Gemeentelijke monumenten

Buiten Kalkhaven 38

  • Datering: 1875-1925
  • Oorspronkelijke functie: Woon-bedrijfspand
  • Bouwstijl: Overgangsarchitectuur
  • Postcode: 3311JE

 

Algemene beschrijving

Oorspronkelijk twee aan elkaar grenzende woonhuizen, nu onderdeel van een woonhuis (Buiten Kalkhaven 36/38/38a).

Ligging

Het complex is gelegen aan het uiteinde van de kade van de Buiten Kalkhaven in een in de 17e eeuw aangelegd havengebied, onderdeel van het centrum, nu een gebied met gemengd bedrijfsmatige en woonbebouwing.

Hoofdvorm

Halfvrijstaand en gehandhaafde structuur van twee panden. Het linkerpand bestaat uit twee bouwlagen en een kap. Het rechterpand is van geringere hoogte.

Bouwgeschiedenis

Tot het midden van de zeventiende eeuw was Dordrecht aan de rivierzijde gesloten met een stadsmuur. In 1647 besloot het stadsbestuur tot de aanleg van een haven en handelskade, het Maartensgat. De behoefte aan nog meer handelsruimte resulteerde in 1655 in de aanleg van een grotere haven tussen de Bom en het buiten de stad gelegen Wilgenbos. De kalkschippers werden verplicht daar hun lading over te slaan om de overlast van stank en stof voor de stad te beperken. De haven kreeg de naam Kalkhaven. De haven was geschikt voor de ontvangst van zeegaande schepen en werd tegen hoge kosten permanent op diepte gehouden.

Op de zuidelijke punt van de Kalkhaven bij de rivier stond een grote run- en trasmolen (de Eikenboom) die direct na het graven van de haven werd gebouwd, met ernaast een kapmolentje dat eikenschors maalde. In 1878 werd deze molen gesloopt, evenals het kapmolentje. Het kapmolentje stond ongeveer op de locatie waar de drie panden Buiten Kalkhaven 36, 38 en 38a staan.

Op oude foto's vanaf ca. 1900 is het buitenste pand 38a te herkennen. Vermoedelijk zijn alle drie de panden rond deze tijd hier gebouwd.

De panden zijn rond 2000 bijna geheel afgebrand en weer naar de oorspronkelijke staat herbouwd.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel bestaat uit twee gedeelten; aan de linker zijde in twee bouwlagen opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband met gesneden voegwerk. De iets uitgemetselde plint wordt beëindigd met een rollaag in profielsteen. In het metselwerk zijn speklagen van drie metselgangen in rode strengperssteen opgenomen ter hoogte van de onder- en bovendorpel van de vensteropeningen op beide verdiepingen. De steens segmentbogen boven de vensteropeningen zijn in dezelfde baksteen uitgevoerd. De zwik is uitgevoerd in mangaansteen in visgraatverband. De lekdorpels bestaan uit twee lagen bruin geglazuurde profielsteen.

Aan de rechter zijde ligt de entree met in het kozijn een deur met een klein raampje en een ongedeeld bovenlicht. Links hiervan bevinden zich twee vensteropeningen met in het kozijn een T-schuifvenster. Op de verdieping bevinden zich drie vensteropeningen met in het kozijn een T-schuifvenster.

De gevel wordt beëindigd door de houten bakgoot op klossen.

Het rechter geveldeel is lager en compleet gepleisterd. Op de begane grond bevinden zich twee vensteropeningen met in het kozijn een schuifvenster met tweeruits onder- en bovenramen. Op de verdieping bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met tweeruits onder- en bovenraam.

De gevel wordt beëindigd door het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.

De beglazing is uitgevoerd in dubbel glas.

Linker zijgevel

De topgevel is geheel gepleisterd en voorzien van schijnvoegen ter hoogte van de onder- en bovendorpel op alle niveaus.

Op de begane grond en de eerste verdieping bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een T-schuifvenster.

Op zolderniveau bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met tweeruits onder- en bovenramen.

Achtergevel

De gevel bestaat uit twee gedeelten; aan de linker zijde in anderhalve bouwlaag en compleet gepleisterd.

Op de begane grond bevindt zich aan de linker zijde een klein venster met een ongedeeld raam. Rechts hiervan bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met tweeruits onder- en bovenraam. Op de verdieping bevindt zich links een deuropening met een deur met een dicht onderpaneel en een ongedeeld glaspaneel boven. Voor de deur bevindt zich een klein modern balkon in staal en glas. Rechts hiervan bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met tweeruits onder- en bovenraam.

De gevel wordt beëindigd door het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.

Het rechter geveldeel is in twee bouwlagen opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband met gesneden voegwerk. De iets uitgemetselde plint wordt beëindigd met een rollaag in profielsteen. In het metselwerk zijn speklagen van drie metselgangen in rode strengperssteen opgenomen in hoogte gelijk aan die in de voorgevel. Aan de linker zijde bevindt zich tussen de begane grond en de eerste verdieping een vensteropening, met in het kozijn een T-schuifvenster, gesloten met een steens segmentboog in dezelfde baksteen. De zwik is uitgevoerd in mangaansteen in visgraatverband. De lekdorpel bestaan uit twee lagen bruin geglazuurde profielsteen.

Aan de rechter zijde bevindt zich op de eerste verdieping een moderne erker in staal en glas met op zolderniveau een klein balkon.

De gevel wordt beëindigd door de houten bakgoot op klossen.

De beglazing is uitgevoerd in dubbel glas.

Rechter zijgevel

De topgevel wordt grotendeels afgedekt door de aanbouw en is geheel gepleisterd.

In de top bevindt zich een ronde vensteropening met een ijzeren roosvenster.

De gevel wordt beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde dakoverstek.

Kap

Het zadeldak van het linkerpand is gedekt met gesmoorde verbeterd Hollandse pannen.

In het dakvlak aan de voorzijde staat een dakkapel, aangekapt op het hoofddak. Het rechterpand is voorzien van een zadeldak met dezelfde dakpannen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Aangezien het pand omstreeks 2000 samen met de buurpanden is afgebrand en naar de oorspronkelijke staat is herbouwd, is het interieur niet van monumentale waarde.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het complex Buiten Kalkhaven 36, 38 en 38A vertegenwoordigt een bepaalde cultuurhistorische waarde als gereconstrueerd complex van drie panden die eind 19e, begin 20e eeuw zijn gebouwd op een beeldbepalende locatie in een voormalig 17e eeuws havengebied.

Architectonische waarde

Het complex heeft een bepaalde architectuurhistorische waarde als reconstructie, waardoor de oorspronkelijke situatie van een ensemble van drie verschillende panden behouden is gebleven.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van het complex Buiten Kalkhaven 36, 38 en 38A. Het complex heeft stedenbouwkundige waarde door de unieke ligging aan het uiteinde van de kade van de Buiten Kalkhaven, aan de Oude Maas en door de ligging in de as van de brug de Draai.  

Bijlage


Buiten Kalkhaven 40

  • Naam: Teerlink
  • Datering: 1700-1800
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Traditionalisme
  • Postcode: 3311JE

 

Algemene beschrijving

Oorspronkelijk vermoedelijk woonhuis, later café met woning, nu leegstaand bedrijfspand.

Ligging

Het pand is vrijstaand en gelegen op de kop van de kade Buiten Kalkhaven bij de Draai in een in de 17e eeuw aangelegd havengebied, onderdeel van het centrum, nu een gebied met gemengd bedrijfsmatige en woonbebouwing.

Hoofdvorm

Vrijstaand bouwwerk bestaande uit twee beuken in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

Tot het midden van de zeventiende eeuw was Dordrecht aan de rivierzijde gesloten met een stadsmuur. In 1647 besloot het stadsbestuur tot de aanleg van een haven en handelskade (het Maartensgat). De behoefte aan nog meer handelsruimte resulteerde enige jaren later om tussen de Bomkade en het buiten de stad gelegen Wilgenbos een nieuwe grote haven aan te leggen. De kalkschippers werden verplicht daar hun lading over te slaan om de overlast van stank en stof voor de stad te beperken. De haven kreeg al snel de naam Kalkhaven. De haven was geschikt voor de ontvangst van zeegaande schepen en werd tegen hoge kosten permanent op diepte gehouden.

Op oude afbeeldingen uit de 18e en 19e eeuw is te zien dat op deze locatie een pand stond met dezelfde vorm als het huidige pand; twee beuken, beide voorzien van een schilddak met een verbindende dwarskap aan de voorzijde. Aan de achterzijde was een houten loods verbonden met het pand. Het pand staat in het minuutplan van 1832 geregistreerd als woonhuis van Hendrik Kuipers van Meerdervoort.

In 1918 wordt intern een deuropening gemaakt. Opdrachtgever is Aart van Zanten. C.W. van Zanten, vermoedelijk een zoon staat vanaf de jaren dertig geregistreerd als café houder. Op een foto uit 1930 zijn vaag de contouren te zien van het opschrift op de gevel: 'Cafe Riviergezicht'. In 1937 is in de Dordtsche Courant een melding van de heropening van het café.

In januari 1941 wordt het pand verbouwd tot fabriekspand. De indeling op beide niveaus wordt verwijderd, vensters worden dichtgemetseld en op de begane grond wordt een betonvloer gemaakt.

In november 1941 wordt een vergunning verleend voor het in de linker zijgevel op de begane grond aan de rechter zijde verwijderen van een vensteropening. In de voorgevel op de begane grond worden de drie nu nog bestaande segmentboogvormige vensteropeningen gemaakt in plaats van vier grotere schuifvensters; op de verdieping worden aan de rechter zijde twee identieke schuifvensters vervangen door een kleinere.

In de rechter zijgevel wordt op de verdieping links van de schoorsteen een schuifvenster verwijderd.

Tussen 1941 en 1949 moeten de gevels verder gewijzigd zijn, want op een tekening van 1949 - als de zijgevels wederom worden gewijzigd - blijkt dat de linker zijgevel op de begane grond één en op de verdieping twee kleine segmentboogvormige vensteropeningen heeft. In 1949 wordt de huidige gevelindeling gerealiseerd. De rechter gevel heeft een deuropening op de begane grond en twee kleine vensteropeningen op de verdieping. De bestemming is werkplaats voor het repareren van machines.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel is in twee bouwlagen opgetrokken in baksteen en geheel gepleisterd. Dit is voorzien van een blokverdeling op de hoeken als pilaster over de volle gevelhoogte. Tussen de pilasters bevindt zich op verdiepinghoogte een met een lijst omkaderd veld met het geschilderde opschrift MOTOREN REPARATIE. Boven deze tekst is op de gevel het opschrift TEERLINK geschilderd. Boven de lijst is de gevel verdeeld met drie pilasters. De gevel wordt beëindigd met een hoofdgestel, bestaande uit een architraaflijst, waar boven een vlakke fries en een geprofileerde houten kroonlijst.

Op de begane grond bevindt zich aan de linker zijde een deuropening met in het kozijn dubbele deuren met een tweeruits raam aan de bovenzijde en een drieruits bovenlicht.

Rechts van de deuropening bevinden zich drie segmentboogvormige vensteropeningen met links en rechts een stalen venster en in het midden een betonnen raam. Op de verdieping bevinden zich twee stalen vensters. In de vensteropeningen ligt een lekdorpel bestaande uit een rollaag van baksteen.

Linker zijgevel

De gevel is in twee bouwlagen opgetrokken in baksteen en geheel gepleisterd. Op verdiepinghoogte is het opschrift TEERLINK MOTOREN REPARATIE geschilderd. De gevel wordt beëindigd met een houten boeiboord van de op het muurwerk gesitueerde goot.

Op de begane grond bevinden zich drie segmentboogvormige vensteropeningen. Op de verdieping zijn twee vensteropeningen voorzien van een stalen venster.

Achtergevel

De gevel is in twee bouwlagen opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband en geheel gepleisterd. Op verdiepinghoogte is het opschrift TEERLINK MOTOREN REPARATIE geschilderd. De gevel wordt beëindigd met een houten boeiboord van de op het muurwerk gesitueerde goot.

Rechter zijgevel

De gevel is in twee bouwlagen opgetrokken in baksteen en geheel gepleisterd. De gevel wordt beëindigd met een houten boeiboordvan de op het muurwerk gesitueerde goot.

Op de begane grond bevinden zich twee vensteropeningen. Op de verdieping bevinden zich twee vensteropeningen voorzien van een stalen venster.

Vanaf het niveau van de eerste verdieping is een schoorsteen uitgemetseld, die oorspronkelijk tot boven het dak was opgetrokken, maar nu deels is verwijderd.

Kap

De dakvlakken van de twee naast elkaar gelegen schilddaken en de verbindende dwarskap aan de voorzijde zijn gedekt met gesmoorde ovh-pannen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Geen opname.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als vermoedelijk al vroeg aanwezige bebouwing in het in de 17e eeuw aangelegde havengebied en als voormalig café annex woning, dat in de jaren dertig van de 20e eeuw bekend stond als 'Café Riviergezicht.'

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang door de herkenbaarheid van het pand en de sobere, utilitaire opzet van de massa en de gevels.

Het pand is van bouwhistorisch belang door de vermoedelijke aanwezigheid van onderdelen van een veel ouder casco. Nader bouwhistorisch onderzoek zou gewenst zijn.

Gaafheid

Het pand is gaaf in hoofdvorm. Het exterieur is een status van de verbouwing uit 1949. De bouwkundige staat is matig.

Situering

Het pand heeft een hoge stedenbouwkundige waarde door de vrijstaande ligging op het uiteinde van de kade bij de Buiten Kalkhaven in beschermd stadsgezicht. Het pand heeft een hoge stedenbouwkundige waarde door de unieke ligging aan het water van de Oude Maas; het pand is bij binnenkomst van Dordrecht, zowel vanaf het water, als vanaf de brug als eerste zichtbaar.

Unieke waarde

Het pand heeft door de vermoedelijk hoge ouderdom in architectonisch en bouwkundig opzicht een zeldzaamheidswaarde. Tevens heeft het pand door zijn unieke ligging in stedenbouwkundig opzicht een zeldzaamheidswaarde.

Publicaties

  • Ignas Janssens, Krijgt het echte “Bellevue” ook zijn grandeur terug?, tijdschrift Dordrecht Monumenteel nr.39 2011.

Bijlage


Buiten Walevest 3

  • Datering: 1869
  • Oorspronkelijke functie: Badhuis
  • Bouwstijl: Neoclassicisme
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Voormalig badhuis, nu in gebruik als atelier.

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest, aan één zijde grenzend aan het rijksmonument Buiten Walevest 4, een villa van architect H.W. Veth, en aan de linkerzijde gelegen naast een 19e eeuws rijksmonument.

Hoofdvorm

Pand op rechthoekig grondplan in twee bouwlagen en een zolderverdieping.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

Het voormalig badhuis is gebouwd op initiatief van de onderwijzer J.P. Goedhart. Met een door stoom aangedreven machine werd water uit de rivier gepompt voor de baden. Het badhuis voorziet in 'koude, warme en gezondheidsbaden.' Later zou Goedhart ook toestemming krijgen om een bad- en zweminrichting in de rivier aan te leggen.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De twee bouwlagen tellende gevel is boven een hardstenen plint opgetrokken in lichtrode baksteen in kruisverband met een platvolle voeg. De gevel wordt beëindigd met een uitgemetselde boogfries in gele baksteen, waar boven een geprofileerde houten bakgoot als kroonlijst.

De gevelopeningen in segmentboog zijn gesloten met een anderhalf steens hanekam, waarvan het middengedeelte tweesteens hoog is. In de vensteropeningen ligt een hardstenen lekdorpel.

De entree is gesitueerd aan de rechter zijde. In de deuropening bevindt zich in het kozijn een paneeldeur en boven het kalf een ongedeeld bovenlicht. Links hiervan bevinden zich twee vensteropeningen met in het kozijn een T-schuifvenster.

Op de verdieping bevinden zich drie vensteropeningen met in het kozijn een T-schuifvenster.

Achtergevel

De twee bouwlagen tellende gevel is boven de hardstenen plint opgetrokken in lichtrode baksteen in kruisverband met een platvolle voeg. De gevel wordt beëindigd met een houten gootboei van de op het muurwerk gesitueerde goot.

De gevel is op de begane grond afgedekt door een latere aanbouw.Op de verdieping is de gevel in het midden gecementeerd. In het gecementeerde gedeelte bevindt zich een vensteropening met een ongedeeld raam.

Aan de linker zijde bevindt zich een vensteropening met in het kozijn stolpramen en een ongedeeld bovenraam.

Aan de rechter zijde bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een T-schuifvenster.

Linker zijgevel

De twee bouwlagen tellende gevel is boven de hardstenen plint opgetrokken in lichtrode baksteen in kruisverband met een platvolle voeg. De gevel wordt beëindigd met een houten gootboei van de op het muurwerk gesitueerde goot.

Kap

Het afgeplatte schilddak is gedekt met gesmoorde verbeterde hollandse pannen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Begane grond

Achter de entree ligt een hal met een terrazzovloer, betegelde wanden en een stucplafond. In de wand naar de kamer ernaast bevindt zich een loket. De kamer bezit een kachelnis en een stucplafond.

Achterin de hal bevindt zich de trap naar de verdieping.

Eerste verdieping

Op de verdieping bevinden zich een voor- en achterkamer met overloop. De voorkamer bezit een houten vloer, een marmeren schouw en een beschilderd plafond.

Zolder

De zolderruimte is niet ingedeeld.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als uitzonderlijk voorbeeld van een 19e eeuws badhuis in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19e eeuw bedrijvigheid steeds meer plaats maakt voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang vanwege het ontwerp en de detaillering en de bijzondere interieur onderdelen die bewaard zijn gebleven, zoals een beschilderd plafond, vloeren en dakconstructie.

Gaafheid

Het pand is van belang vanwege de herkenbaarheid en de gaafheid van zowel exterieur als interieur. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft stedenbouwkundige waarde als onderdeel van de monumentale gevelreeks aan de Buiten Walevest in beschermd stadsgezicht en door de bijzondere ligging aan de rivier.

Unieke waarde

Het pand heeft een hoge zeldzaamheidswaarde in typologisch opzicht.

Opmerking

Voorheen Buiten Walevest 3, tegenwoordig onderdeel van Buiten Walevest 4.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 7-8

  • Datering: 1899
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Pand met oorspronkelijk een beneden- en bovenwoning, nu een ongedeeld woonhuis.

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest in een deels gesloten gevelwand, aan de linkerzijde grenzend aan een rijksmonument, en deel uitmakend van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (7 t/m 13).

Hoofdvorm

Pand op nagenoeg rechthoekig grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

In mei 1899 wordt een tekening met een verdeling van kavels ter kennisgeving aan de gemeente voorgelegd. Het betreft de huidige percelen van Buiten Walevest 7 t/m 13. Op tekening is het gebied verdeeld in vijf percelen, uiteindelijk zijn de panden gebouwd op zes percelen.

Voor dit pand is in 1899 een vergunning aangevraagd door J.C. Schotel, die zich meester metselaar en aannemer noemde. Vanaf omstreeks 1900 ontwikkelde hij in zowel de binnenstad als in de 19e eeuwse schil woningen en complexen van woningen. Dit pand had een plattegrond met een voor- en achterkamer, waar tussen de alkoof. Aan de achterkamer grensde een serre. Een trap leidde direct van de begane grond naar de achterzijde van de zolder. De woning op de verdieping had vrijwel dezelfde plattegrond met aan de achterzijde een balkon. De voorzijde van de zolder behoorde tot de bovenwoning.

In 1925 wordt de alkoof vergroot naar achteren en wordt de serre in oppervlak verdubbeld. Op zolder wordt een slaapkamer afgescheiden.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De voorgevel heeft drie traveeën en wordt beëindigd door een lijst met een witgeschilderde architraaf en fries en een houten geprofileerde bakgoot op consoles. Boven een geschilderde stenen plint is de gevel opgetrokken in bruinrode baksteen in kruisverband met gesneden voegen. Een witgeschilderde speklaag van twee metselgangen hoog onderbreekt het metselwerk ter hoogte van de wisseldorpel van de vensters op de verdieping. De vensteropeningen op de begane grond zijn aan de bovenzijde voorzien van een sluiting in de vorm van een op consoles uitkragende latei.

Op de eerste verdieping zijn de vensteropeningen gesloten middels een anderhalfsteens hanekam in hardrode stengperssteen met witgeschilderde aanzetstenen en sluitsteen. De vensteropeningen zijn voorzien van een geprofileerde stenen lekdorpel.

De vensteropeningen op de begane grond en de verdieping zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodvulling. Op de begane grond zijn voorzetramen toegepast.

De entree is gesitueerd aan de rechter zijde. Een binnen de gevellijn gesitueerde hardstenen stoepje van twee treden leidt naar de terug liggende houten pui, waarin twee deuren met bovenlicht zijn opgenomen. De bovenramen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling. De houten paneeldeuren zijn voorzien van een glaspaneel achter een ijzeren hekwerk.

Achtergevel

Geen opname.

Kap

Het halve schilddak is gedekt met gesmoorde verbeterd hollandse pannen.

In het dakvlak staat een dakkapel met een zadeldakje achter een fronton. Aan de voorzijde zijn in het kozijn ongedeelde stolpramen opgenomen.

Beschrijving interieur

Geen opname.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19de eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang als onderdeel van het oeuvre van de Dordtse architect-aannemer J.C. Schotel (1860-1922).

Gaafheid

Het pand is gaaf in hoofdvorm en detaillering van het exterieur. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (7 t/m 13) in beschermd stadsgezicht. De panden hebben samen stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 9

  • Datering: 1899-1900
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Woonhuis.

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest in een gesloten gevelwand en deel uitmakend van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (Buiten Walevest 7 t/m 13).

Hoofdvorm

Pand op nagenoeg rechthoekig grondplan in drie bouwlagen, waarvan één in de kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

In mei 1899 wordt een tekening met een verdeling van kavels ter kennisgeving aan de gemeente voorgelegd. Het betreft de huidige percelen van Buiten Walevest 7 t/m 13. Op tekening is het gebied verdeeld in vijf percelen, uiteindelijk zijn de panden gebouwd op zes percelen. Dit pand moet vrij kort daaropvolgend zijn gebouwd.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel is boven een witgeschilderde plint opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met iets terugliggend voegwerk. De gevel is aan de linker zijde hoger opgetrokken als topgevel. De gevel is beëindigd met het aan de onderzijde betimmerde overstek van de ingesnoerde kap, dat aan de bovenzijde is voorzien van siertimmerwerk. De gordingen onder het overstek zijn aan de onderzijde afgeschoord op het metselwerk. Aan de rechter zijde wordt de gevel beëindigd met een raamwerk onder een zware deklijst.

De entree tot de woning ligt aan de rechter zijde. De deuropening is verbijzonderd met een witgeschilderd pilaster van ongelijkvormige stenen blokken, waarop een hoefijzerboog, bestaande uit tweemaal een rollaag van strekken in hardrode strengperssteen beëindigd met een witgeschilderde stenen lijst. In het kozijn bevindt zich een paneeldeur en een drielicht bovenlicht met ongedeelde vaste beglazing.

Ter hoogte van de aanzet van de hoefijzerboog is in het metselwerk een witgeschilderde stenen speklaag opgenomen.

Op de eerste verdieping ligt boven de entree een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met ongedeelde ramen. De vensteropening is gesloten met een anderhalf naar tweesteens oplopende hanekam tussen witte aanzetblokken die met 'oren' staan op een witgeschilderde stenen speklaag ter hoogte van de wisseldorpel. Aan de linker zijde bevindt zich op de begane grond boven een borstwering een brede gevelopening met daarin een drielicht met een breed middengedeelte. In de velden bevinden zich ongedeelde onder- en bovenramen. Aan de buitenzijde van het drielicht zijn ongedeelde voorzetramen geplaatst.

Op de eerste verdieping bevindt zich boven het drielicht een houten erker op rechthoekig grondplan, die afgeschoord is op het drielicht. De erker bestaat aan de voorzijde uit vier houten kolommen, waar tussen een lage houten borstwering met siertimmerwerk. Hierboven bevindt zich in het brede middengedeelte een schuifvenster met ongedeelde ramen. Aan weerszijden hiervan bevindt zich een ongedeeld raam, waarboven twee kleine ruiten en bovenin een ongedeeld raam. De smalle zijden van de erker zijn identiek hieraan uitgevoerd.

De erker wordt beëindigd met een ingesnoerd met zink bedekt dakje, dat wordt ingesneden door een klein balkon op zolderniveau. Het balkon is begrensd met een houten balkonhek.

In de gevel achter het balkon bevindt zich een deuropening

Achtergevel

De gevel is opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met platvol voegwerk. De gevelopeningen zijn gesloten met een anderhalfsteens hanekam. Aan de linker zijde is de gevel over twee bouwlagen voorzien van een uitbouw met een plat dak. Rechts van de uitbouw bevindt zich in lijn daarmee een serre, die op de eerste verdieping fungeert als balkon. De gevels worden beëindigd door een houten boeiboord.

In de uitbouw bevindt zich op de begane grond aan de linker zijde een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met ongedeelde ramen. Rechts hiervan bevindt zich een deuropening met in het kozijn een gemoderniseerde deur met een glaspaneel en een ongedeeld bovenlicht.

Op de verdieping bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met ongedeelde ramen.

De gemoderniseerde pui van de serre bestaat uit een drielicht met in het brede middengedeelte dubbele deuren met een ongedeeld glaspaneel en een tweeruits bovenlicht. Aan weerszijden bevindt zich boven een lage borstwering, afgewerkt met een houten plaat, een ongedeeld onder- en bovenraam. Alle glasopeningen zijn voorzien van dubbele beglazing.

De pui wordt beëindigd met een boeiboord, waarboven een houten balkonhek met gietijzeren spijlen.

In de gevel grenzend aan het balkon bevindt zich een brede gevelopening, met daarin een drielicht met in het brede middengedeelte oorspronkelijk dubbele deuren, nu een deur met een ongedeeld glaspaneel en een ongedeeld raam boven een borstwering, en een tweeruits bovenlicht. Aan weerszijden bevindt zich boven een lage gemetselde borstwering een ongedeeld raam onder en boven het kalf.

Op zolderniveau bevinden zich twee vensteropeningen met in het kozijn een schuifvenster met ongedeelde ramen.

Kap

Het pand is voorzien van een mansardekap met de nok loodrecht op de voorgevel, die aan de voorzijde is beëindigd met een steil dakschild. Aan de voorzijde bevindt zich in aansluiting op de topgevel een aan de voet ingesnoerd zadeldak, dat aansluit op het voordakschild.

Alle dakvlakken zijn gedekt met gesmoorde Tuiles-du-Nordpannen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

(tijdens de opname werd het pand intern gerestaureerd)

Begane grond

Achter de entree ligt een portaal met in de overgang naar de gang annex trappenhuis een houten tochtpui met een paneeldeur met een meerruits glaspaneel. Het portaal bezit een stucplafond met een perklijst en een eenvoudig middenornament. Het portaal en de gang bezitten een marmeren vloer met een geelkleurige kantstrook. De trapopgang bezit een bewerkte trappaal, waarop de houten leuning op gedraaide houten spijlen aansluit.

Naast de gang liggen een voor- en achterkamer, beide voorzien van een stucplafond met een perklijst met hoekornamenten en een middenornament. De kamers zijn van elkaar gescheiden door een kastenwand met houten lschuifdeuren.

Eerste verdieping

De trap sluit met een bovenkwart aan op een overloop tussen een voor- en een achterkamer. De vrije leuning op gedraaid houten spijlen loopt door naar de trap naar de zolderverdieping.

Naast de gang bevonden zich oorspronkelijk een voor- en een achterkamer, die zijn samengevoegd. Alle ruimten zijn voorzien van een verlaagd plafond, waar boven de oorspronkelijke stucplafonds nog (deels?) aanwezig zijn.

Zolder

De trap sluit met een bovenkwart aan op een overloop tussen een voor- en een achterkamer. Naast de gang bevinden zich een voor- en een achterkamer. Alle ruimten zijn voorzien van een verlaagd plafond.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19de eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang vanwege de kwaliteit van het ontwerp en de detaillering en omdat het gaaf voorbeeld is van een in eclectische stijl gebouwde woning. De erker en de entree zijn opvallende elementen in het gevelontwerp. In het interieur zijn de originele geornamenteerde stucplafonds, paneeldeuren en trap nog aanwezig.

Gaafheid

Het pand is gaaf in hoofdvorm en detaillering van het exterieur en deels het interieur. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (7 t/m 13) in beschermd stadsgezicht. De panden hebben samen stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Externe links


Buiten Walevest 10

  • Datering: 1899-1900
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Woonhuis.

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest in een gesloten gevelwand en deel uitmakend van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (Buiten Walevest 7 t/m 13), waarbij 10 t/m 13 een aparte eenheid vormen. Nummer 10 is spiegelbeeldig aan 13.

Hoofdvorm

Pand op nagenoeg rechthoekig grondplan in drie bouwlagen, waarvan één in de kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

In mei 1899 wordt een tekening met een verdeling van kavels ter kennisgeving aan de gemeente voorgelegd. Het betreft de huidige percelen van Buiten Walevest 7 t/m 13. Op tekening is het gebied verdeeld in vijf percelen, uiteindelijk zijn de panden gebouwd op zes percelen.

In 1900 wordt een vergunning verleend voor de bouw van vier woningen (huidige Buiten Walevest 10, 11, 12 en 13). De ontwikkelaar en architect was J.C. Schotel, die zich meester metselaar en aannemer noemde.

Vanaf omstreeks 1900 ontwikkelde hij in zowel de binnenstad als in de 19e eeuwse schil woningen en complexen van woningen. De plattegronden en de voor- en achtergevel van de nummers 10 en 11 zijn spiegelbeeldig aan de panden 12 en 13.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel is boven een uitstekende met hardstenen platen beklede plint opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met gesneden voegwerk. In het linker geveldeel is in de plint een met een segmentboog gesloten ondiep casement opgenomen. Op de muur ter hoogte van de vensteropeningen van de eerste verdieping zijn de sporen te zien van de bevestiging van een uitkragend sierbalkon.

Op de begane grond bevinden zich aan de linker zijde twee vensteropeningen met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen witgeschilderde stenen aanzetblokken.

De entree tot de woning ligt aan de rechter zijde. Voor de deuropening ligt een stoep van drie hardstenen treden. Binnen de deuropening, gesloten met een steens hanekam met een gebogen onderrand tussen de witte aanzetblokken, bevindt zich in het iets terugliggende kozijn een pui met centraal een paneeldeur met een drieruits raam. Boven het kalf bevindt zich een ongedeeld bovenlicht met een glas-in-loodvulling. Aan weerszijden van de deur bevindt zich onder het kalf een paneel met bovenin een klein ongedeeld raam.

Op de eerste verdieping bevinden zich aan de linker zijde twee vensteropeningen met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De vensteropeningen zijn gezamenlijk gesloten met een segmentboog tussen witgeschilderde stenen aanzetblokken.

Aan de rechter zijde bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een ongedeeld onder- en bovenraam. Het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodvulling. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen aanzetblokken. De gevel wordt beëindigd met een op klossen uitkragende geprofileerde bakgoot. In de as van de vensteropeningen aan de linker zijde is de gevel als Vlaamse gevel hoger opgetrokken en beëindigd met een rechte lijst tussen hoger opgemetselde hoeken. In de Vlaamse gevel bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen aanzetblokken.

Achtergevel

Geen opname.

Kap

De hoofdbouwmassa is voorzien van een halve mansardekap gedekt met gesmoorde Tuiles-du-Nordpannen.

In het dakvlak aan de voorzijde staat een kleine dakkapel met een spits en een met zink bedekt kapje, en voorzien van een ongedeeld raam.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Geen opname.

Beschrijving tuin

Geen opname.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van laat 19de eeuwse woningbouw voor de middenklasse, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19de eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang vanwege de kwaliteit van het ontwerp en in het belang van het oeuvre van de Dordtse architect-aannemer J.C. Schotel (1860-1922).

Gaafheid

Het pand is gaaf in hoofdvorm en detaillering van het exterieur. Het balkon aan de voorgevel is verwijderd. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (7 t/m 13) in beschermd stadsgezicht en is een onderdeel van het complex 10 t/m 13. De panden hebben samen stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 11

  • Datering: 1900
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Woonhuis.

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest in een gesloten gevelwand en deel uitmakend van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (Buiten Walevest 7 t/m 13), waarbij 10 t/m 13 een aparte eenheid vormen. Nummer 11 is spiegelbeeldig aan 12.

Hoofdvorm

Pand op nagenoeg rechthoekig grondplan in drie bouwlagen, waarvan één in de kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

In mei 1899 wordt een tekening met een verdeling van kavels ter kennisgeving aan de gemeente voorgelegd. Het betreft de huidige percelen van Buiten Walevest 7 t/m 13. Op tekening is het gebied verdeeld in vijf percelen, uiteindelijk zijn de panden gebouwd op zes percelen.

In 1900 wordt een vergunning verleend voor de bouw van vier woningen (huidige Buiten Walevest 10, 11, 12 en 13). De ontwikkelaar en architect was J.C. Schotel, die zich meester metselaar en aannemer noemde. Vanaf omstreeks 1900 ontwikkelde hij in zowel de binnenstad als in de 19e eeuwse schil woningen en complexen van woningen. De plattegronden en de voor- en achtergevel van de nummers 10 en 11 zijn spiegelbeeldig aan de panden 12 en 13.

In 1913 wordt in de voorgevel op de eerste verdieping het balkon aan de rechter zijde verwijderd en wordt de deuropening in de gevel verbouwd tot vensteropening. De twee vensteropeningen aan de linker zijde op dit niveau worden verwijderd en tegen de gevel wordt een driezijdige erker gemaakt, die uitkraagt op een schoorconstructie.

Aan de achterzijde wordt de keuken verlengd met een bijkeuken met een plat dak en aansluitend wordt de bestaande berging verkleind herbouwd. Op de eerste verdieping wordt het balkon aan de achterzijde dichtgezet tot serre. De serre dient als basis voor een balkon op zolderniveau.

In 1967 worden op de begane grond de oorspronkelijke voor- en achterkamer die (en-suite) verbonden waren middels een kastenwand met schuifdeuren samengevoegd tot kantoorruimte. De pui met dubbele deuren in de achtergevel wordt verwijderd en op een borstwering wordt een vensteropening met een vierlicht gemaakt. De keuken wordt herbestemd als archief en in de bijkeuken komt een aanrecht.

In 1979 wordt de in 1967 gerealiseerde kantoorruimte gesplitst in een voorkamer en een grotere achterkamer. In de muur tussen de achterkamer en de gang worden twee brede doorgangen gemaakt. De archiefruimte wordt bij de gang getrokken en hier worden twee toiletten gemaakt.

Op de verdieping wordt de serre bij de achterkamer getrokken.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel is boven een uitstekende met hardstenen platen beklede plint opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met gesneden voegwerk. In het linker geveldeel is in de plint een met een segmentboog gesloten ondiep casement opgenomen.

Op de begane grond bevinden zich twee vensteropeningen met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen witgeschilderde aanzetblokken.

Op de eerste verdieping bevindt zich een op een witgeschilderde kraagsteen uitstekende driezijdige erker, die is voorzien van een driezijdige bekapping gedekt met leien. Boven een lage borstwering bevindt zich aan de voorzijde een kruiskozijn met ongedeelde onder- en bovenramen. De bovenramen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling. In de zijgedeelten bevindt zich een schuifvenster met ongedeelde onder- en bovenramen. De bovenramen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.

De gevel wordt beëindigd met een op klossen uitkragende geprofileerde bakgoot.

De gevel is aan de rechter zijde samen met het rechter buurpand als risaliet iets vooruitgeschoven en hoger opgetrokken. De entree tot de woning ligt aan de rechter zijde. Voor de deuropening ligt een stoep van drie hardstenen treden. Binnen de deuropening, gesloten met een steens hanekam met een gebogen onderrand tussen witgeschilderde stenen aanzetblokken, bevindt zich in het iets terugliggende kozijn een pui met centraal een paneeldeur met een achtruits ovaal raam. Boven het kalf bevindt zich een ongedeeld bovenlicht. Aan weerszijden van de deur bevindt zich onder het kalf een paneel met bovenin een vierruits raam.

Op de eerste verdieping bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een ongedeeld onder- en bovenraam. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen aanzetblokken.

Op de tweede verdieping bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen aanzetblokken.

Het rechter geveldeel bezit op zolderniveau aan weerszijden een uitgemetselde pilaster, die onder de gevelbeëindiging zijn gekoppeld met een anderhalfsteens segmentboog tussen aanzetblokken. De gevel is beëindigd met een op klossen uitkragende geprofileerde gootoverstek.

Achtergevel

Geen opname.

Kap

De aan de rechter zijde samen met het rechter buurpand hoger opgetrokken gevel wordt bekroond met een aan de voet ingesnoerde spitse kap, afgewerkt met leien. De hoofdbouwmassa is voorzien van een halve mansardekap gedekt met gesmoorde Tuiles-du-Nordpannen.

Aan de voorzijde van het dak staat een kleine dakkapel met een plat dak, voorzien van een drielicht met ongedeelde ramen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Geen opname.

Beschrijving tuin

Geen opname.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19de eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang vanwege de kwaliteit van het ontwerp en in het belang van het oeuvre van de Dordtse architect-aannemer J.C. Schotel (1860-1922).

Gaafheid

Het pand is gaaf in hoofdvorm en detaillering van het exterieur.

De raampartij op de eerste verdieping is aan de voorzijde in 1913 vervangen door een erker. Het balkonhek is verwijderd, waarbij de deur vervangen is door een venster. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (7 t/m 13) in beschermd stadsgezicht en is een onderdeel van het complex 10 t/m 13. De panden hebben samen stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 12

  • Datering: 1900
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Woonhuis.

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest in een gesloten gevelwand en deel uitmakend van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (Buiten Walevest 7 t/m 13), waarbij 10 t/m 13 een aparte eenheid vormen. Nummer 12 is spiegelbeeldig aan 11.

Hoofdvorm

Pand op nagenoeg rechthoekig grondplan in drie bouwlagen, waarvan één in de kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

In mei 1899 wordt een tekening met een verdeling van kavels ter kennisgeving aan de gemeente voorgelegd. Het betreft de huidige percelen van Buiten Walevest 7 t/m 13. Op tekening is het gebied verdeeld in vijf percelen, uiteindelijk zijn de panden gebouwd op zes percelen.

In 1900 wordt vergunning verleend voor de bouw van vier woningen (huidige Buiten Walevest 10, 11, 12 en 13). De ontwikkelaar en architect was J.C. Schotel, een voormalige schoorsteenveger en metselaar, die vanaf omstreeks 1900 in zowel de binnenstad als de 19e eeuwse schil woningen en complexen van woningen ontwikkelde. De plattegronden en de voor- en achtergevel van de nummers 10 en 11 zijn spiegelbeeldig aan de panden 12 en 13.

In juli 1920 wordt naar het plan van Antonie van Driel, aannemer en bouwkundige de woonkamer vergroot en de indeling van de verdieping gewijzigd. Bij de verbouwing worden de achterkamer en de serre samengevoegd en wordt een kleine serre op een spitsboogvormig grondplan toegevoegd. Op de verdieping wordt de overloop ter hoogte van het trappenhuis verbreed. De kleine voorkamer krijgt een hoekschouw aan de voorzijde. De kleine kamer aan de achterzijde wordt verlengd in lijn met de gevel van de keuken op de begane grond. Tussen de voor- en achterkamer komt een badkamer en een kast voor beide kamers. De achterslaapkamer wordt uitgebreid met het balkon en op de nieuwe serre wordt een klein balkon gemaakt.

In december 1920 wordt achter de keuken een glasafdekking gemaakt en wordt de bestaande berging van brandstoffen in lijn met de keuken vernieuwd.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel is boven een uitstekende met hardstenen platen beklede plint opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met gesneden voegwerk. De gevel is aan de linker zijde samen met het linker buurpand als risaliet iets vooruitgeschoven en hoger opgetrokken.

De entree tot de woning ligt aan de linker zijde. Voor de deuropening ligt een stoep van drie hardstenen treden. Binnen de deuropening gesloten met een steens hanekam met een gebogen onderrand, tussen witgeschilderde stenen aanzetblokken. In het iets terugliggende kozijn bevindt zich een pui met centraal een paneeldeur met een klein raam met een glas-in-loodvulling achter een smeedijzeren rooster. Het ongedeelde bovenlicht is voorzien van een glas-in-loodvulling, waarvoor een smeedijzeren rooster, waarin een uitstekende lamp is opgenomen. Aan weerszijden van de deur bevinden zich onder en boven het kalf een smal ongedeeld raam met een glas-in-loodvulling achter een smeedijzeren rooster.

Op de eerste verdieping ligt boven de entree een betonnen balkon, dat rust op zware gestapelde kraagstenen. Het balkon is begrensd door natuurstenen palen, waar tussen een smeedijzeren hekwerk. In de gevel bevindt zich een deuropening met in het kozijn dubbele deuren met een ongedeeld glaspaneel en boven het kalf een ongedeeld bovenlicht met een glas-in-loodvulling. De deuropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen witte aanzetblokken.

Op de tweede verdieping bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodvulling. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen gecementeerde aanzetblokken.

Het linker geveldeel bezit op zolderniveau aan weerszijden een uitgemetselde pilaster, die onder de gevelbeëindiging zijn gekoppeld met een anderhalfsteens segmentboog tussen witgeschilderde stenen aanzetblokken. De gevel is beëindigd met een op klossen uitkragende geprofileerd gootoverstek. Tussen de schoren bevinden zich drie vensteropeningen met een ongedeeld raam. In het rechter geveldeel is in de plint een met een segmentboog gesloten ondiep casement opgenomen.

Op de begane grond bevinden zich twee vensteropeningen met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodvulling. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen aanzetblokken. Aan de buitenzijde van het kozijn is een voorzetraam aangebracht.

Op de eerste verdieping bevinden zich twee door een steens muurdam van elkaar gescheiden vensteropeningen met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodvulling. De vensteropeningen zijn gezamenlijk gesloten met een van anderhalf tot ruim driesteens segmentboog tussen aanzetblokken. De gevel wordt beëindigd met een op klossen uitkragende geprofileerde bakgoot.

Achtergevel

Geen opname.

Kap

De aan de linker zijde samen met het linker buurpand hoger opgetrokken gevel wordt bekroond met een aan de voet ingesnoerde spitse kap, afgewerkt met leien. De hoofdbouwmassa is voorzien van een halve mansardekap gedekt met rode Tuiles-du-Nordpannen.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Geen opname.

Beschrijving tuin

Geen opname.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19de eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang vanwege de kwaliteit van het ontwerp en in het belang van het oeuvre van de Dordtse architect-aannemer J.C. Schotel (1860-1922).

Gaafheid

Het pand is gaaf in hoofdvorm en detaillering van het exterieur. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (7 t/m 13) in beschermd stadsgezicht en is een onderdeel van het complex 10 t/m 13. De panden hebben samen stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 13

  • Datering: 1900
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Eclecticisme
  • Architect: Schotel
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Woonhuis.

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest in een gesloten gevelwand en deel uitmakend van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (Buiten Walevest 7 t/m 13), waarbij 10 t/m 13 een aparte eenheid vormen. Nummer 13 is spiegelbeeldig aan 10.

Hoofdvorm

Pand op nagenoeg rechthoekig grondplan in drie bouwlagen, waarvan één in de kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

In mei 1899 wordt een tekening met een verdeling van kavels ter kennisgeving aan de gemeente voorgelegd. Het betreft de huidige percelen van Buiten Walevest 7 t/m 13. Op tekening is het gebied verdeeld in vijf percelen, uiteindelijk zijn de panden gebouwd op zes percelen.

In 1900 wordt een vergunning verleend voor de bouw van vier woningen (huidige Buiten Walevest 10, 11, 12 en 13). De ontwikkelaar en architect was J.C. Schotel, die zich meester metselaar en aannemer noemde. Vanaf omstreeks 1900 ontwikkelde hij in zowel de binnenstad als in de 19e eeuwse schil woningen en complexen van woningen. De plattegronden en de voor- en achtergevel van de nummers 10 en 11 zijn spiegelbeeldig aan de panden 12 en 13.

Voor nummer 13 wordt in 1920 een vergunning verleend voor het wijzigen van het balkon aan de voorzijde tot een erker. Deze driezijdige erker heeft enige gelijkenis met de in 1913 gebouwde erker van nummer 11.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel is boven een uitstekende met hardstenen platen beklede plint opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met gesneden voegwerk. In het rechter geveldeel is in de plint een met een segmentboog gesloten ondiep casement opgenomen. Op de begane grond bevinden zich aan de rechter zijde twee vensteropeningen met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam en met aan de buitenzijde voorzetramen. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen witgeschilderde stenen aanzetblokken.

De entree tot de woning ligt aan de linker zijde. Voor de deuropening ligt een stoep van drie hardstenen treden. Binnen de deuropening, gesloten met een steens hanekam met een gebogen onderrand tussen witte aanzetblokken, bevinden zich in het iets terugliggende kozijn vernieuwde deuren met een bovenraam.

Op de eerste verdieping bevindt zich een in 1920 aangebrachte witgeschilderde houten driezijdige erker, ondersteund door een hardstenen console, en voorzien van een driezijdige bekapping. Boven een lage borstwering bevindt zich aan de voorzijde een kozijn met gedeeld onderraam en ongedeeld bovenraam. Aan de zijkanten bevinden zich kozijnen met een ongedeeld onder- en bovenraam.

Aan de linker zijde op de eerste verdieping bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een ongedeeld onder- en bovenraam. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen witte aanzetblokken.

De gevel wordt beëindigd met een op klossen uitkragende geprofileerde bakgoot. In de as van de vensteropeningen aan de rechter zijde is de gevel als Vlaamse gevel hoger opgetrokken en beëindigd met een rechte lijst tussen hoger opgemetselde hoeken. In de Vlaamse gevel bevindt zich een vensteropening met in het kozijn een schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De vensteropening is gesloten met een anderhalfsteens segmentboog tussen aanzetblokken.

Achtergevel

Geen opname.

Kap

De hoofdbouwmassa is voorzien van een halve mansardekap gedekt met gesmoorde Tuiles-du-Nordpannen.

In het dakvlak aan de voorzijde staat een kleine dakkapel met een spits, voorzien van een ongedeeld raam.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Geen opname.

Beschrijving tuin

Geen opname.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw, gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19de eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand is van architectuurhistorisch belang vanwege de kwaliteit van het ontwerp en in het belang van het oeuvre van de Dordtse architect-aannemer J.C. Schotel (1860-1922).

Gaafheid

Het pand is gaaf in hoofdvorm en detaillering van het exterieur. Het balkon aan de voorgevel is in 1920 vervangen door een erker. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een rij gelijktijdig gebouwde woningen (7 t/m 13) in beschermd stadsgezicht en is een onderdeel van het complex 10 t/m 13. De panden hebben samen stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 122-123

  • Datering: 1901
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Neorenaissance
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Woonhuis dat oorspronkelijk bestond uit een beneden- en bovenwoning, en als pand onderdeel van een gelijktijdig gebouwd woningcomplex bestaande uit zes panden met een beneden- en bovenwoning (Buiten Walevest 122 t/m 130).

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest, hoek Blauwpoortsplein in een gesloten gevelwand.

Hoofdvorm

Pand op een naar achteren toelopend grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

Op vijf november 1901 wordt een aanvraag gedaan voor de bouw van vijf panden op een perceel op de hoek van de Buiten Walevest met het Blauwpoortsplein. Het perceel heeft een afgeronde hoek, die door de gezamelijke voorgevel van de vijf panden wordt gevolgd.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel heeft drie traveeën en wordt beëindigd door een fries en een wit geschilderde houten kroonlijst.

Boven een grijs geschilderde plint is de gevel opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband. Witte speklagen van twee metselgangen hoog onderbreken het metselwerk ter hoogte van de onder-, wissel- en bovendorpel van de vensters. De speklaag ter hoogte van de onderdorpel is gecombineerd met een over de volle breedte van de gevel doorlopende waterslag. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten middels een anderhalfsteens segmentboog met een onderrand van afwisselend een kop en een strek in gele strengperssteen, en voorzien van witte aanzetstenen en een geornamenteerde sluitsteen. De vensteropeningen zijn voorzien van een gelijste lekdorpel op consoles.

De twee vensteropeningen op de begane grond en de verdieping zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodvulling. Centraal op de verdieping bevindt zich een op gecementeerde consoles uitkragend houten balkon, begrenst door een houten hekwerk met gedraaide balusters. In de gevel grenzend aan het balkon bevindt zich een deuropening met dubbele deuren met een ongedeeld glaspaneel en een ongedeeld bovenlicht.

De ramen en deuren zijn vernieuwd en van dubbele beglazing voorzien.

De entree is gesitueerd aan de linker zijde. Een binnen de gevellijn gesitueerde hardstenen stoepje van twee treden leidt naar de terug liggende gemoderniseerde houten pui, waarin centraal een paneeldeur met bovenlicht en aan weerszijden smalle ramen met een bovenraam zijn opgenomen. De ramen zijn voorzien van nieuwe glas-in-loodvulling.

Achtergevel

Geen opname.

Kap

Het pand bezit aan de voorzijde een dakschild gedekt met gesmoorde kruispannen, aansluitend op een plat dak.In het dakschild staat een dakkapel met plat dak. Aan de voorzijde bevindt zich een kozijn met ongedeelde stolpramen. De voorzijde wordt beëindigd met een fronton.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Geen opname.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19e eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand heeft als onderdeel van een complex van zes panden architectuurhistorische waarde omdat het een redelijk gaaf voorbeeld is van een in Neorenaissance stijl gebouwd woningcomplex.

Gaafheid

Het exterieur van het gehele complex is behoudens enkele wijzigingen in entrees en bovenramen gaaf. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een gelijktijdig gebouwd complex in beschermd stadsgezicht. Het gehele complex heeft stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier en als hoekafsluiting van de Buiten Walevest en het Blauwpoortsplein.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Wonen bij de Blauwpoort: De bewoningsgeschiedenis van de huizen Buiten Walevest 122-132, 2008.
  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 124-125-126

  • Datering: 1901
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Neorenaissance
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Een woonhuis, oorspronkelijk 2 beneden- en bovenwoningen en als panden onderdeel van een gelijktijdig gebouwd woningcomplex bestaande uit zes panden met een beneden- en bovenwoning (Buiten Walevest 122 t/m 130).

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest, hoek Blauwpoortsplein in een gesloten gevelwand.

Hoofdvorm

Pand op een naar achteren toelopend grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

Op vijf november 1901 wordt een aanvraag gedaan voor de bouw van vijf panden op een perceel op de hoek van de Buiten Walevest met het Blauwpoortsplein. Het perceel heeft een afgeronde hoek, die door de gezamelijke voorgevel van de vijf panden wordt gevolgd.

Onbekend is wanneer de woning op de begane grond van nummer 125 en het pand aan de rechter zijde, nummer 126 zijn samengevoegd. Uit de verbouwingstekening van 1950 valt op te maken dat beide voorkamers middels een deur met elkaar zijn verbonden en dat de achterplaats is samengevoegd.

In 1950 worden beide woningen op de begane grond compleet samengevoegd.

In 2009, na deze opname, zijn de panden gerenoveerd en de van oorsprong vier woningen zijn verbouwd tot één woning.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel van 124-125 gaat na de tweede travee de hoek om. De gevels van 124-125 en 126 zijn vrijwel identiek: de beschrijving betreft de gevel per pand.

De gevel heeft drie traveeën en wordt beëindigd door een fries en een wit geschilderde houten kroonlijst.

Boven een hardstenen plint is de gevel opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband. Witte speklagen van twee metselgangen hoog onderbreken het metselwerk ter hoogte van de onder-, wissel- en bovendorpel van de vensters. De speklaag ter hoogte van de onderdorpel is gecombineerd met een over de volle breedte van de gevel doorlopende waterslag.

De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten middels een anderhalfsteens segmentboog met een onderrand van afwisselend een kop en een strek in gele strengperssteen, en voorzien van witte aanzetstenen en een geornamenteerde sluitsteen. De vensteropeningen zijn voorzien van een geprofileerde lekdorpel op consoles.

De twee vensteropeningen op de begane grond en de verdieping zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De bovenramen van de begane grond zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.

Centraal op de verdieping bevindt zich een op stenen consoles uitkragend houten balkon, begrenst door een houten hekwerk met gedraaide balusters. In de gevel grenzend aan het balkon bevindt zich een deuropening met dubbele deuren met een ongedeeld glaspaneel en een ongedeeld bovenlicht.

De entree van 124-125 is gesitueerd aan de linker zijde, de entree van 126 aan de rechterzijde. Een binnen de gevellijn gesitueerde hardstenen stoepje van twee treden leidt naar de terug liggende houten pui, waarin twee paneeldeuren met een klein raam en een bovenlicht zijn opgenomen

Achtergevel

Geen opname.

Kap

Het pand bezit aan de voorzijde een dakschild gedekt met gesmoorde kruispannen, aansluitend op een plat dak.

In het dakschild staat een dakkapel met plat dak. Aan de voorzijde bevindt zich een tweelicht met schuiframen met ongedeelde ramen. De voorzijde wordt beëindigd met een fronton.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Geen opname.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19e eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw

Architectonische waarde

Het pand heeft als onderdeel van een complex van zes panden architectuurhistorische waarde omdat het een redelijk gaaf voorbeeld is van een in Neorenaissance stijl gebouwd woningcomplex.

Gaafheid

Het exterieur van het gehele complex is behoudens enkele wijzigingen in entrees en bovenramen gaaf. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een gelijktijdig gebouwd complex in beschermd stadsgezicht. Het gehele complex heeft stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier en als hoekafsluiting van de Buiten Walevest en het Blauwpoortsplein.  

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Wonen bij de Blauwpoort: De bewoningsgeschiedenis van de huizen Buiten Walevest 122-132, 2008.
  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 127

  • Datering: 1901
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Neorenaissance
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Woonhuis dat oorspronkelijk bestond uit een beneden- en bovenwoning, en als pand onderdeel van een gelijktijdig gebouwd woningcomplex bestaande uit zes panden met een beneden- en bovenwoning (Buiten Walevest 122 t/m 130).

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest, hoek Blauwpoortsplein in een gesloten gevelwand.

Hoofdvorm

Pand op een naar achteren toelopend grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

Op vijf november 1901 wordt een aanvraag gedaan voor de bouw van vijf panden op een perceel op de hoek van de Buiten Walevest met het Blauwpoortsplein. Het perceel heeft een afgeronde hoek, die door de gezamelijke voorgevel van de vijf panden wordt gevolgd.

In 1925 wordt vergunning verleend voor het aanbrengen van "electrischegeleiding" en zetten van tegels in de keuken op de bovenwoning.

In 1934 wordt het balkon aan de voorzijde tot erker omgebouwd.

Onbekend is wanneer de beneden- en bovenwoning tot één woning zijn samengevoegd.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel heeft drie traveeën en wordt beëindigd door een fries en een wit geschilderde houten kroonlijst.

Boven een wit geschilderde plint is de gevel opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband. Witte speklagen van twee metselgangen hoog onderbreken het metselwerk ter hoogte van de onder-, wissel- en bovendorpel van de vensters. De speklaag ter hoogte van de onderdorpel is gecombineerd met een over de volle breedte van de gevel doorlopende waterslag. De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten middels een anderhalfsteens segmentboog met een onderrand van afwisselend een kop en een strek in gele strengperssteen, en voorzien van witte aanzetstenen en een geornamenteerde sluitsteen. De vensteropeningen zijn voorzien van een gelijste lekdorpel op consoles.

De twee vensteropeningen op de begane grond en de verdieping zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De bovenramen op de begane grond zijn voorzien van een glas-in-loodvulling. Centraal op de verdieping bevindt zich een op gecementeerde consoles uitkragend houten erker, met boven een houten borstwering ongedeelde ramen en voorzien van een plat dak.

De entree is gesitueerd aan de rechter zijde. Een binnen de gevellijn gesitueerde hardstenen stoepje van twee treden leidt naar de terug liggende houten pui, waarin centraal een paneeldeur met bovenlicht en aan weerszijden smalle ramen met een bovenraam zijn opgenomen. De glasopeningen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling. De borstwering is voorzien van geglazuurde tegels.

Achtergevel

Geen opname.

Kap

Het pand bezit aan de voorzijde een dakschild gedekt met gesmoorde kruispannen, aansluitend op een plat dak.

In het dakschild staat een dakkapel met plat dak. Aan de voorzijde bevindt zich een kozijn met ongedeelde stolpramen. De oorspronkelijke bekroning aan de voorzijde (een fronton) is verwijderd.

Beschrijving interieur

Geen opname.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19e eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw

Architectonische waarde

Het pand heeft als onderdeel van een complex van zes panden architectuurhistorische waarde omdat het een redelijk gaaf voorbeeld is van een in Neorenaissance stijl gebouwd woningcomplex.

Gaafheid

Het exterieur van het gehele complex is behoudens enkele wijzigingen in entrees en bovenramen gaaf. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een gelijktijdig gebouwd complex in beschermd stadsgezicht. Het gehele complex heeft stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier en als hoekafsluiting van de Buiten Walevest en het Blauwpoortsplein.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Wonen bij de Blauwpoort: De bewoningsgeschiedenis van de huizen Buiten Walevest 122-132, 2008.
  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Externe links


Buiten Walevest 128

  • Datering: 1901
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Neorenaissance
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Woonhuis dat oorspronkelijk bestond uit een beneden- en bovenwoning, en als pand onderdeel van een gelijktijdig gebouwd woningcomplex bestaande uit zes panden met een beneden- en bovenwoning (Buiten Walevest 122 t/m 130).

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest, hoek Blauwpoortsplein in een gesloten gevelwand.

Hoofdvorm

Pand op een naar achteren toelopend grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

Op vijf november 1901 wordt een aanvraag gedaan voor de bouw van vijf panden op een perceel op de hoek van de Buiten Walevest met het Blauwpoortsplein. Het perceel heeft een afgeronde hoek, die door de gezamelijke voorgevel van de vijf panden wordt gevolgd.

In 1926 wordt vergunning verleend voor het plaatsen van een toilet.

In 1967 worden de beneden- en bovenwonig samengevoegd tot één woning.

In 1974 wordt het interieur nogmaals grondig gewijzigd. De begane grond wordt niet ingedeeld, op de vestibule en de traphal na. Op de verdieping wordt aan de achterzijde een open keuken gerealiseerd. De zolder wordt ingedeeld met een voor- en achterkamer en in het midden de trapopgang met overloop en een toilet en badkamer.

In 1977 wordt het deurkozijn met dubbele deuren vervangen door de huidige entree.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel heeft drie traveeën en wordt beëindigd door een fries en een wit geschilderde houten kroonlijst.Boven een wit geschilderde plint is de gevel opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband. Witte speklagen van twee metselgangen hoog onderbreken het metselwerk ter hoogte van de onder-, wissel- en bovendorpel van de vensters. De speklaag ter hoogte van de onderdorpel is gecombineerd met een over de volle breedte van de gevel doorlopende waterslag.

De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten middels een anderhalfsteens segmentboog met een onderrand van afwisselend een kop en een strek in gele strengperssteen, en voorzien van witte aanzetstenen en een geornamenteerde sluitsteen. De vensteropeningen zijn voorzien van een gelijste lekdorpel op consoles.

De twee vensteropeningen op de begane grond en de verdieping zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. De bovenramen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling. Centraal op de verdieping bevindt zich een op gecementeerde consoles uitkragend houten balkon, begrenst door een houten hekwerk met gedraaide balusters. In de gevel grenzend aan het balkon bevindt zich een deuropening met dubbele deuren met een ongedeeld glaspaneel en een ongedeeld bovenlicht met een glas-in-loodvulling.

De entree is gesitueerd aan de rechter zijde. Een binnen de gevellijn gesitueerde hardstenen stoepje van twee treden leidt naar de terug liggende houten pui, waarin centraal een paneeldeur met bovenlicht en aan weerszijden smalle ramen met een bovenraam zijn opgenomen. De glasopeningen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.

Achtergevel

De gevel telt drie bouwlagen en is op de begane grond uitgebouwd. De gevel is opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voeg.

Op de begane grond bevindt zich een volledig gemoderniseerde pui.

Op de verdieping geven twee deuropeningen met stolpdeuren met een ongedeeld glaspaneel en een ongedeeld bovenlicht toegang tot het balkon dat op het dak van uitbouw is gerealiseerd.

Op de zolderverdieping bevindt zich links een vensteropening met in het kozijn een ongedeeld raam en rechts een kleine vensteropening met in het kozijn een ongedeeld raam.

Kap

Het pand bezit aan de voorzijde een dakschild gedekt met gesmoorde kruispannen, aansluitend op een plat dak.

In het dakschild staat een compleet gemoderniseerde dakkapel met plat dak. Aan de voorzijde bevindt zich een tweelicht met ongedeelde ramen.

Beschrijving interieur

Begane grond

Na de verbouwingen van 1967 en 1974 zijn de begane grond, de verdieping en de zolder ingrijpend gewijzigd en heeft het interieur derhalve geen monumentale waarde.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19e eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand heeft als onderdeel van een complex van zes panden architectuurhistorische waarde omdat het een redelijk gaaf voorbeeld is van een in Neorenaissance stijl gebouwd woningcomplex.

Gaafheid

Het exterieur van het gehele complex is behoudens enkele wijzigingen in entrees en bovenramen gaaf. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een gelijktijdig gebouwd complex in beschermd stadsgezicht. Het gehele complex heeft stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier en als hoekafsluiting van de Buiten Walevest en het Blauwpoortsplein.

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Wonen bij de Blauwpoort: De bewoningsgeschiedenis van de huizen Buiten Walevest 122-132, 2008.
  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.

Bijlage


Buiten Walevest 129-130

  • Datering: 1902
  • Oorspronkelijke functie: Woonhuis
  • Bouwstijl: Neorenaissance
  • Postcode: 3311AD

 

Algemene beschrijving

Een beneden- en bovenwoning, en als pand onderdeel van een gelijktijdig gebouwd woningcomplex bestaande uit zes panden met een beneden- en bovenwoning (Buiten Walevest 122 t/m 130).

Ligging

Gesitueerd aan de Buiten Walevest, hoek Blauwpoortsplein in een gesloten gevelwand.

Hoofdvorm

Pand op een naar achteren toelopend grondplan in twee bouwlagen met kap.

Bouwgeschiedenis

In 1410 werd de Nieuwe Haven aangelegd; door het ophogen van een zandplaat in de rivier ontstond tussen zandplaat en rivier een haven. Het nieuwe gebied wordt het Nieuwe Werck genoemd. Deze naam raakte in onbruik nadat tegen de oostkant in de 17e eeuw de Wolwevershaven werd gegraven. Vanaf die tijd is het Nieuwe Werck samen met de Wolwevershaven geen schiereiland meer, maar een eiland.

Voor de houthandel was de aanleg van de Nieuwe Haven een uitkomst. Al voor 1500 was hier sprake van handel in hout. Vanaf 1576 begon de stad met de verkoop van kavels grond aan particulieren. Men begon aan de westzijde, bij de Blauwpoort en het duurde tot 1620 tot het Vlak bereikt was en het hele gebied was verkaveld. De eerste bewoners en gebruikers vestigden zich in de Hoge Nieuwstraat en op de Nieuwe Haven.

Nadat de stadsmuur op de Walevest in 1699 werd afgebroken kwam aan de rivierzijdegrond beschikbaar die geschikt was voor kooplieden die met hun handel van de scheepvaart afhankelijk waren. Deze grond werd de Nieuwe Plantagie of de Nieuwe Uytlegginge genoemd en kreeg later de naam Buiten Walevest. De Buiten Walevest heeft tegenwoordig voornamelijk een woonbestemming.

Op vijf november 1901 wordt een aanvraag gedaan voor de bouw van vijf panden op een perceel op de hoek van de Buiten Walevest met het Blauwpoortsplein. Het perceel heeft een afgeronde hoek, die door de gezamelijke voorgevel van de vijf panden wordt gevolgd.

Juni 1902 wordt vergunning verleend voor de nieuwbouw van een dubbel woonhuis. Het ontwerp van de gevel is identiek aan die van de vijf panden.

In 1919 wordt aan de achterzijde een serre aangebouwd.

Beschrijving exterieur per gevel

Voorgevel

De gevel heeft drie traveeën en wordt beëindigd door een fries en een wit geschilderde houten kroonlijst. Boven een wit geschilderde plint is de gevel opgetrokken in licht roodbruine baksteen in kruisverband. Witte speklagen van twee metselgangen hoog onderbreken het metselwerk ter hoogte van de onder-, wissel- en bovendorpel van de vensters. De speklaag ter hoogte van de onderdorpel is gecombineerd met een over de volle breedte van de gevel doorlopende waterslag.

De vensteropeningen zijn aan de bovenzijde gesloten middels een anderhalfsteens segmentboog met een onderrand van afwisselend een kop en een strek in gele strengperssteen, en voorzien van witte aanzetstenen en een geornamenteerde sluitsteen. De vensteropeningen zijn voorzien van een gelijste lekdorpel op consoles.

De twee vensteropeningen op de begane grond en de verdieping zijn voorzien van een houten kozijn met een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het bovenraam is voorzien van een glas-in-loodvulling. Centraal op de verdieping bevindt zich een op gecementeerde consoles uitkragend houten balkon, begrenst door een houten hekwerk met gedraaide balusters. In de gevel grenzend aan het balkon bevindt zich een deuropening met dubbele deuren met een ongedeeld glaspaneel en een ongedeeld bovenlicht.

De entree is gesitueerd aan de rechter zijde. Een binnen de gevellijn gesitueerde hardstenen stoepje van twee treden leidt naar de terug liggende houten pui, waarin twee gemoderniseerde paneeldeuren met een ongedeeld glaspaneel en een ongedeeld bovenlicht met een glas-in-loodvulling zijn opgenomen.

Achtergevel

De gevel telt twee bouwlagen en is op de begane grond uitgebouwd aan de linker zijde met een portaal (restant van de oorspronkelijke uitbouw zoals op de bouwtekening staat aangegeven?) en aan de rechter zijde met de serre van 1919. De gevel is opgetrokken in roodbruine baksteen in kruisverband met platvolle voeg.

Op de begane grond bevindt zich in de uitbouw een deuropening met een deur met een drieruits glaspaneel met een horizontale roedeverdeling. De serre bezit een pui met centraal dubbele deuren met een zesruits glaspaneel en twee tweeruits bovenlichten. Aan weerszijden hiervan bevindt zich op een lage gemetselde borstwering een zesruits raam en een tweeruits bovenlicht. De bovenlichten zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.

Op de verdieping bevindt zich links een segmentboog-vensteropening met in het houten kozijn een houten schuifvenster met een ongedeeld onder- en bovenraam. Aan de rechter zijde bevindt zich een segmentboogdeuropening met stolpdeuren met een ongedeeld glaspaneel en een ongedeeld bovenlicht. De bovenramen zijn voorzien van een glas-in-loodvulling.

Kap

Het pand bezit aan de voor- en achterzijde een dakschild gedekt met gesmoorde kruispannen, aansluitend op een plat dak.

In het dakschild aan de voorzijde staat een dakkapel met plat dak. Aan de voorzijde bevindt zich tussen gecementeerde klauwstukken een tweelicht met schuiframen met ongedeelde ramen. De voorzijde wordt beëindigd met een fronton.

In het dakschild aan de achterzijde staan twee dakkapellen met plat dak. Aan de voorzijde bevindt zich een ongedeeld raam.

Beschrijving interieur per bouwlaag

Begane grond

De woning is opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree naar de bovenwoning, bevindt zich op de begane grond een gang, die vanuit de voordeur doorloopt tot de trap naar de verdieping. In het verlengde van de entree van de benedenwoning, bevindt zich de gang, die doorloopt tot de keuken tegen de achtergevel. Naast de gang, in het gedeelte achter de voordeur en deels onder de trap naar het bovenhuis, bevinden zich het toilet en een kast.

In de brede beuk van voor tot achter bevond zich de voor- en een achterkamer, van elkaar gescheiden door een kastenwand met schuifdeuren. Aan de achterzijde is in 1919 een serre toegevoegd, naast een reeds bestaande kleine uitbouw achter de keuken.

De gang en de keuken bezitten een marmeren vloer en een stucplafond. In de keuken bevindt zich een kooknis. De voor- en achterkamer bezitten houten vloeren, een schouw en geornamenteerde stucplafonds. De binnen(paneel)deuren resteren.

Eerste verdieping

De woning is opgedeeld in een brede en een smalle beuk. In de smalle beuk, gesitueerd in het verlengde van de entree, bevind zich op de verdieping de steektrap met bovenkwart vanuit de begane grond en daar boven de steektrap naar de zolder met een onderkwart. Naast de trap loopt een gang van de voorkamer naar de keuken aan de achterzijde. Naast de gang, aan achterzijde van de trapopgang, bevindt zich het toilet en een kast. In de brede beuk van voor tot achter bevinden zich de voor- en een achterkamer, van elkaar gescheiden door een kastenwand met schuifdeuren. Aan de achterzijde bevindt zich een balkon.

De ruimten bezitten een houten vloer en een geornamenteerd stucplafond. In de keuken bevindt zich een granito aanrecht en een kooknis. De voor- en achterkamer bezitten een schouw. De binnen(paneel)deuren (deels gehout) resteren.

Zolder

Van oorsprong was de zolder overspannen door spanten met een kreupele stijl. Over de spanten liggen gordingen. Van de muurplaat over de gordingen is een beschot van delen aangebracht.

In de zolderruimte zijn met houten wanden aan de voor- en achterzijde twee kamers afgescheiden. Het middengedeelte fungeert als zolder.

Beschrijving tuin

De tuin bezit geen monumentale waarden.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

Het pand is van cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van woningbouw gerealiseerd rond 1900, in een stadsdeel van Dordrecht waar vanaf de 19e eeuw bedrijvigheid plaats ging maken voor woningbouw.

Architectonische waarde

Het pand heeft als onderdeel van een complex van zes panden architectuurhistorische waarde omdat het een redelijk gaaf voorbeeld is van een in Neorenaissance stijl gebouwd woningcomplex.

Gaafheid

Het exterieur van het gehele complex is behoudens enkele wijzigingen in entrees en bovenramen gaaf. Zowel het exterieur als het interieur van nummer 129-130 zijn bijna geheel in originele staat. De bouwkundige staat is goed.

Situering

Het pand heeft ensemblewaarde als onderdeel van een gelijktijdig gebouwd complex in beschermd stadsgezicht. Het gehele complex heeft stedenbouwkundige waarde door de bijzondere ligging aan de rivier en als hoekafsluiting van de Buiten Walevest en het Blauwpoortsplein.  

Publicaties

  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Wonen bij de Blauwpoort: De bewoningsgeschiedenis van de huizen Buiten Walevest 122-132, 2008.
  • Angenetha Balm-Kok en Jan Willem Boezeman, Het Nieuwe Werck (deel 1): Historisch huizenonderzoek Veersteiger, Blauwpoortsplein, Buiten- en Binnen Walevest, 2023.
  • Jan Willem Boezeman, Buiten Walevest 129-130: een huis met verrassingen, tijdschrift Dordrecht Monumenteel nr.45 2012.

Bijlage


Externe links


Buitendijk (GSP 29)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links


Buitendijk (GSP 30)

  • Naam: Groepsschuilplaats
  • Datering: 1940
  • Oorspronkelijke functie: Landsverdediging
  • Bouwstijl: Functionalisme

 

Algemene beschrijving

Ensemble van betonnen bouwwerken behorend tot de verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland, gebouwd tussen 1936 en maart 1940. Nu nog bestaand uit 58 groepsschuilplaatsen (ook wel eigenlijk foutief kazematten of bunkers genoemd) en drie kazematten. De beschrijving betreft de nu nog overgebleven 58 groepsschuilplaatsen en drie kazematten (nrs. 38, 40 en 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Van de drie kazematten zijn er twee door de Duitsers omgebouwd en hergebruikt. Gesloopte of verdwenen groepsschuilplaatsen en kazematten zijn zover mogelijk wel geïnventariseerd, maar maken geen deel uit van de beschrijving.

Historie landsverdediging Nederland

Het Zuidfront Vesting Holland was de zuidelijke sector tussen het Westfront en het Oostfront (oost van de Merwede) van de Vesting Holland. Het gezagsgebied omvatte de eilanden Voorne-Putten, Beijerland [Hoekse Waard], Eiland van Dordrecht en Goeree Overflakkee en de gemeenten Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Willemstad, Klundert, Zevenbergen en Hooge- en Lage Zwaluwe.

Oorspronkelijk was het Zuidfront Vesting Holland opgedeeld in twee stellingzones: de Stelling van de monden van de Maas en het Haringvliet en de Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak. De frontlijn liep van het Haringvliet in het westen, via het Hollands Diep naar de Nieuwe Merwede bij de Kop van 't Land. Het Zuidfront Vesting Holland was één van de sectoren op de defensiekaart die aanzienlijke permanente (betonnen of stalen) versterkingen kreeg, waarbij de nadruk sterk lag op bescherming en niet op verweer.

Tot medio april 1940 was het Zuidfront Vesting-Holland slechts bezet met veiligheidstroepen. Met name het strategische belangrijke hart - de sector rond Willemsdorp en Moerdijk - was zwak verdedigd. Medio april 1940 werd daarin buitengewoon snel verandering gebracht. De legerstaf zag aan de hand van de Duitse operatie in Noorwegen in dat het Zuidfront wel erg kwetsbaar was met de onbetekenende bezetting die het tot dan toe had. Troepen ter grootte van ongeveer een divisiesterkte werden naar het Zuidfront verplaatst en kwamen vanaf 15 april 1940 in positie.

Het Zuidfront Vesting Holland ter hoogte van het Hollands Diep was bezet met eenheden van de hogere regimenten, ofwel de oudere reservisten. Ten noordwesten van het Hollands Diep, in de Hoekse Waard, lagen aan de oostzijde de Groep Kil en aan de westzijde de Groep Spui. Onderdelen van de Groep Kil droegen ook bij aan de versterking van de bezetting van het Eiland van Dordt en de stelling rondom Moerdijk.Het Zuidfront Vesting Holland kwam in mei 1940 prominent en vanaf het eerste tot het laatste uur in de frontlijn te liggen en werd het doelwit van een groots opgezette luchtlanding door de Duitsers die ook Rotterdam als doelwit had.

Ligging van de linie op het Eiland van Dordrecht

Tijdens de uitwerking van de plannen voor de verdediging van het Zuidfront van de Vesting Holland ontstond de behoefte aan een voorbereid militair hoofdkwartier op het Eiland van Dordrecht, gelegen op enige afstand van de frontlinie. Het hoofdkwartier zou ter beschikking worden gesteld aan het commando van de troepen die het front zouden bewaken en verdedigen in afwachting van de terugtrekking van het Veldleger op het front. Daarna zou het veldleger het in gebruik nemen. De keuze viel op de naast elkaar gelegen buitenplaatsen Amstelwyck en Gravensteyn. Amstelwyck werd toegewezen aan het Infanteriecommando en Gravensteyn was voor het Artilleriecommando. Bij beide buitenplaatsen werden de benodigde legeringsvoorzieningen getroffen. Om ook tijdens beschietingen of bombardementen als hoofdkwartier te kunnen functioneren werden naast het hoofdgebouw van Amstelwyck vier stuks betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. Naast Gravensteyn zouden er drie komen maar door een fout tijdens het bepalen van de funderingsconstructie verzakte de eerste groepsschuilplaats al vlak na het betonstorten. De overige twee zijn niet meer gebouwd.

Tijdens de inrichting tot hoofdkwartier heeft de buitenplaats Amstelwyck ook nog gediend als Pionierpark. Van hieruit werd de bouw van de groepsschuilplaatsen en stellingen langs het Zuidfront gecoördineerd. Op het landgoed en de nabijgelegen Zeehaven was ook een tijdelijk materiaaldepot hiervoor gevestigd.

Op het Eiland van Dordrecht bestaat de stelling Zuidfront Vesting Holland uit betonnen kazematten en groepsschuilplaatsen. De brugkazematten Hollandsch Diep II, Willemsdorp I (bij de Moerdijkspoorbrug) en Willemsdorp II (bij de verkeersbrug) en de dubbele kazemat in het bruggenhoofd van de Moerdijkverkeersbrug zijn respectievelijk in 1936 en 1937 gebouwd, gericht op de verdediging van de twee Moerdijkbruggen.

Landgoed Amstelwyck en Landgoed Gravensteyn fungeerden als Nederlandse militaire stafkwartieren. Amstelwyck functioneerde ook als pionierspark van waaruit de bouw van de linie-versterkingen werd gecoördineerd en had 4 groepsschuilplaatsen.

De linie van betonnen groepsschuilplaatsen van het type P (piramide) linie liep over het hele Eiland van Dordrecht en verder over de Hoeksche Waard richting de Noordzee. De groepsschuilplaatsen zijn tussen november 1939 en maart 1940 gebouwd en waren niet volledig gereed op 10 mei 1940.

Linie = een ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengesloten of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen, zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen mijnenvelden en tankhindernissen.

Stelling = een min of meer zelfstandig stelsel van verdedigende opstellingen, al dan niet gebaseerd op permanente verdedigingswerken

Kazemat = een vrijstaand meestal betonnen en tot een verdedigingslinie behorende opstellingsplaats voor geschut of mitrailleurs; ook bunker genoemd. Het woord bunker is een Duitse aanduiding van een betonwerk dat voor militaire doeleinden wordt gebruikt.

Groepsschuilplaats = betonnen schuilplaats voor een groep van 12 man, als bescherming tijdens beschieting.

De linie bestond naast de kazematten uit totaal zeker 65 groepsschuilplaatsen lopend vanaf de Kop van het land tot aan de Dordtse Kil. Bij elke groepsschuilplaats werd van aarde en hout een geschutsopstelling voor een (lichte)mitrailleur gebouwd. Daarvóór werd een doorlopende prikkeldraadversperring aangelegd.

In het geval deze eerste linie werd doorbroken was een kleinere tweede linie aangelegd langs de oprukroutes Rijksstraatweg (bij Polder Oudendijk), Provincialeweg (bij kruising Zuidendijk) en de Noorderelsweg (vanaf sluis, langs Noorderelsweg de polder in).

Typen versterkingen

In de jaren 1936 en 1937 werden de voor de Strategische Voorzorgen vereiste maatregelen uitgevoerd: de bouw van de zware betonkazematten, genaamd rivierkazematten en bijbehorende wegversperringen en de verlichtingsinstallaties bij een aantal aangewezen rivierkruisingen van spoor- en verkeerswegen alsmede knooppunten van waterwegen. Omdat een permanente bezetting en bewaking van deze werken was vereist en het leger hiervoor onvoldoende capaciteit bezat werd deze taak onder gebracht bij een speciale legereenheid, het korps Politietroepen. In Willemsdorp werd in 1937 aan de Rijksstraatweg een nieuw kazernegebouw voor de Politietroepen gebouwd.

Tot de aanleg van onder andere de betonnen verdedigingslinie Zuidfront Vesting Holland werd besloten in 1939. In maart 1940 werd dit aanlegwerk al weer stopgezet: de in februari 1940 aangetreden generaal Winkelman in maart had namelijk besloten dat de Grebbelinie de hoofdweerstand van het Veldleger zou worden. Onder zijn voorganger generaal Reynders was dit nog de Vesting Holland Oost geweest.

Op het Eiland van Dordrecht zijn de groepsschuilplaatsen niet volledig afgewerkt: in het betonwerk ontbreekt vaak het betonnen afdakje boven de entree en ook het karakteristieke betonnen 'kopje' op het dak - voor de periscoop - ontbreekt vaak. Losse metalen onderdelen, zoals de deuren, zijn slechts bij hoge uitzondering geplaatst. De periscopen - een in Duitsland gefabriceerd en besteld product - zijn nooit geleverd.

Brug- of rivierkazematten Willemsdorp I en II (1936)

Langs het Zuidfront stonden bij Moerdijk én bij Keizersveer zware rivierkazematten. Drie zware kazematten stonden bij de Moerdijkbruggen zelf, en een vierde bij de oorsprong van de Kil aan de westoever. Deze kazematten stamden allen uit de tijd van vóór de mobilisatie (1935-1936). Ze behoorden tot de zogenoemde strategische beveiliging.

Twee rivierkazematten van het B-type, Willemsdorp I en II gelegen op de noordoever van het Hollandsch Diep-Nieuwe Merwede, werden gebouwd toen de Moerdijk verkeersbrug werd opgeleverd in 1936. Ze hadden beide een bewapening van een zware mitrailleur en een kanon van 5 no.2 (47 mm vuurmond). Kazemat Willemsdorp II, stond op het uiterste puntje van het landhoofd direct west van de verkeersbrug. Schootsveld was de brug zelf en het water ten westen van de brug. Kazemat Willemsdorp I (nr. 38 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart) staat 250 meter landinwaarts, direct ten westen van het spoor. Deze kazemat was specifiek bedoeld het spoor te dekken als ook het hele landhoofd in zuidelijke richting.

Ongeveer ter hoogte van de pier die op 250 meter van het noordelijk landhoofd van de Moerdijkbruggen in het Hollandsch Diep lag is een zware, dubbele mitrailleurkazemat in de pijler gebouwd (nr. 41 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart). Zij hadden vuurrichting Hollands Diep (oost en west). Tevens kon vanuit deze positie - op de pier - de verkeersbrug worden verdedigd door zware machinegeweren op het wegdek te plaatsen. Wapens en bediening waren hiervoor aanwezig.

De drie (feitelijk vier) noordelijke Moerdijk kazematten ontbeerden allen een schietgat aan de achterzijde. Ze waren geheel ingericht op het Zuidfront.

Zware mitrailleurkazematten Hollands Diep I en II (1937)

Hollands Diep I en Hollands Diep II zijn twee VIS- zware mitrailleurkazematten. Hollands Diep I, stond in de Hoekse Waard aan de splitsing Hollands Diep / Dordtse Kil. Het had een schootsveld over het water en kon tevens vuur uitbrengen op de verkeersbrug. Hollands Diep II (nr. 40 in de beschrijvingen en op de overzichtskaart), staat op het uiterste puntje van het Eiland van Dordrecht, direct ten oosten van de spoorbrug. Deze kazemat had een schootsveld dat het water ten oosten van de brug dekte alsmede de spoorbrug zelf. Beide kazematten waren bewapend met een zware zogenoemde Schwarzlose mitrailleur. Ze konden kruisvuur uitbrengen op het noordelijk deel van de verkeersbrug.

Groepsschuilplaatsen (1939-1940)

Langs de oevers van het Hollandsch Diep en langs de zuidoostzijde van het Eiland van Dordt waren om de zoveel honderd meter betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd. De bijnaam piramide was een afgeleide van de vorm. Het waren betonnen bouwsels zonder wapenpunt.

Op enkele andere punten, zoals de Commando Post (CP) Vak Wieldrecht bij Amstelwijck (vier stuks) en een sector ten noorden van Willemsdorp, waren nog enkele van deze kazematten geconstrueerd. De meeste waren gebouwd om duurbeschieting door 15 cm houwitsers te kunnen weerstaan. Ze boden bescherming aan maximaal 12 man, de reden dat ze als groepsschuilplaats werden aangeduid. Op het Eiland van Dordrecht alleen al werden er ruim 65 gebouwd. Dat was niet overdadig als men bedenkt dat daarmee het gehele front van Willemsdorp tot aan het noordoosten slechts schuilplekken bood aan zo'n 700 man. Daarbij was een deel niet eens aan de oevers gebouwd, zodat de schuilcapaciteit aan de feitelijk te verdedigen grens van het Zuidfront nog lager uitviel.

De troepen die hier de aarden/houten mitrailleurnesten bemanden konden schuilen in deze betonnen versterkingen. De betonnen groepsschuilplaatsen waren echter slechts berekend op een veiligheidsbezetting, en niet op de capaciteit die gevraagd werd nadat Brigade C in april 1940 als oorlogsbezetting was aangevoerd. Zodoende was het aantal schuilplaatsen ruimschoots onvoldoende voor alle troepen. Langs de buitenzijde van de dijk - in de Hoekse Waard en op het Eiland - was verder een enkelvoudige prikkeldraad-of hekversperring aangebracht.

Algemene beschrijving van de kazematten (nrs. 38, 40 en 41)

De rivierkazematten werden gebouwd in het kader van de Strategische Voorzorgen. De bouw waartoe in 1935 werd besloten, vond in de jaren 1936 en 1937 plaats. Nadat de mogelijkheid van een kleine strategische overval was onderkend en erkend, werd geconcludeerd dat bij de overgangen over de grote rivieren en andere belangrijke waterwegen versterkingen nodig waren. De Generale Staf stelde daartoe een 'Bruggencommissie' in. Het ontwerp werd op basis van richtlijnen van het Technisch Bureau van de Inspectie der Genie uitgewerkt.

Er werd uitgegaan van eenzelfde concept, maar in de praktijk en door plaatselijke omstandigheden waren aanpassingen nodig en daardoor verschillen de rivierkazematten onderling. Het ontwerp voor de rivierkazematten week ook duidelijk af van de middelen die in de officiële Voorschriften Inrichten Stellingen (VIS) beschreven werden.

Uit het basisconcept ontstonden 3 basistypen.

  • Type A: kazemat met één verdieping, voor kanon en mitrailleur
  • Type B: kazemat met minimaal twee verdiepingen, voor kanon en mitrailleur (meestal bij ligging achter dijk of in uiterwaard)
  • Type C: doorgaans dubbelkazemat genoemd, voor meer dan één kanon en één mitrailleur

De bouw verliep voortvarend maar de inrichting ging aanzienlijk trager. Er moest naar goedkopere oplossingen gezocht worden en de aflevering van onderdelen uit het buitenland (waaronder Duitsland) werd getraineerd. Periscopen werden nooit afgeleverd.

Er werd bezuinigd op de aanleg van loopkatten voor het verplaatsen van het kanon, terwijl in de kazematten zelf plafondrails werden aangebracht. Binnen de kazematten bleek al snel onvoldoende ruimte voor munitie-opslag te zijn. Ook de verlichting was onvoldoende en de verwarming en de ventilatie waren gebrekkig. Er volgen in 1938 verbeteringsvoorstellen maar onbekend is of er aanpassingen zijn doorgevoerd.

De aanbesteding voor de bouw vond plaats bij openbare inschrijving. Voor de aannemers gold geheimhouding en de bouw vond plaats achter hoge schuttingen en vijfdraads prikkeldraadafrastering en er werden toegangsbewijzen gevraagd. Bouw en plaats waren publiek geheim, de indeling en detaillering van de bouwwerken bleef wel voor het grote publiek verborgen. Bouwtekeningen mochten niet gekopieerd worden en moesten na de oplevering ingeleverd worden.

De rivierkazemat Willemsdorp I is van het type B met twee verdiepingen (Willemsdorp II is gesloopt). De geraamde kosten voor de twee rivierkazematten waren destijds fl. 34.600.

In de oorlog is de brug- of rivierkazemat Willemsdorp I door de Duitsers hergebruikt en omgebouwd. De oorspronkelijke voorzijde (zuidkant) met twee schietopeningen voor kanon en mitrailleur werd de achterzijde waarbij één schietopening veranderde in een ingang. De oorspronkelijke achterzijde (noordkant) kreeg twee nieuwe schietopeningen en een groot afdak. Aan deze zijde werd ook een Duitse Tobruk bijgebouwd.

De zware mitrailleur of VIS-kazemat Hollandsch Diep II is ook omgebouwd en hergebruikt door de Duitsers en voorzien van een opstelling voor een Flugzeug Abwehr Kanone (FLAK-Stellung).

Algemene beschrijving groepsschuilplaats type P, 1939-1940

De groepsschuilplaats type P werd in 1939 ontwikkeld vanwege de noodzaak tijdens artilleriebeschietingen een onderkomen te verschaffen voor troepen in open en vlak terrein waar goede camouflage- en dekkingsmogelijkheden ontbraken. In tegenstelling tot een kazemat heeft een groepsschuilplaats geen actieve gevechtsfunctie: er zijn geen opstellingsplaatsen voor wapens als mitrailleurs of kanonnen.

De groepsschuilplaats kwam gewoonlijk tot stand in de directe nabijheid van reeds bestaande of in dezelfde tijd gerealiseerde kazematten, geschutsopstellingen, versterkingen of loopgraven. Doordat de loopgraven en andere (aard)werken later vrijwel overal zijn geëffend of gesloopt, liggen de betonnen schuilplaatsen tegenwoordig nogal eens voor een deel beneden het maaiveld.

De van oudsher geheel gesloten voorzijde of frontzijde van de groepsschuilplaatsen type P was in veel gevallen gedekt door aardwerken. Deze aardwerken zijn nu meestal niet meer aanwezig of nog slechts met moeite herkenbaar, maar met name op forten of in anderszins geaccidenteerd terrein zijn ze soms nog wel aanwezig.

Er zijn talrijke exemplaren van het type P gebouwd in inundeerbare gebieden, zoals ook op het Eiland van Dordrecht, waarbij aan de binnenzijde een trog of opvangbak voor inundatiewater aangebracht werd.

De groepsschuilplaats was een granaatvrije schuilplaats voor een infanterie gevechtsgroep van 10 tot 12 man. Deze lag nabij of geïntegreerd in opstellingen voor infanterie (groepsnesten); incidenteel waren ze in gebruik als commando- of verbindingspost (bijv. GSP nr. 21 aan de Zuidwestdijk in de beschrijvingen op de overzichtskaart).

De groepsschuilplaats is altijd onderdeel van een infanteriestelling. In de basis bestaat een stelling uit één of twee groepsschuilplaatsen, een gedekte opstelling voor een zware mitrailleur en twee of vier open wisselstellingen. In eerste instantie was het de bedoeling om alle mitrailleur opstellingen uit te voeren als gietstalen betonkazemat maar uit tijd- en materiaalgebrek zijn de stellingen in het Zuidfront opgebouwd uit hout en zandzakken en ontbreken de meeste wisselstellingen.

De groepsschuilplaatsen type P zijn gebouwd tussen november 1939 en maart 1940. Van de groepsschuilplaats type P zijn er totaal 700 gebouwd, waarvan 130 voor het Zuidfront Vesting Holland, waarvan zeker de helft op het Eiland van Dordrecht.

De groepsschuilplaats type P is gebouwd naar een gestandaardiseerd ontwerp in gewapend beton, heeft een rechthoekige plattegrond en een bovendekking met drie afgeschuinde zijden. De afschuiningen dienen ter afleiding van granaten en vliegtuigbommen. De ingang is meestal van de vijandelijke hoofdschootsrichting afgekeerd.

Een groepsschuilplaats is ca. 8,2 m lang, 6,5 m breed en 4,85 m hoog. De zichtbare hoogte boven het maaiveld varieert echter. De buitenmuren zijn 1,5 m dik, die aan de niet-afgeschuinde frontzijde 1,8 m en de binnenmuren 0,8 m, terwijl de bovendekking 2,15 m en de bodemplaat 0,9 m dik zijn. Deze diktes waren conform Voorschrift Inrichting Stellingen (VIS) een serie door de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in 1928-1934 uitgegeven handboeken, in dit geval voor een weerstandvermogen tegen een voortgezette beschieting met 21 cm brisantgranaten en enkele voltreffers van 28 cm (W 21-28). De afwachtingsruimte zelf is 3,5 m lang en 3,0 m breed. Er zijn ook lichtere (W 15-21) uitgevoerde exemplaren gebouwd die door de dunnere wanden en dekkingen kleiner zijn. Op het eiland van Dordrecht komen beide voor.

De beide blinde zijgevels én de achter- of keelzijde zijn tot op ongeveer 3 m hoogte verticaal uitgevoerd. Daarboven gaan deze gevels met een knik van ongeveer 45° naar binnen, om vervolgens over te gaan in een vlakke dekking. Rechts in de achter- of keelzijde is - op plaatselijk verschillende hoogte boven maaiveld - een (later al dan niet dichtgezette) meestal vierkante toegangsopening aanwezig. De in zijn geheel verticale, gesloten frontzijde weerspiegelt de hoeken van 45° en eindigt dus als een 'afgeknotte puntgevel'. In een aantal gevallen zijn in de gevel(s) ijzeren haken of beugels meegegoten die konden dienen ter bevestiging van camouflagemateriaal. De schuilplaatsen werden ook in camouflage beschilderd. Ook op het Eiland is dit getuige foto's gebeurd, maar daar is nu geen spoor meer van te vinden.

Boven de entree werd ter bescherming een betonnen afdakje aangebracht voor het afschampen van granaten. In het zuidelijk deel van het Oostfront werd normaliter boven de entree het jaar van fabricage - 1940 in het beton uitgespaard, maar ook plaatsing in de binnenmuur van de entree komt regelmatig voor.

De schuilplaats is voorzien van doorvoeren voor luchtventilatie (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan de ijzeren in -en uitlaatbuizen aan de achter- of keelzijde van de groepsschuilplaats), voor een telefoonverbinding en naar boven toe voor een uiteindelijk nooit geplaatste periscoop (aan de buitenzijde goed herkenbaar aan het betonnen conische 'kopje' op het platte dak).

Het interieur van de groepsschuilplaatsen type P bestaat uit een korte gang of portaal- meestal met een betonnen keermuur of balustrade en gewoonlijk enkele neergaande treden. Het portaal is voorzien van een drempel in verband met een eventueel hoog inundatiepeil en enkele kazematten hebben een extra trog of wateropvangbak onder aan de korte entreetrap. Het portaal wordt gevolgd door naar links gerichte 'sluis' die afgrendelbaar was door een tweede uit meerdere delen bestaande zware, stalen deur.

De stalen deuren waren driedelig, het middelste deel diende als noodluik in het geval de deur geblokkeerd zou raken. De deuren openden naar buiten zodat een eventuele explosiedruk de deur dicht zou drukken. Op het Eiland van Dordrecht lijken de stalen deuren - op een enkele uitzondering na - niet aanwezig te zijn geweest.

Het portaal kon ook dienen als sluis tegen strijdgassen. Verder werden portaal en 'sluis' ter verdediging tegen ongewenste bezoekers bestreken vanuit een schietgat vanuit de achterliggende afwachtingsruimte.

Via een tweede, vergelijkbare stalen deur kon rechtsom die achterliggende, vrijwel vierkante ruimte - de echte schuilplaats of afwachtingsruimte- worden bereikt. De op ruim twee meter boven vloerniveau gelegen plafonds zijn vlak en rechthoekig. In een aantal gevallen zijn nog interieuronderdelen aanwezig, zoals (resten van) de acht houten banken of een steun voor de mitrailleur voor de bewaking van de ingang.

Waardering

Cultuurhistorische waarde

De linie van het Zuidfront Vesting Holland herinnert in zijn geheel aan de strategische ligging van het Eiland van Dordrecht aan de Duitse aanvalsroute via Moerdijkbrug en Zwijndrechtse brug naar de belangrijke Vesting Holland en de heftige strijd die hier in de meidagen 1940 rond die bruggen is gevoerd.

De groepsschuilplaatsen zijn in de meidagen 1940 nauwelijks gebruikt door het Nederlandse leger maar wel door de bescherming zoekende inwoners van het Eiland. In 1944 en 1945 zijn ze gebruikt door het Duitse leger en opnieuw door de inwoners ter bescherming. De sporen van de beschietingen in de zuidelijkst gelegen schuilplaatsen laat zien dat dit nodig was.

Architectonische waarde

De kazematten zijn gebouwd volgens het in de Voorschriften Inrichten Stellingen of daarna door het ministerie van Defensie vastgestelde typen. Twee kazematten bij de Moerdijkbruggen - nrs. 38 en 40 - zijn door de Duitsers omgebouwd voor eigen gebruik. Met name deze ombouw heeft gezorgd voor een architectonische verbijzondering.

Er staan enkele groepsschuilplaatsen met afwijkingen van het standaardtype en dan met name vanwege buitendijkse ligging (Kop van het Land, nr. 1) of ligging in een inundatiegebied (Tongplaat, nrs. 13 t/m 18). Veel van de groepsschuilplaatsen tonen sporen van enigszins inferieur beton- en vlechtwerk. Dit kan wijzen op haastklussen i.v.m. de wijziging van de Nederlandse strategie in maart 1940. Ook de vele wel geplande, maar niet afgewerkte afdakjes lijken hier op te wijzen. De groepsschuilplaatsen zijn wat betreft inrichting/aankleding vrijwel allemaal onaf opgeleverd.

Elk voor zich zijn de groepsschuilplaatsen van weinig architectonische waarde, maar het vrijwel intacte ensemble van de verdedigingslinie wel.

Situering

Alle groepsschuilplaatsen liggen op strategische posities op het Eiland:

  • langs de zuidrand - meestal achter de dijk- van de Kop van het Land tot en met de Moerdijkbrug,
  • bij kruisingen van (polderontsluitings)wegen, dijken en spoorweg
  • bij sluizen/duikers en langs killen
  • bij het Nederlandse militaire stafkwartier Amstelwyck
  • en als tweede kleinere linie in oprukroutes: bij de kruisingen Rijksstraatweg-Polder Oudendijk en de kruising Provincialeweg en Zuidendijk.

De kazematten concentreren zich op de bruggenhoofden van de twee Moerdijkbruggen en werden bemand door Politietroepen die in een kazerne in Willemsdorp gehuisvest waren.

Gaafheid

De oorspronkelijke uitvoering van twee kazematten is door Duitse ombouw en hergebruik zeker aangetast, maar voegt daarmee een extra dimensie toe aan het verhaal van de verdedigingslinie. De dubbele kazemat in de verkeersbrug is eind jaren 70 van de 20e eeuw aangetast in verband met wijzigingen aan de brug, maar nog wel herkenbaar aanwezig.

Aan de groepsschuilplaatsen is weinig veranderd sinds ze - grotendeels onaf - opgeleverd zijn. Enkele laten relatief inferieur beton - en vlechtwerk zien en enkele zijn beschadigd door beschietingen. Deze sporen behoren tot de geschiedenis van de linie en leveren daardoor meerwaarde.

De betonconstructies lenen zich slecht voor wijzigingen, recente bij- of aanbouwen komen af en toe voor. Vele zijn in gebruik als schuur voor opslag, enkele opnieuw als groepsschuilplaats maar dan voor vleermuizen.

Unieke waarde

De linie zet zich buiten het Eiland in westelijke richting voort via de Hoeksche Waard tot aan de Noordzeekust. Daar zijn veel minder betonwerken gespaard gebleven en die zijn niet meer als linie te ervaren. Vanaf de Moerdijkspoorbrug is een deel van de linie met 9 groepsschuilplaatsen aan de Buitendijk in één blik te vangen.

In 2004 is een speciale fietsroute langs een groot deel van de bunkerlinie uitgezet en in publicatie verschenen.

De groepsschuilplaatsen op zich zijn niet zeldzaam, maar de vrijwel intacte linie - met de het bruggenhoofd Moerdijk - is van grote waarde op regionaal/nationaal niveau. Het is het enige stuk linie in Nederland dat daadwerkelijk nog als linie bewaard is gebleven en zichtbaar te ervaren en te zien is. Het aansluitende deel van de linie in de Hoeksche Waard heeft nog slechts enkele verspreide schuilplaatsen. Daar zijn de meeste na de Watersnoodramp van 1953 en de toegenomen wens naar dijkveiligheid - versterking uit het landschap verdwenen.

Publicaties

  • Eiland van Dordrecht, fietsroute bunkerlinie, Bureau Monumentenzorg & Archeologie gemeente Dordrecht, 2004
  • Dordrecht in verdediging, achtergrondinformatie bij de fietstocht op 6 en 7 september 2014, Drs. C. Weltevrede en Ing. J. Schreuder, 2014

Bijlage


Externe links



Woont u in Dordrecht in een gemeentelijk- of rijksmonument en wilt u zelf ook een monumentenschildje op uw pand? Bestel hier een schildje (met of zonder QR code).