint, voorzien van een hardstenen afsluitende lijst, op ongeveer 2,5 meter boven maaiveld een doorgaande waterslag in profielsteen. Daarop staan drie, van elkaar door een steens muurdam gescheiden en met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling. De waterslag is in de vensteropeningen doorgezet als afzaat in de vorm van twee rijen profielsteen. De middelste vensteropening is hoger dan de buitenste. Het gevelvlak wordt beëindigd met een gemetselde frieslijst, waarboven een driemaal uitgemetselde rand en de houten gootlijst.
Geveldeel 3. is geschilderd.
Geveldeel 4.
De gevel heeft een vijfzijdig gebogen verloop en is opgetrokken in geschilderde baksteen in kruisverband en bezit boven de plint, voorzien van een hardstenen afsluitende lijst, op ongeveer 2,5 meter boven maaiveld een doorgaande waterslag in profielsteen. In de op de gevel van de kerkzaal aansluitende gevelvlakken bevinden zich op de waterslag, met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in- loodvulling.
In de aansluitende twee gevelvlakken bevinden zich hoog in de gevel een met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling. De gevel wordt beëindigd door een houten gootlijst.
Gevel onder koepel
Boven het eerste dak is de terugliggende gevel met een gebogen verloop in elk travee voorzien van, van elkaar door een steens muurdam gescheiden en met een rondboog beëindigde vensteropening, voorzien van een glas-in-loodvulling. De tien traveeën worden gescheiden door zware steunberen.
Linker zijgevel kerkzaal
De gevel bestaat uit de gevel van de kerkzaal in één hoge bouwlaag met een koepeldak. De rondlopende gevel is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband en heeft drie identieke traveeën. Boven de plint, voorzien van een hardstenen afsluitende lijst, bevindt zich op ongeveer 2,5 meter boven maaiveld een doorgaande waterslag in profielsteen. Daarop staan drie, van elkaar door een steens muurdam gescheiden en met een rondboog beëindigde vensteropeningen, voorzien van een glas-in-loodvulling. De waterslag is in de vensteropeningen doorgezet als afzaat in de vorm van twee rijen profielsteen. De middelste vensteropening is hoger dan de buitenste. Het gevelvlak is beëindigd met een gemetselde frieslijst, waarboven een driemaal uitgemetselde rand en de houten gootlijst.
Tussen de eerste en de tweede en rechts van de derde travee staat een zich driemaal verjongende steunbeer.
Kap
De kerkzaal heeft een koepeldak en een lessenaarsdak van de gevel tot aan de terugliggende gevel onder de koepel, die beide zijn voorzien van een afwerking met dakleer.
De klokkentoren is afgedekt door een vierkante lage spits, gedekt met koper. Aan elke zijde staat in de dakvoet een met een schilddakje gedekte dakkapel met aan de voorzijde een houten luik. Op de spits staat een ijzeren kruis, waarop de restanten van neonverlichting.
Het kleine torentje links aan de zijde van de Blekersdijk is voorzien van een gedrukte spits gedekt met koper en bekroond met een smeedijzeren kruis
Beschrijving interieur per bouwlaag
Kerkzaal en omringende ruimten
Achter de hoofdentree naar de kerkzaal ligt een glazen portaal. In de kerkzaal is aan de achterzijde een gebogen wand aangebracht, die de kerkzaal verkleint en waardoor een ontmoetingsruimte ontstaat tussen de hoofdentree en de kerkzaal. In het midden van de gebogen wand zijn glazen entreedeuren aangebracht. Ook de toegangen links en rechts naar de kerkzaal zijn voorzien van een glazen portaal met glazen deuren. In het glas van de deuren links en rechts zijn Bijbelteksten geëtst.
Rechts van de hal, in de klokkentoren is in 1922 een trappenhuis aangebracht naar de gaanderij. De gedecoreerde trappalen en de leuningen in gelakt hout dateren waarschijnlijk uit die tijd.
Links van de hal bevinden zich de entree naar de vergaderruimten en keuken. Dit was ook de entree voor de vroegere kosterswoning op de verdieping.
De ruimten zijn deels gewijzigd en merendeels voorzien van systeemplafonds.
De kerkzaal heeft een ronde vorm. In 1922 is aan de kerkzaal een gaanderij toegevoegd. De kerkruimte wordt bepaald door in een cirkel geplaatste zware gietijzeren kolommen, die de gevel onder de koepel dragen. Het oorspronkelijke bankenplan was gebaseerd op een radiale opstelling, gericht op het liturgisch centrum. In de kerkzaal hebben rondom (onder de galerij) banken gestaan, in het midden stoelen. De banken in de kerkzaal zijn in 2001 verwijderd. Het liturgisch centrum is in 2001 verkleind en verlaagd.
Boven het liturgisch centrum bevindt zich de orgelgalerij. Het orgelfront met zijn kleine houten en grotere metalen pijpen en houtgesneden omlijsting heeft alleen nog een decoratieve functie. De frontpijpen zijn in 2008 gerestaureerd.
In 2005 is het Bakker en Timmenga-orgel uit 1906, afkomstig van de voormalige Duytstraatkerk te Rotterdam - Delfshaven, gerestaureerd, voor een deel gereconstrueerd en achter het front geplaatst in een nieuwe kast. Op de orgelgalerij staat achter deze orgelkast nog de achterwand van het oude orgel. Deze orgelwand dateert uit 1715 en komt oorspronkelijk uit de gesloopte Oud-Katholieke kerk aan de Mariënbornstraat. De orgelgalerij is sinds 2001 binnendoor bereikbaar met een vlizotrap. Voor 1967 was hier een vaste trap, daarna was de orgelgalerij alleen buitenom te bereiken via een ijzeren trap.
De buitenmuren hebben in meerdere beuken drie met een muurdam van elkaar gescheiden hoog opgaande met een rondboog beëindigde vensters, voorzien van een glas-in-loodvulling met gekleurd glas, waarin een kleine ronde gestileerde voorstelling is opgenomen. Deze dateren uit 1953.
In 1922 is de rondgaande gaanderij toegevoegd in de ruimte. De in profielstaal uitgevoerde oplopende vloer van de gaanderij ligt aan de gevelzijde ruim een meter boven de onderkant van de vensters en loopt af tot net voorbij de ijzeren kolommen. Aan weerszijden van de rondbogige opening achter de gaanderij is in 1922 een nieuwe doorgang naar de kerkzaal gemaakt.
Op de gaanderij staan nog de banken uit 1922. Ook heeft de binnenzijde van de balustrade op de gaanderij nog de paneelindeling uit 1922. De rondbogige opening achter de gaanderij heeft in 2001 een glasvulling gekregen. Erachter is een vergaderzaal gemaakt, waarvoor vijf rijen banken zijn verwijderd.
In de buitenmuur is hier het roosvenster te zien. In 1953 is het oorspronkelijke glas in lood vervangen door glas-in-lood met een polychrome voorstelling, gemaakt door de Dordtse glazenier Wim Korteweg, met als thema “de Zaaier”.
Ook aan weerszijden van het orgel bevinden zich drie vensters met glas-in-lood met een polychrome voorstelling, gemaakt in 1949 door Wim Korteweg.
Toelichting op de ramen van de ontwerper:
De voorstelling aan de linkerzijde heeft als thema “De Schepping”.
In dit drietal ramen komt tot uitdrukking de belijdenis: Ik geloof in God, de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. Boven in het middelste raam komt vanuit de eeuwigheid de scheppende hand van God. En God sprak: Er zij licht!. En er was licht. Daarin het alziend oog van God, dat zag al wat Hij gemaakt had. Het licht doorstraalt de ganse schepping: wolken en dampkring, als ook de gehele kosmos, voorgesteld door de iets lager aangebrachte concentrische cirkels. Adam, staande als koning der schepping boven de geschapen aarde met haar volheid, verwacht in volle overgave alles van boven, van God, de bron van alle licht en leven. Het linkerraam geeft de zon te zien in haar op- en ondergang. "Het was morgen geweest en het was avond geweest...". Dan volgen de dampkring (wolken) met scheiding tussen water en water. Nog in de wolken de regenboog, het eerste symbool van Gods trouw; vervolgens de zee, waarin de vissen het gewriemel van levend gedierte laten zien. Tenslotte het zeepaardje als beeld van schoonheid en sierlijkheid der waterdieren.
Het rechterraam stelt de nacht voor met de wassende maan en fonkelende gesternte. Daaronder de vallende adelaar, de koning der vogels, enkele sierlijke duiven en ten laatste de leeuw, de koning der dieren in al zijn fierheid en kracht. De Latijnse spreuk "Omnia ad majorem Dei gloriam" betekent "Alles tot meerdere glorie van God" slaat op het geheel van dit drietal ramen.
De voorstelling aan de rechterzijde heeft als thema “De Herschepping”.
De hoofdgedachte in dit drietal ramen is: Ik geloof in de wederopstanding aller dingen en het eeuwige leven. Het middelste raam, dat een rijke opeenstapeling is van Bijbelse symboliek, zoals die voorkomt in de Openbaringen van Johannes, begint bovenin met de gouden lichtstad met haar paarlen poorten, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende van God uit de hemel. Daaronder volgt, hetgeen de ziener op Patmos opmerkt, wanneer hij in die gouden lichtstad mag binnenzien.
Allereerst de steen Jaspis: Die op de troon zat was de steen Jaspis gelijk. Rondom de troon de regenboog, symbool van Gods trouw.
Uit de troon komen donderslagen en bliksemen. Vóór de troon de glazen zee. Boven de troon de zeven geesten Gods, evenals de Oudtestamentische zevenarmige kandelaar. Voor de compositie van het raam konden de vier dieren niet gegroepeerd worden rond de troon zoals de Openbaringen voorschrijft. Ze zijn onder elkaar geplaatst. Het eerste dier was een leeuw gelijk, het tweede een rund, het derde had het aanzien van een mens, het vierde was een vliegende arend gelijk. Elk dier had zes vleugelen rondom, zeggende "Sanctus, sanctus, sanctus!"(heilig). Rondom de vier dieren zijn gerangschikt de 24 kronen van de 24 ouderlingen, de vertegenwoordigers van de Kerk des Heren, die hun kronen neerwerpen voor de troon des Almachtigen, zeggende: "Gij Here, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht want Gij hebt alle dingen geschapen..." En ik zag en zie in het midden van de troon en van de vier dieren en van de vierentwintig ouderlingen een Lam staande als geslacht. En het Lam was gerechtigd het boek te openen en zijn zeven zegelen te verbreken. De Latijnse spreuk boven in het raam luidt vertaald: U zij lof, o Christus. De spreuk in het benedendeel: Kom, o Schepper.
Links van dit middelste raam is de bede uitgebeeld: Adveniat regnum tuum, dat wil zeggen Uw koninkrijk kome. Het stelt voor het witte paard uit Openbaringen 19:11. "En die daar op zat was getrouw en waarachtig. Hij was gekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was." het is de opgestane Christus, die zegeviert over de vorst der duisternis. De oude slang, de draak, de overste der wereld, die de aarde in de greep van zijn verstikkende omstrengeling houdt, gaat onder in de poel, die daar brandt van vuur en sulfer. Daartussen de schallende bazuinen die Christus' wederkomst aankondigen, en de weegschaal als symbool van Gods rechtvaardig oordeel.
Het rechtse raam wil in het bovenste vak een symbolische voorstelling geven van de Heilige Drie-eenheid. Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto wil zeggen Lof de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
De rode cirkelkern symboliseert de liefde van het vaderhart; de ster is Christus, de blinkende morgenster; de duif het bekende beeld van de Heilige Geest. Uit deze Drie-eenheid is het eeuwige leven gesymboliseerd door het altijd groen klimop, dankzij Gods onverbreekbare trouw, uitgebeeld door de ring, de regenboog en de letters Alpha en Omega. Het eeuwige leven zelf is in het onderste deel van het raam weergegeven door de rivier van het water des levens, de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten en de bladeren van de boom waren tot genezing der heidenen. Het teken P-X in de kern van de vrucht is het oude Christusmonogram.
De buitenmuren hebben in meerdere beuken drie met een muurdam van elkaar gescheiden hoog opgaande met een rondboog beëindigde vensters, voorzien van een glas-in-loodvulling met gekleurd glas, waarin een kleine ronde gestileerde voorstelling is opgenomen. Deze dateren uit 1953.
Meubilair
In de hal hangt een glas-in-lood gedenkplaat van Wim Korteweg uit 1949 ter nagedachtenis van de gevallenen (leden van de Gereformeerde Kerk te Dordrecht) in de Tweede Wereldoorlog. Deze is geschonken door de heer J.L.H. Jansen Manenschijn, wiens zoon Anthonie was gesneuveld bij de Grebbeberg.
Doopvont en tafels in het liturgisch centrum dateren uit 1967. Van de oorspronkelijke inrichting resteert alleen nog de lessenaar uit 1899. De preekstoel is ontworpen in 2001.
Ook het meubel voor doop- en gedachtenisboek, rechts van het liturgisch centrum, is van recenter datum: het is ontworpen door Theo Malschaert en vervaardigd door Jan Hoogvliet in 2007.
De houten banken op de gaanderij dateren uit 1922.
Klokkentoren
De klokkentoren heeft vier niveaus met onder andere de klokkenzolder. De klok hangt in een ijzeren klokkenstoel en dateert uit 1949. Op de klok staat de tekst “Komt hoort toe o gij allen die God vreest 1949 - Psalm 66: 16 Nederlandse Klokkengieterij Eijsbouts Lips BV Asten”.
De kap van de klokkentoren staat op een muurplaat op de in 1952 aangebrachte betonnen vloer en bestaat uit vier kepers die in de nok samenkomen in de koningsstijl. Op halve hoogte staat deze op een kruis tussen de kepers.
De constructie van de kap van de kerkzaal bestaat uit tien vakwerkliggers in profielstaal, die met bouten en platen zijn verbonden, rustend op stijlen in profielstaal opgenomen in het onder de kapvoet gelegen muurwerk. Over de vakwerkliggers liggen stalen gordingen, waarop het dakbeschot is aangebracht.
Kosterswoning
De vroegere kosterswoning is geïntegreerd in de kerk en bevindt zich links op de verdieping, boven de vergaderzaal. Het interieur van de woning is volledig verdwenen. Er zijn nog wel binnenschoorstenen aanwezig, maar geen mantels en dergelijke. Ook de keuken is verplaatst.
De vroegere woning is in 1985 verbouwd tot zaalruimte voor (jeugd)bijeenkomsten.
Beschrijving tuin met bijgebouw
In de tuin staat nog het oude stookhuis. De tuin heeft geen monumentale waarde.
Waardering
Cultuurhistorische waarde
Het gebouw is van cultuurhistorische waarde als uiting van de culturele en maatschappelijke ontwikkeling van de negentiende-eeuwse schil en typologisch als kerkgebouw.
Architectonische waarde
Het kerkgebouw is van grote architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst.
De architectonische opzet van het gebouw is karakteristiek voor de bouwstijl en doet zowel recht aan de opvattingen over geloofsvergaderingen in die tijd, als aan een goede inpassing in de omgeving. De architectuur en de hoofdopzet als centraalbouw nemen een bijzondere plaats in het oeuvre van de architect. Het object heeft door zijn hoofdopzet, fraaie decoratieve metselwerk en details met Jugendstil decoraties, grote esthetische kwaliteit. Ook de later aangebrachte glas-in-loodramen met polychrome voorstellingen van de Dordtse glazenier Wim Korteweg zijn architectonisch van belang.
Gaafheid
Het object is intern in de loop der jaren diverse malen gewijzigd, zonder de hoofdopzet geweld aan te doen. Extern is vooral de wijziging in 1952 van de top van de hoofdtoren opmerkelijk. De cultuurhistorische en architectonische waarden zijn echter goed bewaard gebleven. De bouwkundige staat is redelijk tot goed.
Situering
Het kerkgebouw neemt door zijn positionering op een hoek van twee straten, maar ook door zijn prominente plek in de gevelwanden van Koningin Wilhelminastraat en Blekersdijk, een markante positie in. De klokkentoren fungeert als landmark voor een groot omliggend gebied.
Unieke waarde
De kerk vertegenwoordigt in architectonisch, bouwkundig, typologisch en functioneel opzicht een hoge zeldzaamheidswaarde.
Publicaties
- C.J. Diemer-van der Esch, De Wilhelminakerk 90 jaar, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.3 1989.
- Peter Dillingh, Een eeuw rondom het Woord: 100 jaar Wilhelminakerk Dordrecht 1899-1999, 1999.
- Peter Dillingh, 101 jaar Wilhelminakerk, tijdschrift Vereniging Oud-Dordrecht nr.1 2000.
- Peter Dillingh, Kerkbouw in calvinistisch perspectief, DiEP Magazine nr.11 2009.
- Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
- Fred van Lieburg, Heilige plaatsen in een Hollandse stad: Duizend jaar religieuze gebouwen op het Eiland van Dordrecht, Jaarboek Vereniging Oud-Dordrecht 2011.
- Vereniging Oud-Dordrecht, Dordtse stenen kunnen nog meer vertellen: Eerste stenen in Binnenstad en 19de-eeuwse Schil, Jaarboek 2020.
Bijlage
Externe links