Gemeentelijke monumenten

Adriaan van Bleijenburgstraat 31-33

  • Datering: 1904
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Neorenaissance
  • Postcode: 3311LA

 

Algemene beschrijving

Oorspronkelijk dubbel woonhuis met een beneden- en bovenwoning.

Ligging

Pand is onderdeel van een straatwand, lopend vanaf de Cornelis van Beverenstraat tot de achterzijde van de bebouwing aan de Blekersdijk.

Hoofdvorm

Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

Het gebied waar de Adriaan van Bleijenburgstraat is gelegen was tot 1898 onderdeel van een landgoed Villa Maria. Het landgoed bestond uit een villa (hoek Singel / Johan de Wittstraat) met tuinen, broeikassen en landerijen. Op 3 mei 1898 gaat de gemeenteraad van Dordrecht akkoord met een plan van bebouwing van J.C. Schotel - schoorsteenveger en metselaar - en G. Schouten - meester timmerman, die het landgoed in eigendom hadden verworven. Het plan omvatte de Adriaan van Bleijenburgstraat, de Wilhelminastraat, de Cornelis van Beverenstraat en het aangrenzende gedeelte van de Blekersdijk. Het wegenplan wordt nog in hetzelfde jaar gerealiseerd en de kavels worden uitgegeven. Bij besluit van 26 juni 1900 wordt de straatnaam officieel vastgesteld.

Op 21 juni 1904 wordt het ontwerp voor twee woonhuizen (Adriaan van Bleyenburgstraat 23/25 en 27/29) vergund. Dit plan wordt nog gewijzigd, omdat men uiteindelijk drie woningen realiseert, waarbij tussen de beide panden uit het ontwerp van 1904 een derde pand plaatst en het ontwerp voor nummer 27/29 spiegelt en realiseert als nummer 31/33.

In 1975 worden op initiatief van J. van der Hel de boven- en benedenwoning samengevoegd. Daartoe wordt de entree gewijzigd, de scheidingsmuur trap/gang verwijderd, een brede doorgang tussen de woonkamer en de keuken gemaakt en op de verdieping een badkamer gemaakt ter plaatse van de oorspronkelijke keuken.

Woning nummer 31 bezat tot 1919 huisnummer 15-rood en daarna tot 1949 huisnummer 17-rood.

Woning nummer 33 bezat tot 1919 huisnummer 15 en daarna tot 1949 huisnummer 17.

Beschrijving exterieur per gevel

(het pand is in oorsprong spiegelbeeldig symmetrisch aan Adriaan van Bleijenburgstraat 23/25)

Voorgevel

De gevel bezit drie traveeën en wordt beëindigd door een kroonlijst.

Boven een plint met een bekleding van hardstenen platen is de gevel opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband. Gecementeerde speklagen van drie metselgangen hoog onderbreken het metselwerk ter hoogte van de onder- en bovendorpel, de wisseldorpel en halverwege het onderraam van de vensters. De borstwering op de verdieping wordt afgesloten met een doorlopende geprononceerde waterslaglijst, die tevens fungeert als lekdorpel bij de vensteropeningen.

De kroonlijst is opgebouwd uit een gecementeerd fries met dito consoles, die de uitkragende gelijste houten bakgoot dragen.

De vensteropeningen op de begane grond zijn aan de bovenzijde voorzien van een sluiting in de vorm van een steens korfboog in hardrode strengperssteen, waarin gecementeerde blokjes en een sluitsteen zijn opgenomen. Boven de rechte kozijnen is de zwik afgewerkt met polychrome tegels met een geometrisch patroon. Op de verdieping zijn de vensteropeningen gesloten middels een gecementeerde gelijste latei, waar boven in het metselwerk een tweesteens ontlastingsboog is opgenomen, uitgevoerd in hardrode strengperssteen met gecementeerde blokjes en een sluitsteen.

Beide vensteropeningen op de begane grond en de rechter vensteropening op de verdieping zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De linker vensteropening op de verdieping is voorzien van een drielicht met een houten kozijn met onder ongedeelde houten draairamen en in het bredere middengedeelte ongedeelde houten stolpramen. Bovenin bevinden zich ongedeelde bovenramen. Blijkens de bouwtekening zou het middelste bovenraam een driedeling gehad moeten hebben.

De entree is gesitueerd in de rechter travee. Een binnen de gevellijn gesitueerd hardstenen stoepje leidt naar de terugliggende houten pui, waarin oorspronkelijk twee deuren met bovenlicht waren opgenomen. De beide deuren zijn vervangen door één in het midden geplaatste deur voorzien van twee glaspanelen en zijpanelen met glas.

Aan de linker zijde staat boven de kroonlijst in de lijn van de gevel een gemetselde dakkapel. De dakkapel bezit aan weerszijden van de vensteropening gemetselde pilasters, die een gecementeerde kroonlijst dragen. Op de kroonlijst bevond zich een gecementeerd driehoekig fronton, bekroond met een piron, dat niet meer aanwezig is. Aan de dakkapel zijn gecementeerde klauwstukken aangebracht.

Links naast de dakkapel bevindt zich in het dakvlak een negenpans zinken dakvenster.

Achtergevel

De achtergevel bezit drie bouwlagen, waarvan de derde in de geveltop wordt beëindigd door het houten overstek van het dak.

Boven een gecementeerde plint is de gevel opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten met een anderhalfsteens hanekam in hardrode strengperssteen.

De gevel bezit op de begane grond aan de rechterzijde een houten veranda, die aansluit op de uitgebouwde linkerzijde, waarin zich een deuropening bevindt. De veranda is aan de tuinzijde begrensd door vier ranke kolommen, die een over de volle breedte van de gevel doorlopende geprononceerde houten lijst dragen. Tussen de kolommen is de onderzijde in de buitenste velden gedicht met een leuning op gedraaide houten spijlen. Aan de bovenzijde zijn de kolommen in de buitenste velden verbonden met gekruiste schoren en in het midden middels een gebogen ligger.

De veranda is voorzien van een vloer in terrazzo.

De deuropening in de uitbouw is bij het bouwen van een aanbouw in de tuin inpandig komen te liggen.

De achterzijde van de veranda wordt gevormd door de achtergevel. Van oorsprong bezat de gevel een brede deuropening met stolpdeuren met onder een bossingpaneel en boven twee ramen en een ongedeeld bovenlicht. Deze deuropening is deels dichtgezet tot vensteropening met een ongedeeld onder- en bovenraam.

De overgang naar de verdieping werd gemarkeerd door een over de volle breedte van de gevel doorlopende vlakke houten lijst. Op de verdieping fungeerde de veranda als beloopbaar balkon.

De gevel bezit op de verdieping aan de rechterzijde een brede deuropening met stolpdeuren met onder een bossingpaneel en boven twee ramen en een ongedeeld bovenlicht. Aan de linkerzijde bevindt zich een vensteropening met een houten kozijn met een T-schuifvenster.

In de geveltop bevinden zich twee vensteropeningen met een houten kozijn met een T-schuifvenster.

Kap

Het pand bezit een mansardekap die aan de voorzijde is voorzien van een schild. De kap is gedekt met gesmoorde kruispannen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Begane grond

Van oorsprong was de woning opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree naar de bovenwoning, bevond zich op de begane grond een gang, die vanuit de voordeur doorliep tot de trap naar de verdieping.

In het verlengde van de entree van de benedenwoning, bevond zich de gang, die vanuit een portaal achter de voordeur doorliep tot de keuken aan de achterzijde. Naast de gang, in het gedeelte achter de voordeur en deels onder de trap naar het bovenhuis, bevonden zich kasten en het toilet.

In de brede beuk van voor tot achter bevond zich de voorkamer, een tussenkamer of alkoof en een achterkamer. De voor- en achterkamer bezaten elk een schouw. Aan de achterkamer grensde de veranda.

De ruimten bezaten een houten vloer.

Alle kamers waren voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezat een betegeling tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief.

De binnendeuren waren voorzien van een onder- en bovenpaneel of een glas-in-loodvulling.

De indeling is gewijzigd. De voor- en achterkamer zijn met de alkoof tot één ruimte samengevoegd. Tussen de keuken en deze kamer is een brede doorgang gemaakt. De hal bezit nog twee oorspronkelijke paneeldeuren. De trap naar de verdieping is nog oorspronkelijk.

Eerste verdieping

Van oorsprong was de woning opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree, bevond zich op de verdieping een steektrap met bovenkwart vanuit de begane grond en daarboven een steektrap naar de zolder met een onderkwart. Naast de trap liep een gang, die doorliep van de voorkamer naar de keuken aan de achterzijde. Naast de gang, aan de achterzijde van de trapopgang, bevonden zich een kast en het toilet.

In de brede beuk van voor tot achter bevond zich de voorkamer, een tussenkamer of alkoof en een achterkamer. De voor- en achterkamer bezaten elk een schouw. Aan de achterkamer en keuken grensde een balkon.

De ruimten bezaten een houten vloer.

Alle kamers waren voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezat een betegeling tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief.

De binnendeuren waren voorzien van een onder- en bovenpaneel of een glas-in-loodvulling.

De indeling is gewijzigd. De voorkamer is met de alkoof tot één ruimte samengevoegd. In de achterkamer resteert nog de omlijsting van de oorspronkelijke doorgang naar de alkoof. De overloop bezit nog vijf oorspronkelijke paneeldeuren. De trap naar de verdieping is nog oorspronkelijk.

Zolder

Van oorsprong was de zolder overspannen door spanten met een kreupele stijl en een trekplaat op 2/3 van de hoogte. Over de spanten liggen gordingen en de nok. Van de muurplaat over de gordingen tot op de nok is een beschot van delen aangebracht.

De indeling is gewijzigd. Aan de voorzijde zijn twee en aan de achterzijde is één vertrek afgescheiden. Op de overloop zijn twee oorspronkelijke paneeldeuren hergebruikt.

Bijgebouwen beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De voorgevel (gericht naar de woning) is inpandig en gestukadoord. In de muur een deuropening met moderne deur.

Linker zijgevel

De gevel is opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband en wordt beëindigd met een houten boeiboord. In de gevel bevindt zich een vensteropening met een houten kozijn met een houten T-schuifvenster.

Achtergevel

De gevel is opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband en wordt beëindigd met een houten boeiboord. Het metselwerk is tot halve hoogte wit geschilderd.

Kap

Het bijgebouw is voorzien van een plat dak.

Bijgebouwen beschrijving interieur per bouwlaag

Begane grond

Het interieur is volledig gemoderniseerd.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de middenklasse werd gerealiseerd.

Architectonische waarde

Het pand is van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd typerende bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet van het object.

Gaafheid

Het object is intern gewijzigd waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden intern slechts zeer ten dele bewaard zijn gebleven. In het exterieur is de aantasting van ondergeschikt belang. De bouwkundige staat is redelijk tot goed.

Situering

Het object heeft als onderdeel van een in één bouwfase gerealiseerd complex van drie panden een hoge ensemblewaarde.

Unieke waarde

Als onderdeel van een in één bouwfase gerealiseerd complex van drie panden, dat redelijk gaaf bewaard is gebleven, bezit het object in architectonisch en bouwkundig opzicht een zeldzaamheidswaarde.  

Bijlage


Adriaan van Bleijenburgstraat 36-38

  • Datering: 1901
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis met gymnastieklokaal
  • Bouwstijl: Jugendstil
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311LB

 

Algemene beschrijving

Oorspronkelijk dubbel woonhuis met een beneden- en bovenwoning.

Ligging

Pand is onderdeel van een straatwand, lopend vanaf de Cornelis van Beverenstraat tot de achterzijde van de bebouwing aan de Blekersdijk.

Hoofdvorm

Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

Het gebied waar de Adriaan van Bleijenburgstraat is gelegen was tot 1898 onderdeel van een landgoed Villa Maria. Het landgoed bestond uit een villa (hoek Singel / Johan de Wittstraat) met tuinen, broeikassen en landerijen. Op 3 mei 1898 gaat de gemeenteraad van Dordrecht akkoord met een plan van bebouwing van J.C. Schotel - schoorsteenveger en metselaar - en G. Schouten - meester timmerman, die het landgoed in eigendom hadden verworven. Het plan omvatte de Adriaan van Bleijenburgstraat, de Wilhelminastraat, de Cornelis van Beverenstraat en het aangrenzende gedeelte van de Blekersdijk. Het wegenplan wordt nog in hetzelfde jaar gerealiseerd en de kavels worden uitgegeven. Bij besluit van 26 juni 1900 wordt de straatnaam officieel vastgesteld.

Op 30 maart 1901 dient J. Schotel - vermoedelijk in zijn functie als ontwerper - het ontwerp voor een te bouwen woonhuis annex gymnastieklokaal in. Het pand was bedoeld voor J.J. de Ruiter, die leraar gymnastiek was en G.G.M. de Kooningh.

Op 2 mei 1905 wordt een dakkapel goedgekeurd, die moet zich blijkens de tekening in het zijdakvlak bevinden.

In 2008 is vergunning verleend voor het slopen van de oorspronkelijke aanbouw aan de achterkant op de begane grond.

Woning nummer 36 bezat tot 1919 huisnummer 30, daarna tot 1949 huisnummer 32.

Woning nummer 38 bezat tot 1919 huisnummer 30-rood, daarna tot 1949 huisnummer 32-rood.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel bestaat uit drie traveeën en wordt beëindigd door een kroonlijst.

Boven een gecementeerde plint is de gevel opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband. Gecementeerd zijn de aanzetblokjes van de steens segmentbogen in baksteen boven de vensteropeningen, de zwikvullingen en het onderste gedeelte van de fries. De zwikvullingen zijn geornamenteerd met gestileerde florale motieven.

Op de begane grond bevindt zich een grote vensteropening, met een drielicht met een breed middenveld en smalle zijvelden. Alle velden zijn voorzien van een ongedeeld onder- en bovenraam. In het middendeel is het bovenraam aan de onderrand voorzien van drie kleine ramen (zg. Brussels kant)

De entree is gesitueerd aan de rechterzijde, met binnen een gevelopening een pui met twee deuropeningen, met elk een deur en een ongedeeld bovenlicht. Tussen de deur en het bovenlicht bevinden zich twee kleinere ramen. De deuren bezitten onder een brede en twee smalle bossingpanelen en erboven twee smalle ramen, waarvoor een sierlijk slangmotief in ijzer is aangebracht. Bovenin de deur bevinden zich drie kleinere ramen.

Op de verdieping bevinden zich drie identieke vensteropeningen met een kozijn met een schuifvenster met ongedeelde onder- en bovenramen.

Achtergevel

De achtergevel bezit drie bouwlagen, waarvan de derde in de geveltop met mansardevorm, beëindigd met een houten boeiboord.

Op de begane grond is de uitbouw gesloopt, de achtergevel staat nu in één lijn met de buurpanden. De glaspui van de uitbouw is opgenomen in de nieuwe achtergevel en naar de zijkanten uitgebreid.

Kap

Het pand bezit een afgeplatte mansardekap met voorschild. In het dakvlak staat een dakkapel met een tweelicht met schuifvensters met ongedeeld onder- en bovenraam.

De bouwtekening geeft aan dat de dakkapel oorspronkelijk was voorzien van bewerkte klauwstukken en was bekroond met een fronton. Deze elementen zijn er niet meer.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Begane grond

Bij de renovatie in 2008 is de scheidingsmuur tussen de entrees verwijderd.

In 2008 is een nieuwe keuken gemaakt op de plaats van de voormalige studeerkamer.

Eerste verdieping

Aan de voorzijde zijn de voor- en zijkamer samengetrokken tot één ruimte.

De keuken aan de achterzijde is verwijderd en de vloer is opengemaakt waardoor een vide is ontstaan met een tweede trap naar de begane grond.

Zolder

De vroegere zolderruimte is ingericht als badkamer.

Van oorsprong was de zolder overspannen door spanten met een kreupele stijl en een trekplaat op 2/3 van de hoogte. Over de spanten liggen gordingen en de nok. Van de muurplaat over de gordingen tot op de nok is een beschot van delen aangebracht.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de middenklasse is gerealiseerd.

Architectonische waarde

Het pand is van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd en zeker voor Dordrecht minder algemene bouwstijl is herkenbaar in de architectonische opzet van het object.

Gaafheid

De wijziging van de dakkapel is een geringe verarming van het oorspronkelijke ontwerp. Verder is de uitbouw aan de achterzijde gesloopt. Desondanks zijn de cultuurhistorische en architectonische waarden extern goed bewaard gebleven.De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het object maakt als onderdeel van de gevelwand deel uit van de hoge ensemblewaarde.

Unieke waarde

Door de opzet van de voorgevel in een voor Dordrecht minder algemene bouwstijl en het gegeven dat het pand is ontworpen door de ontwikkelaar van het gebied van het oorspronkelijke landgoed, bezit het object in architectonisch en bouwkundig opzicht een hoge zeldzaamheidswaarde.  

Bijlage


Adriaan van Bleijenburgstraat 40

  • Datering: 1899
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Jugendstil
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311LB

 

Algemene beschrijving

Woonhuis.

Ligging

Pand is onderdeel van een straatwand, lopend vanaf de Cornelis van Beverenstraat tot de achterzijde van de bebouwing aan de Blekersdijk.

Hoofdvorm

Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

Het gebied waar de Adriaan van Bleijenburgstraat is gelegen was tot 1898 onderdeel van een landgoed Villa Maria. Het landgoed bestond uit een villa (hoek Singel / Johan de Wittstraat) met tuinen, broeikassen en landerijen. Op 3 mei 1898 gaat de gemeenteraad van Dordrecht akkoord met een plan van bebouwing van J.C. Schotel - schoorsteenveger en metselaar - en G. Schouten - meester timmerman, die het landgoed in eigendom hadden verworven. Het plan omvatte de Adriaan van Bleijenburgstraat, de Wilhelminastraat, de Cornelis van Beverenstraat en het aangrenzende gedeelte van de Blekersdijk. Het wegenplan wordt nog in hetzelfde jaar gerealiseerd en de kavels worden uitgegeven. Bij besluit van 26 juni 1900 wordt de straatnaam officieel vastgesteld.

Op 4 aug.1899 verkrijgt de heer J.C. Schotel vergunning voor de bouw van een woonhuis.

De woning bezat tot 1919 huisnummer 32, daarna tot 1949 huisnummer 34.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel is drie traveeën breed en wordt beëindigd door een hoger middengedeelte met een kroonlijst met aan weerszijden segmentboogvormig oplopende gevelvlakken.

Het oorspronkelijke ontwerp van de gevel was in de bovenzone veel uitbundiger dan in de huidige resteert. Niet bekend is of dit een bezuiniging tijdens de bouw betreft, of dat de gevel na de bouw is gewijzigd. Het middengedeelte was in dit ontwerp hoger met boven het huidige venster een gevelopening beëindigd met drie rondboogjes op ranke zuiltjes. Het middengedeelte werd beëindigd met een top met deklijst. De nog deels bestaande kolommen op de hoeken van het pand waren hoger met een sierelement als bekroning. Aan weerszijden was de middenpartij verbonden met de kolommen door een zware deklijst op het gevelmetselwerk. De huidige bovenbegrenzing van de gevel vormde daarbij de onderrand van een opengewerkt lensvormig gedeelte van de gevel.

Boven een plint met een bekleding van hardstenen platen is de gevel opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband met een gesneden voeg. Gecementeerd zijn de lekdorpels in de vensteropeningen en de aanzetstenen van de steens segmentbogen die de vensteropeningen begrenzen. Op de begane grond bevinden zich twee vensteropeningen en op de verdieping drie. Op de zolderverdieping bevindt zich één kleinere vensteropening. De vensteropeningen zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De bovenramen op de verdieping zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.

De entree is gesitueerd in de rechtertravee. Een buiten de gevellijn gesitueerde hardstenen trede leidt naar het enigszins terugliggende houten deurkozijn met getoogde bovendorpel, waarin een deur is opgenomen. De deur bezit onder twee bossingpanelen en erboven een smal raam, waar voor een ijzeren hekwerk is aangebracht. Aan weerszijden van het raam bevinden zich bossingpanelen. In het metselwerk boven de deur zijn in een casement drie met een rondboog gesloten smalle vensters opgenomen.

Achtergevel

De achtergevel bezit drie bouwlagen, waarvan de derde in de geveltop met mansardevorm wordt beëindigd met een houten boeiboord. De gevel is opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten met een steens hanekam.

De gevel bezat oorspronkelijk aan de linkerzijde over twee bouwlagen een uitbouw voorzien van een plat dak. Rechts daarvan bevond zich op de begane grond een open serre en daarboven op de verdieping een balkon voor een brede pui in de gevel.

De uitbouw aan de linkerzijde heeft een deuropening gecombineerd met een halfhoge vensteropening, waarin een deur met onder een paneel en boven een raam en een ongedeeld bovenraam. De vensteropening heeft een ongedeeld raam en een bovenlicht. De serre aan de rechterzijde is dichtgezet met een moderne pui.

Op de verdieping bevindt zich in de uitbouw een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het balkon aan de rechterzijde is dichtgezet met een uitbouw met plat dak in de lijn van de uitbouw links.

In de geveltop bevinden zich twee schuifvensters met een ongedeeld boven- en onderraam.

Kap

Het pand bezit een afgeplatte mansardekap met aan de voorzijde een schild, geheel gedekt met gesmoorde kruispannen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Kelder

Onder de keuken is een kleine kelder gesitueerd. De keukenvloer is uitgevoerd als gemetselde troggewelven tussen ijzeren liggers.

Begane grond

De woning is opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree, afgesloten met een tochtdeur, bevindt zich de gang, die vanuit een hal achter de voordeur doorliep tot de keuken aan de achterzijde. Naast de gang, in het gedeelte achter de voordeur en deels onder de trap naar boven, bevinden zich een kast, de keldertoegang en het toilet.

In de brede beuk van voor tot achter bevindt zich de voor- en achterkamer (en-suite) die gescheiden kunnen worden door de nog originele schuifdeuren, met aan weerszijden kasten. In de voorkamer zit een marmeren schouw en in de achterkamer een eikenhouten schouw. Aan de achterkamer grensde de veranda. De voor- en achterkamer hebben een houten vloer. De hal is voorzien van een marmeren vloer en de gang bezit een vloer in terrazzo. De wanden zijn hier voorzien van een betegelde lambrisering.

Alle kamers waren voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezat een betegeling tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief. De binnendeuren zijn voorzien van een onder- en bovenpaneel.

De indeling is deels gewijzigd. De achterkamer is uitgebreid met de veranda. Het kozijn van de oorspronkelijke pui resteert deels. De schuifdeuren met aan weerszijden kasten tussen de voor- en achterkamer zijn verwijderd. De voorkamer heeft een zwartmarmeren schouw en in de achterkamer bevindt zich een houten schouw. De hal heeft nog de oorspronkelijke paneeldeuren. De trap naar de verdieping is nog oorspronkelijk.

Eerste verdieping

Van oorsprong is de woning opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree, bevindt zich op de verdieping een steektrap met bovenkwart vanuit de begane grond en daarboven een steektrap met een onderkwart naar de zolder. Naast de trap loopt een gang van de voor- naar de achterkamer. Naast de gang, aan achterzijde van de trapopgang, bevinden zich een kast en het toilet.

In de brede beuk van voor tot achter bevinden zich de voorkamer, een badkamer en een achterkamer. De voor- en achterkamer bezaten elk een schouw. Aan de achterkamer grenst een balkon.

De ruimten bezitten een houten vloer.

Alle kamers zijn voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezit een betegeling tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief.

De binnendeuren zijn voorzien van een onder- en bovenpaneel. De indeling is ongewijzigd. De overloop bezit nog de oorspronkelijke paneeldeuren. De trap naar de zolder is nog oorspronkelijk.

Zolder

Van oorsprong is de zolder overspannen door spanten met een kreupele stijl en een trekplaat op 2/3 van de hoogte. Over de spanten liggen gordingen en de nok. Van de muurplaat over de gordingen tot op de nok is een beschot van delen aangebracht.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de middenklasse is gerealiseerd.

Architectonische waarde

Het pand is van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd en zeker voor Dordrecht minder algemene bouwstijl is herkenbaar in de architectonische opzet van het object.

Gaafheid

Het object is intern vrijwel niet gewijzigd; de wijziging van de voorgevel is een verarming van het oorspronkelijke ontwerp. Desondanks zijn de cultuurhistorische en architectonische waarden intern en extern - hoewel in minderen mate - goed bewaard gebleven. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het object maakt als onderdeel van de gevelwand deel uit van de hoge ensemblewaarde.

Unieke waarde

Door de opzet van de voorgevel in een voor Dordrecht minder algemene bouwstijl en het gegeven dat het pand is ontworpen door de ontwikkelaar van het gebied van het oorspronkelijke landgoed, bezit het object in architectonisch en bouwkundig opzicht een hoge zeldzaamheidswaarde.

Bijlage


Adriaan van Bleijenburgstraat 45-47

  • Datering: 1903
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Jugendstil
  • Postcode: 3311LA

 

Algemene beschrijving

Oorspronkelijk dubbel woonhuis met een beneden- en bovenwoning.

Ligging

Pand is onderdeel van een straatwand, lopend vanaf de Cornelis van Beverenstraat tot de achterzijde van de bebouwing aan de Blekersdijk.

Hoofdvorm

Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

Het gebied waar de Adriaan van Bleijenburgstraat is gelegen was tot 1898 onderdeel van een landgoed Villa Maria. Het landgoed bestond uit een villa (hoek Singel / Johan de Wittstraat) met tuinen, broeikassen en landerijen. Op 3 mei 1898 gaat de gemeenteraad van Dordrecht akkoord met een plan van bebouwing van J.C. Schotel - schoorsteenveger en metselaar - en G. Schouten - meester timmerman, die het landgoed in eigendom hadden verworven. Het plan omvatte de Adriaan van Bleijenburgstraat, de Wilhelminastraat, de Cornelis van Beverenstraat en het aangrenzende gedeelte van de Blekersdijk. Het wegenplan wordt nog in hetzelfde jaar gerealiseerd en de kavels worden uitgegeven. Bij besluit van 26 juni 1900 wordt de straatnaam officieel vastgesteld.

In 1903 wordt bouwvergunning verleend aan wed. Ophoff-Peters, op dat moment woonachtig op Adriaan van Bleijenburgstraat 44, voor een dubbel woonhuis.

In 1973 worden het boven- en benedenhuis samengevoegd.

Woning nummer 45 bezat tot 1919 huisnummer 27, daarna tot 1949 huisnummer 29.

Woning nummer 47 bezat tot 1919 huisnummer 27-rood, daarna tot 1949 huisnummer 29-rood.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel bezit drie traveeën en wordt beëindigd door een kroonlijst.

Boven een plint met een bekleding van hardstenen platen is de gevel tot boven de lekdorpels van de vensters van de begane grond voorzien van een bepleistering met een 'gebouchardeerd' oppervlak, voorzien van diepe horizontale voegen. Het muurwerk hierboven is opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband met een gesneden voeg. Gecementeerd zijn de lateien boven de vensteropeningen, de beëindiging van de ingangspartij, delen van het fries en de deklijsten van de gevelbekroningen.

De gevel wordt aan de rechterzijde bekroond met een hoger opgetrokken topgevel en aan de linkerzijde met een door de gootlijn heen stekende gemetselde dakkapel, waartussen een bakgoot op een ladderfries. De dakkapel links wordt beëindigd met een geprononceerd overstek van het platte dak tussen twee hoger opgetrokken gecementeerde sierelementen. De geveltop rechts is voor wat betreft het onderste gedeelte afgewerkt met een deklijst die met een krul uitloopt in de bekroning met drie kantelen. De kantelen zijn afgewerkt met een sierelement met een klokvorm. Tussen de kantelen is een sierelement in een spuwervorm aangebracht.

De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde voorzien van een sluiting in de vorm van een zware rechthoekige latei, die opgelegd is op blokken in de dagkanten van de vensteropening. Boven de latei is in het metselwerk een steens segmentboog in hardrode strengperssteen opgenomen.

Op de begane grond bevinden zich twee vensteropeningen en op de verdieping drie. Op de zolderverdieping bevinden zich links en rechts elk één kleinere vensteropening. De vensteropeningen zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Op de begane grond zijn later voorzetramen geplaatst.

De entree is gesitueerd in de rechtertravee. Voor elke voordeur afzonderlijk leidt een binnen de gevellijn gesitueerde hardstenen stoep van twee treden naar het terugliggende houten deurkozijn, waarin een deur met een hoefijzervormig bovenlicht is opgenomen. De deuren bezitten onder twee bossingpanelen en erboven twee smalle ramen, waarvoor een sierlijk slangmotief in ijzer is aangebracht. Bovenin de deur bevinden zich drie kleinere ramen met facetglas. De hoefijzervorm van de bovenlichten is doorgezet in de beëindiging van beide entrees.

Achtergevel

De achtergevel bezit drie bouwlagen, waarvan de derde in de geveltop met mansardevorm wordt beëindigd met een houten boeiboord.

De gevel is opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband met een gesneden voeg. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten met een licht opwaarts gebogen steens rollaag. Boven de grote gevelopening op de verdieping is in het metselwerk een steens segmentboog opgenomen en op het kozijn rust een halfsteens rollaag.

De gevel bezit op de begane grond aan weerszijden van de oorspronkelijke toegang tot een - inmiddels gesloopte - aanbouw in de tuin een houten veranda. De veranda is aan de tuinzijde begrensd door ranke kolommen, die de basis vormen voor een over de volle breedte van de gevel doorlopend balkon op de verdieping. Tussen de kolommen is de onderzijde in de buitenste velden gedicht met een leuning op gedraaide houten spijlen. Aan de bovenzijde zijn de kolommen in de buitenste velden verbonden met gekruiste schoren en in het midden middels twee vanuit de hoeken naar het midden bovenin lopende schoren en kruisschoren.

De veranda is voorzien van een vloer van keramische tegels met een geometrisch doorlopend motief.

De achterzijde van de veranda wordt gevormd door de achtergevel. Aan de rechterzijde bevindt zich een brede gevelopening met een samengestelde pui met stolpdeuren met bossingpaneel en glas en aan weerszijden ramen en bovenlichten.

Aan de linkerzijde bevindt zich een samengestelde pui met een deuropening en links daarvan een halfhoge vensteropening met een schuifvenster met ongedeelde ramen. De deuropening is voorzien van een deur met een bossingpaneel en glas en een ongedeeld bovenlicht.

De gevelopeningen op de verdieping zijn gelijk aan die op de begane grond.

Het balkon wordt begrensd door een houten hekwerk met een onder- en bovenregel, waar tussen ijzeren spijlen.

In de geveltop bevindt zich links een vensteropening met een schuifvenster met ongedeeld boven- en onderraam en rechts een tweelicht met identieke schuifvensters.

Kap

Het pand bezit een afgeplatte mansardekap.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Kelder

Onder de entree is een kleine kelder gesitueerd met een vloer van rode ongeglazuurde plavuizen. Een houten trap met bovenkwart leidt van de begane grond naar de kelder.

Begane grond

Van oorsprong was de woning opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree naar de bovenwoning, bevond zich op de begane grond een gang, die vanuit de voordeur doorliep tot de trap naar de verdieping.

In het verlengde van de entree van de benedenwoning, bevond zich de gang, die vanuit een portaal achter de voordeur doorliep tot de keuken aan de achterzijde. Naast de gang, in het gedeelte achter de voordeur en deels onder de trap naar het bovenhuis, bevonden zich kasten en het toilet.

In de brede beuk van voor tot achter bevond zich de voorkamer, een tussenkamer of alkoof en een achterkamer. De voor- en achterkamer bezaten elk een schouw. Aan de achterkamer en de keuken grensde de veranda. Vanuit de achterkamer liep oorspronkelijk een smalle gang onder de veranda naar een éénlaags uitbouw in de tuin. De uitbouw is gesloopt en alleen de deur binnen en de naar het huis toe gerichte voorgevel van de aanbouw met een deur resteren in de begrenzing van de veranda.

De ruimten bezaten een houten vloer.

Alle kamers waren voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezit een betegeling tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief.

De binnendeuren waren voorzien van een onder- en bovenpaneel of een glas-in-loodvulling.

De indeling gewijzigd. De beide entrees zijn gekoppeld. In de marmeren vloer is het tracé van de oorspronkelijke muur nog zichtbaar. De tochtdeur bezit nog een geëtst glas met floraal Jugendstilmotief. De gang is voorzien van een vloer van keramische tegels met een geometrisch doorlopend motief. De hal bezit nog oorspronkelijke paneeldeuren. De trap naar de verdieping is nog oorspronkelijk.

De voorkamer is met de alkoof tot één ruimte samengevoegd. De schuifdeuren met aan weerszijden kasten tussen de achterkamer en de alkoof resteren. De keuken is naar voren iets vergroot door de kast in de gang en het uiterste deel van de gang bij de keuken te voegen. Het toilet is gemoderniseerd, waarbij de oorspronkelijke tegels zijn hergebruikt.

Eerste verdieping

Van oorsprong was de woning opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree, bevond zich op de verdieping een steektrap met bovenkwart vanuit de begane grond en daarboven een steektrap naar de zolder met een onderkwart. Naast de trap liep een gang, die doorliep van de voorkamer naar de keuken aan de achterzijde. Naast de gang, aan de achterzijde van de trapopgang, bevonden zich een kast en het toilet.

In de brede beuk van voor tot achter bevonden zich de voorkamer, een tussenkamer of alkoof en een achterkamer. De voor- en achterkamer bezaten elk een schouw. Aan de achterkamer en keuken grensde een balkon.

De ruimten bezaten een houten vloer.

Alle kamers zijn voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezit een betegeling tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief.

De binnendeuren zijn voorzien van een onder- en bovenpaneel of een glas-in-loodvulling.

De indeling is ongewijzigd. De overloop bezit nog oorspronkelijke paneeldeuren. De trap naar de zolder is nog oorspronkelijk. De beide voorkamers en de grote achterkamer bezitten nog een stucplafond.

Zolder

Van oorsprong was de zolder overspannen door spanten met een kreupele stijl en een trekplaat op 2/3 van de hoogte. Over de spanten liggen gordingen en de nok. Van de muurplaat over de gordingen tot op de nok is een beschot van delen aangebracht.

De zolder is heringedeeld, waarbij de oorspronkelijke paneeldeuren zijn hergebruikt.

Bijgebouwen beschrijving

Vanuit de achterkamer liep oorspronkelijk een smalle gang onder de veranda naar een éénlaags uitbouw in de tuin. De uitbouw is gesloopt en alleen de naar het huis toe gerichte voorgevel van de aanbouw met een deur resteert in de begrenzing van de veranda.

De contour van de uitbouw is afleesbaar in een binnen de oorspronkelijke fundering van de uitbouw verhoogd gedeelte van de tuin.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de middenklasse werd gerealiseerd.

Architectonische waarde

Het object is van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd en zeker voor Dordrecht minder algemene bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet van het object.

Gaafheid

Het object is intern vrijwel niet gewijzigd waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden zowel in- als extern goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het object maakt als onderdeel van de gevelwand deel uit van de hoge ensemblewaarde.

Unieke waarde

Door de opzet van de voorgevel in een voor Dordrecht minder algemene bouwstijl, die tot in detail gaaf bewaard is gebleven, bezit het object in architectonisch en bouwkundig opzicht een hoge zeldzaamheidswaarde.

Bijlage


Adriaan van Bleijenburgstraat 46-48

  • Datering: 1900
  • Oorspronkelijke functie: Polikliniek
  • Bouwstijl: Neorenaissance
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311LB

 

Algemene beschrijving

Oorspronkelijk als polokliniek gebouwd pand, nu in gebruik als woonhuis.

Ligging

Pand is onderdeel van een straatwand, lopend vanaf de Cornelis van Beverenstraat tot de achterzijde van de bebouwing aan de Blekersdijk.

Hoofdvorm

Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

Het gebied waar de Adriaan van Bleijenburgstraat is gelegen was tot 1898 onderdeel van een landgoed Villa Maria. Het landgoed bestond uit een villa (hoek Singel / Johan de Wittstraat) met tuinen, broeikassen en landerijen. Op 3 mei 1898 gaat de gemeenteraad van Dordrecht akkoord met een plan van bebouwing van J.C. Schotel - schoorsteenveger en metselaar - en G. Schouten - meester timmerman, die het landgoed in eigendom hadden verworven. Het plan omvatte de Adriaan van Bleijenburgstraat, de Wilhelminastraat, de Cornelis van Beverenstraat en het aangrenzende gedeelte van de Blekersdijk. Het wegenplan wordt nog in hetzelfde jaar gerealiseerd en de kavels worden uitgegeven. Bij besluit van 26 juni 1900 wordt de straatnaam officieel vastgesteld.

Op 27 juli 1899 dient architect J.C. Schotel namens de 'Dordtsche Polyklinick' een plan in voor de bouw van een dependance van de vestiging aan het Beverwijc(?)ksplein. Op 18 aug. 1928 dient J. Verhoeven een aanvraag in 'voor het maken van brandvrije schotten, het maken van keuken en noodige licht in achterkamer = verbouwen huis tot beneden en bovenwoning'. Het pand wordt dan bouwkundig gesplitst, waarbij de gezamenlijke voordeur wordt gehandhaafd.

In 1940 worden het bestaande voordeurkozijn en de binnenpui van de vestibule weggebroken, wordt een dubbel voordeurkozijn met bovenlichten aangebracht en wordt de scheidingswand in de vestibule doorgetrokken tot de voorgevel. Op de verdieping wordt de kleine achterkamer tot keuken ingericht en worden schuifdeuren gemaakt in de wand tussen twee voorkamers. Op zolder wordt de bestaande badkamer vervangen door een badkamer met gemetselde wanden en voorzien van een dakvenster en wordt een bergkamertje verkleind tot kast.

Woning nummer 46 bezat tot 1919 huisnummer 36, daarna tot 1949 huisnummer 38.

Woning nummer 48 bezat tot 1919 huisnummer 36-rood, daarna tot 1949 huisnummer 38-rood.

Beschrijving exterieur per gevel

De gevel bezit drie traveeën en wordt beëindigd door een kroonlijst.

Boven een gecementeerde plint is de gevel opgetrokken in licht bruinrode baksteen in kruisverband met een gesneden voeg. Gecementeerd zijn de aanzetblokjes en de sluitsteen in de anderhalf steens hanekammen boven de gevelopeningen en de lekdorpels.

De kroonlijst is opgebouwd uit een gecementeerd fries met dito consoles, die de uitkragende gelijste houten bakgoot dragen. Op het fries staat de bouwdatum '1900' in reliëf vermeld.

De twee vensteropeningen op de begane grond en de drie op de verdieping zijn identiek; een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het bovenraam van de rechter vensteropening op de verdieping is voorzien van een glas-in-loodvulling gelijk aan die boven de voordeuren.

De entree is gesitueerd in de rechtertravee. Tot 1940 bevond zich hier één deuropening met een kozijn met een deur met bossingpanelen en een smal raam en een ongedeeld bovenlicht. In de huidige situatie is de gevelopening verbreed en voorzien van een pui met twee deuropeningen met twee vlakke deuren met elk een smalle strook van vier kleine gestapelde ruitjes. De bovenlichten zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.

Achtergevel

De achtergevel bezit drie bouwlagen, waarvan de derde in de geveltop wordt beëindigd met gevelpannen.

De gevel is opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten met een anderhalfsteens hanekam.

De gevel bezit op de begane grond aan de rechterzijde een brede gevelopening met daarin een pui met stolpdeuren met een glaspaneel en een tweeruits bovenlicht. Aan weerszijden bevindt zich een smal halfhoog ongedeeld raam. De linkerzijde van de gevel is afgedekt door het tussenlid in aansluiting op de uitbouw in de tuin.

De gevel bezit op de verdieping aan de linkerzijde een brede deuropening met stolpdeuren met een meerruits raam en een ongedeeld bovenlicht. Aan de rechterzijde bevindt zich een vensteropening met een houten kozijn met een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam.

In de geveltop bevinden zich twee vensteropeningen.

Kap

Het pand bezit een half schilddak. De kap is gedekt met gesmoorde verbeterde Hollandse pannen.

In het dakvlak staat een dubbelbrede dakkapel met twee schuifvensters met ongedeelde onder- en bovenramen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Begane grond

Van oorsprong was het pand opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree, bevond zich op de begane grond een gang, die vanuit een portaal achter de voordeur doorliep langs de trap naar de verdieping tot de keuken aan de achterzijde. Deels onder de trap naar de verdieping bevonden zich een kelderkast en het toilet.

In de brede beuk van voor tot achter bevond zich de voor- en een achterkamer; voor in gebruik als spreekkamer en achter als wachtkamer. De voor- en achterkamer bezaten elk een schouw en waren middels schuifdeuren van elkaar gescheiden. Tegen ongeveer de helft van de breedte van de achtergevel was op de begane grond een aanbouw opgetrokken. Hierin bevonden zich nog twee vertrekken.

De ruimten bezaten een houten vloer.

Alle kamers waren voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezat een betegeling tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief.

De binnendeuren waren voorzien van een onder- en bovenpaneel of een glas-in-loodvulling.

De indeling is nagenoeg ongewijzigd.

Eerste verdieping

Van oorsprong bevond zich op de verdieping in aansluiting op een korte overloop een steektrap met bovenkwart vanuit de begane grond en daarboven een steektrap naar de zolder met een onder- en bovenkwart. Aan de voor- en achterzijde bevonden zich over de volle breedte van het pand kamers, beide in gebruik als spreekkamer. De voor- en achterkamer bezaten elk een schouw. Tussen beide kamers bevond zich een donkere kamer, die vanuit de voorkamer bereikbaar was. De scheiding tussen de drie kamers werd gevormd door kastenwanden.

De ruimten bezaten een houten vloer.

De voor- en achterkamer waren voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. De binnendeuren waren voorzien van een onder- en bovenpaneel of een glas-in-loodvulling.

De indeling is bij de verbouwing van 1940 ingrijpend gewijzigd. Uit die periode (uit voorgaande periode??) resteert een stucplafond in een kleine kamer aan de voorzijde boven de entree. Bij een latere verbouwing zijn de voor-, tussen- en achterkamer tot één ruimte samengevoegd. De overloop bezit nog deo orspronkelijke paneeldeuren. De trap naar de verdieping is nog oorspronkelijk.

Zolder

Van oorsprong was de zolder overspannen door spanten met een kreupele stijl en een trekplaat op 2/3 van de hoogte. Over de spanten liggen gordingen en de nok. Van de muurplaat over de gordingen tot op de nok is een beschot van delen aangebracht.

De indeling is gewijzigd.

Bijgebouwen beschrijving

De aanbouw beslaat ongeveer de halve breedte van de hoofdbouwmassa, bestaat uit één bouwlaag en is voorzien van een plat beloopbaar dak. Een tussenlid in aansluiting op de achtergevel is iets lager en wordt overbrugd vanuit de eerste verdieping middels een houten vlonder.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in de negentiende-eeuwse schil naast woningbouw ook voorzieningen voor onder meer de gezondheidszorg werden gerealiseerd.

Architectonische waarde

Het pand is van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst. De voor de bouwtijd algemene bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet van het object. Mede van belang is dat het ontwerp van de hand van een van de ontwikkelaars van het gebied is.

Gaafheid

Het object is intern gewijzigd, maar desondanks zijn de cultuurhistorische en architectonische waarden zowel in- als extern redelijk goed bewaard gebleven. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het object maakt als onderdeel van de gevelwand deel uit van de hoge ensemblewaarde.

Unieke waarde

Door de opzet van een gebouw voor de gezondheidszorg waarbij gekozen is de vormgeving (woonhuis) te laten passen in het straatbeeld, bezit het object in architectonisch en bouwkundig opzicht een hoge zeldzaamheidswaarde.

Bijlage


Adriaan van Bleijenburgstraat 50

  • Datering: 1899
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311LB

 

Algemene beschrijving

Halfvrijstaand woonhuis.

Ligging

Pand is het eerste pand van een straatwand, lopend vanaf de achterzijde van de bebouwing aan de Cornelis van Beverenstraat naar de Blekersdijk.

Hoofdvorm

Rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

Het gebied waar de Adriaan van Bleijenburgstraat is gelegen was tot 1898 onderdeel van een landgoed Villa Maria. Het landgoed bestond uit een villa (hoek Singel / Johan de Wittstraat) met tuinen, broeikassen en landerijen. Op 3 mei 1898 gaat de gemeenteraad van Dordrecht akkoord met een plan van bebouwing van J.C. Schotel - schoorsteenveger en metselaar - en G. Schouten - meester timmerman, die het landgoed in eigendom hadden verworven. Het plan omvatte de Adriaan van Bleijenburgstraat, de Wilhelminastraat, de Cornelis van Beverenstraat en het aangrenzende gedeelte van de Blekersdijk. Het wegenplan wordt nog in hetzelfde jaar gerealiseerd en de kavels worden uitgegeven. Bij besluit van 26 juni 1900 wordt de straatnaam officieel vastgesteld.

Op 25 juli 1901 dient J.C. Schotel een ontwerp voor een te bouwen woonhuis in.

De woning bezat tot 1919 huisnummer 38, daarna tot 1949 huisnummer 40.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel bezit een enigszins vooruitgeschoven risaliet aan de rechterzijde, hoger opgaand en beëindigd met een houten bakgoot. Aan de linkerzijde wordt de gevel beëindigd met een uitkragend rondboogfries en een afdekking van keramische elementen.

Boven een gecementeerde plint is de gevel tot aan de lekdorpels van de vensteropeningen van de begane grond afgewerkt met pleisterwerk. Daarboven is de gevel opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband met een platvolle voeg. Gecementeerd zijn de lekdorpels in de vensteropeningen, de speklagen en lateien boven de vensteropeningen, aanzetblokken van de segmentboog boven de loggia en de balustrade ter afsluiting daarvan en blokjes onder de boogfries in het linker geveldeel.

Op de begane grond bevinden zich twee vensteropeningen voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam.

De entree is gesitueerd in het rechter geveldeel. Twee buiten de gevellijn gesitueerde hardstenen treden (één daarvan bevindt zich onder de bestrating) leidt naar de hardstenen stoep voor het enigszins terugliggende houten deurkozijn, waarin een deur en een ongedeeld bovenlicht met getoogde bovenrand zijn opgenomen. De deur bezit onder drie bossingpanelen en erboven drie smalle ramen. Geheel bovenin bevinden zich drie vierkante ramen met geel glas.

Op de verdieping aan de linkerzijde bevindt zich een grote vensteropening met daarin een pui met een drielicht met in elk veld een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De bovenramen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.

Het rechter geveldeel is geopend voor een loggia, die aan de voorzijde is begrensd door een gemetselde balustrade. De wanden in de loggia zijn geheel gepleisterd. In de achter- en linker zijwand bevindt zich een deuropening met een deur met glaspaneel en een bovenlicht met glas-in-loodvulling.

In het rechter geveldeel op zolderniveau bevindt zich een tweelicht met ongedeelde ramen.

Rechter zijgevel

De zijgevel bezit 2,5 bouwlaag, beëindigd met een houten gootboord. De gevel is opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband. De gevel is blind.

Achtergevel

De achtergevel bezit drie bouwlagen, waarvan de derde in de geveltop met mansardevorm wordt beëindigd met een houten boeiboord. De gevel is opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten met een steens hanekam met een licht getoogde onderrand.

De gevel had oorspronkelijk aan de linkerzijde over twee bouwlagen een uitbouw voorzien van een plat dak. Rechts daarvan bevond zich op de begane grond een open veranda en daarboven op de verdieping een balkon voor een brede pui in de gevel. Het balkon is begrensd door een hekwerk met een houten onder- en bovenregel met daartussen gedraaide spijlen. De veranda is dichtgezet met stolpdeuren met glaspaneel en vast glas.

De uitbouw aan de linkerzijde bezat een deuropening en een vensteropening. De deuropening is voor de helft dichtgezet tot vensteropening met onder het oorspronkelijke kalf een kozijn met een klepraam. Boven het kalf bevindt zich het oorspronkelijke bovenlicht.

De vensteropening is voorzien van een kozijn met een nieuwe indeling (klepraam / vast bovenraam).

Op de verdieping bevindt zich in de uitbouw een vensteropening met een kozijn met een nieuwe indeling (draairaam / vast bovenraam). Grenzend aan het balkon bevindt zich een pui met stolpdeuren met een glaspaneel en aan weerszijden vast glas, geheel voorzien van ongedeelde bovenramen.

In de geveltop bevinden zich twee schuifvensters met een ongedeeld boven- en onderraam.

Kap

Het pand bezit evenwijdig aan de straat een zadeldak, waarop aan de achterzijde een mansardekap aansluit. De kappen zijn gedekt met gesmoorde kruispannen.

In het voorschild staat een dakkapel met aan de voorzijde een ongedeeld raam. De dakkapel is aangekapt op het dakschild. In het rechter dakschild is boven het trappenhuis een in het dakvlak liggend dakraam opgenomen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Kelder

Onder de keuken is een kleine kelder gesitueerd. De keukenvloer is uitgevoerd als gemetselde troggewelven tussen ijzeren liggers.

Begane grond

De woning is opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree en afgesloten door een tochtdeur, bevindt zich de gang, die vanuit een hal achter de voordeur doorloopt tot de keuken aan de achterzijde. Naast de gang, in het gedeelte achter de voordeur en deels onder de trap naar boven, bevinden zich een trapkast, het toilet en de keldertoegang.

In de brede beuk bevinden zich de voor- en achterkamer (en-suite), gescheiden door schuifdeuren met aan weerszijden kasten. De voor- en achterkamer bezitten elk een schouw (in de voorkamer verwijderd). De achterkamer is van de (oorspronkelijk open) veranda afgescheiden door een pui met schuifdeuren met glas en aan weerszijden en boven vast glas. De voor- en achterkamer bezitten een houten vloer.

Alle kamers zijn voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezit een keramische fonteinbak met spatscherm en is betegeld tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief. De binnendeuren zijn voorzien van een onder- en bovenpaneel.

Eerste verdieping

Van oorsprong is de woning opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk bevindt zich op de verdieping de steektrap met bovenkwart vanuit de begane grond en daar boven de steektrap naar de zolder met een onder- en bovenkwart. Naast de trap loopt een gang van de voor- naar de achterkamer. Naast de gang, aan de achterzijde van de trapopgang, bevinden zich een kast en het toilet.

In de brede beuk van voor tot achter bevinden zich de voor- en achterkamer, van elkaar gescheiden door een kastenwand. De voor- en achterkamer bezitten elk een schouw. Aan de achterkamer grenst een balkon.

De ruimten bezitten een houten vloer.

Alle kamers zijn voorzien van een stucplafond met middenornament en een perklijst met hoekornamenten. Het toilet bezit een betegeling tot halve hoogte, begrensd door een randtegel met een doorlopend motief.

De binnendeuren zijn voorzien van een onder- en bovenpaneel.

Zolder

Van oorsprong was de zolder overspannen door spanten met een kreupele stijl en een trekplaat op 2/3 van de hoogte. Over de spanten liggen gordingen en de nok. Van de muurplaat over de gordingen tot op de nok is een beschot van delen aangebracht.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorische waarde als uiting van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling van Dordrecht, waarbij in de negentiende-eeuwse schil woningbouw voor de middenklasse werd gerealiseerd.

Architectonische waarde

Het pand is van architectonische waarde omdat de architectuur van het object een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische ontwikkeling in de bouwkunst.

De voor de bouwtijd algemene bouwstijl is kenmerkend voor de architectonische opzet van het object.

Mede van belang is dat het ontwerp van de hand van een van de ontwikkelaars van het gebied is.

Gaafheid

Het object is intern nagenoeg ongewijzigd, waardoor de cultuurhistorische en architectonische waarden zowel in- als extern goed bewaard zijn gebleven. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het object maakt als onderdeel van de gevelwand deel uit van de hoge ensemblewaarde. De ligging als kopwoning is daarin bepalend.

Unieke waarde

Door de opzet in een voor Dordrecht vrij algemene bouwstijl met bijzondere elementen (loggia), die vrij goed bewaard zijn gebleven, bezit het object in architectonisch en bouwkundig opzicht een zekere zeldzaamheidswaarde.

Bijlage


Alexanderstraat 2

  • Datering: 1909
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: van Hoek
  • Postcode: 3314ZH

 

Algemene beschrijving

Woonhuis maakt als linker hoekpand deel uit van een blok van drie geschakelde woningen, gebouwd in 1909 als een van de eerste woningblokken in de Alexanderstraat.

Historie gebied

De Oranjebuurt ten zuiden van het station is een woonwijk met vooroorlogse en na-oorlogse bebouwing. De begrenzing van het vooroorlogse gebied wordt gevormd door de Dubbeldamseweg Zuid, de Mauritsweg, de Frederikstraat en de Mariastraat. Dit gebied was tot het begin van de 20e eeuw vrijwel onbebouwd, waarbij de Dubbeldamseweg de hoofdverbinding vormde tussen de stad Dordrecht en Dubbeldam. De spoorweg naar Breda (1872) was een ingrijpende verandering voor het landelijke buitengebied waarbij Dubbeldam grond moest afstaan aan de stad. De aanwezige bebouwing aan de Dubbeldamseweg bestond uit enkele buitenplaatsen, hoeves, molens en schaarse 19e-eeuwse bebouwing.

Vanaf 1904 tot ca. 1916 werd zowel ten oosten als ten westen van de Dubbeldamseweg het gebied tot aan de begraafplaats en de spoorwegovergang bebouwd. Het oostelijk deel, de Bloemenbuurt werd gerealiseerd door de Stichting Woningzorg en particulieren. De westelijke zijde kwam geheel tot stand dankzij particulier initiatief. Zo ontstonden enige straten met een ensemble van arbeiderswoningen met veel groen en gevarieerde bebouwing. Het wijkje is een voorbeeld van woningbouw onder de eerste Woningwet (1901), zonder stedenbouwkundig kader.

De grootste ontwikkelaar van de wijk was Gerrit Hoek, die zich van timmerman in loondienst had ontwikkeld tot aannemer/ontwikkelaar. In de beginjaren tekende hij zelf zijn projecten totdat het bedrijf begon te groeien en hij tekenaars en bouwkundigen in dienst nam. Vanaf 1906 had hij een compleet bedrijf waarvoor hij in de Sofiastraat een werkplaats bouwde met een bovenwoning voor zijn gezin. Dit werd al snel te klein en in 1910 bouwde hij een grotere werkplaats met magazijn, kantoor en woonhuis in de Frederikstraat, die zou uitgroeien tot een complete timmerfabriek, de Dordrechtsche Electrische Timmerfabriek De Industrie. De Eerste Wereldoorlog en de daaruit volgende economische malaise zorgde voor het einde van de timmerfabriek die in 1917 geliquideerd werd.

De wijk heeft in de loop van de tijd relatief weinig veranderingen ondergaan. Sommige woningen zijn wat ingrijpender gerenoveerd dan andere, maar het diverse karakter van de woningen met zijn veranda’s, erkers en torentjes kenmerkt nog steeds deze buurt.

Ligging

Het woningblok staat aan de zuidkant van de Alexanderstraat bij de kruising van de Willemstraat en de Frederikstraat. De woningen staan met de nok haaks op de weg.

Hoofdvorm

Het woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolder onder een zadeldak met verlengd wolfseind. De nummers 2 en 6 zijn identiek, nummer 4 heeft een gespiegelde plattegrond.

Bouwgeschiedenis

Alexanderstraat 2 t/m 6 werd in 1909 als een van de eerste blokken aan deze straat gebouwd. Gerrit Hoek was pas enkele jaren actief als ontwikkelaar en tekende zelf de woningen. Opvallend aan deze woningen zijn de in chaletstijl uitkragende balkons in de top van de gevels.

In 1939 is een dakkapel geplaatst in de zijgevel van nummer 2. Deze gevel was vrij van andere bebouwing. Het woonhuis is later enigszins gewijzigd. Zo is er in het rechterdakvlak nog een dakkapel gebouwd en is de woning aan de achterzijde uitgebreid met aan aanbouw. Deze latere toevoegingen vallen niet onder de bescherming.

Beschrijving exterieur

De voorgevel is gemetseld in een bruine baksteen in kruisverband met gesneden voeg. Vensteropeningen hebben een hardstenen onderdorpel en een getoogde strek van rode verblendsteen met accenten in gele steen. De originele voordeur is aangepast waarbij de bovenste helft is vervangen door glas met een rooster (ca. 1950). Rechts van de voordeur zijn twee vensters met schuiframen. In de top van de gevel bevinden zich openslaande deuren naar het uitkragende balkon. Aan alle zijden is zowel boven als onder een open houten hekwerk van gestoken stijlen en regels aangebracht. Het wolfseind van het dak functioneert als overkapping en wordt ondersteund door houten kolommen. Het dak eindigt met een licht overstek en een geprofileerde houten windveer, ondersteund door houten klossen. Onder de goten zijn opengewerkte houten klossen aangebracht. De dakbedekking bestaat uit de originele kruispannen met aan de voorzijde op de nok een siersmeed ijzeren spits.

De linkerzijgevel is gecementeerd en aan het zicht onttrokken. Aan de achterzijde is op begane grond niveau de woning iets dieper. Rechts bevindt zich de achtergevel van de keuken, links een veranda onder plat dak. De veranda is later dichtgezet en van het platte dak is een balkon gemaakt. De vensteropening in de top van de gevel is hiervoor vergroot voor een openslaande deur. Het dak eindigt met een eenvoudige windveer.

Beschrijving interieur

Van het interieur is geen opname gemaakt.

Beschrijving tuin, erf, perceel

Het woonhuis grenst aan de voorzijde direct aan de openbare weg. Aan de achterzijde is een bescheiden tuin.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het woningblok Alexanderstraat 2 t/m 6 heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de Oranjebuurt die voor een groot deel in de periode 1904-1916 werd ontwikkeld door Gerrit Hoek, die in de wijk zijn aannemersbedrijf vestigde. De woningen zijn een representatief voorbeeld van woningbouw op particulier initiatief die onder de eerste Woningwet werden gerealiseerd.

Architectonische waarde

De woningen hebben architectonische waarde door de karakteristieke voorgevels. Van belang zijn de uitkragende balkons met de open houten hekwerken en de smeedijzeren spitsen op het dak. De woningen zijn gebouwd in een eclectische stijl die voor die tijd gebruikelijk was. De balkons zijn geïnspireerd door de chaletstijl, terwijl de voordeuren kenmerken laten zien van de Jugendstil.

Situering

De woningen hebben ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de overige vroeg 20e-eeuwse bebouwing in de omgeving. Het woningblok heeft stedenbouwkundige waarde door de ligging aan een driesprong van wegen en als eerste blok aan deze zijde van de Alexanderstraat.

Gaafheid

Het gehele woningblok is van belang door de redelijke gaafheid van de voorgevels, waarbij van Alexanderstraat 2 de voordeur is gewijzigd.

Het woonhuis verkeert aan de achterzijde in weinig oorspronkelijke staat.

Publicaties

  • Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
  • L. van Hoek, Baas Hoek 1880-1958: De Geschiedenis van een Dordtse Pionier op sociaal gebied, 1988.

Bijlage


Externe links


Alexanderstraat 4

  • Datering: 1909
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: van Hoek
  • Postcode: 3314ZH

 

Algemene beschrijving

Woonhuis maakt als tussenpand dat deel uit van een blok van drie geschakelde woningen, gebouwd in 1909 als een van de eerste woningblokken in de Alexanderstraat.

Historie gebied

De Oranjebuurt ten zuiden van het station is een woonwijk met vooroorlogse en na-oorlogse bebouwing. De begrenzing van het vooroorlogse gebied wordt gevormd door de Dubbeldamseweg Zuid, de Mauritsweg, de Frederikstraat en de Mariastraat. Dit gebied was tot het begin van de 20e eeuw vrijwel onbebouwd, waarbij de Dubbeldamseweg de hoofdverbinding vormde tussen de stad Dordrecht en Dubbeldam. De spoorweg naar Breda (1872) was een ingrijpende verandering voor het landelijke buitengebied waarbij Dubbeldam grond moest afstaan aan de stad. De aanwezige bebouwing aan de Dubbeldamseweg bestond uit enkele buitenplaatsen, hoeves, molens en schaarse 19e-eeuwse bebouwing.

Vanaf 1904 tot ca. 1916 werd zowel ten oosten als ten westen van de Dubbeldamseweg het gebied tot aan de begraafplaats en de spoorwegovergang bebouwd. Het oostelijk deel, de Bloemenbuurt werd gerealiseerd door de Stichting Woningzorg en particulieren. De westelijke zijde kwam geheel tot stand dankzij particulier initiatief. Zo ontstonden enige straten met een ensemble van arbeiderswoningen met veel groen en gevarieerde bebouwing. Het wijkje is een voorbeeld van woningbouw onder de eerste Woningwet (1901), zonder stedenbouwkundig kader.

De grootste ontwikkelaar van de wijk was Gerrit Hoek, die zich van timmerman in loondienst had ontwikkeld tot aannemer/ontwikkelaar. In de beginjaren tekende hij zelf zijn projecten totdat het bedrijf begon te groeien en hij tekenaars en bouwkundigen in dienst nam. Vanaf 1906 had hij een compleet bedrijf waarvoor hij in de Sofiastraat een werkplaats bouwde met een bovenwoning voor zijn gezin. Dit werd al snel te klein en in 1910 bouwde hij een grotere werkplaats met magazijn, kantoor en woonhuis in de Frederikstraat, die zou uitgroeien tot een complete timmerfabriek, de Dordrechtsche Electrische Timmerfabriek De Industrie. De Eerste Wereldoorlog en de daaruit volgende economische malaise zorgde voor het einde van de timmerfabriek die in 1917 geliquideerd werd.

De wijk heeft in de loop van de tijd relatief weinig veranderingen ondergaan. Sommige woningen zijn wat ingrijpender gerenoveerd dan andere, maar het diverse karakter van de woningen met zijn veranda’s, erkers en torentjes kenmerkt nog steeds deze buurt.

Ligging

Het woningblok staat aan de zuidkant van de Alexanderstraat bij de kruising van de Willemstraat en de Frederikstraat. De woningen staan met de nok haaks op de weg.

Hoofdvorm

Het woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolder onder een zadeldak met verlengd wolfseind. De nummers 2 en 6 zijn identiek, nummer 4 heeft een gespiegelde plattegrond.

Bouwgeschiedenis

Alexanderstraat 2 t/m 6 werd in 1909 als een van de eerste blokken aan deze straat gebouwd. Gerrit Hoek was pas enkele jaren actief als ontwikkelaar en tekende zelf de woningen. Opvallend aan deze woningen zijn de in chaletstijl uitkragende balkons in de top van de gevels.

Van alle drie de woningen is deze in de meest originele staat.

Beschrijving exterieur

De voorgevel is gemetseld in een bruine baksteen in kruisverband met gesneden voeg. Vensteropeningen hebben een hardstenen onderdorpel en een getoogde strek van rode verblendsteen met accenten in gele steen. De originele voordeur heeft een cirkelvormig motief doorbroken door stijlen en een regel en is voorzien van een klein smeedijzeren rooster. De deur heeft een bovenraam voorzien van glas-in-lood in geometrisch motief. Links van de voordeur zijn twee vensters met schuiframen, voorzien van dubbel glas. De bovenramen van glas-in-lood zijn bewaard en staan op de vensterbank tegen de inkijk.

In de top van de gevel bevinden zich openslaande deuren naar het uitkragende balkon.

Aan alle zijden is zowel boven als onder een open houten hekwerk van gestoken stijlen en regels aangebracht. Het wolfseind van het dak functioneert als overkapping en wordt ondersteund door houten kolommen. Ten tijde van de opname was een van de kolommen in afwachting van een reparatie die inmiddels is uitgevoerd. Het dak eindigt met een licht overstek en een geprofileerde houten windveer, ondersteund door houten klossen. Onder de goten zijn opengewerkte houten klossen aangebracht. De dakbedekking bestaat uit de originele kruispannen met aan de voorzijde op de nok een siersmeed ijzeren spits.

Aan de achterzijde is op begane grond niveau de woning iets dieper. Links bevindt zich de achtergevel van de keuken, rechts een veranda onder plat dak. Vensteropeningen zijn licht getoogd. In de gevel van de keuken is een keukendeur met bovenraam met links daarvan een stolpraam met bovenraam. Bij de veranda bestaat het venster uit openslaande deuren met zijramen en bovenramen. Kozijnen en ramen zijn origineel evenals de bovenramen voorzien van eenvoudig glas-in-lood. Aan de buitenzijde is dit aan het zicht onttrokken door de plaatsing van voorzetramen. In de top van de gevel is een rechthoekig venster met een gemoderniseerd raam. De achtergevel bestond oorspronkelijk uit schoon metselwerk en is later geheel wit gekeimd.

Beschrijving interieur

De plattegrond van de woning bestaat uit een gang met een trap aan de rechterzijde, uitkomend bij de keuken. Links is de woonruimte verdeeld in een voor- en achterkamer, gescheiden door kasten-en-suite met schuifdeuren voorzien van glas-in-lood. In beide kamers is een zwart marmeren schouw en zijn de stucplafonds uitgevoerd met lijstwerk en een middenrozet (Jugendstil). Houten paneeldeuren zijn nog alle aanwezig. De houten trap heeft een trappaal van gestoken hout en een trapleuning met houten stijlen. Aan de muurzijde bevindt zich een smeedijzeren leuning.

De zolderverdieping is verdeeld in een voor- en achterkamer met daartussen de badkamer. Nog originele wanden bestaan uit houten schotten met kraaldelen.

Beschrijving tuin, erf, perceel

Het woonhuis grenst aan de voorzijde direct aan de openbare weg. Aan de achterzijde is een bescheiden tuin. Alexanderstraat 4 en 6 hebben een gedeelde schuur onder één dak. Deze is van latere datum en valt niet onder de bescherming.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het woningblok Alexanderstraat 2 t/m 6 heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de Oranjebuurt die voor een groot deel in de periode 1904-1916 werd ontwikkeld door Gerrit Hoek, die in de wijk zijn aannemersbedrijf vestigde. De woningen zijn een representatief voorbeeld van woningbouw op particulier initiatief die onder de eerste Woningwet werden gerealiseerd.

Architectonische waarde

De woningen hebben architectonische waarde door de karakteristieke voorgevels. Van belang zijn de uitkragende balkons met de open houten hekwerken en de smeedijzeren spitsen op het dak. De woningen zijn gebouwd in een eclectische stijl die voor die tijd gebruikelijk was. De balkons zijn geïnspireerd door de chaletstijl, terwijl de voordeuren kenmerken laten zien van de Jugendstil. De woning is van belang door het interieur dat  grotendeels in originele staat is en een goed voorbeeld van een arbeiderswoning uit het begin van de 20e eeuw. Van belang zijn onder andere de indeling met voor- en achterkamer, de kasten-en-suite, de geornamenteerde plafonds en de trap.

Situering

De woningen hebben ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de overige vroeg 20e-eeuwse bebouwing in de omgeving. Het woningblok heeft stedenbouwkundige waarde door de ligging aan een driesprong van wegen en als eerste blok aan deze zijde van de Alexanderstraat.

Gaafheid

Het gehele woningblok is van belang door de redelijke gaafheid van de voorgevels. Alexanderstraat 4 is van belang door de gaafheid van het exterieur met originele vensters aan de voor- en achterzijde en het interieur, dat behalve moderniseringen van badkamer en keuken vrijwel in originele staat is.

Publicaties

  • Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
  • L. van Hoek, Baas Hoek 1880-1958: De Geschiedenis van een Dordtse Pionier op sociaal gebied, 1988.

Bijlage


Externe links


Alexanderstraat 6

  • Datering: 1909
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: van Hoek
  • Postcode: 3314ZH

 

Algemene beschrijving

Woonhuis maakt als rechter hoekpand deel uit van een blok van drie geschakelde woningen, gebouwd in 1909 als een van de eerste woningblokken in de Alexanderstraat.

Historie gebied

De Oranjebuurt ten zuiden van het station is een woonwijk met vooroorlogse en naoorlogse bebouwing. De begrenzing van het vooroorlogse gebied wordt gevormd door de Dubbeldamseweg Zuid, de Mauritsweg, de Frederikstraat en de Mariastraat. Dit gebied was tot het begin van de 20e eeuw vrijwel onbebouwd, waarbij de Dubbeldamseweg de hoofdverbinding vormde tussen de stad Dordrecht en Dubbeldam. De spoorweg naar Breda (1872) was een ingrijpende verandering voor het landelijke buitengebied waarbij Dubbeldam grond moest afstaan aan de stad. De aanwezige bebouwing aan de Dubbeldamseweg bestond uit enkele buitenplaatsen, hoeves, molens en schaarse 19e-eeuwse bebouwing.

Vanaf 1904 tot ca. 1916 werd zowel ten oosten als ten westen van de Dubbeldamseweg het gebied tot aan de begraafplaats en de spoorwegovergang bebouwd. Het oostelijk deel, de Bloemenbuurt werd gerealiseerd door de Stichting Woningzorg en particulieren. De westelijke zijde kwam geheel tot stand dankzij particulier initiatief. Zo ontstonden enige straten met een ensemble van arbeiderswoningen met veel groen en gevarieerde bebouwing. Het wijkje is een voorbeeld van woningbouw onder de eerste Woningwet (1901), zonder stedenbouwkundig kader.

De grootste ontwikkelaar van de wijk was Gerrit Hoek, die zich van timmerman in loondienst had ontwikkeld tot aannemer/ontwikkelaar. In de beginjaren tekende hij zelf zijn projecten totdat het bedrijf begon te groeien en hij tekenaars en bouwkundigen in dienst nam. Vanaf 1906 had hij een compleet bedrijf waarvoor hij in de Sofiastraat een werkplaats bouwde met een bovenwoning voor zijn gezin. Dit werd al snel te klein en in 1910 bouwde hij een grotere werkplaats met magazijn, kantoor en woonhuis in de Frederikstraat, die zou uitgroeien tot een complete timmerfabriek, de Dordrechtsche Electrische Timmerfabriek De Industrie. De Eerste Wereldoorlog en de daaruit volgende economische malaise zorgde voor het einde van de timmerfabriek die in 1917 geliquideerd werd.

De wijk heeft in de loop van de tijd relatief weinig veranderingen ondergaan. Sommige woningen zijn wat ingrijpender gerenoveerd dan andere, maar het diverse karakter van de woningen met zijn veranda’s, erkers en torentjes kenmerkt nog steeds deze buurt.

Ligging

Het woningblok staat aan de zuidkant van de Alexanderstraat bij de kruising van de Willemstraat en de Frederikstraat. De woningen staan met de nok haaks op de weg.

Hoofdvorm

Het woonhuis is gebouwd op een rechthoekige plattegrond van één bouwlaag met een zolder onder een zadeldak met verlengd wolfseind. De nummers 2 en 6 zijn identiek, nummer 4 heeft een gespiegelde plattegrond.

Bouwgeschiedenis

Alexanderstraat 2 t/m 6 werd in 1909 als een van de eerste blokken aan deze straat gebouwd. Gerrit Hoek was pas enkele jaren actief als ontwikkelaar en tekende zelf de woningen. Opvallend aan deze woningen zijn de in chaletstijl uitkragende balkons in de top van de gevels.

Het huis is vanaf 1996 gemoderniseerd, onder andere de keuken, de badkamer en de ramen aan de voorzijde.

Beschrijving exterieur

De voorgevel is gemetseld in een bruine baksteen in kruisverband met gesneden voeg. Vensteropeningen hebben een hardstenen onderdorpel en een getoogde strek van rode verblendsteen met accenten in gele steen. De originele voordeur heeft een cirkelvormig motief doorbroken door stijlen en een regel en is voorzien van een klein smeedijzeren rooster. De deur heeft een bovenraam voorzien van glas-in-lood in geometrisch motief.

Rechts van de voordeur zijn twee vensters met voormalige schuiframen, voorzien van dubbel glas en ventilatieroosters. De bovenramen van glas-in-lood zijn bewaard en staan op de vensterbank tegen de inkijk. In de top van de gevel bevinden zich openslaande deuren naar het uitkragende balkon. Aan alle zijden is zowel boven als onder een open houten hekwerk van gestoken stijlen en regels aangebracht. Het wolfseind van het dak functioneert als overkapping en wordt ondersteund door houten kolommen. Het dak eindigt met een licht overstek en een geprofileerde houten windveer, ondersteund door houten klossen. Onder de goten zijn opengewerkte houten klossen aangebracht. De dakbedekking bestaat uit de originele kruispannen met aan de voorzijde op de nok een siersmeed ijzeren spits.

Aan de achterzijde is op begane grond niveau de woning iets dieper. Rechts bevindt zich de achtergevel van de keuken, links een veranda onder plat dak. Vensteropeningen zijn licht getoogd. In de gevel van de keuken is het kozijn met deur en ramen gemoderniseerd. Bij de veranda bestaat het venster uit openslaande deuren met zijramen en bovenramen. Kozijn, deur en ramen zijn origineel. Aan de buitenzijde is dit aan het zicht onttrokken door de plaatsing van voorzetramen. In de top van de gevel is een rechthoekig venster met een gemoderniseerd raam. De achtergevel bestond oorspronkelijk uit schoon metselwerk en is later geheel wit gekeimd.

Beschrijving interieur

De plattegrond van de woning bestaat uit een gang met een trap aan de linkerzijde, uitkomend bij de keuken. De leuning van de trap ontbreekt. Rechts is de woonruimte, voorheen verdeeld in een voor- en achterkamer. Houten paneeldeuren zijn nog alle aanwezig. De zolderverdieping is verdeeld in een ruime overloop met een voorkamer en twee achterkamers, waaronder een moderne badkamer.

Beschrijving tuin, erf, perceel

Het woonhuis grenst aan de voorzijde direct aan de openbare weg. Aan de achterzijde is een bescheiden tuin. Alexanderstraat 4 en 6 hebben een gedeelde schuur onder één dak.

Deze is van latere datum en valt niet onder de bescherming.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het woningblok Alexanderstraat 2 t/m 6 heeft cultuurhistorische waarde als onderdeel van de Oranjebuurt die voor een groot deel in de periode 1904-1916 werd ontwikkeld door Gerrit Hoek, die in de wijk zijn aannemersbedrijf vestigde. De woningen zijn een representatief voorbeeld van woningbouw op particulier initiatief die onder de eerste Woningwet werden gerealiseerd.

Architectonische waarde

De woningen hebben architectonische waarde door de karakteristieke voorgevels. Van belang zijn de uitkragende balkons met de open houten hekwerken en de smeedijzeren spitsen op het dak. De woningen zijn gebouwd in een eclectische stijl die voor die tijd gebruikelijk was. De balkons zijn geïnspireerd door de chaletstijl, terwijl de voordeuren kenmerken laten zien van de Jugendstil. Het interieur is van belang zover het originele onderdelen betreft, waaronder de trap en de paneeldeuren.

Situering

De woningen hebben ensemblewaarde in relatie tot elkaar en tot de overige vroeg 20e-eeuwse bebouwing in de omgeving. Het woningblok heeft stedenbouwkundige waarde door de ligging aan een driesprong van wegen en als eerste blok aan deze zijde van de Alexanderstraat.

Gaafheid

Het gehele woningblok is van belang door de redelijke gaafheid van de voorgevels.

Publicaties

  • Arno de Grauw, Van Blekersdijk tot Kromme Zandweg: De geschiedenis van de Blekersdijk, Dubbeldamseweg, Dordwijklaan, Dubbelsteynlaan West en Kromme Zandweg, 2023.
  • L. van Hoek, Baas Hoek 1880-1958: De Geschiedenis van een Dordtse Pionier op sociaal gebied, 1988.

Bijlage


Externe links


Amstelwijckweg (GSP 48)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links


Amstelwijckweg (GSP 49)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links


Amstelwijckweg (GSP 50)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Opmerking

Van deze groepsschuilplaats resteren alleen nog brokstukken. Op 11 maart 1945 is deze volledig geëxplodeerd waarbij de verzetsman Kees Kappelhof om het leven kwam.

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links


Amstelwijckweg (GSP 57)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links


Amstelwijckweg (GSP 59)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Opmerking

Deze schuilplaats is al tijdens de bouw in 1940 zeer sterk verzakt. Met de bouw van de twee noordelijker gelegen schuilplaatsen is daarom gestopt nadat de funderingsplaten waren gestort (nr. 60 en nr. 61).

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links


Amstelwijckweg (GSP 60)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Fundering
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Opmerking

Nadat GSP nr. 59 al tijdens de bouw zwaar ging verzakken is besloten de met de afbouw van de twee noordelijker gelegen schuilplaatsen nrs. 60 en 61 te stoppen nadat alleen de funderingsplaten waren gestort. De betonnen funderingsplaat is nog aanwezig.

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links


Amstelwijckweg (GSP 61)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Fundering
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Opmerking

Nadat GSP nr. 59 al tijdens de bouw zwaar ging verzakken is besloten de met de afbouw van de twee noordelijker gelegen schuilplaatsen nrs. 60 en 61 te stoppen nadat alleen de funderingsplaten waren gestort. De betonnen funderingsplaat is nog aanwezig.

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).